De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 3 april pagina 3

3 april 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 771 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. boven iederen lof verheven. Tel directeur, tel thédtre, zegt het Franscbe tooneelspreekwoord. Welke factor in tooneelvertooningen een degelijke, artistieke leiding is, hehben de voorstellingen van het Thédtre Libre opnieuw bewezen. Mogen wij er ons voordeel mee doen. H. J. M. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Er is deze week zooveel voorgevallen, dat ik met den besten wil riet binnen een bescheiden ruimte blijven kan; Ik doe dus een beroep op het ?welwiller.d geduld van de lezers, hoewel ik het meeste slechts moet aanstippen, omdat ik over Le Chant de la Cloche, poëme et musique de Vin cent d'lcdy, als zijnde een alhier onbekend werk van een der meest begaafde Franeche componisten, uitvoeiiger moet zijn. In het laatst van de vorige week trad in het CoEcertgebouw de violist Isaye op. Deze buiten gewone virtuoos voldeed mij in muzikaal opzicht thans beter dan een vorig jaar. Zijn spel was nu soberder en toch zeer glansrijk. Vooral in het Con cert van Saii t-Saëns, zoo brillant voor den solist, kwam dit schitterend uit. Zijre gelijkmatigheid van toon, zelfs in de hoogste posities op de ondersnaren, die de violisten, als zijnde minder toe gankelijke paden, vaak zorgvuldig mijden, is op merkelijk. Eene Schotfche Fantasie van Max. Bruch (nieuw) werd eveneens voortreffelijk ge speeld. Dit stuk is voor viool dankbaar geschre ven, doch door lengte en langdradigheid to weinig boeiend. De begeleiding van het orkest was voortreffelijk. Ook de ouverture Anaereon van Cherubini en de ! CharfreAtciyzzauber van Wagner werden schoon j vertolkt, in het eerste had ik in het crescendo l van de strijkinstrumenten echter wat meer glans ! gewenscht. In mijn volgend verslag kom ik uitvoeriger op het orkest terug, als ik de uitvoering van de compositiën van den in zijn land beroemden Deenschen componist Emil Hartmann bespreek. In twee uitvoeringen, namelijk een concert van het zangkoor der Vrije Gemeente en een uitvoe ring van Mej. Cateau Esser met bare, leerlingen hoorde ik eene jonge violiste, Mej. Aaf je. de Lange (leerlinge van het Conservatorium alhier) De jonge dami! belooft eene zeer goede kunste nares te worden. De artistieke omgeving waarin züis opgegroeid, heeft op de richting van haar talent natuurlijk veel invloed uitgeoefend, terwijl haar leermeester, de heer Joseph Cramer, met veel zorg en bekwaamheid voortgaat hare gaven te ontwikkelen. Uit hare wijze van spelen bespeurt meri dat zij tevei s veel natuurlijk begrip van den muzikalen inhoud van hetgeen zij voordraagt beeft. Zij blijit den stijl van het stuk dat zij vertolkt over het geheel steeds getrouw, en al speelt de techniek haar nog wel eens parten (een gevolg | van verklaaibare spanning bij het optreden) toont j z\j toch dat hare muzikale ontwikkeling reeds van befeekenis is, en dat tnch beschouw ik als het gewichtigste. In deze richting (haar leer meester kiest voor haar steeds werken waarin het muzikale op den voorgrond staat en dit is m. i. voortreffelijk gezien) voortstrevenele, heb ik dus alle verwachting van hare muzikale toekomst. Mej. Esser gaf onlangs een invitatie-concert waarop ik met de voortreffelijke leerwijze van die dame kennismaakte. Toen was ik echter alleen als gast genoodigd en mocht er dus niet over schrijven. Het is mij aangenaam thans in de gelegenheid te zijn naar aanleiding van het con cert waar zij met hare zang-leerlingen optrad, te kurnen vermelden dat zoowel de koornummors als vele solonummers blijk geven van de artistieke zorg die mej. Esser aan haar onderwijs besteedt. Van declamatie en dramatische uitdrukking en zeggingskracht wordt vooral veel werk gemaakt. Deze ook voor de moderne muziek zoo hoogstgewichtige eigenschappen kwam vooral uit in°de fragmenten uit Hans Sommpr's hoogst interessante opera Lorelfij, vooral mej. W. zong de titelpartij met groote warmte en kleur. De dames Henriette en. Anna Boll (pianisten) gaven eveneens een concert. Vroeger heb ik reeds vermeld welke buitengewone eenheid dit zuster- j paar in zamenspel heeft verkregen. Weinig zal men dan ook bij twee spelers zoo volkomen ge lijke opvatting en uitvoering kunnen hoorer. De zoo moeielijke Variatie», van Sinding en de 2e Rhapsodie van Liszt werden voortreffelijk gespeeld. Het denkbeeld om een eftVctstukjo voor '2 piano's unisono zoo te spelen dat men als het ware slechts n piano hoort, is merkwaardig. Uit een oogpunt .van kunst beschouwd, zou ik eene herhaling echter niet durven aanbevelen. Ook in de solovoordrachten deden beide dames zich van zeer begaafde zijde kennen. Daaruit bemerkte ik ook dat het karakter van beider spel nog al uiteenloopt-. Te meer hulde moet dus aan de verkregen resultaten in samenspel ge bracht worden. Mej Christine Veltman luisterde dit concert door haren zang op schoone wijze op. Daar ik de volgende week haar concert te behandelen heb. stel ik mij voor. dan de eigenschappen van j haren zang uitvoeriger te bespreken. j De heer Hofmeester deed zich als violist hooren. j Met groot genoegen hoorde ik dezen bescheiden, i zeer degelijk ontwikkelden violist, weder in eene ! sonate en twee solonummers Met, verrassing hoorde ik tevens zijne zeer sterk ontwikkelde en zekere techniek. Over zijn goede artistieke eigenschappen schreef ik vroeger reeds. De uitvoering van Le clinnt de la Clodlie door | de Zangvereeniging Excelsior onder leiding van Mr. Viotta was eene zeer belangrijke gebeurtenis. Het gold toch het werk van een jong componist en dichter, die aan rijke fantasie groot meester schap over de meest ingewikkelde vormen paart. Ik heb reeds tijdens mijn verblijf te Parijs op de beteekenis van de jong-Fransche richting, die toen hier nog geheel onbekend was, herhaaldelijk de aandacht gevestigd; ik behoef dus niet te verzekeren dat ik met groote voldoening zie, hoe langzamerhand de beste werken van die toon zetters worden bekend gemaakt. Met Schiller's lied heeft dit gedicht alleen overeenkomst wat betreft de verschillende toestan den waarin de klok een rol speelt. Een kort overzicht van den inhoud, waarbij ik tegelijk het karakter van de muziek aanteeken, zal het duidelijkst beeld van dit werk kunnen gever. Proloog: Meester Wilhelm, een grijsaard, is met zijn werklieden bezig de klok te gieten, die alles zal overtreffen wat hij tot nu toe tot stand bracht. Hij is oud en voelt de nadering vanden dood. Nog eenmaal roept hij de oogenblikken voor zijn geest waarin de klokken op zijn leven hebben ingewerkt: de doop, de liefde, de over winning en de nacht waarin hij zijn gestorven bruid beweende. In elemcntairen vorm zijn de leitmotieven, op die toestanden doelende, reeds aangebracht. D'Indy heeft op consequente wijze deze motie ven bewerkt en verwerkt,, zonder den melodischen stroom zijner fantasie aan banden te leggen. liet eerste tableau geeft den doop van Wilhelm. De klok klept vroolijk: het volk begeleidt die tonen door een welkomstgroet, de priesters zingen het Credo waarin de moeder haar kind hoopvol aan de toekomst opdraagt en hoopt dat de wer kelijkheid nooit ziji;e idealen zal verdooven. Er zit muzikaal reeds zeer veel effect en uitdrukking in dat gedeelte. liet tweede deel, Amour, waar Wilhelm met zijne bruid Lenore door de bosschen dwaalt, is voortdurend warm en toch droomerig van stemming. Het karakter verandert wanneer Lenore eerst voor Wilhelm vreest die tot meester moet bevorderd worden, en zich daarop haar droom herinnert, die haar den dood voorspelde. Uit een poëtisch mu zikaal oogpunt is dit nummer een der belangrijkste. Het derde tableau is van geheel ander karak ter. _ Al de corporatiën komen op om de be kroning te vernemen. Alle zingen hun lied: leerlooiers, smeden, kleermakers, graveurs en de studenten met het karakteristieke: Riches de beau savoir et toujours endettés, Nous airaons l'amour et Virgile. Op_rijke wijze zijn later al die motieven (ieder op zich zelf karakteristiek) dooreengeweven en geven een schitterend ensemble. Daarop volgt de bekroning en met een vroolijk juichend slot waarbij de klokken weerklinken, eindigt dit gedeelte. Het vierde tableau is zeer fantastisch. Wilhelm zit in den toren waar de klok wordt gegoten en betreurt zijne bruid. Hij dreigt, moedeloos te worden, want hij streeft naar het hoogste en niemand begrijpt hem. r Te middernacht, als Wilhelm bewusteloos neer ligt, krijgt alles leven. De klokken beginnen zacht jes te gonzen, de figuren worden levend, tot te een ure allen vluchten. Merkwaardig is deze muzikale schildering. Op treffende wijze is het gegons van de klokken na gebootst. De alten (waarbij een kinderkoor'i zingen op een lagen toon e-klein terwijl de dissoneerende bijtonen dit eigenaardig effect te weeg brengen, daarbij het gegons van her klokkenkoor. Plotseling gaan de stemmen, als her oen uur sla;,,', met een snellen chromatischen loop naar beneden, waardoor het wegvluchten wordt uitgedrukt. De' droomgeesten hebben Wilhelm reeds in slaap ge zongen met een schoon motief in E-dur (i/4 maat: Viens f) nouf, la, nutt est ltrèi:e, waarop Lonore verschijnt die hem voorspelt dat, als hij zijn ideaal getrouw blijft, hij zal overwinnen. Dit ge deelte staat m. i. muzikaal zeer hoog. Het vijfde tableau, l'Incemiic, is vooral belang rijk uit een oogpunt van instrumentatie. Roovers hebben brand gesticht en nu wordt de verwarring en angst geschilderd die zich van allen meester maakt. Dit gfheele gedeelte kwam mij bij het hooren vooral belangrijk voor uit het oogpunt van klankcombinatie en polyphone bewerking. Wilhelm verschijnt. Hij weet den moed op te wek ken en stelt zich aan het hoofd van de burgers. Met effectvolle koren besluit dit gedeelte. In het zesde tafereel vinden wij Wilhelm zoo als in den proloog. De klok is gereed, bij voelt den dood naderen en draagt ann <!en hemel zijn klok op, smeckende dat bij het weerklinken zijn ziel, zijn geest in die klok moge gelegd worden. Hij sterft. De klok zal worden ingewijd. De wijze mannen van het vak zeggen dat de klok niet deugt en slecht gegoten is. Het volk begint reeds te twij felen en wil Wilhelm's huis bestormen ; daar komt het bericht van zijn dood, zijn lijk wordt naar buiten gedragen en daar begint plotseling de klepel te bewegen. Grooter worden de slingeringen. tot op een vol en machtig de eerste toon weer klinkt. Men huldigt het genie en met een zeer schoon koor eindigt dit werk. Men ziet dat, wat het hoofddenkbeeld aangaat, er verwantschap is tusschen dit werk en Wagner's Mintershiger. De scène nl. van het optreden van de corporaties en de vitters in het laatste tableau doet daaraan denken. Vooral meesterlijk is de wijze waarop d'Indy zijn kleur en klankeffecten heeft weten te vinden en aan te brengen, terwijl vele plaatsen tevens niet alleen van zijn groote begaafdheid en vin ding, doch ook van zijn uitgebreide kennis ge tuigen. liet vierde en laatste tableau is bijzondor merk waardig en meermalen kwam ik bij het hooren zeer onder den indruk. Over de uitvoering was de componist niet alloen tevreden, doch zelfs verrast. Hij verhaalde mij dat hij niet gedacht had zulk een voortreffelijk koor en zulk een voor' reü'elijken leider als Viotta alhier aan te tieffen. Ook het orkest hooft op schoone wijze zijn taak vervuld. Wel beepeirde men dat er bij de instrumentatie niet op den zwaren mas sieven klark van onze koperinstrument en is gere kend. (Hij de Fransche orkesten toch klinkt het koper lichter, doorschijnender.) Ik heb tot mijn leedwezen alleen de repetitie en niet de uitvoering kunnen bijwonen. Die mar cheerde echter reeds zoo voortreffelijk, dat het succes van de uitvoering verzekerd is. Dat de heer Viotta ondanks de treurige gebeurtenis in zijn huis de uitvoering toch heeft gedirigeerd. verdient bewondering en getuigt van groote geestkracht. Ken heerlijk zanger voor de partij van Wilhelm is do heer Lafarge. Met schoon, beurtelings week en krachtig geluid en veel zeggingskracht voerde bij zijn van moeielijkheden overvloeiende partij uit. Aan het slot wist hij bovendien een machtigen indruk te maken. Ook is het tableau Amour stond zijn zang zeer hoog. Mej. Kempees heeft vooral het visioen met veel uitdrukking gezongen. In het duet was hare stem niet altijd week genoeg. Ook zong zij nu en dan iets te hoog. In zeer korten tijd heeft zij deze partij moeten instudeeren, bovendien was er zeer veel goeds in hare voordracht, doch de behoefte aan eene Fransche zangeres deed zich van tijd gevoelen. Dit slaat niet op de begaafdheid of bekwaamheid van de zangeres, doch op de kleur van stem en uitdrukking. De heer Orelio heeft de kleinere doch moeielijke partij op zeer lof waardige wijze gezongen. Hij begint in dien stijl beslist vorderingen te maken. Vooral bet laatste gedeelte, waar hij de klok afkeurt, was zeer juist getroffen, terwijl Mej. Wilson op verdienstelijke wijze het kleine partijtje van de moeder zong. Er waren Fransche componisten in de zaal aanwezig, die van het succes van hun geestver want wilden getuigen zijn. Allen waren vol lof over hetgeen door Mr. Viotta's eminente bekwaam heden was tot stand gebracht. Ik sluit mij beslist bij die hulde aan en noem de opvoering van dit werk een zeer gewichtig feit in ons muziekleven. VAN MlLl.lGKN. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. De gebeurtenis van de week is de oude-Kunstauctie van het kabinet-Messchert-van-Vollenhoven geweest. De vereeniging Rembrandt heeft er een stouten slag geslagen. En of r,u feitelijk iteeVan der Meer juist de som van 45,000 gulden waard is, en of die Wouwerman dan zóó buitengemeen was, lijkt mij hier de vraag niet alleen. Het feit is dat de vereeniging Rembrandt ditmaal deugdelijk getoond heett. dat het haar ernst is de restende voortbrengselen onzer oude kunst, die uit het land dreigen te gaan, hier te houden. En als zij in deze voortdurend daadzakelijk op haar hoede wil blijven, kan zij nog veel kwaads voorkomen. Iets anders: Nu particulieren getoond hebben wat een der zes zeldzame Van der Meers, (van i die zes zeker niet de mooiste) die in ons vader; laud bleven, hen waard is, dient toch de Stad Amsterdam aan het in haar bezit zijnde zeer mooie Vrouwtja uit de collectie van der Hoop eens het noodige eener spoedeischende herstelling te besteden. Woensdag 30 is de jaarlijksche tentoonstelling van teekeningen in Arti geopend. liet volgende is voorloopig mij daarover verschaft: Er zijn 144 nummers, veel gewoons, weinig biJ zonders, goed gehangen, alles <) Inrampe.ln&e [ kleine zaal is, door het wegnemen van schotten 1 het licht beter dan vroeger. Op den achterwand is daar aan de bloemschilderessen een apart vak bereid. Prachtig is een aquarel van Jozef Israëls, ; 'kinderen in ztc, vroeger hier bcf-chrrvep, en toebehnorend aan de firma Bnffa. Van Bosboom drie teekeningen. Van Neuhnys een bekende aquarel. Zonjen coor ile koe. lïauer. die hier vroeger niet exposeerde, maar r.u lid werd, zond drie zeer mooie teekeningen. Heel goed komt Wally Moes uit met een pasteïteekeijing. Vcrdor vindt men vertegenwoordigd Weissenbruch, ter Meulen, Kever, Bastert, Haverman, Holst met oen heel opmer kelijk pastei. Koster, Juffr. Sehwartze niet een handig kinderportrefje. Mej. Kool, van der Valk, j Muller, Karsen, Ja^en, Van der Waay bekende j soort en Jcsjurun de Mei-quita met aard'ge Irab' teekeningcn. Onroodig te zeggen dat J. en W. i Maris, IJreitner, Witsen. Voerman, Tholer. Onr.es. Is. Israi'ls, van Looy, Poggeubeek en zoo, worden gemist. Do stemhebbende leden van Arti, hebben goed gevonden,Dinsdagavond,bij reglement s-meerder lieid. j voor het lidmaatschap van hunnen rang te drbal| lotecrcn, een der meest sincere eu bescheiden j schilders van het jongere geslacht, J. Ed. Karsen, j wiens minutieuze schilderijen op de exposities van ! Arti, terecht zeer mooi worden geplaatst. Xooals '. men weet viel onlangs den heeren Witsen. Wencke' bach en Ziicken reeds dezelfde onderscheiding te i beurt. Dinsdag 5 April, verkooping van de moderne i schilderijen der collectie Mcsx'hert van Vollen; hoven en de Montigny. Zaterdag 2 April, opening van de tentoonstel ling van schilderijen door werkende leden in den ! Haagschi'n Kunstlmng. De expositie van Gogh komt eerst na deze. Toorop zal die nog hangen. In het Panorama te Amsterdam opent denzelfj den dag ecu ter.toonstelling van lier.ri Luijten 1 te Antwerpen. Woensdag '! en Donderdag 7 April, kunstavond in Puichri. De tableaux beloven veel. Roger Marx prijst in zijn kroniek over do Tnilt'l>en<l<Ditg te Parijs Jan Toorop als den persoon lijken en krachtigcn colorist en ziet in Jan Verkade een middcnceuwsche versieringszin. Voor een op voering van Maeterlincks Se/it /ViHtrwi'.s te Parijs in besloten kring, schildert Verkade eem scherm. Voor een programma van liet Tlteatre il'Arl maakt dezelfde een teekcning, Toorop gaat in den Haag wonen. Do Bock volgt hem op als president van de afdeeling schilderkunst van den Haagschen Kunstkring. De nieuwe Fransche directeur der Beaux Arts doet inderdaad wat goeds. Hij kocht een Pissarro en een Monet voor het Luxembourg, terwijl men schijnt te denken over een Bernard en een Carricrc. Aurier in een recent artikel over Claude Monot: Licht te schilderen, i1; in kunst, het moet herhaald worden, niet zoo zeer kap:tale zaak: tegenwoordig doen dat a,lle schilders van den 'Salon, en zijn er al niet interessanter om dan in den tijd toen zij in erwten en wagensmccr deden." Aurier heeft gelijk, ook schilderkunst per slot heeft men niet maar naar het uiterlijke te beoordeelo.n. Niet vriendelijk in zijn redactie is een door denzelfden gegeven bericht. Detaille, de Jonge Meester, de geestelijke zoon van Meissonier, Detaille (Edouard), van zijn be drijf veldslagen schilder (voor, onder en na) is tot lid van de Academie des Beaux-Arts gekozen. Hopen wij dat, voldaan over die eer, die hij ver diende, hij zich voortaan rustig houden en niet meer schilderen zal. Te Haarlem wordt tegen den t\jd van 19 Mei tot 12 Juni een tentoonstelling van enkel schil derijen uitgeschreven, van karakter als de invitatie-tentoonstellingen te Leiden en Utrecht waren. Pretekst is het zeventigjarig bestaan van Kunst zij ons doel. Schilders in de commissie zijn Koster en Veldheer. V. DE NATURALISTISCHE ROMAN. De opmerking, dat de naturalistische roman tot het verleden behoort, begint zoo banaal te worden dat men menschen die het leven van hunnen tijd medeleven eigenlijk excutu moet vragen, als men haar herhaalt. Toch is 't goed, dat nu en dan te doen. omdat de kleine waarheden haren weg schoorvoetende bewandelen en men haar in zijn ongeduld soms een duwtje mag geven, als men bevreesd i?, dat ze niet zullen komen waar ze ?wezen moeten: het leven van allen, Want, niet waar? het licht der waarheid is, zooals wij het kennen, niet een groote zon, maar een heeleboel kleine lichten: op een gegeven. moment men weet niet dadelijk hoe op vlammend en zekeren tijd schijnend om dan plot seling weer gedoofd of door een grcoter licht ge absorbeerd te worden. Zulk e plotseling opkomende lichten verrassen tal van menscben, die er dade lijk aan brandgevaar bij denken en ze trachten uit te blazen. Is 't noodig te zeggen, dat dit nooit gelukt'? Maar dan, als zoo'n nieuw lichtje eenigen. tijd geschenen heeft, raakt de voorzichtigste, de vreesachtigste zelfs er aan gewoon en straks ziet men hem, in den schijn van datzelfde licht, dat hij eerst zoo gevaarlijk vond, heel kalm zijne krant lezen. Nu is de waarheid, dat de naturalistische roman zijnen tijd heeft gehad, niet van dien aard om de menschen te doen schrikken. Integendeel. Velen zullen haar met vreugde begroeten. * * # Maar om duidelijk te zeggen, hoe en waardoor 't gekomen is, dat de naturalistische litteratuur thans geen discipelen van talent meer telt, moe ten wij even nagaan hoe zij is ontstaan. Evenals j alles is zij een terugslag op eene voorafgegane actie. 't Is nauwelijks noodig het wezen der Roman tiek te schetsen : een litteratuur van oppervlak kigheid, maar in hooge ma'e onderhoudend, wel luidend en soms zelfs aanpri'pend. Zij reeds werd bezield door de zucht om de realiteit nabij te komen: een zucht die in het Naturalisme een onweerstaanbare drang is geworden. Hugo's voor rede op Rini-THas heeft, om de neiging tot reali\ tcit in de Romantiek te kur.nen corsfatocren.de waarde van een bewijsstuk. Niet zonder zelfvol doening wijst hij op de studie van geschiedenis, | costuumkunde, heraldiek, die hij heeft doorloopen. om in staat, te zijn dit drama te schrijven. De : tijd was dus toen al voorbij, dat men dacht, dat een auteur genoeg had aan papier, inkt, pen en wat hersenen om een hoek te schrijven. Reeds toen bleek voorafgaande studie van het onder\ werp. dat men behandelen wilde, noodig. De eisch van het werkelijk-geleefde" kwam later, maar zelfs de Romantiek met hare roi flante frasen zooals niemand ze zegt, hare hoogvliegende ge voelens zooals niemand ze koestert, begreep toch een ademtochtje van de realiteit noodig te hebben { om hare schepselen leven in te blazen. t Geen wonder! De hartstocht van het reëele j begon toen al de menschheid te doorglorien. Er had zich een absoluut- veranderde denkwij/e ge] openbaard met betrekking tot de ongeziene dingen. : Natuurkundigen hadden reeds lang te voren de [ geschiedenis en de wetten der natuur in s'rijd gevonden met het, christelijk godsbegrip en hunne ! bevindingen worden allengs gemeen goed. Men begon nadruk te leggen op de waarde van het l stoffelijke leven. Het zanderige materialisme, dat i elk begrip van n-stof buitensloot, was nog niet i het bezit van allen, maar stoof zich toch met iederen wind over het alledags leven uit. De oude en schoone bijbelschc verhalen werden door Strauss en door Rer.an aan felle critiek onder worpen en M f onder de poëtische leugens "f onder de opgesmukte banaliteit geclassificeerd. Taine zette het ontleedmes zijner koele wijsbegeerte in het algemeen menschelijke en liet het zien ont daan van de huid van dichterlijke frasen, die er in der eeuwen loop omheen was gegroeid. Darwin stelde de formule van den strijd om het bestaan en plantte den stamboom van den door God geschapene over in een ontwikkelingskrachtig protoplasma. Claude Bernard onderwierp het dier lijk leven aan een systeem van experimenteel onderzoek en kwam tot conclusiün die ieder door hare nieuwheid verrasten, daar men er tot dus verre niet van had durven droornen, dat ook het dierlijk leven iets is als een chemische werking, die men door bijvoeging of afneming van zekere bfsfanddeelen kan wijzigen naar eigen wil. En. l alsof dit alles niet genoeg was om de mensch| heid. opdat oogenblik half in sluimering gewiegd I door de welluidende frasen der Romantiek, van de wijs te brengen, had Schopenhauer haar gej drenkt met een alsemen en bedwelmend pessi misme, dat zeer schoon is, maar tevens voor zwakke hoofden en harten zeer gevaarlijk en doodelijk voor het geloof, het leidend beginsel der men&chheid. * * * Dit alles is niet meer van onzen tijd en wij staan er op genocgzamen afstard van verwijderd om te mogfn constatecren, dat dit pessimistisch j en naturalistisch mouvement der beschaving niet j alleen groot en schoon is geweest, maar zelfs een onmisbaar deel der Evolutie Maar dit erkennende, hebben wij recht er op te wijzen, dat het dez actie was die de naturalistische litteratuur hee doen ontstaan. Men vergist zich als men denkt, dat Emile Zola er de profeet van is. Hij zelf heeft krachtig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl