De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 3 april pagina 2

3 april 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 771 interpellatie in de Kamer plaats gehad, die tot niets anders leidde dan tot de verklaring van de regeering, dat zij de rechten van den Staat ook door de geestelijken zou doen eer biedigen. Het is voor de Fransche regeering naar het schijnt noodig, vooral na de laatste erisis, nu en dan een erg bar gezicht tegen de clericalen te zetten. Zoo erg gemeend is het echter niet, en dat weten de clericalen beter dan iemand anders. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Voorstellingen van het Thédtre Libre. De geschiedenis van Antoine, den directeur van het Thédtre Libre, is die van tal van groote tooneelspelers en tooneelspeelsters. Alsjongmensch voelde hij zich tot de planken aangetrokken en gaf den wensch te kennen acteur te worden. Zijn ouders, eenvoudige burgerlieden, in wier oog het tooneel een gruwel, de tooneelspeelkunst een uit vinding van den booze was, wilden van zijn plan nen niet hooren en bezorgden hem een baantje als klerk aan een Parijsche gasfabriek. De jonge man schreef zijn vingers krom en lam, doch bleef zgn oude idealen getrouw. Een liefhebberijgezelschap was, als zoo vaak, de overgang tot de echte planken. Nadat hij eenigen tijd met de dillettanten had gespeeld en zag, dat daar voor hem niets meer te doen was, daar men met zyn streven en opvattingen niet medeging, scheidde hij zich af en stichtte een eigen gezelschapje. Aldus ontstond het Thédtre Libre. De kwestie was het in stand te houden, het recht van bestaan, het levenskracht te geven. Te Parys wordt steeds, werd vooral toen, 1887, in hevige mate geklaagd, dat de tooneeldirecties de jonge schrijvers stelselmatig bemoeilijken en achter de schermen houden, dat de werken van bekende, beproefde dramaturgen zonder onderzoek ter vertooning worden aangenomen, die der jon geren of niet worden gelezen of met een paar banale opmerkingen geweigerd. Zola's roem en invloed hadden in die dagen hun hoogste punt bereikt; de klagende jongeren waren bijna allen zy'n aanhangers en volgelingen, bijna allen natu ralisten. De groote romanschrijver, die met het tooneel steeds overhoop heeft gelegen, kwam zijn jongen vrienden dapper te hulp en deed zijn oude klachten en bezwaren weder hooren. De jongeren weerde men, volgens hem, niet omdat zij jong, doch omdat zij zijn leerlingen waren, omdat zij het tooneel van de ijzeren banden van conventie en onnatuur wilden bevrijden, omdat zij de waarheid, en deze alleen, la me, toute la vie, ai:ec son frisson, avec sa largeur, acec sa puissance" daarop wilden brengen. Antoine, handig als een tooneeldirecteur in de p-erste plaats dient te zijn, begreep wat hem te doen stond. Hij kwam den jongeren en met hen Zola en zijn machtigen aanhang te gemoet, maakte zijn schouwburg tot een Ihédtre des jeunes, gaf hem daardoor karak ter en kleur. Door aanl!g en inspiratie was hij een voorstander van waarheid en eenvoud, van natuurlijkheid en oprechtheid in de tooneelspeel kunst; het naturalisme beoogde datzelfde in de tooneelschrijf kunst; was het wonder, dat zij bondgenooten werden ? Het Thédtre Libre heet voor alle genres open te staan, doet dat, heeft herhaaldelijk heeft de oude beer hem bemerkt of deze ziet hem met zijn kleine valsche oogen toor nig aan en vliegt in het volgende oogenblik, schuimbekkende van woede op het hok los. Daar ziet hij de opening, die tot de gewaan de vrijheid voert, hij rent er doorheen, de deur valt en... hij is gevangen. Op die wijze wordt voortgegaan tot er ongeveer vijf entwintig stuks van beiderlei kunne en ver schillenden leeftijd bijeen zijn. Daar komt reeds de houtvester aan. In de hand houdt hij een boek, schijnbaar het stamboek van zijn pleegkinderen. Nog steeds is hij aan het tellen en reke nen, doch de cijfers willen maar niet klop pen. «Totaal... zooveel; verleden jaar ge schoten ... zooveel; overleden . .. zooveel ; bijgekomen beeren .. . zooveel; zeugen . . . zooveel! Zum Donnerwetter ! Honderd stuks is te veel! Ik mag geen enkele jonge zeug leveren en mijn beste beeren gaan naar de bl...! «Hoeveel heb jij er ?" is zijn norsche vraag. «Vijfentwintig stuks, houtvester." «Laat eens zien ! Hm, is die oude knaap er ook bij ? Schrijf op : zesjarige beer, hoog 85 centimeter, zwaar 240 pond! Verder: driejarige beer, enz. De persoonsbeschrijving wordt evenals bij no. l met krijt op het hok aangeteekend en zoo gaat het voort. Zeugen, die nog tot voortteling geschikt zijn, worden met een vaderlijke vermaning van den hout vester weer losgelaten en ook biggen, wier lichaam nog geen schijf van genoegzame afmetingen aanbiedt voor beverige salonhanden, bekomen hun vrijheid terug. De overigen worden opgeladen en naar de rendczvousplaats gebracht. De houtvester begeeft zich naar de andere voederplaatsen, overal tellend en de geschiktste beesten uitzoekend, tot eindelijk het aantal slachtoffers vol is. Er zijn zelfs nog dertig stuks boven het vereischte getal voorhanden. «Men kan nooit weten, waarvoor zij goed zijn. Een jachtgeweer is geen knalbonbon en een wild varken geen adellijke dame, die zich het hof laat maken," bromt hij in zijn baard. Eerst laat in den nacht komt hij te huis. Met gelatenheid ontvangt hij de rapporten, dat de varkens in slaglinie opgesteld zijn en legt zich dan voor korten tijd ter ruste. niet-naturalistische, vaak zeer romantische werken vertoond; voor alles, in den grond is het de schouwburg van het naturalisme. Als zoodanig heeft het waarde en beteekenis, dit is zijn kracht en zijn steun. De materieele zijde der onderneming wist Antoine op niet minder voortreffelijke wijze te verzekeren. Door Zola's steun was het hem gemakkelijk het tjongevende publiek voor zich te winnen. Om tegen alle wisselvalligheid en onze kerheid gevrijwaard te zijn, maakte bij zijn schouw burg tot een vereeniging. Alleen de leden, de abonnenten hebben toegang tot de voorstellingen. Een abonnement voor een jaar kost 100 frs. Jaarlyks hebben 8 voorstellingen plaats. De stukken, allen nieuw, worden slechts eens vertoond, doch kunnen dan door andere schouwburgen worden overgenomen. Antoine is het om modelvoorstelltngen te doen; daarvoor heeft hij tijd, veel tijd noodig. Het Théatre Libre, in 1887 nederig en bescheiden begonnen, is tegenwoordig een onder neming van beteekenis. Alle critici wijden er hun aandacht aan. In het buitenland heelt het ruime navolging gevonden; Berlijn, Londen,Kopenhagen, misschien nog andere steden, bezitten een vrijen schouwburg". Tot heden woonde ik 3 van de 5 door het Théatre Libre in onze hoofdstad te geven voor stellingen bij. Zij hebben my versterkt in mijn gevoelen, dat het zoogenaamde naturalisme op het tooneel een onding is; zij hebben mij vervuld met buitengewone bewondering voor het talent, den kunstzin en de wilskracht van Antoine en zijn artisten. Op de 3 avonden kwamen 5 stukken voor het voetlicht; van deze voldeden 4 weinig, n, Blanchette, pièce en deux actes de Mr. Eug. Brieux. zeer. Voltaire schreef aan Rousseau naar aanleiding van diens Discours sur les sciences et les arts: 11 prend envie de marcher a quatre pattcs, quand on Ut votre ouvrage.''' Dienzelfden lust krijgt men als men stukken als