De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 3 april pagina 4

3 april 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.771 dit misverstand bestreden. Balzac had al twintig jaren vóór hem de litteratuur bezield door de begeerte om waar te zijn. Hy werd er in zjjnen t\jd geducht om uitgelachen. Naast de litteratuur van helden ridders, die met beurzen vol goudstukken loonden, met dolk of vergif deden straffen, indien het ridderlijk duel te verheven was voor hun doel; die met loutere galanterie liefhadden en met hooge rechtvaardig heid wraakten : menschen die altijd gekleed waren in fluweel en zijde en altijd versierd met parelen en juweelen alsof er in de wereld geen lastige crediteuren en onbetaalde rekeningen bestaan , naast die litteratuur geleek wat hy beschreef een afzichtelijke en onaesthetische samenleving. Zijne figuren waren helden noch ridders, tenminste geen d'Artagnans. Zij berekenden hunne financiën bij centiemen en als zij iemand met een scheel oog aanzagen riepen zy de hulp in van dolk noch vergif maar van meneer den commissaris van po litie. Zij hadden lief, zooals de menschen gewoon lijk liefhebben: of met de maag, of met het ver stand, soms ook met het hart. Als zij wraak na men, deden zij dat gewoonlijk op die leelijke, lang zame en onridderlijke wy'ze, waarop thans de menschen die wraak nemen gewoon zijn te han delen. En zij gingen allerminst in fluweel en zijde gekleed, maar, als zij welgesteld waren, in pro zaïsch laken en linnen en als zij arm waren in vieze en vuile lompen. Dat leek iets op de wer kelijkheid, maar de lezers waren daar toen nog minder van gediend dan heden. En bij deze beschouwingen heeft men op te letten, dat Balzac niet opgevoed was onder den invloed van materialistische filosofie en Evolutie leer. Dit waren wél de na hem komenden, was wel Emile Zola. Wat is dan verklaarbaarder dan dat hij, in de litteratuur het onmisbare verband houdende met den gedachtengang van zijnen tijd, nog een stap verder ging dan Balzac? Hij zou niet de groote kunstenaar zijn, die hy' is, indien hij niet de stemmen van zijnen tijd in eigen denken en ge voelen had hooren weerklinken. * * * Hij gevoelde waarschijnlijk aldus: de romanfcbryvers hebben tot dusverre hunne figuren be schouwd als zelfstandige wezens: menschen die, nu ja, ook een vader en moeder en zelfs een op voeding hebben gehad, maar die van deze elemen ten los z;jn en efn leven leiden, dat hun per soonlijk eigendom is. Die menfchen zijn goed of slecht, maar wat ze zijn, zijn ze heelemaal en door oorzaken waarmee men niet behoeft te rekenen. Die redeneeririg stond natuurlijk faliekant tegenover het materieele denken. Zola concipi eerde zijne werken in het bewustzijn, dat de menschen geen op zichzelf staande wezens zijn; dat zij ouders bezitten die aan het leven hunner kinderen reeds zekere richting gaven nog vóór dat deze geboren waren; dat zy. door die ouders werden opgevoed of verwaarloosd, maar altijd onder invloeden blijven, waaraan zij zich niet kunnen en zelfs niet willen onttrekken. En deze beschouwingen, opkomende in een temperament, door eere duistere en van armoede doortrokken jeugd verbitterd, werden bezield door de materia- ! listische en pessimistische denkbeelden, waarin zijn .geest ademde en gaven het leven aan dat naturalistische epos, dat onder den algemeenen titel van histoire naturelle et sociale d'une familie sous rEmpire een groot deel der menschheid heelt verontwaardigd er. verbaasd en een even groot deel tot geestdrift en bewondering heeft gestemd. Intusschen verwerkt het materialistische mouverrent zijne laatste krachten. Het tegenwoordige geslacht vervreemdde zich er van en wat men er thans nog van ziet bewegen is wat men ia den natuurleer de traagheidswerking rwmt en zich i hier ten lande uit in dat dageradisme, dat het op het hoofd gezette grove en banale geloof is van wetenschapsbeunhazen en zulk volk: niets anders dan de popularizeering van bestorven ideeën, iets als afleggertjes van de heeren, goed genoeg om nog wat door de knechts gedragen te worden, net zoolang tot ook deze er niet meer mee voor den dag durven komen. De reactie van die brutale filosofie, die van al wat er leeft en geleefd heeft en leven zal een chemisch proces maakte; die het onst( ftelijke in het leven wegcijferde of loochende en de moeder was van eene kunst, welke het dier in den mensch met onmeedooger.de waarheid schetste, maar geen gemoed had voor den in den mensch levenden en gel; die reactie is, dat de menschen met krach tiger drang nog dan vroeger het ideaal zoeken, dat de waarheid is. De generatie van heden deelt niet meer in het geloof der vaderen, onwankelbaar gelooft zij in de menschheid. Hoewel zij de na turalistische kunst bewonderen en in haar een inachtig-klinkende tijdstem vernemen, verwerpen de raenschen die thans dertig jaren tellen de een zijdigheid dier kunst-dualisten, leggen zij den klemtoon op het onstoffelijke levensbeginsel. Allengs zijn zij tot de erkenning gekomen, dat n het materialisme in de wijsbegeerte n het naturalisme in de kunst niet waar konden zijn, zöó geleidelijk tot die erkenning, dat zij gisteren insliepen overtuigd ijverige apostelen van beide te zijn en heden ontwaakten als geloovigen, als symbolisten-zelfs en zij zich plotseling herinner- l den, dat de twijfel aan de voortreffelijkheid dier vergane bespiegeling en verleden kunst reeds eer gisteren, reeds veel vroeger hun naar het ideaaldorstende gemoed is ingevloeid. En zij zijn nu weer kunstenaars, zooals men 't moét zijn : het hart gerperd voor het Oneindige, j In het jaar onzer Genade 1892 is er slechts plaats voor de kunst die het geestelijk leven van den mensch analyseert. Men mag daarbij niet eenzij dig zijn, moét er zelfs nadruk op leggen, dat Zola dit evenmin is en dat zijn werk bezield is door den geest der symboliek. Dit behoort te worden gezegd: in de kunst van heden mag niet het materieele element ge loochend worden. De mensch is geen enkelvoudige natuur. Hij is ten minste tweevoudig. Welnu, dien tweevoudigen aard vinde men terug in den roman van heden: den roman die de ziel ontleedt en daarbij aanwijst, waar zij onder den invloed van de stof leeft: de Psychologische roman. (Slot volyt.) A BACHELOK. MAURICE BOUCHOR. (Slot). Cecilia is dan tot den dood in het dierenperk ver oordeeld, maar is niet gefolterd geworden; de ge vangenbewaarder vertelt waarom: de koning heeft niet gewild dat haar heerlijk lichaam, dat hijzelf niet heeft durven aanraken, door beulshanden zal worden gekneusd. Hijzelf, de koning, komt Cecilia in hare gevangenis opzoeken; hij vraagt genade en zegt: Heb medelijden met mij, Cecilia; ik lijd. Luister; ik zal u niet dooden en in het geheim zult ge uwen God mogen bidden." Neen, ik moet voor den Christus openlijk getuigen." Nu, ge zult hem openlijk bidden; voor u zal ik de wetten des rijks trotseeren." Maar als Valerianus sterft, heb ik niet het recht te blijven leven." Welnu, ook Valeriaan zal ik sparen, als hij maar ver weggaat en u nooit weerziet." Hij is mijn echtgenoot voor God; waar hij gaat moet ik volgen/' Ongelukkige!" roept de tyran; ge hebt uw eigen vonnis gesproken; ja. ge zult sterven. Maar vooraf " Hij treedt op Cecilia toe en wil haar aangrijpen .... Op dit oogenblik treedt door den muur de gestalte van Valerianus als martelaar, bleek en bloedend, en zegt tot den koning: Laat haar en vertrek." De koning vloekt; hij zal Cecilia schandvlekken en haar aan het grauw uitleveren . -.. Maar plotseling klinken in de lucht de stemmen van wrekende engelen; de aarde opent zich en de koning verzinkt. Nu volgt de mooie scène. De twee gelieven blijven alleen. O mijn vriend', zegt Cecilia, uw gelaat ia met bloed bedropen.... Heeft uw geloof niet gewankeld te midden der pijnigingen?" Valeriaan antwoordt: Non, je croyais te voir. Pale, tu soupirais. Lort que je souffrais trop, ton soufflépur et frais Passait sur mon visage et dissipait mes fièvres; Même, une fois, mes yeux se sont clos sous tes lévres. De maagd antwoordt eenvoudig en treffend: Ce baiser douloureux, qu'en esprit tu m;us, Je te l'aurais donné, j'en atteste Jósus. En hij: O Cécile, combien cette parole est tendre! Zij weer: Enfin, je t'ai revu. J'étais lasse d'attendre. Et je me reprochais, moi. de ne point souffrir: Maintenant, il sera facile de mourir. Dan komt over hen het smartelijk gevoel van wat had kunnen geweest zy'n. Helaas!" zucht Valeriaan, wij zullen geen echtgenooten zijn ge weest; gij hadt moeder kunnen zijn.... Hoe ge lukkig waren wij geworden.. . . Maar God heeft immers den tyran gestraft. Wie zegt ons, dat Hij ons ook verder niet redden wil? O, wij zullen blij ven leven, iets in mij zegt het. Als de dood ge reed is ons aan te grijpen, waarom sidder ik van liefde, verlangen en vreugde?" O", antwoordt Cecilia, doe mij niet weifelen". Maar Valeriaan: Sois doucement troublée, Espëre; et si tu sens ta poitrine gorttée, Xe retiens pas tes pleurs, chére, les pleurs joyeux Qui montent lentement de ton cirur ii tes yeux. Cecilia verdedigt zich; hij dringt aan ; zij komt, sidderend, onder den invloed van zijn meeslependen hartstocht: Epargne moi, de gnlce. Une langueur me vient; je me sens toute lasse. Maar de cipier komt; de proconsul en de ver scheurende dieren wachten. Maar", zegt Valeri anus, alles is veranderd; de koning is dood; de aarde heeft hem verzwolgen, daar voor onze oogen.'' Al was dat zoo'', zegt de cipier, dan maakt dat nog geen verschil; want ik ken alleen mijn consigne, en de koning heeft gezegd. dat als hij er niet hij was. men het feest zonder hem beginnen zou." Het was de duivel die ons zooeven in verzoeking bracht," zegt Cecilia; nu komen wij tot ons zelven en zullen verheugd sterven." Gij hebt gelijk." zegt Valerianus, ik schaam mij over mijn afdwaling." Cecilia wordt het eerst weggeleid; Valeriaan is alleen gebleren en ziet kort daarop, door het gewelf en de muren der gevangenis, die door schijnend worden, haar, Cecilia. in den hemel, door twee engelen gesteund, met den stralenkrans om het hoofd, in het witte kleed der maagden, den rooden mantel der martelaren, haren vriend een palmtak reikend. De bekoring van de verzen ligt vooral in hun eenvoud, hun innigheid; de bekoring van het drama ligt in de vermenging van de naïeve heiligenlegende met de jonge, menschelijke liefde. Maurice Bouchor heeft veel beter dan de oude legende zelf. zijne Cecilia tot eene heilige ge maakt; hij laat Cecilia aan Valerianus niet na het huwelijk de liefde weigeren, maar haar vóór het huwelijk het martelaarschap kiezen on hem bckceren. Daarenboven heeft liij zich doordrongen. en zijn lezers weten (e doordringen van dat echt oud christelijke denkbeeld, de gemeenschap der heiligen en daardoor de begeerte om te sterven en te lijden. Die indruk moet zeer sterk ge maakt worden om Cecilia's strijd tussrhen martel dood en liefde op het oouenblik vóór den dood treffend te doen zijn; Cecilia is een heilige, maar zij is ook eene maagd die bemint en de schilde ring van deze liefde in haar strijd en heiligheid is uitmuntend. Valeriaan heeft eerst .lezus liet ter wille van Cecilia. en Cecilia blijft voortdurend Valeriaan lic! hebben. Is de begeerte om samen te sterven en elkaar in den hemel weer te vinden, om elkaar eenwig toe te bchooren, eigenlijk eene heme'iPche of eene aardsche liefde? Een oogcnblilt. vóór den door!, weten zij het zelf rauwelijks en deze mcnschclijkheid geeft aan hun lijden en dood zijn melancholische bekoring. Eigenlijk hebbon do chroniciueurs gevonden. «lat Maurice Bouchor hier van zijn marionetten wel wat veel gevergd had en dat zulke verzen wel de gestes en de gelaatsuitdrukking van werkekelijke acteurs waren waard geweest. Misschien was het dit, wat Maurice Bouchor vooral heeft willen bewijzen. De lllustration van 13 Februari had een artikel over de voorstellingen in het marionettentheater, met schetsen, voor en achter de coulissen. De vinding van het Petit Théatre is eigenlijk van Signoret, die het vier jaar geleden oprichtte ten genoegen van eenige jongelui; de eerste voorstel ling was eene vertaling van Aristophanes' Vogels, later kwamen Cervantes, Hroswitha en andere begravenen. Eerst Bouchor, Richepin, Pouchon heb ben (evenals Shakespeare, (Jie zijn Julius Caesar het eerst door marionetten deed opvoeren) de pupazzi gebruikt voor poëzie van hun tijd. De pop pen hebben ieder een vierkant hokje als voetstuk, een soort van stoof, die op rolletjes voortbewogen wordt en een dozijn draadjes bevat, van hoofd, ellebogen, handen, knieën, voeten, middel, enz. De koppen zijn door kunstenaars gesneden; men begrijpt dat het tekstboekje voor de machinisten uiterst uitvoerig is. Er is meer personeel achter het theater dan bij de meeste drama's; machinis ten, een orkest, harpisten, koor en een aantal voorlezers. Soms zijn er moeielijkheden, die men niet te boven komt. In Shakespeare's Tempest kon men Ferdinand en Miranda maar niet op de bank doen zitten; men nam toen de bank maar weg en liet hen toch zitten (?op een sofa en die was er niet1'), hetgeen aan het amusante der voorstel ling volstrekt niet hinderde. liet grootste succes is tot nog toe geweest voor Bouchor's Noèl en Tebie; ook de Légende de Kainte Cécile is nu reeds een paar weken op het réper toire en schijnt niet minder in den smaak te vallen. DE HOOFDSTEDEN DER WERELD. Les Capitales du Monde. No. l: Taris par Francois Coppée. Hachette & Cie. (Chaque livraison l franc.) De firma Hachette heeft reeds eenige weken ook in ons land bij duizenden exemplaren het prospectus verspreid van bovenvermelde uitgave, en spoedig volgde de eerste aflevering van het prachtwerk, dat natuurlijk begint met Parijs. liet is weer een van die uitgaven, waarvan de Franschen zoo den slag hebben. Zoo van die aardige, chique uitgaven, voor ieders smaak bere kend. Met plaatjes type Myrbach, Béraud, Forain, Detaille, Jeanniot, voor ietwat verwender smaak Renouard en Chéret e. a. En zonder nu alles te onderschrijven wat in het prospectus te lezen staat -- de firma Hachette doet ook aan reclame, zonder b. v. te willen verzekeren dat: Les Capi tales du Monde s'offrent au public comme un ouvrage d'art, comme u n livre durable rempli d'utiles enseignemen t s", kunnen wij deze aardige geïllustreerde causerieën met ge rustheid aanbevelen Causerieën is een beetje proleptisch gesproken, maar waar Camille Lemonnier over Brussel, Judilh Gautier over Tokio, Maurice Barros over Stockholm, Gaston Boissier over Rome, de Vogüover Petersburg. Sir Charles Dilke over j Londen, Carrnon Sy'va over iukarest, Ilavard | over Amsterdam zullen causeeren wij doen bier j slechts een greep kan men er toch vrij zeker van zijn iets artistieks te zullen lezen. Coppée opent de rij. Ec.ht op z'n Coppécsch, met een tintje sentimentaliteit en in het voorbij gaan, zelfs tweemaal, zijn gal uitspuwende tegen la tour Eiffel' en, la grande kc-rmesse de 188!)'', maar en som me toch zeer onderhoudend. Men vergete niet dat het slechts een causerie van 20 bladzijden moet zijn. Hij be-cbrijft niet het Paris monuinental, Ie Paria de luxe. Dat Parijs staat hem niets aan. De houlecardiers hij heeft er een afschuw van. Neen: c'ext dn Paris nitime, dont Ie charme est si pro fond et ui pt'rt.'trant, c'est de ceux qni y sont wc*, 'pn y rircnt cl rjiii l'aiment, qu'il idcJtera de parier de son mieux. Maar dan krijgen eerst de l'arijzenaars een veeg: zij helpen mekaar niet voort. De provincialen die naar Parijs komen, leveren 'm dat beter, en daarom roept hij den Parijzenaars waarschuwend toe: serres lef! rang?, r.e rons laissez pas trap enruliir." Maar als zij die veeg uit ile pan ge kregen hebben, dan doet hij precies a!s Demosthenes met zijn Athencrs, dan w-rden zij weer wat in de hoogte gestoken : ile Parijzenaars de goede dan altijd ?- - zijn hokvast en daar praat Coppée met heel aardige voorbeelden over. Kn zoo causeert bij verder wat over het mooie en het aantrekkelijke van de ., Ville Lninicre". en dan heeft hij het wie die over Parijs schrijft, zou dat eigenlijk vergeten'.-1 over die eigenaardi ge atmosfeer in Parijs. D'aillcitrs. t/ui donc oseruit reprocJier a itn, Parisien de s' (iliandonner ' ii toHn les caprices de sou imiujinalion'l Xerit-il pas dans Ie milieu Ie plus itrtc'llectnel i/n.i sont au monde? 11 y a de la, pens/'C dans l'air t/u'il respire La, mitlti/iitlc de, grands esprit* i/ui out r.'cii on '/ui i'ireid cncore ii Paris uut /</(s>v'. paur <:insi dirf, dans Ttdmofphi-re an-liamle tui peude Icurs yii'cs. Sniiple pttssant de la grande rille. In n'fis pas lonjours dn t/t'-nti'. ussitrcint'nt, tniiï.s in Italiites la iin'ntc riUe itiie lie.iuicoiip d'ltommt's de <li'»ir : lx les condoics duns la rite. In i'onnnis siivpli'. Oar, on nc pent ie 'nier. Ie l'ansieii a ff tloit snpïinic: il <:<tii}t>Yi nd l(*>tl, tl i' '.'<i»ijy, t'itd i tont df, s/tde: artinl meute 'jti'oti n'tiit /hu de j-nrler.'' En zoo praat ('opp(:o r.o^r over dit: en dat. kijk. lift gaat r<i"t diep. maar, wat drommels! een causorio is ^een liïosciisclie boschoir.u!1:;' en :';(.(*'ri i liiaatwerk bladert men toch ook niet door o:u ei' ] diepe gedachte uit <jp te M-lioriiinelen. y A R i A. PLASTISCHE KUNST. TOOXKKL EX Ml'/IEK. Li':TTI-:KEX EN WETENSCHAP. lii; VEHIv'OoPING VAX HET KAÜ1XET VAN LENNEP. Tot op het e-inde der vorige eeuw bezochten wel stced* vreeindelirtren de kur.stverkd.'iTi'iifïfri ten onzent, vooral als »gc-i:-(en van \or'-tclijlve por--onen, maar het grootste gedeelte der geveilde schilderijen bleef in ons land, en verwisselde alleen van eigenaars. Maar sedert hield de lust tot het aanleggen van een kabinet schilderijen op; de een e virzameling voor, de andere na, kwam onder den hamer en verdween met betrekkelijk weinig uitzonderingen over de grenzen. Hoe zeldzamer hier de kabinetten werden, des te grooter sommen werden door de vreemdelingen tegen elkander opgeboden. Deze week is er weer zulk een verzameling uiteengespat. Wat door zijn voorouders met zorg en bijzondere smaak is bijeen gegaard, en door latere familieleden met piëteit bewaard is, werd door mr. J. F. van Lennep verkocht. Geen won der dus, dat van heinde en verre kunstkoopers en verzamelaars zijn toegestroomd, om op 29 Maart 1.1. iets van den buit machtig te worden. De uitslag van de verkooping is voor ons nog buiten verwachting gunstig geweest, want de vereeniging Rembrandt", die zich het schoone doel gesteld heeft, zooveel mogelijk te verhinderen, dat voorname Hollandsche kunstwerken voor altijd over de grenzen worden gedragen, heeft zich dapper geweerd, en het is haar gelukt, vier der belangrijkste werken voor ons land behouden, Een luid bravo klonk door de zaal, telkens toen de afslager den voorzitter van Rembrandt" als kooper aanwees. Mogen dit geen ijdele klanken geweest zijn en de penningmeester van de vereeniging de klinkende bewijzen van deze bijvalsbetuigingen zien. Vooreerst de veelbesproken schilderij van den Delfschen Vermeer, die wel zware geldelijke offers gekost heeft, en door den kunsthandelaar Lesser uit Londen eerst losgelaten werd, toen Reuibrandts voorzitter f 41,000 bood. Dan een Wouwerman zooals we ze bijna nooit meer op verkoop ingen aantreffen (f 15,000), de Nieuwe Kerk te Delft van binnen door Gerard van Houckgeest (f 7500) en een gezicht op het Haarlemmermeer (niet het Spaarne, zooals de catalogus opgeeft) van Allert van Everdingen (f 1200). Jhr. van de Poll te Haarlem kocht het kleine buitengewoon fraaie stukje van 'Aert van der Neer (? 5400) en een Salomon van Ruisrlael (f 2700. Deze was niet uit de coll. v Lennep). De kunsthandelaar Lesser uit Londen, die te vergeefs wanhopige pogingen gedaan had, om den Vermeer machug te worden, stelde zich tevreden met een Jacob van Ruisdael (? 14.600) en een Adriaan van de Velde (/ 700). Verder werden door andere Engelsche kunstkoopers gekocht het prachtstukje van Gerard Dou (/' 7.600), de luit speelster van Willem van Mieris (/' 2600. Nu, dit verlies is niet te betreuren), de zwakke ter Borch (/' 4300) en een der zeestukken van Willem van de Velde (/' 5000), terwijl het juweeltje van Jan Steen voor den zeer billijke prijs van /'f)025 door de firma Fred. Muller & Co. voor Dublin werd aangekocht. De heer Kann uit Parijs wist zijn heerlijke ver zameling te verrijken met een der twee Wynants (/'(5000). De andere werd toegewezen aan den Parijschen kunsthandelaar Sedelmeier (?1700), even als de beide Dusarts (/'3000 en / 1575) en het gezicht op het Huis in 't Bosch door Joris van der Hagen (/'725. De beide laatste stukken wa ren niet uit de coll. v. Lennep). Van Duitsche kunstverzamelaars was slechts de heer Go!tvchall uit Loipzig tegenwoordig, die Wouwermans hoefsmid verwierf f/3100). De tirraa Fred. Muller & Co. kocht nog het derde stuk van Wouwerman (f 50(.'0). en de Frans van Mieris (?2850) terwijl aan onbekenden toegewezen werden de twee overige Willem van de Veldes (/' 1700 en /' J (550 Vooral het eerste, een gezicht op het bevroren IJ, was me -kwaardig). (Ie Asselyn (? 775) de Dirk van Ie gen (? 500) en de Gerbrand van den Eeikhout (? 460.) Deze laatste prijzen zijn alle zeer billijk te noemen, vooral wanneer men ze vergelijkt met eenige sommen die voor werkt n besteed werden, behoorende bij de aan deze vcrko< ping toegevoegde schilderijen van andere herkomst. Een land schap met de valsche raamtcekening von Hobbema, en wellicht door Jan Loten geschilderd, misschien zelfs niet moer dan een eopie naar Ruisdael, gold /' 11.000 en het merkwaardige stilleven van Jaques de Claeu de bespottelijke som van / iiooo. liet vermoeden is echter ge wettigd, dat het opdrijven tot zulke prijzen slechts een schijnvertooning is geweest. In den catalogus staan twee vischstukken van Abraham van Boycren genoteerd. Het eene was een prachtstuk, voluit gemerkt, het andere een weinig bekoorlijk schilderij, waarschijnlijk van de hand van Isaack van Duyr.en. Beide stukken brachten echter dezelfde som op (/400 . Verder verdient nog verme'ding een voor de Haagsche topographie belangrijk gezicht op het Binnenhof en de Vijver, liet werd gekocht door den heer Tcrsteeg (/' 400) te 's Gravenhagp, en we mogen dus verwachten, dat bet voor een der verzame lingen in de residentie bestemd is. Een mooi riviergezichfje van Willem van Diest (?',"()()) gaf een goed s-pi-cimen van het werk van dezen zeldzamc-n Ilaagfchon meester. Een aardig stukje, dat echter ietwat geleden heeft, was in den catalogus aan Diik Ilais toegeschreven, doch droeg bet mono gram .l.r //. (/'!:.'">). Een liiiik vrouwe-portret van van den in den laatslcn zoo druk bc-proken Jurrinpn ()ven«. was toegeschreven aan Barth. van der Helst (/'4!IO). Gerard Hoct was voor zijr doen goi d vertegenwoordigd !/"7o) en van Jan Miense Molcraer was een werk uit zijn vroegstcn tijd ('/ 85(i). Ten slotte zij nog vermeld een fraaie Enianuel 5'urant (/'(>25), Stoops belegering van een versterkt kasteel aan den XV.derrijn door Spaansche soldaten (/"Ulo) en Willaerts' aanbid ding der koningen van liiii!) (/'200). waarbij het merkwaardig was. <>i> te nierken, hoe Adam \Villaert nog in Kü) geheel op den bodem van Lucas van Leydon stond. E. W. MOES. Do rechtbank te ('hcrhourg heeft een schilder, genaamd Tcssop, tot hvee maanden gevangenis straf veroordeeld; hij wijdde zich sedert. 18!K) aan het fabricecrcn van valscho Millets en was er in j;Lv!aagil in de twee laatste jaren, voor or.geveer i'iK'üir. da.ïrvan te süj.'en. Zijre schihi<rkui:st was sleclifs van een zeer betrekkelijke waarde, maar 'feston, die vrij ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl