Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.771
dit misverstand bestreden. Balzac had al twintig
jaren vóór hem de litteratuur bezield door de
begeerte om waar te zijn. Hy werd er in zjjnen
t\jd geducht om uitgelachen.
Naast de litteratuur van helden ridders, die met
beurzen vol goudstukken loonden, met dolk of
vergif deden straffen, indien het ridderlijk duel
te verheven was voor hun doel; die met loutere
galanterie liefhadden en met hooge rechtvaardig
heid wraakten : menschen die altijd gekleed waren
in fluweel en zijde en altijd versierd met parelen
en juweelen alsof er in de wereld geen lastige
crediteuren en onbetaalde rekeningen bestaan ,
naast die litteratuur geleek wat hy beschreef een
afzichtelijke en onaesthetische samenleving. Zijne
figuren waren helden noch ridders, tenminste geen
d'Artagnans. Zij berekenden hunne financiën bij
centiemen en als zij iemand met een scheel oog
aanzagen riepen zy de hulp in van dolk noch
vergif maar van meneer den commissaris van po
litie. Zij hadden lief, zooals de menschen gewoon
lijk liefhebben: of met de maag, of met het ver
stand, soms ook met het hart. Als zij wraak na
men, deden zij dat gewoonlijk op die leelijke, lang
zame en onridderlijke wy'ze, waarop thans de
menschen die wraak nemen gewoon zijn te han
delen. En zij gingen allerminst in fluweel en zijde
gekleed, maar, als zij welgesteld waren, in pro
zaïsch laken en linnen en als zij arm waren in
vieze en vuile lompen. Dat leek iets op de wer
kelijkheid, maar de lezers waren daar toen nog
minder van gediend dan heden.
En bij deze beschouwingen heeft men op te
letten, dat Balzac niet opgevoed was onder den
invloed van materialistische filosofie en Evolutie
leer. Dit waren wél de na hem komenden, was
wel Emile Zola.
Wat is dan verklaarbaarder dan dat hij, in de
litteratuur het onmisbare verband houdende met
den gedachtengang van zijnen tijd, nog een stap
verder ging dan Balzac? Hij zou niet de groote
kunstenaar zijn, die hy' is, indien hij niet de
stemmen van zijnen tijd in eigen denken en ge
voelen had hooren weerklinken.
*
* *
Hij gevoelde waarschijnlijk aldus: de
romanfcbryvers hebben tot dusverre hunne figuren be
schouwd als zelfstandige wezens: menschen die,
nu ja, ook een vader en moeder en zelfs een op
voeding hebben gehad, maar die van deze elemen
ten los z;jn en efn leven leiden, dat hun per
soonlijk eigendom is. Die menfchen zijn goed of
slecht, maar wat ze zijn, zijn ze heelemaal en
door oorzaken waarmee men niet behoeft te
rekenen.
Die redeneeririg stond natuurlijk faliekant
tegenover het materieele denken. Zola concipi
eerde zijne werken in het bewustzijn, dat de
menschen geen op zichzelf staande wezens zijn;
dat zij ouders bezitten die aan het leven hunner
kinderen reeds zekere richting gaven nog vóór
dat deze geboren waren; dat zy. door die ouders
werden opgevoed of verwaarloosd, maar altijd
onder invloeden blijven, waaraan zij zich niet
kunnen en zelfs niet willen onttrekken. En deze
beschouwingen, opkomende in een temperament,
door eere duistere en van armoede doortrokken
jeugd verbitterd, werden bezield door de materia- !
listische en pessimistische denkbeelden, waarin
zijn .geest ademde en gaven het leven aan dat
naturalistische epos, dat onder den algemeenen
titel van histoire naturelle et sociale d'une familie
sous rEmpire een groot deel der menschheid
heelt verontwaardigd er. verbaasd en een even
groot deel tot geestdrift en bewondering heeft
gestemd.
Intusschen verwerkt het materialistische
mouverrent zijne laatste krachten. Het tegenwoordige
geslacht vervreemdde zich er van en wat men er
thans nog van ziet bewegen is wat men ia den
natuurleer de traagheidswerking rwmt en zich i
hier ten lande uit in dat dageradisme, dat het
op het hoofd gezette grove en banale geloof is
van wetenschapsbeunhazen en zulk volk: niets
anders dan de popularizeering van bestorven
ideeën, iets als afleggertjes van de heeren, goed
genoeg om nog wat door de knechts gedragen te
worden, net zoolang tot ook deze er niet meer
mee voor den dag durven komen.
De reactie van die brutale filosofie, die van al
wat er leeft en geleefd heeft en leven zal een
chemisch proces maakte; die het onst( ftelijke in
het leven wegcijferde of loochende en de moeder
was van eene kunst, welke het dier in den mensch
met onmeedooger.de waarheid schetste, maar geen
gemoed had voor den in den mensch levenden en
gel; die reactie is, dat de menschen met krach
tiger drang nog dan vroeger het ideaal zoeken,
dat de waarheid is. De generatie van heden deelt
niet meer in het geloof der vaderen, onwankelbaar
gelooft zij in de menschheid. Hoewel zij de na
turalistische kunst bewonderen en in haar een
inachtig-klinkende tijdstem vernemen, verwerpen
de raenschen die thans dertig jaren tellen de een
zijdigheid dier kunst-dualisten, leggen zij den
klemtoon op het onstoffelijke levensbeginsel.
Allengs zijn zij tot de erkenning gekomen, dat
n het materialisme in de wijsbegeerte n het
naturalisme in de kunst niet waar konden zijn,
zöó geleidelijk tot die erkenning, dat zij gisteren
insliepen overtuigd ijverige apostelen van beide
te zijn en heden ontwaakten als geloovigen, als
symbolisten-zelfs en zij zich plotseling herinner- l
den, dat de twijfel aan de voortreffelijkheid dier
vergane bespiegeling en verleden kunst reeds eer
gisteren, reeds veel vroeger hun naar het
ideaaldorstende gemoed is ingevloeid.
En zij zijn nu weer kunstenaars, zooals men 't
moét zijn : het hart gerperd voor het Oneindige, j
In het jaar onzer Genade 1892 is er slechts plaats
voor de kunst die het geestelijk leven van den
mensch analyseert. Men mag daarbij niet eenzij
dig zijn, moét er zelfs nadruk op leggen, dat
Zola dit evenmin is en dat zijn werk bezield is
door den geest der symboliek.
Dit behoort te worden gezegd: in de kunst
van heden mag niet het materieele element ge
loochend worden. De mensch is geen enkelvoudige
natuur. Hij is ten minste tweevoudig. Welnu, dien
tweevoudigen aard vinde men terug in den roman
van heden: den roman die de ziel ontleedt en
daarbij aanwijst, waar zij onder den invloed van
de stof leeft: de Psychologische roman.
(Slot volyt.) A BACHELOK.
MAURICE BOUCHOR.
(Slot).
Cecilia is dan tot den dood in het dierenperk ver
oordeeld, maar is niet gefolterd geworden; de ge
vangenbewaarder vertelt waarom: de koning heeft
niet gewild dat haar heerlijk lichaam, dat hijzelf
niet heeft durven aanraken, door beulshanden zal
worden gekneusd. Hijzelf, de koning, komt Cecilia
in hare gevangenis opzoeken; hij vraagt genade
en zegt: Heb medelijden met mij, Cecilia; ik lijd.
Luister; ik zal u niet dooden en in het geheim
zult ge uwen God mogen bidden." Neen, ik
moet voor den Christus openlijk getuigen."
Nu, ge zult hem openlijk bidden; voor u zal
ik de wetten des rijks trotseeren." Maar als
Valerianus sterft, heb ik niet het recht te blijven
leven." Welnu, ook Valeriaan zal ik sparen,
als hij maar ver weggaat en u nooit weerziet."
Hij is mijn echtgenoot voor God; waar hij gaat
moet ik volgen/' Ongelukkige!" roept de
tyran; ge hebt uw eigen vonnis gesproken; ja. ge
zult sterven. Maar vooraf " Hij treedt op Cecilia
toe en wil haar aangrijpen .... Op dit oogenblik
treedt door den muur de gestalte van Valerianus
als martelaar, bleek en bloedend, en zegt tot den
koning: Laat haar en vertrek." De koning vloekt;
hij zal Cecilia schandvlekken en haar aan het
grauw uitleveren . -.. Maar plotseling klinken in
de lucht de stemmen van wrekende engelen; de
aarde opent zich en de koning verzinkt.
Nu volgt de mooie scène.
De twee gelieven blijven alleen. O mijn vriend',
zegt Cecilia, uw gelaat ia met bloed bedropen....
Heeft uw geloof niet gewankeld te midden der
pijnigingen?" Valeriaan antwoordt:
Non, je croyais te voir. Pale, tu soupirais.
Lort que je souffrais trop, ton soufflépur et frais
Passait sur mon visage et dissipait mes fièvres;
Même, une fois, mes yeux se sont clos sous tes
lévres.
De maagd antwoordt eenvoudig en treffend:
Ce baiser douloureux, qu'en esprit tu m;us,
Je te l'aurais donné, j'en atteste Jósus.
En hij:
O Cécile, combien cette parole est tendre!
Zij weer:
Enfin, je t'ai revu. J'étais lasse d'attendre.
Et je me reprochais, moi. de ne point souffrir:
Maintenant, il sera facile de mourir.
Dan komt over hen het smartelijk gevoel van
wat had kunnen geweest zy'n. Helaas!" zucht
Valeriaan, wij zullen geen echtgenooten zijn ge
weest; gij hadt moeder kunnen zijn.... Hoe ge
lukkig waren wij geworden.. . . Maar God heeft
immers den tyran gestraft. Wie zegt ons, dat Hij
ons ook verder niet redden wil? O, wij zullen blij
ven leven, iets in mij zegt het. Als de dood ge
reed is ons aan te grijpen, waarom sidder ik van
liefde, verlangen en vreugde?" O", antwoordt
Cecilia, doe mij niet weifelen".
Maar Valeriaan:
Sois doucement troublée,
Espëre; et si tu sens ta poitrine gorttée,
Xe retiens pas tes pleurs, chére, les pleurs joyeux
Qui montent lentement de ton cirur ii tes yeux.
Cecilia verdedigt zich; hij dringt aan ; zij komt,
sidderend, onder den invloed van zijn
meeslependen hartstocht:
Epargne moi, de gnlce.
Une langueur me vient; je me sens toute lasse.
Maar de cipier komt; de proconsul en de ver
scheurende dieren wachten. Maar", zegt Valeri
anus, alles is veranderd; de koning is dood; de
aarde heeft hem verzwolgen, daar voor onze
oogen.'' Al was dat zoo'', zegt de cipier,
dan maakt dat nog geen verschil; want ik ken
alleen mijn consigne, en de koning heeft gezegd.
dat als hij er niet hij was. men het feest zonder
hem beginnen zou." Het was de duivel die
ons zooeven in verzoeking bracht," zegt Cecilia;
nu komen wij tot ons zelven en zullen verheugd
sterven." Gij hebt gelijk." zegt Valerianus,
ik schaam mij over mijn afdwaling."
Cecilia wordt het eerst weggeleid; Valeriaan is
alleen gebleren en ziet kort daarop, door het
gewelf en de muren der gevangenis, die door
schijnend worden, haar, Cecilia. in den hemel, door
twee engelen gesteund, met den stralenkrans om
het hoofd, in het witte kleed der maagden, den
rooden mantel der martelaren, haren vriend een
palmtak reikend.
De bekoring van de verzen ligt vooral in hun
eenvoud, hun innigheid; de bekoring van het
drama ligt in de vermenging van de naïeve
heiligenlegende met de jonge, menschelijke liefde.
Maurice Bouchor heeft veel beter dan de oude
legende zelf. zijne Cecilia tot eene heilige ge
maakt; hij laat Cecilia aan Valerianus niet na
het huwelijk de liefde weigeren, maar haar vóór
het huwelijk het martelaarschap kiezen on hem
bckceren. Daarenboven heeft liij zich doordrongen.
en zijn lezers weten (e doordringen van dat echt
oud christelijke denkbeeld, de gemeenschap der
heiligen en daardoor de begeerte om te sterven
en te lijden. Die indruk moet zeer sterk ge
maakt worden om Cecilia's strijd tussrhen martel
dood en liefde op het oouenblik vóór den dood
treffend te doen zijn; Cecilia is een heilige, maar
zij is ook eene maagd die bemint en de schilde
ring van deze liefde in haar strijd en heiligheid
is uitmuntend. Valeriaan heeft eerst .lezus liet ter
wille van Cecilia. en Cecilia blijft voortdurend
Valeriaan lic! hebben. Is de begeerte om samen te
sterven en elkaar in den hemel weer te vinden,
om elkaar eenwig toe te bchooren, eigenlijk eene
heme'iPche of eene aardsche liefde? Een oogcnblilt.
vóór den door!, weten zij het zelf rauwelijks en
deze mcnschclijkheid geeft aan hun lijden en dood
zijn melancholische bekoring.
Eigenlijk hebbon do chroniciueurs gevonden.
«lat Maurice Bouchor hier van zijn marionetten
wel wat veel gevergd had en dat zulke verzen
wel de gestes en de gelaatsuitdrukking van
werkekelijke acteurs waren waard geweest. Misschien was
het dit, wat Maurice Bouchor vooral heeft willen
bewijzen.
De lllustration van 13 Februari had een artikel
over de voorstellingen in het marionettentheater,
met schetsen, voor en achter de coulissen. De
vinding van het Petit Théatre is eigenlijk van
Signoret, die het vier jaar geleden oprichtte ten
genoegen van eenige jongelui; de eerste voorstel
ling was eene vertaling van Aristophanes' Vogels,
later kwamen Cervantes, Hroswitha en andere
begravenen. Eerst Bouchor, Richepin, Pouchon heb
ben (evenals Shakespeare, (Jie zijn Julius Caesar
het eerst door marionetten deed opvoeren) de
pupazzi gebruikt voor poëzie van hun tijd. De pop
pen hebben ieder een vierkant hokje als voetstuk,
een soort van stoof, die op rolletjes voortbewogen
wordt en een dozijn draadjes bevat, van hoofd,
ellebogen, handen, knieën, voeten, middel, enz.
De koppen zijn door kunstenaars gesneden; men
begrijpt dat het tekstboekje voor de machinisten
uiterst uitvoerig is. Er is meer personeel achter
het theater dan bij de meeste drama's; machinis
ten, een orkest, harpisten, koor en een aantal
voorlezers. Soms zijn er moeielijkheden, die men
niet te boven komt. In Shakespeare's Tempest kon
men Ferdinand en Miranda maar niet op de bank
doen zitten; men nam toen de bank maar weg
en liet hen toch zitten (?op een sofa en die was
er niet1'), hetgeen aan het amusante der voorstel
ling volstrekt niet hinderde.
liet grootste succes is tot nog toe geweest voor
Bouchor's Noèl en Tebie; ook de Légende de Kainte
Cécile is nu reeds een paar weken op het réper
toire en schijnt niet minder in den smaak te vallen.
DE HOOFDSTEDEN DER WERELD.
Les Capitales du Monde. No. l:
Taris par Francois Coppée.
Hachette & Cie. (Chaque
livraison l franc.)
De firma Hachette heeft reeds eenige weken
ook in ons land bij duizenden exemplaren het
prospectus verspreid van bovenvermelde uitgave,
en spoedig volgde de eerste aflevering van het
prachtwerk, dat natuurlijk begint met Parijs.
liet is weer een van die uitgaven, waarvan de
Franschen zoo den slag hebben. Zoo van die
aardige, chique uitgaven, voor ieders smaak bere
kend. Met plaatjes type Myrbach, Béraud, Forain,
Detaille, Jeanniot, voor ietwat verwender smaak
Renouard en Chéret e. a. En zonder nu alles te
onderschrijven wat in het prospectus te lezen
staat -- de firma Hachette doet ook aan reclame,
zonder b. v. te willen verzekeren dat: Les Capi
tales du Monde s'offrent au public comme un
ouvrage d'art, comme u n livre durable
rempli d'utiles enseignemen t s", kunnen
wij deze aardige geïllustreerde causerieën met ge
rustheid aanbevelen Causerieën is een beetje
proleptisch gesproken, maar waar Camille Lemonnier
over Brussel, Judilh Gautier over Tokio, Maurice
Barros over Stockholm, Gaston Boissier over Rome,
de Vogüover Petersburg. Sir Charles Dilke over
j Londen, Carrnon Sy'va over iukarest, Ilavard
| over Amsterdam zullen causeeren wij doen bier
j slechts een greep kan men er toch vrij zeker
van zijn iets artistieks te zullen lezen.
Coppée opent de rij. Ec.ht op z'n Coppécsch,
met een tintje sentimentaliteit en in het voorbij
gaan, zelfs tweemaal, zijn gal uitspuwende tegen
la tour Eiffel' en, la grande kc-rmesse de 188!)'',
maar en som me toch zeer onderhoudend. Men
vergete niet dat het slechts een causerie van 20
bladzijden moet zijn. Hij be-cbrijft niet het Paris
monuinental, Ie Paria de luxe. Dat Parijs staat
hem niets aan. De houlecardiers hij heeft er
een afschuw van. Neen: c'ext dn Paris nitime,
dont Ie charme est si pro fond et ui pt'rt.'trant,
c'est de ceux qni y sont wc*, 'pn y rircnt cl rjiii
l'aiment, qu'il idcJtera de parier de son mieux.
Maar dan krijgen eerst de l'arijzenaars een veeg:
zij helpen mekaar niet voort. De provincialen die
naar Parijs komen, leveren 'm dat beter, en
daarom roept hij den Parijzenaars waarschuwend
toe: serres lef! rang?, r.e rons laissez pas trap
enruliir." Maar als zij die veeg uit ile pan ge
kregen hebben, dan doet hij precies a!s
Demosthenes met zijn Athencrs, dan w-rden zij weer wat
in de hoogte gestoken : ile Parijzenaars de
goede dan altijd ?- - zijn hokvast en daar praat
Coppée met heel aardige voorbeelden over. Kn zoo
causeert bij verder wat over het mooie en het
aantrekkelijke van de ., Ville Lninicre". en dan
heeft hij het wie die over Parijs schrijft, zou
dat eigenlijk vergeten'.-1 over die eigenaardi
ge atmosfeer in Parijs. D'aillcitrs. t/ui donc
oseruit reprocJier a itn, Parisien de s' (iliandonner
' ii toHn les caprices de sou imiujinalion'l Xerit-il
pas dans Ie milieu Ie plus itrtc'llectnel i/n.i sont
au monde? 11 y a de la, pens/'C dans l'air t/u'il
respire La, mitlti/iitlc de, grands esprit* i/ui out
r.'cii on '/ui i'ireid cncore ii Paris uut /</(s>v'. paur
<:insi dirf, dans Ttdmofphi-re an-liamle tui peude
Icurs yii'cs. Sniiple pttssant de la grande rille. In
n'fis pas lonjours dn t/t'-nti'. ussitrcint'nt, tniiï.s in
Italiites la iin'ntc riUe itiie lie.iuicoiip d'ltommt's de
<li'»ir : lx les condoics duns la rite. In i'onnnis
siivpli'. Oar, on nc pent ie 'nier. Ie l'ansieii a ff
tloit snpïinic: il <:<tii}t>Yi nd l(*>tl, tl i' '.'<i»ijy, t'itd
i tont df, s/tde: artinl meute 'jti'oti n'tiit /hu de
j-nrler.''
En zoo praat ('opp(:o r.o^r over dit: en dat.
kijk. lift gaat r<i"t diep. maar, wat drommels! een
causorio is ^een liïosciisclie boschoir.u!1:;' en :';(.(*'ri
i liiaatwerk bladert men toch ook niet door o:u ei'
] diepe gedachte uit <jp te M-lioriiinelen.
y A R i A.
PLASTISCHE KUNST. TOOXKKL EX
Ml'/IEK. Li':TTI-:KEX EN WETENSCHAP.
lii; VEHIv'OoPING VAX HET KAÜ1XET
VAN LENNEP.
Tot op het e-inde der vorige eeuw bezochten
wel stced* vreeindelirtren de kur.stverkd.'iTi'iifïfri
ten onzent, vooral als »gc-i:-(en van \or'-tclijlve
por--onen, maar het grootste gedeelte der geveilde
schilderijen bleef in ons land, en verwisselde alleen
van eigenaars. Maar sedert hield de lust tot het
aanleggen van een kabinet schilderijen op; de
een e virzameling voor, de andere na, kwam onder
den hamer en verdween met betrekkelijk weinig
uitzonderingen over de grenzen. Hoe zeldzamer
hier de kabinetten werden, des te grooter sommen
werden door de vreemdelingen tegen elkander
opgeboden.
Deze week is er weer zulk een verzameling
uiteengespat. Wat door zijn voorouders met zorg
en bijzondere smaak is bijeen gegaard, en door
latere familieleden met piëteit bewaard is, werd
door mr. J. F. van Lennep verkocht. Geen won
der dus, dat van heinde en verre kunstkoopers
en verzamelaars zijn toegestroomd, om op 29
Maart 1.1. iets van den buit machtig te worden.
De uitslag van de verkooping is voor ons nog
buiten verwachting gunstig geweest, want de
vereeniging Rembrandt", die zich het schoone doel
gesteld heeft, zooveel mogelijk te verhinderen,
dat voorname Hollandsche kunstwerken voor altijd
over de grenzen worden gedragen, heeft zich
dapper geweerd, en het is haar gelukt, vier der
belangrijkste werken voor ons land behouden,
Een luid bravo klonk door de zaal, telkens toen
de afslager den voorzitter van Rembrandt" als
kooper aanwees. Mogen dit geen ijdele klanken
geweest zijn en de penningmeester van de
vereeniging de klinkende bewijzen van deze
bijvalsbetuigingen zien.
Vooreerst de veelbesproken schilderij van den
Delfschen Vermeer, die wel zware geldelijke offers
gekost heeft, en door den kunsthandelaar Lesser
uit Londen eerst losgelaten werd, toen Reuibrandts
voorzitter f 41,000 bood. Dan een Wouwerman
zooals we ze bijna nooit meer op verkoop ingen
aantreffen (f 15,000), de Nieuwe Kerk te Delft
van binnen door Gerard van Houckgeest (f 7500)
en een gezicht op het Haarlemmermeer (niet het
Spaarne, zooals de catalogus opgeeft) van Allert
van Everdingen (f 1200).
Jhr. van de Poll te Haarlem kocht het kleine
buitengewoon fraaie stukje van 'Aert van der Neer
(? 5400) en een Salomon van Ruisrlael (f 2700.
Deze was niet uit de coll. v Lennep).
De kunsthandelaar Lesser uit Londen, die te
vergeefs wanhopige pogingen gedaan had, om den
Vermeer machug te worden, stelde zich tevreden
met een Jacob van Ruisdael (? 14.600) en een
Adriaan van de Velde (/ 700). Verder werden
door andere Engelsche kunstkoopers gekocht het
prachtstukje van Gerard Dou (/' 7.600), de luit
speelster van Willem van Mieris (/' 2600. Nu, dit
verlies is niet te betreuren), de zwakke ter Borch
(/' 4300) en een der zeestukken van Willem van
de Velde (/' 5000), terwijl het juweeltje van Jan
Steen voor den zeer billijke prijs van /'f)025 door
de firma Fred. Muller & Co. voor Dublin werd
aangekocht.
De heer Kann uit Parijs wist zijn heerlijke ver
zameling te verrijken met een der twee Wynants
(/'(5000). De andere werd toegewezen aan den
Parijschen kunsthandelaar Sedelmeier (?1700), even
als de beide Dusarts (/'3000 en / 1575) en het
gezicht op het Huis in 't Bosch door Joris van
der Hagen (/'725. De beide laatste stukken wa
ren niet uit de coll. v. Lennep). Van Duitsche
kunstverzamelaars was slechts de heer Go!tvchall
uit Loipzig tegenwoordig, die Wouwermans
hoefsmid verwierf f/3100).
De tirraa Fred. Muller & Co. kocht nog het
derde stuk van Wouwerman (f 50(.'0). en de
Frans van Mieris (?2850) terwijl aan onbekenden
toegewezen werden de twee overige Willem van de
Veldes (/' 1700 en /' J (550 Vooral het eerste, een
gezicht op het bevroren IJ, was me -kwaardig).
(Ie Asselyn (? 775) de Dirk van Ie gen (? 500)
en de Gerbrand van den Eeikhout (? 460.)
Deze laatste prijzen zijn alle zeer billijk te
noemen, vooral wanneer men ze vergelijkt met
eenige sommen die voor werkt n besteed werden,
behoorende bij de aan deze vcrko< ping toegevoegde
schilderijen van andere herkomst. Een land
schap met de valsche raamtcekening von
Hobbema, en wellicht door Jan Loten geschilderd,
misschien zelfs niet moer dan een eopie naar
Ruisdael, gold /' 11.000 en het merkwaardige
stilleven van Jaques de Claeu de bespottelijke
som van / iiooo. liet vermoeden is echter ge
wettigd, dat het opdrijven tot zulke prijzen slechts
een schijnvertooning is geweest.
In den catalogus staan twee vischstukken van
Abraham van Boycren genoteerd. Het eene was
een prachtstuk, voluit gemerkt, het andere een
weinig bekoorlijk schilderij, waarschijnlijk van de
hand van Isaack van Duyr.en. Beide stukken
brachten echter dezelfde som op (/400 . Verder
verdient nog verme'ding een voor de Haagsche
topographie belangrijk gezicht op het Binnenhof
en de Vijver, liet werd gekocht door den heer
Tcrsteeg (/' 400) te 's Gravenhagp, en we mogen
dus verwachten, dat bet voor een der verzame
lingen in de residentie bestemd is. Een mooi
riviergezichfje van Willem van Diest (?',"()()) gaf
een goed s-pi-cimen van het werk van dezen
zeldzamc-n Ilaagfchon meester. Een aardig stukje, dat
echter ietwat geleden heeft, was in den catalogus
aan Diik Ilais toegeschreven, doch droeg bet mono
gram .l.r //. (/'!:.'">). Een liiiik vrouwe-portret van
van den in den laatslcn zoo druk bc-proken
Jurrinpn ()ven«. was toegeschreven aan Barth. van
der Helst (/'4!IO). Gerard Hoct was voor zijr doen
goi d vertegenwoordigd !/"7o) en van Jan Miense
Molcraer was een werk uit zijn vroegstcn tijd
('/ 85(i). Ten slotte zij nog vermeld een fraaie
Enianuel 5'urant (/'(>25), Stoops belegering van
een versterkt kasteel aan den XV.derrijn door
Spaansche soldaten (/"Ulo) en Willaerts' aanbid
ding der koningen van liiii!) (/'200). waarbij het
merkwaardig was. <>i> te nierken, hoe Adam
\Villaert nog in Kü) geheel op den bodem van Lucas
van Leydon stond.
E. W. MOES.
Do rechtbank te ('hcrhourg heeft een schilder,
genaamd Tcssop, tot hvee maanden gevangenis
straf veroordeeld; hij wijdde zich sedert. 18!K) aan
het fabricecrcn van valscho Millets en was er in
j;Lv!aagil in de twee laatste jaren, voor or.geveer
i'iK'üir. da.ïrvan te süj.'en.
Zijre schihi<rkui:st was sleclifs van een zeer
betrekkelijke waarde, maar 'feston, die vrij
ge