Lécole des veufs, Leurs fiUes, La tante Léontine, La dupe ziet vertoonen. In deze worden de treurigste en stuitendate verhoudingen tusschen man en vrouw, de vieste en vunzigste toestanden uit de heele en halve wereld afgebeeld met een brutaal welbe hagen, een macabre luidruchtigheid, die ont stemt en ontzenuwt. Dat de vooze plekken in de maatschappij worden blootgelegd, de won den gepeild, is op zich zelf niet onzedelijk. Bijna alles kan op het tooneel gebracht worden; de kwestie is wie het doet, hoe men het doet. Het tooneel heeft nooit n mensch beter gemaakt; practisch nut ligt buiten zijn bereik, altemaSl waarheden als koeien; het is een vermaak; als zoo danig kan het echter edel en verderfelijk zijn. Het onzedelijke, het ontzedigende van stukken als de genoemde is, dat het al het betere in den mensch verzwijgt en ontkent, om het slechte en leslijke alleen te zien en te toonen, dat het alle moed tot en vreugde in het leven verstikt en ver schrompelt, dat zij ons op het eerste gezicht doen sidderen en verstommen, doch ook alleen op het eerste gezicht. Wie langer kijkt ziet de touv,'jr*, waarmede de marionetten bewogen worden, be merkt het gezochte, onware, onnatuurlijke van het zich noemende naturalisme. Deze tooneelspelen zijn niet alleen slecht als daad, ook zwak en gebrekkig als kunst. Zola heeft gezegd, dat de tooneelschrijf kunst een inferieure kunst is. Men zou hem gelijk moeten geven als het aan te nemen ware, dat dn wijze, waarop zijn aanhangers haar beoefenen, een ot de goede is. Men neme een stuk als L'école den veufs. In het eerste bedrijf wordt de vrouw van Mirelet, Lang voor het aanbreken van den dage raad gaat hij er weer op uit, gevolgd door koppels speur- en drijf honden ; bosch wach ters en drijvers wachten hem reeds. Orn te beginnen worden de hokken nog eens onderzocht. In een lange rij staan zij naast elkander, aan het oog onttrokken door bosch en struikgewas. De arme dieren zien er nog tamelijk overmoedig uit! Waar schijnlijk door honger gekweld, beproeven zij de kracht hunner tanden op de houten wanden van hun gevangenis. Medelijdend reikt de houtvester den een of anderen ouden bekende een handvol maïs toe, welk vriendscliapsbewys, naar 't schijnt zeer op prijs wordt gesteld. Daarop begeeft hij zich naar de»kansels" ??jagersuitdrukking voor de standplaatsen van waar de schutters dood en verderf pre diken. Een paar trappen voeren naar deze stevig gebouwde hutjes, die aan beide zijden van den door de zwijnen te volgen weg, zijn geplaatst, zoodanig, dat die van de eene zij ? . j tegenover de tusschenruimten van de andere zijn gelegen, het voorliggende bosch is opengekapt. De taak der schutters is nu om van uit deze goed gebarricadeerde huisjes de varkens neer te schieten, die over den breeden weg loopen : waarlijk geen al te groot kunststuk, wanneer men. den korten afstand en het vreedzame karakter dezer 'ti-ilde zwijnen in aanmerking neemt. Tot bescherming tegen weerspannige var kens, welke naar het hutje zouden kunnen verdwalen, brengt ieder jager nog een of twee dienaren mede, die met gevelde »saufcder" (speer tot het afmaken der zwijnen) dien beesten den toegang tot het allerhei ligste moeten beletten. Ook de kansels zijn in orde ; eenige tak ken, die te ver over den weg hangen, wor den afgesneden, de schietgaten geopend en met oen waardig gelaat maakt de houtvester zich gereed om de gasten te ontvangen. Van verre kan mon hen reeds hooren aankomen. Luid jachtgeschrccuw vermengt zich met de tonen der waldhoorns en doet den beangstigden varkens den schrik om 't harte slaan. Doch wacht, daar nadert de vorst! Op gedempten toon vraagt hij den hout een rijk geworden burgerman, begraven; in het tweede, 6 maanden later, heeft hij een maitres; in het derde geeft deze, Marguérite, den zoon boven den vader de voorkeur; in het vierde be merkt Mirelet dit en dreigt zijn zoon te zullen wegzenden; in het laatste verklaart Marguérite den zoon te zullen volgen, laat de vader zich tot de schandelykste concessies vinden, zoo Mar guérite hem slechts niet in den steek iaat. Is dit naturalistisch V Is het wonder dat men het natu ralisme vaak met de pornographie op «^én lijn heeft gesteld ? Wij worden gesteld voor feiten en toestanden, hartstochten en gemoedsbewegingen die iedere verklaring, iedere verduidelijking missen. In een naturalistischen roman zou men althans getracht hebben de karakters der personen uit afkomst en milieu te verklaren. Nu geeft men ze ons bot- en boutweg te slikken. Zulk een tooneelschryf kunst is zonder twijfel inferieur, doch wat bewijst dat? Als een kind zich in den vinger snijdt,is dat niet de schuld van het mes doch van het ki id. Photographie en reportage behooren overal thuis behalve in de kunst. Met brokken louter waarheid kan mende grootste onwaarheden opbou wen. De eerste eischen der tooneelschrijf kunst wor den door de naturalistische dramaturgen of niet ge kend of stelselmatig ontkend. Een tooneelschrijver dient ons aan de feiten en toestanden te doen gelooven, gebeurt dit niet, dan blijft ook de wer king uit, wij zien dan den jammeren ellende wel, doch worden er niet door bewogen, niet door ontzet of verslagen. Frapper fort en frapper juste is niet hetzelfde. De dramaturgen van het Théatre Libre zijn de slachtoffers van hun eigen koppig heid; niet om de, om hun waarheid is het hun te doen; hun temperament maakt zwart wat in de natuur vaak helder is. Georges Ancey, de schrijver van L'école des veufi" en La dupe" bezit zonder twijfel buitengewonen aanleg. Vooral het laatste bevat tal van op zich zelf spannende en voortreffelijk uitgewerkte tooneelen. Ancey zal zonder twijfel goede tooneelspelen schrijven, als zijn minachting voor de eischen vai het tooneel verdwenen, de ernst en de overtuiging gekomen zijn. De schryver van Blanchette bezat deze; daarom staat zijn tomeeispel, hoe eenvoudig en alledaagsch op zich-zelf, ver boven de brutale stukken van Ancey en Pierre Wolf. Blanchette is naturalistisch in den goeden zin van het woord; het tracht de werkelijkheid te verklaren en te verduidelijken, het wil waar zijn als geheel, niet in ieder spiertje en vezeltje. De inhoud is nieuw noch verrassend. Wie zich Siska van Roosemael" van Conscience nog herin nert, weet in hoofdzaak waar het op aankomt. Vader en moeder Rousset, boerenmensctien, die een kleine herberg hebben, gaven hun eenige doch ter Blanchette een opvoeding boven haar stand; zij is op kostschool geweest en komt met haar acte als onderwijzeres thuis. E ;n plaats als zoodanig heeft zij nog niet en zal zij voorloopig ook wel niet krijgen. Wat gebeuren moet, gebeurt. Blanchette is haar omgeving ontgroeid; in het ouderlijke huis gevoelt zij zich beangst, bekneld; zij denkt en voelt anders dan haar vader en haar moeder, eenvoudige, bekrompen, in den arbeid vergrijsde boerenlieden. Steeds duidelijker wordt het, dat het tusschen deze twee partijen tot een bot sing moet komen, dat een vonk voldoende zal zijn om den brand te doen uitslaan. Een onbe duidende oorzaak brengt het lang verwachte einde; om een lamp, die Blanchette haar vader ten geschenke geett, die zij dan stukgooit, om dat deze in zijn boerenkoppigheid de iamp door vester: «Hoeveel ?" «Honderd, Doorluchtigheid !" «Mooi! De Biickeburger zal opzien. Hij dacht dat er niet meer dan twintig geveld zouden worden! A propos, er zijn toch geen zeugen of biggen bij ?" «Neen, Doorluchtigheid, alleen volwassen beeren." «Goed ! Baginnen !" Het duurt niet lang of de heeren zijn na j veel complimenten in de hutjes verdwenen en de houtvester is naar de slaglinie terug gekeerd. Daar klinkt een hoornsignaal en het slachtersfeest zal een aanvang nemen. Op een teeken van den houtvester wordt een hok geopend en in wilde sprongen stort een zwijn naar buiten. Tegelijkertijd beginnen de drij vers met hun stokken tegen de hoornen te slaan en vangen hun geschreeuw aan ; eerst piano, want er moet comedie gespeeld wor den. De schutters verkeeren in den waan, dat de drijvers zich minstens op een half uur at'stands bevinden, terwijl zij in werke lijkheid op nog geen 500 pas, (licht achter de hokken hebben post gevat. Eerst langzamerhand gaat het geschreeuw over in crescendo en forto, om bij het einde in fortissimo furioso over het slagveld te schallen. Doch zoover zijn we nog niet. «Huss, huss, hussah. Sau ! ' Pang! Pang! klinkt het. «Waarschijnlijk gemist!" bromt de hout vester. »Xo. 2 los!" commandeert hij en ook het tweede dier verdwijnt knorrend in het j bosch. Weder vallen er schoten, die door den houtvester nauwkeurig worden geteld, daar hij weten moet hoeveel van de reserve er moet worden opgeofferd om het honderdtal vol te krijgen. Het eerste gedeelte van de drijf jacht is geëindigd ; vijfentwintig stuks losgelaten. Thans kan de effectvolle slotapotheose be ginnen. Op een hoornsignaal zetten z'ch de drijvers in beweging. De losgelaten speur- en drijfhonden vermengen hun gehuil engeblafmet de stemmen der goed gedresseerde boeren en. als uit de hel losgebroken, stort zich de bende achter de kansels op de vrijgelaten varkens, die evenwel door de draadafsluiting in hun vlucht worden tegengehouden. midden zaagde, krijgen vader en dochter de hevigste ruzie, die hiermede eindigt, dat Blan chette het huis haars vaders ontloopt en deze zweert haar daar nooit weer te zullen bin nenlaten. De geschiedenis is eenvoudig. Brieux' verdienste is, dat hy ze door stemming en kleur in de karakterteekening en opeenvolging der too neelen boeiend en belangrijk wist te maken. Vooral het tweede bedrijf is voortreffelijk. De kloof tus schen ouders en dochter wordt met ieder tooneel wijder en dreigender, tot zij ten slotte onover komelijk blijkt. Ook hier heftigheid, twist en gekijf, oorvegen; toch worden wij niet ontstemd, omdat de personen voor ons leven, hun daden ons logisch, noodzakelijk, onvermijdelijk toeschijnen, omdat wij met hen medevoelen en medelijden. Oorspronkelijk ging het drama nog verder, had het drie in plaats van twee bedreven. Blan chette raakt op den slechten weg, verdient veel geld en wil haar ouders, die in geldverlegenheid zijn, bijspringen, doch wordt ook dan door haar va der verloochend en verjaagd. Het beeld der ouders werd door dit bedrijf misschien nog iets verdui delijkt; dat van Blanchette schijnt ons na de hys terische uitbarsting aan het slot van het tweede voltooid, compleet. Over vertolking, regie en mise en-scène zou ik kort kunnen zijn door te zeggen dat zij het vol maakte, of juister het bereikbare, niet zelden nabij kwamen. Over de beide laatsten het eerst. Iets nieuws brachten zij niet. Blijft er echter op het punt van regie en mise-en-scène na Sardou, wiens verdiensten in dit opzicht zelfs door Zola wor den gehuldigd, nog veel of gemakkelijk iets te doen? Het onvermijdelijk conventioneele in het telkens verspringen der personen, als de figuren op een schaakbord, zooveel mogelijk te verbloe men is en blijft de groote zaak. Vooral in La dupe, f) bedrijven, die tusschen 4 personen wor den afgespeeld, trof mij de smaak en vindingrykheid in het plaatsen en verplaatsen der spelers; het gezellige en huisel.,ke van het kleine met over leg gemeubelde salonnetje. In Blanchette viel de tooneelinrichting mij een beetje tegen; zijn de Fran sche herbergen zoo koud en ongezellig, met niets aan de muren dan een plaatje van Carnot en echtgenoote? Van de vertolking geldt bijna hetzelfde. Ook hier weinig nieuws, doch het voortreffelijke oude voortreffelijk in verhoogde mate. In Blanchette waren de dames Barny en Dulac als de moeder en de dochter, Antoine als de vader meesterlyk van het begin tot het einde, in ieder tooneel, in ieder gebaar, blik en woord. Püen zoo volkomen opgaan in de voor te stellen persoonlijkheid heb ik zelden aanschouwd. De goede sloof van een moeder, de koppige, sluwe vader, de verwende, prikkelbare dochter schenen te leven met hun eigen, volle, krachtige leven, liet duizelingwek kende slot zal ik niet spoedig vergeten; een uitbarsting van toorn, drift en woede, heb ik nooit aangrijpender zien weergeven dan Jeanne Dulac dat deed. Hoe zulk een effect te bereiken is, is mij onbegrijpelijk; het was aleof het tengere lichaam der jonge vrouw zou bezwijken onder de spanning der zenuwen, of de stem zou breken en in gruizel storten; het verduisteren en verklinken van toon en tempo aan het slot was verrukkelijk. In de minder uitvoerig besproken stukken toonden Mad. llunriot en de heer rand, en boven allen weer Antoine, zich artisten van buitengewone bekwaamheden. Het voortreffelijkst van alles was de vertolking echter als geheel, als massa en ensemble. Als samenspel zijn de vertooningen Niemand behoeft vrees te koesteren voor een verdwaalden kogel, want het is den schutters verboden om naar achteren te vuren. Hier zinkt een zwaar gewonde beer op de achterpooten neder; bloederig schuim loopt hem uit den geopenden muil en in zijn doodstrijd kastijdt hij met zijn vreeselijke slagtanden liet naastbijzijnd geboomte. De «Saut'eder" heeft hier gemakkelijk werk. Daar dringen zich licht gewonde of nog ongedeerde zwijnen opeen. Er helpt niets aan; zij moeten den weg tusschen de dreigende geweertrompen nog eenmaal afleggen. Knorrend schikken zij zich in hun noodlot, en bieden ten tweede male hun lichaam als schijf voor de handige 011 onhandige schutters. Zoo gaat het hoen en weer, tot eindelijk door de hoogadellijk slachters het bepaalde aantal is geveld. Bloedlucht en kruitdamp vervullen het woud en waar ns Varus, door Germaansche krijgers ingesloten, zijn leven liet, ont vliedt thans menige varkcnsziel den spekkigen boezem. Halali.' De slachting is afgeloopen. In den looppas stroomen de jagers (?) te zarnen. «Bravo! Goed geschoten graaf!" «Ze zijn er fameus op ingeloopen, excel lentie ?" «Wilt ge niet eens proeven, houtvester ? 't Is zeer oude cognac !" «Mijne heeren. mag ik u verzoeken mij te willen volgen om het geveld wild te bebczichtigen?" «Zeer gaarne." De houtvester stelt zich met zijn Door luchtigheid aan het hoofd van den tocht. Er worden zevenenncgentig stuks geteld. «Kolossaal! Enorm '." »Ja, zoo iets komt in Biickeburg niet voor," meent de Doorluchtigheid en zich glimlachend tot den houtvester omweiidend, zegt hij genadig: «Ik ben tevreden." Ivoeds lang zijn de gasten afgetrokken en is het jachtrumoer verstorven, doch de oude houtvester loopt nog steeds zuchtend door liet ontvolkte woud en roept in alle winden: »Woidemar, Woklemar, geef mij miju zwijnenlegioeneii weer!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl