Historisch Archief 1877-1940
No. 771
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
boven iederen lof verheven. Tel directeur, tel
thédtre, zegt het Franscbe tooneelspreekwoord.
Welke factor in tooneelvertooningen een degelijke,
artistieke leiding is, hehben de voorstellingen van
het Thédtre Libre opnieuw bewezen. Mogen wij
er ons voordeel mee doen.
H. J. M.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Er is deze week zooveel voorgevallen, dat ik
met den besten wil riet binnen een bescheiden
ruimte blijven kan; Ik doe dus een beroep op het
?welwiller.d geduld van de lezers, hoewel ik het
meeste slechts moet aanstippen, omdat ik over
Le Chant de la Cloche, poëme et musique de Vin
cent d'lcdy, als zijnde een alhier onbekend werk
van een der meest begaafde Franeche componisten,
uitvoeiiger moet zijn.
In het laatst van de vorige week trad in het
CoEcertgebouw de violist Isaye op. Deze buiten
gewone virtuoos voldeed mij in muzikaal opzicht
thans beter dan een vorig jaar. Zijn spel was nu
soberder en toch zeer glansrijk. Vooral in het Con
cert van Saii t-Saëns, zoo brillant voor den solist,
kwam dit schitterend uit. Zijre gelijkmatigheid
van toon, zelfs in de hoogste posities op de
ondersnaren, die de violisten, als zijnde minder toe
gankelijke paden, vaak zorgvuldig mijden, is op
merkelijk. Eene Schotfche Fantasie van Max.
Bruch (nieuw) werd eveneens voortreffelijk ge
speeld. Dit stuk is voor viool dankbaar geschre
ven, doch door lengte en langdradigheid to weinig
boeiend.
De begeleiding van het orkest was voortreffelijk.
Ook de ouverture Anaereon van Cherubini en de !
CharfreAtciyzzauber van Wagner werden schoon j
vertolkt, in het eerste had ik in het crescendo l
van de strijkinstrumenten echter wat meer glans !
gewenscht.
In mijn volgend verslag kom ik uitvoeriger op
het orkest terug, als ik de uitvoering van de
compositiën van den in zijn land beroemden
Deenschen componist Emil Hartmann bespreek.
In twee uitvoeringen, namelijk een concert van
het zangkoor der Vrije Gemeente en een uitvoe
ring van Mej. Cateau Esser met bare, leerlingen
hoorde ik eene jonge violiste, Mej. Aaf je. de Lange
(leerlinge van het Conservatorium alhier) De
jonge dami! belooft eene zeer goede kunste
nares te worden. De artistieke omgeving waarin
züis opgegroeid, heeft op de richting van haar
talent natuurlijk veel invloed uitgeoefend, terwijl
haar leermeester, de heer Joseph Cramer, met
veel zorg en bekwaamheid voortgaat hare gaven
te ontwikkelen.
Uit hare wijze van spelen bespeurt meri dat zij
tevei s veel natuurlijk begrip van den muzikalen
inhoud van hetgeen zij voordraagt beeft. Zij
blijit den stijl van het stuk dat zij vertolkt
over het geheel steeds getrouw, en al speelt de
techniek haar nog wel eens parten (een gevolg |
van verklaaibare spanning bij het optreden) toont j
z\j toch dat hare muzikale ontwikkeling reeds
van befeekenis is, en dat tnch beschouw ik als
het gewichtigste. In deze richting (haar leer
meester kiest voor haar steeds werken waarin
het muzikale op den voorgrond staat en dit is
m. i. voortreffelijk gezien) voortstrevenele, heb ik
dus alle verwachting van hare muzikale toekomst.
Mej. Esser gaf onlangs een invitatie-concert
waarop ik met de voortreffelijke leerwijze van
die dame kennismaakte. Toen was ik echter alleen
als gast genoodigd en mocht er dus niet over
schrijven. Het is mij aangenaam thans in de
gelegenheid te zijn naar aanleiding van het con
cert waar zij met hare zang-leerlingen optrad, te
kurnen vermelden dat zoowel de koornummors
als vele solonummers blijk geven van de artistieke
zorg die mej. Esser aan haar onderwijs besteedt.
Van declamatie en dramatische uitdrukking en
zeggingskracht wordt vooral veel werk gemaakt.
Deze ook voor de moderne muziek zoo
hoogstgewichtige eigenschappen kwam vooral uit in°de
fragmenten uit Hans Sommpr's hoogst interessante
opera Lorelfij, vooral mej. W. zong de titelpartij
met groote warmte en kleur.
De dames Henriette en. Anna Boll (pianisten)
gaven eveneens een concert. Vroeger heb ik reeds
vermeld welke buitengewone eenheid dit zuster- j
paar in zamenspel heeft verkregen. Weinig zal
men dan ook bij twee spelers zoo volkomen ge
lijke opvatting en uitvoering kunnen hoorer. De
zoo moeielijke Variatie», van Sinding en de 2e
Rhapsodie van Liszt werden voortreffelijk gespeeld.
Het denkbeeld om een eftVctstukjo voor '2 piano's
unisono zoo te spelen dat men als het ware slechts
n piano hoort, is merkwaardig. Uit een oogpunt
.van kunst beschouwd, zou ik eene herhaling echter
niet durven aanbevelen.
Ook in de solovoordrachten deden beide dames
zich van zeer begaafde zijde kennen. Daaruit
bemerkte ik ook dat het karakter van beider
spel nog al uiteenloopt-. Te meer hulde moet
dus aan de verkregen resultaten in samenspel ge
bracht worden.
Mej Christine Veltman luisterde dit concert
door haren zang op schoone wijze op. Daar ik
de volgende week haar concert te behandelen heb.
stel ik mij voor. dan de eigenschappen van j
haren zang uitvoeriger te bespreken. j
De heer Hofmeester deed zich als violist hooren. j
Met groot genoegen hoorde ik dezen bescheiden, i
zeer degelijk ontwikkelden violist, weder in eene !
sonate en twee solonummers Met, verrassing hoorde
ik tevens zijne zeer sterk ontwikkelde en zekere
techniek. Over zijn goede artistieke eigenschappen
schreef ik vroeger reeds.
De uitvoering van Le clinnt de la Clodlie door |
de Zangvereeniging Excelsior onder leiding van
Mr. Viotta was eene zeer belangrijke gebeurtenis.
Het gold toch het werk van een jong componist
en dichter, die aan rijke fantasie groot meester
schap over de meest ingewikkelde vormen paart.
Ik heb reeds tijdens mijn verblijf te Parijs op
de beteekenis van de jong-Fransche richting, die
toen hier nog geheel onbekend was, herhaaldelijk
de aandacht gevestigd; ik behoef dus niet te
verzekeren dat ik met groote voldoening zie, hoe
langzamerhand de beste werken van die toon
zetters worden bekend gemaakt.
Met Schiller's lied heeft dit gedicht alleen
overeenkomst wat betreft de verschillende toestan
den waarin de klok een rol speelt.
Een kort overzicht van den inhoud, waarbij ik
tegelijk het karakter van de muziek aanteeken,
zal het duidelijkst beeld van dit werk kunnen
gever.
Proloog: Meester Wilhelm, een grijsaard, is
met zijn werklieden bezig de klok te gieten, die
alles zal overtreffen wat hij tot nu toe tot stand
bracht. Hij is oud en voelt de nadering vanden
dood. Nog eenmaal roept hij de oogenblikken
voor zijn geest waarin de klokken op zijn leven
hebben ingewerkt: de doop, de liefde, de over
winning en de nacht waarin hij zijn gestorven
bruid beweende.
In elemcntairen vorm zijn de leitmotieven, op
die toestanden doelende, reeds aangebracht.
D'Indy heeft op consequente wijze deze motie
ven bewerkt en verwerkt,, zonder den melodischen
stroom zijner fantasie aan banden te leggen.
liet eerste tableau geeft den doop van Wilhelm.
De klok klept vroolijk: het volk begeleidt die
tonen door een welkomstgroet, de priesters zingen
het Credo waarin de moeder haar kind hoopvol
aan de toekomst opdraagt en hoopt dat de wer
kelijkheid nooit ziji;e idealen zal verdooven. Er
zit muzikaal reeds zeer veel effect en uitdrukking
in dat gedeelte.
liet tweede deel, Amour, waar Wilhelm met
zijne bruid Lenore door de bosschen dwaalt, is
voortdurend warm en toch droomerig van stemming.
Het karakter verandert wanneer Lenore eerst
voor Wilhelm vreest die tot meester moet bevorderd
worden, en zich daarop haar droom herinnert, die
haar den dood voorspelde. Uit een poëtisch mu
zikaal oogpunt is dit nummer een der belangrijkste.
Het derde tableau is van geheel ander karak
ter. _ Al de corporatiën komen op om de be
kroning te vernemen. Alle zingen hun lied:
leerlooiers, smeden, kleermakers, graveurs en de
studenten met het karakteristieke:
Riches de beau savoir et toujours endettés,
Nous airaons l'amour et Virgile.
Op_rijke wijze zijn later al die motieven (ieder
op zich zelf karakteristiek) dooreengeweven en
geven een schitterend ensemble. Daarop volgt de
bekroning en met een vroolijk juichend slot
waarbij de klokken weerklinken, eindigt dit gedeelte.
Het vierde tableau is zeer fantastisch. Wilhelm
zit in den toren waar de klok wordt gegoten en
betreurt zijne bruid. Hij dreigt, moedeloos te
worden, want hij streeft naar het hoogste en
niemand begrijpt hem. r
Te middernacht, als Wilhelm bewusteloos neer
ligt, krijgt alles leven. De klokken beginnen zacht
jes te gonzen, de figuren worden levend, tot te
een ure allen vluchten.
Merkwaardig is deze muzikale schildering. Op
treffende wijze is het gegons van de klokken na
gebootst. De alten (waarbij een kinderkoor'i
zingen op een lagen toon e-klein terwijl de
dissoneerende bijtonen dit eigenaardig effect te weeg
brengen, daarbij het gegons van her klokkenkoor.
Plotseling gaan de stemmen, als her oen uur sla;,,',
met een snellen chromatischen loop naar beneden,
waardoor het wegvluchten wordt uitgedrukt. De'
droomgeesten hebben Wilhelm reeds in slaap ge
zongen met een schoon motief in E-dur (i/4 maat:
Viens f) nouf, la, nutt est ltrèi:e, waarop Lonore
verschijnt die hem voorspelt dat, als hij zijn
ideaal getrouw blijft, hij zal overwinnen. Dit ge
deelte staat m. i. muzikaal zeer hoog.
Het vijfde tableau, l'Incemiic, is vooral belang
rijk uit een oogpunt van instrumentatie. Roovers
hebben brand gesticht en nu wordt de verwarring
en angst geschilderd die zich van allen meester
maakt. Dit gfheele gedeelte kwam mij bij het
hooren vooral belangrijk voor uit het oogpunt
van klankcombinatie en polyphone bewerking.
Wilhelm verschijnt. Hij weet den moed op te wek
ken en stelt zich aan het hoofd van de burgers.
Met effectvolle koren besluit dit gedeelte.
In het zesde tafereel vinden wij Wilhelm zoo
als in den proloog. De klok is gereed, bij voelt
den dood naderen en draagt ann <!en hemel zijn
klok op, smeckende dat bij het weerklinken zijn
ziel, zijn geest in die klok moge gelegd worden.
Hij sterft.
De klok zal worden ingewijd. De wijze mannen
van het vak zeggen dat de klok niet deugt en
slecht gegoten is. Het volk begint reeds te twij
felen en wil Wilhelm's huis bestormen ; daar komt
het bericht van zijn dood, zijn lijk wordt naar
buiten gedragen en daar begint plotseling de
klepel te bewegen. Grooter worden de slingeringen.
tot op een vol en machtig de eerste toon weer
klinkt. Men huldigt het genie en met een zeer
schoon koor eindigt dit werk.
Men ziet dat, wat het hoofddenkbeeld aangaat,
er verwantschap is tusschen dit werk en
Wagner's Mintershiger. De scène nl. van het optreden
van de corporaties en de vitters in het laatste
tableau doet daaraan denken.
Vooral meesterlijk is de wijze waarop d'Indy
zijn kleur en klankeffecten heeft weten te vinden
en aan te brengen, terwijl vele plaatsen tevens
niet alleen van zijn groote begaafdheid en vin
ding, doch ook van zijn uitgebreide kennis ge
tuigen.
liet vierde en laatste tableau is bijzondor merk
waardig en meermalen kwam ik bij het hooren
zeer onder den indruk.
Over de uitvoering was de componist niet alloen
tevreden, doch zelfs verrast. Hij verhaalde mij dat
hij niet gedacht had zulk een voortreffelijk koor
en zulk een voor' reü'elijken leider als Viotta alhier
aan te tieffen. Ook het orkest hooft op schoone
wijze zijn taak vervuld. Wel beepeirde men dat
er bij de instrumentatie niet op den zwaren mas
sieven klark van onze koperinstrument en is gere
kend. (Hij de Fransche orkesten toch klinkt het
koper lichter, doorschijnender.)
Ik heb tot mijn leedwezen alleen de repetitie
en niet de uitvoering kunnen bijwonen. Die mar
cheerde echter reeds zoo voortreffelijk, dat het
succes van de uitvoering verzekerd is. Dat de
heer Viotta ondanks de treurige gebeurtenis in
zijn huis de uitvoering toch heeft gedirigeerd.
verdient bewondering en getuigt van groote
geestkracht.
Ken heerlijk zanger voor de partij van Wilhelm
is do heer Lafarge. Met schoon, beurtelings week
en krachtig geluid en veel zeggingskracht voerde
bij zijn van moeielijkheden overvloeiende partij
uit. Aan het slot wist hij bovendien een machtigen
indruk te maken. Ook is het tableau Amour
stond zijn zang zeer hoog.
Mej. Kempees heeft vooral het visioen met veel
uitdrukking gezongen. In het duet was hare stem
niet altijd week genoeg. Ook zong zij nu en dan
iets te hoog. In zeer korten tijd heeft zij deze
partij moeten instudeeren, bovendien was er zeer
veel goeds in hare voordracht, doch de behoefte
aan eene Fransche zangeres deed zich van tijd
gevoelen. Dit slaat niet op de begaafdheid of
bekwaamheid van de zangeres, doch op de kleur
van stem en uitdrukking. De heer Orelio heeft
de kleinere doch moeielijke partij op zeer lof
waardige wijze gezongen. Hij begint in dien stijl
beslist vorderingen te maken. Vooral bet laatste
gedeelte, waar hij de klok afkeurt, was zeer juist
getroffen, terwijl Mej. Wilson op verdienstelijke
wijze het kleine partijtje van de moeder zong.
Er waren Fransche componisten in de zaal
aanwezig, die van het succes van hun geestver
want wilden getuigen zijn. Allen waren vol lof
over hetgeen door Mr. Viotta's eminente bekwaam
heden was tot stand gebracht.
Ik sluit mij beslist bij die hulde aan en noem
de opvoering van dit werk een zeer gewichtig feit
in ons muziekleven.
VAN MlLl.lGKN.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
De gebeurtenis van de week is de
oude-Kunstauctie van het kabinet-Messchert-van-Vollenhoven
geweest. De vereeniging Rembrandt heeft er een
stouten slag geslagen. En of r,u feitelijk iteeVan
der Meer juist de som van 45,000 gulden waard
is, en of die Wouwerman dan zóó buitengemeen
was, lijkt mij hier de vraag niet alleen. Het feit
is dat de vereeniging Rembrandt ditmaal deugdelijk
getoond heett. dat het haar ernst is de restende
voortbrengselen onzer oude kunst, die uit het
land dreigen te gaan, hier te houden. En als zij
in deze voortdurend daadzakelijk op haar hoede
wil blijven, kan zij nog veel kwaads voorkomen.
Iets anders: Nu particulieren getoond hebben
wat een der zes zeldzame Van der Meers, (van
i die zes zeker niet de mooiste) die in ons
vader; laud bleven, hen waard is, dient toch de Stad
Amsterdam aan het in haar bezit zijnde zeer
mooie Vrouwtja uit de collectie van der Hoop
eens het noodige eener spoedeischende herstelling
te besteden.
Woensdag 30 is de jaarlijksche tentoonstelling
van teekeningen in Arti geopend. liet volgende
is voorloopig mij daarover verschaft:
Er zijn 144 nummers, veel gewoons, weinig
biJ zonders, goed gehangen, alles <) Inrampe.ln&e
[ kleine zaal is, door het wegnemen van schotten
1 het licht beter dan vroeger. Op den achterwand
is daar aan de bloemschilderessen een apart vak
bereid.
Prachtig is een aquarel van Jozef Israëls,
; 'kinderen in ztc, vroeger hier bcf-chrrvep, en
toebehnorend aan de firma Bnffa. Van Bosboom drie
teekeningen. Van Neuhnys een bekende aquarel.
Zonjen coor ile koe. lïauer. die hier vroeger niet
exposeerde, maar r.u lid werd, zond drie zeer
mooie teekeningen. Heel goed komt Wally Moes
uit met een pasteïteekeijing. Vcrdor vindt men
vertegenwoordigd Weissenbruch, ter Meulen, Kever,
Bastert, Haverman, Holst met oen heel opmer
kelijk pastei. Koster, Juffr. Sehwartze niet een
handig kinderportrefje. Mej. Kool, van der Valk,
j Muller, Karsen, Ja^en, Van der Waay bekende
j soort en Jcsjurun de Mei-quita met aard'ge
Irab' teekeningcn. Onroodig te zeggen dat J. en W.
i Maris, IJreitner, Witsen. Voerman, Tholer. Onr.es.
Is. Israi'ls, van Looy, Poggeubeek en zoo, worden
gemist.
Do stemhebbende leden van Arti, hebben goed
gevonden,Dinsdagavond,bij reglement s-meerder lieid.
j voor het lidmaatschap van hunnen rang te
drbal| lotecrcn, een der meest sincere eu bescheiden
j schilders van het jongere geslacht, J. Ed. Karsen,
j wiens minutieuze schilderijen op de exposities van
! Arti, terecht zeer mooi worden geplaatst. Xooals
'. men weet viel onlangs den heeren Witsen.
Wencke' bach en Ziicken reeds dezelfde onderscheiding te
i beurt.
Dinsdag 5 April, verkooping van de moderne
i schilderijen der collectie Mcsx'hert van
Vollen; hoven en de Montigny.
Zaterdag 2 April, opening van de tentoonstel
ling van schilderijen door werkende leden in den
! Haagschi'n Kunstlmng. De expositie van Gogh
komt eerst na deze. Toorop zal die nog hangen.
In het Panorama te Amsterdam opent
denzelfj den dag ecu ter.toonstelling van lier.ri Luijten
1 te Antwerpen.
Woensdag '! en Donderdag 7 April, kunstavond
in Puichri. De tableaux beloven veel.
Roger Marx prijst in zijn kroniek over do
Tnilt'l>en<l<Ditg te Parijs Jan Toorop als den persoon
lijken en krachtigcn colorist en ziet in Jan Verkade
een middcnceuwsche versieringszin. Voor een op
voering van Maeterlincks Se/it /ViHtrwi'.s te Parijs
in besloten kring, schildert Verkade eem scherm.
Voor een programma van liet Tlteatre il'Arl maakt
dezelfde een teekcning, Toorop gaat in den
Haag wonen. Do Bock volgt hem op als president
van de afdeeling schilderkunst van den Haagschen
Kunstkring.
De nieuwe Fransche directeur der Beaux Arts
doet inderdaad wat goeds. Hij kocht een Pissarro
en een Monet voor het Luxembourg, terwijl men
schijnt te denken over een Bernard en een Carricrc.
Aurier in een recent artikel over Claude Monot:
Licht te schilderen, i1; in kunst, het moet
herhaald worden, niet zoo zeer kap:tale zaak:
tegenwoordig doen dat a,lle schilders van den
'Salon, en zijn er al niet interessanter om dan in
den tijd toen zij in erwten en wagensmccr deden."
Aurier heeft gelijk, ook schilderkunst per
slot heeft men niet maar naar het uiterlijke te
beoordeelo.n.
Niet vriendelijk in zijn redactie is een door
denzelfden gegeven bericht.
Detaille, de Jonge Meester, de geestelijke zoon
van Meissonier, Detaille (Edouard), van zijn be
drijf veldslagen schilder (voor, onder en na) is
tot lid van de Academie des Beaux-Arts gekozen.
Hopen wij dat, voldaan over die eer, die hij ver
diende, hij zich voortaan rustig houden en niet
meer schilderen zal.
Te Haarlem wordt tegen den t\jd van 19 Mei
tot 12 Juni een tentoonstelling van enkel schil
derijen uitgeschreven, van karakter als de
invitatie-tentoonstellingen te Leiden en Utrecht
waren. Pretekst is het zeventigjarig bestaan van
Kunst zij ons doel. Schilders in de commissie
zijn Koster en Veldheer.
V.
DE NATURALISTISCHE ROMAN.
De opmerking, dat de naturalistische roman tot
het verleden behoort, begint zoo banaal te worden
dat men menschen die het leven van hunnen tijd
medeleven eigenlijk excutu moet vragen, als men
haar herhaalt. Toch is 't goed, dat nu en dan te
doen. omdat de kleine waarheden haren weg
schoorvoetende bewandelen en men haar in zijn
ongeduld soms een duwtje mag geven, als men
bevreesd i?, dat ze niet zullen komen waar ze
?wezen moeten: het leven van allen,
Want, niet waar? het licht der waarheid is,
zooals wij het kennen, niet een groote zon, maar
een heeleboel kleine lichten: op een gegeven.
moment men weet niet dadelijk hoe op
vlammend en zekeren tijd schijnend om dan plot
seling weer gedoofd of door een grcoter licht ge
absorbeerd te worden. Zulk e plotseling opkomende
lichten verrassen tal van menscben, die er dade
lijk aan brandgevaar bij denken en ze trachten
uit te blazen. Is 't noodig te zeggen, dat dit nooit
gelukt'? Maar dan, als zoo'n nieuw lichtje eenigen.
tijd geschenen heeft, raakt de voorzichtigste, de
vreesachtigste zelfs er aan gewoon en straks ziet
men hem, in den schijn van datzelfde licht, dat
hij eerst zoo gevaarlijk vond, heel kalm zijne
krant lezen.
Nu is de waarheid, dat de naturalistische roman
zijnen tijd heeft gehad, niet van dien aard om de
menschen te doen schrikken. Integendeel. Velen
zullen haar met vreugde begroeten.
*
* #
Maar om duidelijk te zeggen, hoe en waardoor
't gekomen is, dat de naturalistische litteratuur
thans geen discipelen van talent meer telt, moe
ten wij even nagaan hoe zij is ontstaan. Evenals
j alles is zij een terugslag op eene voorafgegane
actie.
't Is nauwelijks noodig het wezen der Roman
tiek te schetsen : een litteratuur van oppervlak
kigheid, maar in hooge ma'e onderhoudend, wel
luidend en soms zelfs aanpri'pend. Zij reeds werd
bezield door de zucht om de realiteit nabij te
komen: een zucht die in het Naturalisme een
onweerstaanbare drang is geworden. Hugo's voor
rede op Rini-THas heeft, om de neiging tot
reali\ tcit in de Romantiek te kur.nen corsfatocren.de
waarde van een bewijsstuk. Niet zonder zelfvol
doening wijst hij op de studie van geschiedenis,
| costuumkunde, heraldiek, die hij heeft doorloopen.
om in staat, te zijn dit drama te schrijven. De
: tijd was dus toen al voorbij, dat men dacht, dat
een auteur genoeg had aan papier, inkt, pen en
wat hersenen om een hoek te schrijven. Reeds
toen bleek voorafgaande studie van het
onder\ werp. dat men behandelen wilde, noodig. De eisch
van het werkelijk-geleefde" kwam later, maar
zelfs de Romantiek met hare roi flante frasen
zooals niemand ze zegt, hare hoogvliegende ge
voelens zooals niemand ze koestert, begreep toch
een ademtochtje van de realiteit noodig te hebben
{ om hare schepselen leven in te blazen.
t Geen wonder! De hartstocht van het reëele
j begon toen al de menschheid te doorglorien. Er
had zich een absoluut- veranderde denkwij/e
ge] openbaard met betrekking tot de ongeziene dingen.
: Natuurkundigen hadden reeds lang te voren de
[ geschiedenis en de wetten der natuur in s'rijd
gevonden met het, christelijk godsbegrip en hunne
! bevindingen worden allengs gemeen goed. Men
begon nadruk te leggen op de waarde van het
l stoffelijke leven. Het zanderige materialisme, dat
i elk begrip van n-stof buitensloot, was nog niet
i het bezit van allen, maar stoof zich toch met
iederen wind over het alledags leven uit. De
oude en schoone bijbelschc verhalen werden door
Strauss en door Rer.an aan felle critiek onder
worpen en M f onder de poëtische leugens "f onder
de opgesmukte banaliteit geclassificeerd. Taine
zette het ontleedmes zijner koele wijsbegeerte in
het algemeen menschelijke en liet het zien ont
daan van de huid van dichterlijke frasen, die
er in der eeuwen loop omheen was gegroeid.
Darwin stelde de formule van den strijd om het
bestaan en plantte den stamboom van den door
God geschapene over in een ontwikkelingskrachtig
protoplasma. Claude Bernard onderwierp het dier
lijk leven aan een systeem van experimenteel
onderzoek en kwam tot conclusiün die ieder door
hare nieuwheid verrasten, daar men er tot dus
verre niet van had durven droornen, dat ook het
dierlijk leven iets is als een chemische werking,
die men door bijvoeging of afneming van zekere
bfsfanddeelen kan wijzigen naar eigen wil. En.
l alsof dit alles niet genoeg was om de
mensch| heid. opdat oogenblik half in sluimering gewiegd
I door de welluidende frasen der Romantiek, van
de wijs te brengen, had Schopenhauer haar
gej drenkt met een alsemen en bedwelmend pessi
misme, dat zeer schoon is, maar tevens voor
zwakke hoofden en harten zeer gevaarlijk en
doodelijk voor het geloof, het leidend beginsel der
men&chheid.
* *
*
Dit alles is niet meer van onzen tijd en wij
staan er op genocgzamen afstard van verwijderd
om te mogfn constatecren, dat dit pessimistisch
j en naturalistisch mouvement der beschaving niet
j alleen groot en schoon is geweest, maar zelfs een
onmisbaar deel der Evolutie Maar dit erkennende,
hebben wij recht er op te wijzen, dat het dez
actie was die de naturalistische litteratuur hee
doen ontstaan.
Men vergist zich als men denkt, dat Emile
Zola er de profeet van is. Hij zelf heeft krachtig