Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 771
interpellatie in de Kamer plaats gehad, die
tot niets anders leidde dan tot de verklaring
van de regeering, dat zij de rechten van den
Staat ook door de geestelijken zou doen eer
biedigen. Het is voor de Fransche regeering
naar het schijnt noodig, vooral na de laatste
erisis, nu en dan een erg bar gezicht tegen
de clericalen te zetten. Zoo erg gemeend is
het echter niet, en dat weten de clericalen
beter dan iemand anders.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Voorstellingen van het
Thédtre Libre.
De geschiedenis van Antoine, den directeur van
het Thédtre Libre, is die van tal van groote
tooneelspelers en tooneelspeelsters. Alsjongmensch
voelde hij zich tot de planken aangetrokken en
gaf den wensch te kennen acteur te worden. Zijn
ouders, eenvoudige burgerlieden, in wier oog het
tooneel een gruwel, de tooneelspeelkunst een uit
vinding van den booze was, wilden van zijn plan
nen niet hooren en bezorgden hem een baantje
als klerk aan een Parijsche gasfabriek. De jonge
man schreef zijn vingers krom en lam, doch bleef
zgn oude idealen getrouw. Een
liefhebberijgezelschap was, als zoo vaak, de overgang tot de
echte planken. Nadat hij eenigen tijd met de
dillettanten had gespeeld en zag, dat daar voor
hem niets meer te doen was, daar men met
zyn streven en opvattingen niet medeging,
scheidde hij zich af en stichtte een eigen
gezelschapje. Aldus ontstond het Thédtre Libre.
De kwestie was het in stand te houden, het
recht van bestaan, het levenskracht te geven.
Te Parys wordt steeds, werd vooral toen, 1887,
in hevige mate geklaagd, dat de tooneeldirecties
de jonge schrijvers stelselmatig bemoeilijken en
achter de schermen houden, dat de werken van
bekende, beproefde dramaturgen zonder onderzoek
ter vertooning worden aangenomen, die der jon
geren of niet worden gelezen of met een paar
banale opmerkingen geweigerd. Zola's roem en
invloed hadden in die dagen hun hoogste punt
bereikt; de klagende jongeren waren bijna allen
zy'n aanhangers en volgelingen, bijna allen natu
ralisten. De groote romanschrijver, die met het
tooneel steeds overhoop heeft gelegen, kwam zijn
jongen vrienden dapper te hulp en deed zijn oude
klachten en bezwaren weder hooren. De jongeren
weerde men, volgens hem, niet omdat zij jong,
doch omdat zij zijn leerlingen waren, omdat zij het
tooneel van de ijzeren banden van conventie en
onnatuur wilden bevrijden, omdat zij de waarheid,
en deze alleen, la me, toute la vie, ai:ec son
frisson, avec sa largeur, acec sa puissance"
daarop wilden brengen. Antoine, handig als een
tooneeldirecteur in de p-erste plaats dient te zijn,
begreep wat hem te doen stond. Hij kwam den
jongeren en met hen Zola en zijn machtigen
aanhang te gemoet, maakte zijn schouwburg tot
een Ihédtre des jeunes, gaf hem daardoor karak
ter en kleur. Door aanl!g en inspiratie was hij
een voorstander van waarheid en eenvoud, van
natuurlijkheid en oprechtheid in de tooneelspeel
kunst; het naturalisme beoogde datzelfde in de
tooneelschrijf kunst; was het wonder, dat zij
bondgenooten werden ? Het Thédtre Libre heet voor alle
genres open te staan, doet dat, heeft herhaaldelijk
heeft de oude beer hem bemerkt of deze
ziet hem met zijn kleine valsche oogen toor
nig aan en vliegt in het volgende oogenblik,
schuimbekkende van woede op het hok los.
Daar ziet hij de opening, die tot de gewaan
de vrijheid voert, hij rent er doorheen, de
deur valt en... hij is gevangen. Op die
wijze wordt voortgegaan tot er ongeveer vijf
entwintig stuks van beiderlei kunne en ver
schillenden leeftijd bijeen zijn.
Daar komt reeds de houtvester aan. In
de hand houdt hij een boek, schijnbaar het
stamboek van zijn pleegkinderen.
Nog steeds is hij aan het tellen en reke
nen, doch de cijfers willen maar niet klop
pen. «Totaal... zooveel; verleden jaar ge
schoten ... zooveel; overleden . .. zooveel ;
bijgekomen beeren .. . zooveel; zeugen . . .
zooveel! Zum Donnerwetter ! Honderd stuks
is te veel! Ik mag geen enkele jonge zeug
leveren en mijn beste beeren gaan naar de
bl...!
«Hoeveel heb jij er ?" is zijn norsche vraag.
«Vijfentwintig stuks, houtvester."
«Laat eens zien ! Hm, is die oude knaap
er ook bij ? Schrijf op : zesjarige beer, hoog
85 centimeter, zwaar 240 pond! Verder:
driejarige beer, enz. De persoonsbeschrijving
wordt evenals bij no. l met krijt op het hok
aangeteekend en zoo gaat het voort. Zeugen,
die nog tot voortteling geschikt zijn, worden
met een vaderlijke vermaning van den hout
vester weer losgelaten en ook biggen, wier
lichaam nog geen schijf van genoegzame
afmetingen aanbiedt voor beverige
salonhanden, bekomen hun vrijheid terug. De
overigen worden opgeladen en naar de
rendczvousplaats gebracht. De houtvester begeeft
zich naar de andere voederplaatsen, overal
tellend en de geschiktste beesten uitzoekend,
tot eindelijk het aantal slachtoffers vol is.
Er zijn zelfs nog dertig stuks boven het
vereischte getal voorhanden.
«Men kan nooit weten, waarvoor zij goed
zijn. Een jachtgeweer is geen knalbonbon
en een wild varken geen adellijke dame, die
zich het hof laat maken," bromt hij in zijn
baard.
Eerst laat in den nacht komt hij te huis.
Met gelatenheid ontvangt hij de rapporten,
dat de varkens in slaglinie opgesteld zijn
en legt zich dan voor korten tijd ter ruste.
niet-naturalistische, vaak zeer romantische werken
vertoond; voor alles, in den grond is het de
schouwburg van het naturalisme. Als zoodanig
heeft het waarde en beteekenis, dit is zijn kracht
en zijn steun. De materieele zijde der onderneming
wist Antoine op niet minder voortreffelijke wijze
te verzekeren. Door Zola's steun was het hem
gemakkelijk het tjongevende publiek voor zich te
winnen. Om tegen alle wisselvalligheid en onze
kerheid gevrijwaard te zijn, maakte bij zijn schouw
burg tot een vereeniging. Alleen de leden, de
abonnenten hebben toegang tot de voorstellingen.
Een abonnement voor een jaar kost 100 frs.
Jaarlyks hebben 8 voorstellingen plaats. De stukken,
allen nieuw, worden slechts eens vertoond, doch
kunnen dan door andere schouwburgen worden
overgenomen. Antoine is het om
modelvoorstelltngen te doen; daarvoor heeft hij tijd, veel tijd
noodig. Het Théatre Libre, in 1887 nederig en
bescheiden begonnen, is tegenwoordig een onder
neming van beteekenis. Alle critici wijden er hun
aandacht aan. In het buitenland heelt het ruime
navolging gevonden; Berlijn, Londen,Kopenhagen,
misschien nog andere steden, bezitten een vrijen
schouwburg".
Tot heden woonde ik 3 van de 5 door het
Théatre Libre in onze hoofdstad te geven voor
stellingen bij. Zij hebben my versterkt in mijn
gevoelen, dat het zoogenaamde naturalisme op
het tooneel een onding is; zij hebben mij vervuld
met buitengewone bewondering voor het talent,
den kunstzin en de wilskracht van Antoine en
zijn artisten. Op de 3 avonden kwamen 5 stukken
voor het voetlicht; van deze voldeden 4 weinig,
n, Blanchette, pièce en deux actes de Mr. Eug.
Brieux. zeer. Voltaire schreef aan Rousseau naar
aanleiding van diens Discours sur les sciences et
les arts: 11 prend envie de marcher a quatre
pattcs, quand on Ut votre ouvrage.''' Dienzelfden
lust krijgt men als men stukken als Lécole des
veufs, Leurs fiUes, La tante Léontine, La dupe
ziet vertoonen. In deze worden de treurigste en
stuitendate verhoudingen tusschen man en vrouw,
de vieste en vunzigste toestanden uit de heele en
halve wereld afgebeeld met een brutaal welbe
hagen, een macabre luidruchtigheid, die ont
stemt en ontzenuwt. Dat de vooze plekken in
de maatschappij worden blootgelegd, de won
den gepeild, is op zich zelf niet onzedelijk.
Bijna alles kan op het tooneel gebracht worden;
de kwestie is wie het doet, hoe men het doet.
Het tooneel heeft nooit n mensch beter gemaakt;
practisch nut ligt buiten zijn bereik, altemaSl
waarheden als koeien; het is een vermaak; als zoo
danig kan het echter edel en verderfelijk zijn.
Het onzedelijke, het ontzedigende van stukken
als de genoemde is, dat het al het betere in den
mensch verzwijgt en ontkent, om het slechte en
leslijke alleen te zien en te toonen, dat het alle
moed tot en vreugde in het leven verstikt en ver
schrompelt, dat zij ons op het eerste gezicht doen
sidderen en verstommen, doch ook alleen op het
eerste gezicht. Wie langer kijkt ziet de touv,'jr*,
waarmede de marionetten bewogen worden, be
merkt het gezochte, onware, onnatuurlijke van
het zich noemende naturalisme. Deze
tooneelspelen zijn niet alleen slecht als daad, ook zwak
en gebrekkig als kunst.
Zola heeft gezegd, dat de tooneelschrijf kunst een
inferieure kunst is. Men zou hem gelijk moeten
geven als het aan te nemen ware, dat dn wijze,
waarop zijn aanhangers haar beoefenen, een ot de
goede is. Men neme een stuk als L'école den veufs.
In het eerste bedrijf wordt de vrouw van Mirelet,
Lang voor het aanbreken van den dage
raad gaat hij er weer op uit, gevolgd door
koppels speur- en drijf honden ; bosch wach
ters en drijvers wachten hem reeds.
Orn te beginnen worden de hokken nog
eens onderzocht. In een lange rij staan zij
naast elkander, aan het oog onttrokken door
bosch en struikgewas. De arme dieren zien
er nog tamelijk overmoedig uit! Waar
schijnlijk door honger gekweld, beproeven zij
de kracht hunner tanden op de houten
wanden van hun gevangenis.
Medelijdend reikt de houtvester den een
of anderen ouden bekende een handvol maïs
toe, welk vriendscliapsbewys, naar 't schijnt
zeer op prijs wordt gesteld.
Daarop begeeft hij zich naar de»kansels"
??jagersuitdrukking voor de standplaatsen
van waar de schutters dood en verderf pre
diken. Een paar trappen voeren naar deze
stevig gebouwde hutjes, die aan beide zijden
van den door de zwijnen te volgen weg, zijn
geplaatst, zoodanig, dat die van de eene zij
? . j
tegenover de tusschenruimten van de andere
zijn gelegen, het voorliggende bosch is
opengekapt.
De taak der schutters is nu om van uit
deze goed gebarricadeerde huisjes de varkens
neer te schieten, die over den breeden weg
loopen : waarlijk geen al te groot kunststuk,
wanneer men. den korten afstand en het
vreedzame karakter dezer 'ti-ilde zwijnen in
aanmerking neemt.
Tot bescherming tegen weerspannige var
kens, welke naar het hutje zouden kunnen
verdwalen, brengt ieder jager nog een of
twee dienaren mede, die met gevelde
»saufcder" (speer tot het afmaken der zwijnen)
dien beesten den toegang tot het allerhei
ligste moeten beletten.
Ook de kansels zijn in orde ; eenige tak
ken, die te ver over den weg hangen, wor
den afgesneden, de schietgaten geopend en
met oen waardig gelaat maakt de houtvester
zich gereed om de gasten te ontvangen.
Van verre kan mon hen reeds hooren
aankomen. Luid jachtgeschrccuw vermengt
zich met de tonen der waldhoorns en doet
den beangstigden varkens den schrik om 't
harte slaan.
Doch wacht, daar nadert de vorst!
Op gedempten toon vraagt hij den hout
een rijk geworden burgerman, begraven; in het
tweede, 6 maanden later, heeft hij een maitres;
in het derde geeft deze, Marguérite, den zoon
boven den vader de voorkeur; in het vierde be
merkt Mirelet dit en dreigt zijn zoon te zullen
wegzenden; in het laatste verklaart Marguérite
den zoon te zullen volgen, laat de vader zich
tot de schandelykste concessies vinden, zoo Mar
guérite hem slechts niet in den steek iaat. Is dit
naturalistisch V Is het wonder dat men het natu
ralisme vaak met de pornographie op «^én lijn
heeft gesteld ? Wij worden gesteld voor feiten en
toestanden, hartstochten en gemoedsbewegingen die
iedere verklaring, iedere verduidelijking missen.
In een naturalistischen roman zou men althans
getracht hebben de karakters der personen uit
afkomst en milieu te verklaren. Nu geeft men ze
ons bot- en boutweg te slikken. Zulk een
tooneelschryf kunst is zonder twijfel inferieur, doch
wat bewijst dat? Als een kind zich in den vinger
snijdt,is dat niet de schuld van het mes doch van het
ki id. Photographie en reportage behooren overal
thuis behalve in de kunst. Met brokken louter
waarheid kan mende grootste onwaarheden opbou
wen. De eerste eischen der tooneelschrijf kunst wor
den door de naturalistische dramaturgen of niet ge
kend of stelselmatig ontkend. Een tooneelschrijver
dient ons aan de feiten en toestanden te doen
gelooven, gebeurt dit niet, dan blijft ook de wer
king uit, wij zien dan den jammeren ellende wel,
doch worden er niet door bewogen, niet door
ontzet of verslagen. Frapper fort en frapper juste
is niet hetzelfde. De dramaturgen van het Théatre
Libre zijn de slachtoffers van hun eigen koppig
heid; niet om de, om hun waarheid is het hun
te doen; hun temperament maakt zwart wat in
de natuur vaak helder is. Georges Ancey, de
schrijver van L'école des veufi" en La dupe"
bezit zonder twijfel buitengewonen aanleg. Vooral
het laatste bevat tal van op zich zelf spannende
en voortreffelijk uitgewerkte tooneelen. Ancey zal
zonder twijfel goede tooneelspelen schrijven, als
zijn minachting voor de eischen vai het tooneel
verdwenen, de ernst en de overtuiging gekomen
zijn. De schryver van Blanchette bezat deze;
daarom staat zijn tomeeispel, hoe eenvoudig en
alledaagsch op zich-zelf, ver boven de brutale
stukken van Ancey en Pierre Wolf.
Blanchette is naturalistisch in den goeden zin
van het woord; het tracht de werkelijkheid te
verklaren en te verduidelijken, het wil waar zijn
als geheel, niet in ieder spiertje en vezeltje.
De inhoud is nieuw noch verrassend. Wie zich
Siska van Roosemael" van Conscience nog herin
nert, weet in hoofdzaak waar het op aankomt.
Vader en moeder Rousset, boerenmensctien, die
een kleine herberg hebben, gaven hun eenige doch
ter Blanchette een opvoeding boven haar stand; zij
is op kostschool geweest en komt met haar acte als
onderwijzeres thuis. E ;n plaats als zoodanig heeft
zij nog niet en zal zij voorloopig ook wel niet
krijgen. Wat gebeuren moet, gebeurt. Blanchette
is haar omgeving ontgroeid; in het ouderlijke
huis gevoelt zij zich beangst, bekneld; zij denkt
en voelt anders dan haar vader en haar moeder,
eenvoudige, bekrompen, in den arbeid vergrijsde
boerenlieden. Steeds duidelijker wordt het, dat
het tusschen deze twee partijen tot een bot
sing moet komen, dat een vonk voldoende zal
zijn om den brand te doen uitslaan. Een onbe
duidende oorzaak brengt het lang verwachte
einde; om een lamp, die Blanchette haar vader
ten geschenke geett, die zij dan stukgooit, om
dat deze in zijn boerenkoppigheid de iamp
door
vester: «Hoeveel ?"
«Honderd, Doorluchtigheid !"
«Mooi! De Biickeburger zal opzien. Hij
dacht dat er niet meer dan twintig geveld
zouden worden! A propos, er zijn toch geen
zeugen of biggen bij ?"
«Neen, Doorluchtigheid, alleen volwassen
beeren."
«Goed ! Baginnen !"
Het duurt niet lang of de heeren zijn na j
veel complimenten in de hutjes verdwenen
en de houtvester is naar de slaglinie terug
gekeerd.
Daar klinkt een hoornsignaal en het
slachtersfeest zal een aanvang nemen. Op een
teeken van den houtvester wordt een hok
geopend en in wilde sprongen stort een zwijn
naar buiten. Tegelijkertijd beginnen de drij
vers met hun stokken tegen de hoornen te
slaan en vangen hun geschreeuw aan ; eerst
piano, want er moet comedie gespeeld wor
den. De schutters verkeeren in den waan,
dat de drijvers zich minstens op een half
uur at'stands bevinden, terwijl zij in werke
lijkheid op nog geen 500 pas, (licht achter
de hokken hebben post gevat.
Eerst langzamerhand gaat het geschreeuw
over in crescendo en forto, om bij het einde
in fortissimo furioso over het slagveld te
schallen. Doch zoover zijn we nog niet.
«Huss, huss, hussah. Sau ! ' Pang! Pang!
klinkt het.
«Waarschijnlijk gemist!" bromt de hout
vester. »Xo. 2 los!" commandeert hij en ook
het tweede dier verdwijnt knorrend in het j
bosch. Weder vallen er schoten, die door den
houtvester nauwkeurig worden geteld, daar
hij weten moet hoeveel van de reserve er
moet worden opgeofferd om het honderdtal
vol te krijgen.
Het eerste gedeelte van de drijf jacht is
geëindigd ; vijfentwintig stuks losgelaten.
Thans kan de effectvolle slotapotheose be
ginnen.
Op een hoornsignaal zetten z'ch de drijvers
in beweging. De losgelaten speur- en
drijfhonden vermengen hun gehuil engeblafmet
de stemmen der goed gedresseerde boeren
en. als uit de hel losgebroken, stort zich de
bende achter de kansels op de vrijgelaten
varkens, die evenwel door de draadafsluiting
in hun vlucht worden tegengehouden.
midden zaagde, krijgen vader en dochter de
hevigste ruzie, die hiermede eindigt, dat Blan
chette het huis haars vaders ontloopt en deze
zweert haar daar nooit weer te zullen bin
nenlaten. De geschiedenis is eenvoudig. Brieux'
verdienste is, dat hy ze door stemming en kleur
in de karakterteekening en opeenvolging der too
neelen boeiend en belangrijk wist te maken. Vooral
het tweede bedrijf is voortreffelijk. De kloof tus
schen ouders en dochter wordt met ieder tooneel
wijder en dreigender, tot zij ten slotte onover
komelijk blijkt. Ook hier heftigheid, twist en
gekijf, oorvegen; toch worden wij niet ontstemd,
omdat de personen voor ons leven, hun daden
ons logisch, noodzakelijk, onvermijdelijk toeschijnen,
omdat wij met hen medevoelen en medelijden.
Oorspronkelijk ging het drama nog verder,
had het drie in plaats van twee bedreven. Blan
chette raakt op den slechten weg, verdient veel
geld en wil haar ouders, die in geldverlegenheid
zijn, bijspringen, doch wordt ook dan door haar va
der verloochend en verjaagd. Het beeld der ouders
werd door dit bedrijf misschien nog iets verdui
delijkt; dat van Blanchette schijnt ons na de hys
terische uitbarsting aan het slot van het tweede
voltooid, compleet.
Over vertolking, regie en mise en-scène zou ik
kort kunnen zijn door te zeggen dat zij het vol
maakte, of juister het bereikbare, niet zelden nabij
kwamen. Over de beide laatsten het eerst. Iets
nieuws brachten zij niet. Blijft er echter op het
punt van regie en mise-en-scène na Sardou, wiens
verdiensten in dit opzicht zelfs door Zola wor
den gehuldigd, nog veel of gemakkelijk iets te
doen? Het onvermijdelijk conventioneele in het
telkens verspringen der personen, als de figuren
op een schaakbord, zooveel mogelijk te verbloe
men is en blijft de groote zaak. Vooral in La
dupe, f) bedrijven, die tusschen 4 personen wor
den afgespeeld, trof mij de smaak en
vindingrykheid in het plaatsen en verplaatsen der spelers;
het gezellige en huisel.,ke van het kleine met over
leg gemeubelde salonnetje. In Blanchette viel de
tooneelinrichting mij een beetje tegen; zijn de Fran
sche herbergen zoo koud en ongezellig, met
niets aan de muren dan een plaatje van Carnot
en echtgenoote?
Van de vertolking geldt bijna hetzelfde. Ook
hier weinig nieuws, doch het voortreffelijke oude
voortreffelijk in verhoogde mate. In Blanchette
waren de dames Barny en Dulac als de moeder
en de dochter, Antoine als de vader meesterlyk
van het begin tot het einde, in ieder tooneel, in
ieder gebaar, blik en woord. Püen zoo volkomen
opgaan in de voor te stellen persoonlijkheid heb
ik zelden aanschouwd. De goede sloof van een
moeder, de koppige, sluwe vader, de verwende,
prikkelbare dochter schenen te leven met hun
eigen, volle, krachtige leven, liet duizelingwek
kende slot zal ik niet spoedig vergeten; een
uitbarsting van toorn, drift en woede, heb ik nooit
aangrijpender zien weergeven dan Jeanne Dulac
dat deed. Hoe zulk een effect te bereiken is, is
mij onbegrijpelijk; het was aleof het tengere
lichaam der jonge vrouw zou bezwijken onder de
spanning der zenuwen, of de stem zou breken en
in gruizel storten; het verduisteren en verklinken
van toon en tempo aan het slot was verrukkelijk.
In de minder uitvoerig besproken stukken toonden
Mad. llunriot en de heer rand, en boven allen
weer Antoine, zich artisten van buitengewone
bekwaamheden. Het voortreffelijkst van alles was
de vertolking echter als geheel, als massa en
ensemble. Als samenspel zijn de vertooningen
Niemand behoeft vrees te koesteren voor
een verdwaalden kogel, want het is den
schutters verboden om naar achteren te
vuren.
Hier zinkt een zwaar gewonde beer op
de achterpooten neder; bloederig schuim
loopt hem uit den geopenden muil en in zijn
doodstrijd kastijdt hij met zijn vreeselijke
slagtanden liet naastbijzijnd geboomte. De
«Saut'eder" heeft hier gemakkelijk werk.
Daar dringen zich licht gewonde of nog
ongedeerde zwijnen opeen. Er helpt niets aan;
zij moeten den weg tusschen de dreigende
geweertrompen nog eenmaal afleggen.
Knorrend schikken zij zich in hun noodlot,
en bieden ten tweede male hun lichaam als
schijf voor de handige 011 onhandige schutters.
Zoo gaat het hoen en weer, tot eindelijk
door de hoogadellijk slachters het bepaalde
aantal is geveld.
Bloedlucht en kruitdamp vervullen het
woud en waar ns Varus, door
Germaansche krijgers ingesloten, zijn leven liet, ont
vliedt thans menige varkcnsziel den
spekkigen boezem.
Halali.' De slachting is afgeloopen.
In den looppas stroomen de jagers (?) te
zarnen.
«Bravo! Goed geschoten graaf!"
«Ze zijn er fameus op ingeloopen, excel
lentie ?"
«Wilt ge niet eens proeven, houtvester ?
't Is zeer oude cognac !"
«Mijne heeren. mag ik u verzoeken mij
te willen volgen om het geveld wild te
bebczichtigen?"
«Zeer gaarne."
De houtvester stelt zich met zijn Door
luchtigheid aan het hoofd van den tocht.
Er worden zevenenncgentig stuks geteld.
«Kolossaal! Enorm '."
»Ja, zoo iets komt in Biickeburg niet
voor," meent de Doorluchtigheid en zich
glimlachend tot den houtvester omweiidend,
zegt hij genadig:
«Ik ben tevreden."
Ivoeds lang zijn de gasten afgetrokken en
is het jachtrumoer verstorven, doch de oude
houtvester loopt nog steeds zuchtend door
liet ontvolkte woud en roept in alle winden:
»Woidemar, Woklemar, geef mij miju
zwijnenlegioeneii weer!"