De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 10 april pagina 3

10 april 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 772 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. besloot hem te wachten,, niettegenstaande haar familie wilde, dat zy echtscheiding zou aanvra gen. In Amerika leert Rolf een Zweedsch meisje kennen, dat zich door ijver en inspanning een goede positie wist te verwerven. Hij verklaart haar zjjn liefde en belooft haar te zullen trouwen; zij is zwak genoeg zich, voor het zoover komt. door hem te laten verleiden. Als zij dan op het huweIjjk aandringt, zegt hij, dat hij zijn papieren niet heeft en zich die in Zweden moet verschaffen. Bertha wil hem niet verlaten en gaat mede. Deze reis schijnt mij een uiterst domme streek van den jongen Monsen ; nog dommer, nog onbegrijpelijker deze, dat bij zich vestigt dicht bij de plaats waar zijn ouders wonen. Onder den naam Malm weet hij zich 3 maanden voor dezen schuil te houden ; dan heeft de onvermijdelijke ontdekking plaats. Rolf heeft Bertha lief, hij zegt het althans, en zou haar gaarne trouwen; daarvoor moet echter het huwelijk met Geertruida ontbonden worden. Gedurende de eerste 3 maanden heeft h\j, daar hij zich schuil hield, de zaak moeten laten zooals zij was. Wat kwam hij dan toch in Zweden uitvoeren ? Het is in ieder geval zyn geluk, dat zijn ouders zijn verblijf ontdekken; nu kan hij tenminste iets doen. Hij deelt zijn vader' zyn plannetje mede ; deze heeft daar wel ooren naar, als hij hoort dat Bertha rijk is. Langs allerlei omwegen komen de twee vrouwen, die men van alles onkundig liet, achter de waar heid. Nu is Geertruida terstond bereid in de echtscheiding toe te stemmen. Rolf helpt dit echter niet meer; Bertba verlangt niet langer zijn vrouw te worden; met haar kind keert zij naar Ame rika terug. De geschiedenis, in de eerste bedrij ven eenvoudig romanesk en gewrongen, slaat in het laatste een eenigszins anderen toon aan. Bertha (in mijn oog de daartoe in de laatste plaats aan gewezen persoon) geeft daarin de uit vele Noorsche drama's bekende theorieën over het huwelijk ten beste, theorieën, die ons nu reeds conventi oneel en geforceerd toeschijnen, omdat zij te pas en te onpas worden aangewend, omdat zij voor stumpers een goedkoop effect zijn geworden, waarmede zij denken hun middelmatige producten kracht en leven te kunnen inblazen. Als karakterteekening heeft Bertha Malm uiterst bescheiden verdiensten. De oude Monsen is de eenige figuur die scherp en zeker in het licht treedt; de lynen en omtrekken mogen vrij ongege neerd zijn aangedikt en gechargeerd, aan zijn figuur heeft men tenminste houvast; in haar overdrijving is z\j althans evenredig gebleven. Met geen der overige personen weet men weg. Bertha is een schaduw, ijl en vaag; Geertruida eveneens. Van de moeder begrip ik niets; eerst wil zij om Geertruida van het huwelijk met Bertha niet hooren, later schijnt zij de eerste om de laatste geheel te vergeten. Rolf is een goede sul; hij is aanneembaar als men hem voor ontoerekenbaar mag houden. Twee heeren heb ik nog niet genoemd; dominéDalström, een goede oude man, die in- en uitloopt en van tijd tot tijd het kunstje vertoont iets te zeggen en niets te vertellen en zekere Hoek, de verrader, die zich Jago-airtjes gee'ft en van wien waarschijnlijk niemand begrijpt, wat hij in het stuk doet en waarom men hern niet de deur uitgooit. Op gevaar af voor ouderwetsch te worden aangezien, wijs ik er nog even op, dat Bertha Malm uit het oogpunt der techniek beneden de soberste eischen blijft; de deuren zwoegen en zuchten als in een klucht van Hennequin; als de schrijver zijn personen weg wil hebben en er niets op weet, stuurt hij ze naar het strand om een luchtje te scheppen. Het middelmatige stuk, deed op de vertolking zyn invloed gelden; de twee gaven elkander weinig toe. De heer Moor (Monsen) heeft waarschijnlijk zijn collega Antoine niet gezien; hfl zou dan zonder twijfel zijn spelen op, zijn apartjes met het publiek vermeden hebben. Zijn spel was voortreffelijk als spel, het zou dat als kunst zijn, als het wist te doen vergeten, dat het spel was. Hoeveel stemmen heeft de heer Moor wel? Ik telde er minstens vier. Minder zelfbewuste komiekheid, meer eenvoud en natuurlijkheid de heeren Moor en Monsen zullen dan wederkeerig meer vreugde aan elkander beleven. Mevrouw Moor had als mevrouw Monsen een allerondankbaarste taak; ik zal niet in bijzonderheden tre. den; voor dramatische partijen schijnt zij mij in ieder geval weinig geschikt. Mevrouw Rössing (Bertha) was als steeds eenvoudig en natuurlijk; haar rol heeft weinig kleur; voor te zangerige en huilerige, gamma's wachte zij zich; was haar winkeltoilet niet wat te sierlijk? De heer Blaaser (Hoek) hield zich aan de echte ouderwetsche ma nier. Een griezelige, gluiperige verrader met krom men rug, kromme beenen, kromme vingers, ja bijna kromme wangen! Waarom bad hij zich zoo af schuwelijk gegrimeerd, als een boeman uit een kokosnoot? Juffrouw Beukers (Geertruida) speelde liet en bescheiden doch te dof en zwaar. De heeren Malherbe (Rolf) en Smith (Dalström) waren weinig gelukkig: de eerste was het best in liet begin, het vervolg vermoeide door herhaling; de heer Smith was het .slachtoffer van een ro1, die niet voor hem geschikt is. De vertaling, nog wel de vrucht van collaboratie, riep angstig om her ziening. Alle stijf-, stroef- en onjuistheden zal ik niet vermelden. Eene mag ik niet ver zwijgen. In het midden van het eerste bedrijf krijgen wij, nog wel uit den mond van Dalström, deze wijsheid te hooren: Onze natuurdrift (?in stinct" of natuur" werd bedoeld) leidt ons zeker der dan alle philosophische systemen. II. J. M. zij een oprecht meisje is, verbergt zij die liefde niet. Zij heeft de gelofte gedaan, niet te trouwen vóórdat haar peet, Koning Richard, uit Palestina zal zijn teruggekomen; toch heeft zij aan Robert reeds toegestaan een verlovingsring aan haren vinger te steken. Prins John verklaart Sir Richard vogelvrij, als bekend aanhanger van den afwezigen koning Richard, en de vader vlucht met zijn dochter in Sherwood P'orest. Als man verkleed ontmoet Marian haren minnaar, die thans als Robin Hood bekend is ; hij houdt haar voor haren broeder, en als hij aan den vinger van den i jonkman zyn verlovingsring herkent, scheldt hij hem voor een dief. Marian heeft hem spoedig uit den droom geholpen en nu neemt hij haar met haar vader onder zijne bende op. Prins John echter heeft begeerige oogen geworpen op de schoone Marian ; een sheriff van Nottingham wil voor Sir Richard gaarne al de hypotheken aflossen als hij hem de hard zijner dochter geeft; al deze gevaren worden opgeheven door de komstvan koning Richard, die ten tooneele verschijnt om zijn traditioneele ontmoeting met Friar Tuck te hebben. Prins John wordt dus teleurgesteld; en Maid Marian wordt door haar koninklijke pleegvader aan den begenadigde en herstelden graaf' van Huntingdon uitgehuwelijkt. Dit is eigenlijk alles; van werkelijken strijd van hartstochten, van een probleem, eene ontleding, is geen pprake; het is een volksstuk, eenvoudig en onbelangrijk. Robin Hood is niets dan een held, een beetje sentimenteel; prins John een ge wone wellusteling en verrader; sir Richard Lea de' bekende oude vader in financieele moeielijkheden; koning Ricbard en Friar Tuck zijn niet ka rakteristieker of echter dan in de opera, de overige personen (zelfs koningin Titania) volkomen over tollig. Prins John verkleedt zich als een monnik |, om den graaf te bezoeken; Robin Hood ver kleedt zich als een oude tooverheks om prins John te verschrikken; een aantal bedelaars, monniken en burgers worden voor Robin's rechter stoel in het bosch gedaagd om tendenz-lesjes te krijgen in dilettanten-socialisme. Dit alles geeft geen actie; eigenlijk dramatisch leven klopt -niet in het stuk. Toch heeft het goeds. Gedeelten van den dia loog zijn poëtisch mooi en de lyrische intermezzo's zijn uitmuntend, in de beste manier van den ouden Tennyson. Er is b.v. een liedje, dat Marian neuriet als zij op het tooneel komt; Love flew in at the window As Wealth walk'd in at the door. You have come for you saw Wealth coming," said I. But hèflutter'd bis wings with a sweet little cry, ril cleave to you rich or poor. Wealth dropt out of the window, Poverty crept thro' the door. Well now you would fain follow Wealth," said I. But hèflutter'd his wings as hègave me the lie, I cling to you all the more. Een ander, een jachtliedje, is allereenvoudigst i van beteekenis, maar vroolijke muziek op zichzelf, j alleen door den klank der woorden : Long livfi Richard, Robin and Richard ! Long live Richard ! Down with John ! Drink to the Lion-heart Every one! Pledge the Plantagenet, Him that is gone. Who knows whither ? God's good Angel Help him back hither, And down with John ! Long live Robin, Robin and Richard! Long live Robin, And down with John ! Wellicht herinnert men zich het volgende, waar van eenige maanden geleden de regels, verminkt, ter invulling in Pull Mail stonden, en door ons wer-1 den overgenomen. ? liet is thans compleet, en allerliefst. To sleep l to sleep! the long bright day is done, And darkness rises from the fallen sun. To sleep! to sleep! Whate'er tby joys, they vanish with the dsy; Whate'er thy griefs, in sleep they fade away. To sleep! to sleep! Sleep, mournful heart, and let the past be past! Sleep, happy soul! all life will sleep at last. To sleep! to sleep! Om te besluiten het liedje waarmede een lan delijke dans begeleid wordt. Now the King is home again, and nevermore to [roam again, Now the King is home again, the King will havo [his own agair, Home again, home again, and each will have his f own again.] All the birds in meny Sheiwood sing and sing [him home again. THE FORESTERS. Het nieuwe drama van Lord Tennyson had evenals de vorige, Queen Mary en liaro/d, als dramatisch werk niet meer dan een succes d'estime te wachten, ofsch ion het ook te New-Vork en te Londen gelijkelijk begeerd werd. liet is niet mccen niet tegengevallen; het blijkt evenals Qucen Irtary, het eenige van de twee dat opgevoerd werd, zwak van werking, maar vol goede details te zijn. De intrige is de volgende. De heldin, Marian, is de dochter van Sir Ri chard Lea, die zijn goederen met pandbeslag be legd heeft, om het losgeld te kunnen betalen voor zijn zoon, gevangen bij de Saracenen. Zij bemint Robert, graaf van Huntington, en daar MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De nationale muziek van enkele landen wortlt ons tegenwoordig ruimschoots toebedeeld en die van anderen komt slechts bij stukjes en brokjes tot ons. De Scandinavische en jong Fransche mu ziek begint op het oogenblik wel het meest door te dringen. De llongaarsche muziek is nu op de achtergrond gedrongen, terwijl de nieuw Russische muziek ver tegenwoordigd door Borodiv.e, Cesar Cui, Glazounoff, Rimsky-Korsakoff, na eene korte verschijning j ten onzer, t voor eenige jaren -weer van het tooneel is verdwenen. Zooals ik zelde, hebben wij in de Scandina- j vische muziek reeds een ruimer blik. Zeer spoedig heeft de eigenaardige kleur van die op volkslie deren gebouwde muziek den weg tot ons publiek gevonden. Vooral de meesters Grieg en Svendsen gaven van de oorspronkelijkheid en iijnheid op j j schoone wijze getuigenis. Mijne belangstelling was j dus zeer gespannen toen ik hoorde dat de Deensche j componist Emil Hartmann twee uitvoeringen in j het Concertgebouw, waarop uitsluitend zijne coni? positiën zouden worden uitgevoerd, zou leiden. ! Ik kende hem reeds door zijne ouverture Nor' dische Heerfahrt, benevens door eenige liederen, doch hoopte thans dezen meester nauwkeuriger te leeren kennen en ook hem nieuwere banen te zien betreden. i In die verwachting verwezenlijkt ? Ik zal trach ten dit uiteen te zetten. Denemarken is een vriendelijk land Trekt men langs de Sond van Kopenhagen naar Klampwnborg en Skodsborg, dan wordt men steeds bekoord door een vriendelijk landschap. Zonnige heuvels langs de kust, met villa's bezaaid, waarachter boRcbrijke vlakten. Geen trotsche bergen met sneeuwtoppen, geen fjord, in een woord geen majesteit in de natuur. Zoo staat ook Hartmann tegenover de Noorsche componisten, wier werken wij hebhen leeren kennen. Wel heeft ook Hartmann ruim gebruik gemaakt van de heerlijke volksliederen waaraan deze drie landen zoo rijk zijn, (want die volksliederen be schouwen zij met trots als algemeen eigendom) doch ik zou zeggen op meer makke wyze. Op den eersten avond hoorde ik de reeds ge noemde Ouverture Nordiache HeerfoJirt, een andante uit een strijkkwartet en de 3e Sinfonie in D gr. t. In die werken bleek het my dat Hartmann een musicus van beteekenis is, in dien zin, dat hij de vorimn meester is en zich onge dwongen weet uit te drukken, omdat hij door effectvolle en goed berekende instrumentatie dat effect weet te verhoogen. Het belangri kst kwam mij de reeds bekende Owrerture voor. Vaak echter ziet men tevergeefs naar een grootsch oogenblik uit. Hoewel in de simfonie mij lang niet alles be langrijk leek' en vooral de componist daar waar hij geen volkskarakter gat, te spoedig in het Mendelssohnsche vaarwater verzeilde, heeft dit echter geen invloed op den goeden bouw van het werk, terwijl de beknoptheid van vorm dit eveneens zeer ten goede komt. De groote overeenkomst van het motief van het Minvetto uit de sinfonie met een thema uit een van Grieg's vioolsonaten deed velen in mijn nabij heid het woord plagiaat uitspreken. Dit is de schaduwzijde ervan, dat die compo nisten zelfs in hunne strengste werken van hunne volksliederen gebruik maken. De pla giaatjagers toch onder de muziekliefhebbers zijn talrijk als het zand aan den oever der zee. Eens hoorde ik een muziekliefhebber met ver ontwaardiging verklaren, dat het schande was dat Wagner in zijn Kaiser-Marfsch van Meyerbeer's Huguenots had gestolen. (Zooals men weet maakten beiden gebruik van Luther's koraal: Eine feste Bur<j^ Deze opmerkingen doen niets nan de waarde van Hartmann als componist af. Ware hij twintig jaar geleden hier opgetreden, hij zou bet publiek misschien minder, doch de deskundigen meer .,'eboeirl hebben, want toen hadden wij nog niet met Grieg's veel krachtiger en kleurrijker uitingen kennis gemaakt. De tweede avond was er ongelukkig niet op berekend den componist in een ar dor licht te plaatsen. De ouverture werd herhaald en de overige werken, voor zoover ze niet waren zettingen voor orkest van Skandinavische volksliederen, konden niet zoo zeer de belangstelling gaande houden. Vooral was dat het geval met het Carnavalsfeest in G afdeelingen en Dyveke (Duifje uit Amsterdam) in 8 fragmenten. Dit laatste nummer, doelende op de geschiedenis van Duifjp. aan Ohristiaan's hof (door den heer J. II. Rössing uitvoerig in den Runtffftifgel beschreven) kreeg door de vele ge lijkvormige dansen, waarin bovendien te weinig afwisseling van licht en schaduw op te merken viel, een te gewoon karakter. Ik vind bet dan ook jammer, dat Hertmann zich niet in eene vroegere rmiziekperiode bij ons heeft bekend gemaakt en niet slechts n programma heeft doen hooren, want de Zondagavond heeft. den indruk beslist verzwakt. Na dezen avond toch moet het woord : rceïxchrijrerij velen deskundigen onbewust van de lippen zijn gevloeid. Bij vele nummers bewees het warm appla.us, dat Hartmann er slag van heeft zijn publiek te boeien en aangenaam bezig te houden, terwijl ik hnlde breng aan de groote muzikale kennis en begaafd heid van den componist, want dat hij die bezit, heeft hij in ruime mate bewezen. Thans blijft mij nog over twee uitvoeringen te bespreken, nl. n van mej. Veltman met mede werking van den heer Chr. Timmner en een dames koor bestaande uit leerlingen van roei. Veltman, on een concert van de vioolvirtuoos Prof. Aug. Wilhelmj, met medewerking van den pianist Rudolf Niemann. Mrj. Veltman is in onze stad reeds lang als een muzikaal begaafde zangeres bekend. Hoewel zij eene opleiding in Dnitfchen geest on t -an gen heeft, leent hare begaafdheid en voordracht zich bijzonder goed voor Fransche muziek, zooals bleek uit een Air de Stimson et Diilïln, doch ook in vier Dnitscho liederen gaf zij van haar talent blijk. Vooral de rustige warmte in de voordracht deed mij veel genoegen. Eene jonge dame, MPJ. B. v. d. E. gaf een voortreffelijk staaltje van het onderwijs van Mej. Veltman door voordracht van de aria Pur diccsti van Lotti. Zij bezit bovendien een schoon altge luid en is muzikaal zeer begaafd. De vrouwenkoren door eenige dames leerlingen uitgevoerd, n.l. twee frissche koren van Jul. Röntgen en twee van Bizet en Délibes slaagden zeer goed. De Heer Timmner verschafte door de voordracht van de beide Romanzen van Beethoven veel gerot, terwijl hij ditmaal weer door groote soberheid en adel van stijl de waardeering van zijn uitstekende eigenschappen als violist verhoogde. Over professor Wilhelmj is het mooilijk iets nieuws te zeggen. Hoewel deze trekvogel vier jaar van ons verwijderd bleef, is hij reeds vroeger dikwijls in ons midden op»etreden. Ik herinner mij nog altijd welken indruk zijn spel op mij maakte toen hij voor het eerst in Holland (ongeveer in 1867 of 68) met Pagaaini's viool-concert optrad. Met zijn schitterende eigenschappen verraste hij alle hoorders. Zooals bij toen optrad is hy gebleven, nl. in de eerste plaats: virtuoos. Z\ja machtige toon en geprononceerde rfcyibmitk gevea echter iets zeer eigsnaardigs en perEooiil\jks aan zijn spel. Men kan hem dan ook niet met andere violisten vergelijken. Bei-preek ik r.u zijn optreden, dan hebben de virtuozensiukken mij het meeste ger.oegen ge geven, want in het concert van Max Bruch, met hoeveel meesterschap ook gespeeld en hoe kern achtig van rbyihmiek en tcch overmoedig de Finale ook klonk, hield de solist geen rekening genoeg met de kleine zaal in het Odéon. Hier deed de te sterke loonontwikkeling vcoial schade aan den adel van de voordracht. Het zangerige tweede deel o.a. verloor daardoor nog al. Ik zal i;iet alle technische bezwaren die bij overwon beschrijven. Genoeg zij het te vermelden dat Wilhelrrj bij Ernst's Airs Ilowgrois nog tallooze moeielijkheden gevoegd had, die bij alleen kon overwjnnen. In de virtuozenstukken en flie van zijn compositie of eigen zetting was zijn toon ook schoener -en minder geforceerd dan in het concert, zoodat ik met een woord van bewonde ring, vooral van zijre gaven in dit genre, besluit. De heer Niemann is een sterk ontwikkeld pianist die, hoewel cok sommige stukken" te fon-ch ge speeld werden (o.a. de Corcert-Étude Waldesrauschen van Liszt) vooral in de begeleiding va^i Bruch's Corcert en in de Etudes Symphoniques van Schumacn zeer degelijke eigenschappen ont wikkelde. Wilhelmj werd stormachtig en Niemann zeer ?warm toegejuicht. VAN MlLLIGEN. ARTI ET INDUSTRIAE. Er dient aan de verschijning van een geïllus treerd kunsttijdschrift in Nederland zeker eenige belangstelling te worden geschonken, te meer als men de groote moeielijkheden kent, die aan de uitgave in een klein land, met een in het alge meen voor beeldende kunst niet gemakkelijk op te wekken publiek, zijn verbonden; want moet zulk een tijdschrift alleen bestaan van de belargstelling der kunstenaars, dan is de instandhouding zeer bezwaarlijk. Maar dan moet het een werk zijn, waar het groote publiek ook wat aan heeft I is de billijke eisch. Welnu, het tijdschrift hier bedoeld is dit, want het behandelt wat de Engelschen zco kerrachtig every-day-art" noemen, dus kunstnijverheid. Al dadelijk maakt het een goeden ir. druk, dat slechts Nederlandsche kunstnijverheid zal worden behandeld en in beeld gebracht, in tegenstelling van de weinige en dan nog weinig serieuse vroe ger bier te lande verschenen wei ken van dien aard, die nagenoeg alleen aan het buitenland hun aandacht schonken, om de doodeenvoudige reden, ' dat de platen van buitenlandsche tijdschriften gemakkelijk konden worden overgenomen, en men het blijkbaar ook niet de moeite waatd rekende in eigen kring rond te zien. Het treurig resultaat van zulk een zienswijze is nu nog te zien bij onze kunst-industrieclen, die nagenoeg allen van het buitenlard namaken. Het schijnt dat deze heeren onbekend zijn met onze prachtige industrie van vroeger dagen. Juist op deze wordt ook gewezen door bet Be stuur der Vereeniging Arti et Industriae" te 's Gravenhage, die het in drie-maandelijksche afleveringen verschijnend tijdschrift uitgeeft, en als aanhef gebruikt tot opwekkirg van alle be langstellenden in onze kunstnijverheid, om mede te werken tot bereiking van het doel, onze hedendaagsche industrie, langen tijd zoo jammerli]k ten achteren, weer naast die van andere volken, den ouden roem te doen herwinnen. En dat kan ! want oorzaak van dat verval was meer nog de absolute onverschilligheid van industrieelen en publiek, dan wel gebrek aan artis tieke krachten. Die onverschilligheid heeft gelukkig voor eenige belangstelling plaats gemaakt en sedert zijn ook die krachten vruchtbaar werkzaam, zoodat wij hard vooruitgaan, en er steeds harder wordt ge werkt om het verlorene in te halen. De platen van den eersten jaargang geven daar van het onmiskenbare bewijs. Deze hier allen met bijbehoorende beschrijving op te noemen, zou bui ten het gestelde bestek zijn en tot een droge ver handeling voeren; wil men echter van de mede werkende kunstenaars en indu&trieelen, en van de veelzijdigheid van inhoud een der.kbeeld heb ben, dan zij bijv. .genoemd: Hamer, truweel en voorschoot, gebruikt bij de steenlegging van het nieuwe Buiten-Gasthuis te Amsterdam door koningin Wilhelmina op 28 Mei 1891; de eersten ontworpen door Sluijterman en uitgevoerd bij de tirma Hoeker te Amsterdam; het laatste door Sturm, en vervaardigd aan de kunst-naaldwerkschool; de lederen boekband ont worpen door dr. Cuypers, voor de verzameling druktypen der firma Enschedé, aan Koningin Emma j aangeboden; trap-balusters door Nieuwkerken, een tegeltableau, van Le Comte, vervaardigd in de be kende fabriek de porcelpyne flesch" te Delft; eon eikenhouten plafond rozet door Bourgonjon, decoratieve pannelen van Gips, bestemd voor de rooksalons der W.-I. mailbooten; de voorzitterstoel in de zaal der Provinciale Staten te Assen, ont worpen door Berden en vervaardigd bij Te Poel en Stoltefus te 's-IIage, enz. enz. Voeg hierbij een rijke tekst en er is een denkbeeld gegeven van het groote en hoogst belangrijke arbeidsveld. Toch is veelzijdigheid van inhoud alleen niet voldoende; het aantrekkelijke voor het publiek blijft de uitvoering der platen. Deze is voortref felijk, voldoemfe aan de scherpst gestelde eischen. Het is in alle opzichton ernstig ?werk. dat den steun van een ieder verdient. " ' Mogen onze liunst-industrieelen dezen toonen door in te teekenen op voorbeelden van goede echt Ilollandsche kunst van bekwame hedendaagsche kunstenaars, en deze ten minste gelijk stel len mot hunne buitonlandsche bronnen: maar vooral toone het Nederlardsche publiek belang stelling voor de nationale kunstnijverheid, die, nu werkelijk de smaak voor eene kunstvolle woning

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl