Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.772
is gewekt, daaraan in alle opzichten ten goede kan
komen. Het zien van mooie dingen in
onmiddeIflke omgeving is een genot, dat ieder oogenblik
weerkeert, en men vergete niet, dat
kunstnijverheid alleen kan bloeien bij een in goeden smaak
ontwikkeld publiek.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Op Woensdag en Donderdag van deze week
heeft het Schildersgenootschap Pulchri Studio
>in den Haag zijn leden een gedenkwaardiger!
,..^avond bereid. Een kunstavond, niet een feestavond
^«igenlijk zooals het gewoonlijk heet. Want by een
' leestavond denkt men aan amuzement, en de uit
gaande Hagenaars die er dat nu zochten zijn ze
ker teleurgesteld naar huisgekeerd.
De Pulchri-avonden hebben al lang een goe
den naam, maar dit keer hadden de beste bij
ons beschikbare krachten met geestdrift
saamgewerkt. De localiteit was prachtig: de voorkamer
en de groot e zaal waren Oostersch gedecoreerd
met een talent, een smaak, een takt, dat het
niet beter kan. En het tooneel, en alles daar
omheen, rijk Chaldeeuwsch met groote figuren,
fijn en voornaam van kleur.
Er werden tableaux gegeven. Vijf tableaux uit
iet Oude Testament, saamgesteld door Bauer,
van der Maarel en Prikker, die ook de
begeleinende decoratie van de zaal hadden gemaakt, en
als inleiding tot die tableaux was het Albert
Verwey die verzen zei. Aan die schitterende
tafereelen was nog meer, nog geraffineerder kunst
besteed dan aan de kostelijke zaal, maar wie nu
eenmaal tableaux vivants als kunstgenot onbe
vredigend pleegt te vinden, zal zelfs door den
gloed van deze niet bekeerd worden. Van vinding
waren ze schitterend, en als Bauer er toe komen
kon zijn ontwerpen voor deze tableaux op steen
te brengen, dan zouden ze samen met de voor
name verzen van Verwey een prachtige uitgaaf
maken.
Van Verwey's voordracht was n ding jammer.
Vóór elk tableau zei, zong hy zijn verzen. Na
het tableau volgde dan een koor. Maar men had
begrepen dat zulk een koor niet gemakkelyk vol
doende in stijl zou worden gezongen, en zoo was
het Verwey zelf die ook deze verzen voordroeg.
Dat kan iets c-entonigs gegeven hebben, zij het
ook het eentonige van iets moois. Want in buiten
gewone verheffing las de poëet in breeden
priesterleken galm scandeerend zijn bij lezing
schijnbaar stroef geconstrueerde zoozeer
oud-testamentische verzen, bij las ze in plechtige
rythmus, bedwelmend gewiegd als het zwaaien van
wierookvaten bij een hoogen eeredienst.
Wie om kunst kwam, kan zich niets beters
niets zeldzamers gedacht hebben, dan zulk een
soiree. Aanstaanden Woensdag, zal alles nog een
maal voor niet-leden gegeven worden. De zaal zal
te klein bly'ken.
Af en toe, wanneer het pas geeft, worden hier
citaten gegeven, van wat in het buitenland wordt
gezegd over onze artiesten, en dan liefst van wat
men schrijft van hen die by ons nog te weinig
geschat worden. Maar nu was in het Nieuws van
verleden Maandag een uit Belgiëtoegezonden
voor dat orgaan zeldzame uitspraak over twee
der onzen te vinden, die daarom en om hare
onbekrompenheid, eveneens het afschrijven hier
waard schijnt.
Bauer's teekeningen voor Flaubert's heerlijke
Légende de Saint Julien V Hospitalier waren,
deze laatste veertien dagen, het hoofdmoment
aller gesprekken in de Gentsche kunstkringen.
Ook Toorop's machtig-suggestieve teekening, De
^Tuin der Weeën, zoo mystiek gevoeld als intens
van uitdrukking, werd druk besproken. Te Gent,
evenals onlangs te Brussel, waren alle kenners
het eens, Toorop en Bauer tot zeer groote en
hooge kunstenaars uit te roepen."
De Vlaamsche correspondenten onzer groote
bladen zouden waarlijk sommigen der onzen lessen
kunnen gaan geven. Een kroniek zooals die van
Pol de Mont in het Handelsblad over de Vlagt
onlangs, is stellig van de beste, meest verlichte
journalistiek over kunst die men in Holland leest.
De De N. Bott. is in dit opzicht achter. Dien
Antwerpschen correspondent moest men niet over
kunst laten schrijven.
Het Journal de Gand gewaagt van vee"! succes
en veel bezoek bij de expositie van de
Nederlandsche Etsclub te Gent.
Aan Zilcken komt de eer toe, een tentoonstel
ling als deze (en die van dezelfde vereeniging
onlangs te New-York gehouden) te hebben aan
gepakt.
In de Lsidsche afdeeling van de Maatschappij
van Nyverheid hield Woensdagavond de heer C.
W. H. Verster een opmerkelijke lezing over
Middeneeuwsche kunst. Hij sprak over stijl in het
algemeen, over gothiek, over de procédés der
miniatuur-schilders en over den invloed van de
gothiek op de tegenwoordige kunst. Als voorbeel
den hiervan werden l'Evangile de Enfance van
Carloz Schwahe, The Lily and the Rose van
Walter Crane, de in 1876 gestorven zegelgraveur
Birnböck, en Derkinderen's Wandschildering, de
Processie van het II. Sacrament besproken.
Hierbij had de heer Verster een kleine fraaie
tentoonstelling gearrangeerd, die ook den heelen
Donderdag te bezichtigen bleef.
De heer Verster is uitgenoodigd in de
Haarlemsche afdeeling dezelfde lezing en tentoonstel
ling te houden.
Niet van Bernard, zooals hier verleden week
abusievelijk werd vermeld, maar van den meer
gerangeerden Besnard zou er sprake zijn dat voor
het Luxemhourg iets werd aangekocht.
V.
DE PSYCHOLOGISCHE ROMAN.
II.
De psychologische roman is net zoo min een
uitvinding van vandaag, als de telefoon er een
van gisteren was. Indien n waarheid in deze
eeuw tot algemeene erkenning is gekomen, is 't
deze, dat er niets nieuws onder de zon is. Men
moet,"zegt De Musset, zoo onwetend zijn als een
schoolmeester om te durven denken, dat er nog
iets nieuws uit te vinden is." Welnu, de psycho
logische roman is bijna honderd jaren oud. Is 't
al geoorloofd Manon Lescaut en Werther, die in
het genre vallen, ter zyde te laten, niet geoor
loofd is 't, over den psychologischen roman
sprekende, te zwy'gen van Constant's Adolphe. De
psychologische ontleding is daarin zelfs reeds zeer
nauwkeurig. Adolphe is een eenvoudig verhaal: de
liefdesbetrekking tusschen eenen jongen man en
eene vrij veel oudere vrouw, met het
onvermydelijke slot: het versterven der liefde in zijn hart
en hare doodelijke wanhoop daarover. Maar deze
eenvoudige en tamelijk banale toestand is geana
lyseerd met groote heerschappij o.-er de stofFe en
hooge kennis van het menscnelijk gemoed.
Ziedaar het eerste althans goed-en-wel gear
resteerde verschynen van den psychologischen
roman, door Constant geschreven in geniale on
bewustheid van het fei , dat hij zijnen tijd een
tachtig jaren vooruit is. Henry Beyle (Stendbal) is
in Rouge et Noir en la Chartreuse de Parme de
eerste bewuste psychologische auteur. Zijne romans
blijven in zijnen tijd zoo goed als ongelezen. Hij
stoort er zich niet aan. wetende dat hij de ande
ren ten minste een halve peuw voör.is. In 1880,
zegt hy, zal men my begrypen." En die voor
spelling komt op den dag uit.
Na hem wordt de psychologische roman ver
drongen door den naturalistische, maar tegen het
tydstip door Beyle als zi,n erkenningsdag genoemd
door Paul Bourget opnieuw en thans voor goed
op den voorgrond gebracht, terwijl dan zijne rech
ten door allen worden erkend en door Maurice
Barrès kracht van wet erlangen.
In de trilogie van Maurice Barrès: Sous Toeil
des Barbares, Un homme hbre, Ie Jardin de liér
mce is de zielkundige ontleding tot hare uiterste
verfijning gekomen, maar tevens zoo fijn geworden,
dat zij elke poging tot controle verbiedt Barrèa
mag in eene als deze bescheiden studie over
den psychologischen roman niet ongenoemd blijven,
maar er moet ook van hem gezegd wórden, dat
hij op geniale wijze apart werkt.
Beter voorbeeld dan Bourget, die te veel
kunstindustrieel is geworden, bedwelmd door den geur
der corylopsis-bewondering der mondaines die
Ie cher Maitre in hare salons ontvingen, en
beter voorbeeld dan Maurice Ban es, die in de
vaagheid zijner analyses wel tot zeer schoone
maar uiterst problematische vondsten komt, schijnt
mij Alfred Vallette, die in zijn Ie Vierge den
eersten roman waarschijnlyk van eene reeks die
hij onder den algemeenen titel van la Vte grise
zal uitgeven een boek heeft geschreven van
groote schoonheid, penetrant-droevige waarheid en
verwonderlijk-fijne ontleding.
Le Vierge mist elke intrige. Het is de geschie
denis van eenen leelijken, bleuen jongen man, die
kuisch blijft, omdat hij om zijne leelijkheid niet
door de vrcuwen wordt aangezien en die om
zijne bleuheid het oog niet durf t'slaan op de
vrouwen en daardoor in de duffe grauwheid zijner
eenzame en bespotte ellende ondergaat en sterft.
Niet anders dan dit. Maar welk een kracht van
ontleding, welk een'meesterschap over den vorrn,
welk een hooge objectiviteit in de beoordeeling
van goed en kwaad vormen den gromlslag van
dit boek, dat van een klare tintelende iku'de van
medelijden is doorsidderd.
Men kan niet over den psychologischen roman
schrijven zonder Ie V'icrye als alles verklarend
voorbeeld aan te wijzen.
*
* *
Wij hebben tot dusver opzettelijk gezwegen over
de Hollandsche litteratuur.
Hoe men over de richtingen der hollandsche
letterkunde van gisteren en heden denkc; vriend
en vijand zullen moeten erkennen, dat de jongste
litteratuur waarom het classificeerende woord
niet te noemen? de Nieuwe Girfs-litteratuur
een in ons vaderland op zich-zelf staand geheel is.
Maar sprekende over den naturalistische!! roman
zal men bij de ouderen geen enkel voorbeeld
vinden, bij de jongeren slechts zeer sporadische
gevallen. Frans Netscher en Bram van Dort zijn
de twee eenigen en dan nog is de laatste, hoe
wel zijn Doorlje Vlas goed beginnerswerk is,
geen voorbeeld waarmee men iets bewijst.
Op deze alleenstaande gevallen mag men zich
niet beroepen, om te betoogen, dat de naturalis
tische roman hier ten lande burger is geworden.
Inderdaad is hij dat ook niet. De oudere roman
schrijvers : Bosboom-Toussaint om de gespierd
heid van haar werk moge zij hier onder de schrij
vers gerangschikt worden Vosmaer, Schimmel:
om de drie besten te noemen, hebben zich geen
moment door het naturalisme aangetrokken ge
voeld. De Nieuwe irfs-mannen, die, zooal niet
hunne geestelijke vaders, dan toch hunne geeste
lijke oomes den rug toekeerden, kwamen te laat
om blijvend onder den invloed te komen der
materialistische wereldbeschouwing.
Van 1880 tot 1886 ongeveer hebben zij hun
weg gezocht, nu hier dan daar zoekende en
eigenlijk nergens vindende en intusschen werk
gemaakt, dat vaak groote verdiensten bezat, maar
van alles wat en van niets genoeg had dan van
de begeerte bet oude zonder genade, dikwijls zon
der recht af te breken en zelf anders te doen dan
alle anderen. Maar na dien tijd heeft Van Deijssel
zijn Kleine Republiek geschreven, meldde zich
Van Eeden met zijn Kleine Johanncs aan, is Van
Groeningen met zijn Martha de Jlruin gekomen.
heeft Couperus zijn Noodlot gedicht, heelt Vos
meer de Spie zijn Passie uitgegeven, verscheen
allerlaatst Aletrino met zijn Zuster Ilertha
ik ga anderen voorbij alle werken, waarin
het psychologisch element zich krachtig open
baart en waarin met meer of' minder nauw
keurigheid het menschelijk leven in hart en
verstand wordt uitgeplozen. En waar wij met
verrassing hebben gezien, dat Beyle in Frank
rijk reeds vele tientallen jaren te voren de psy
chologie in den roman had gebracht, mogen wij
met even blijde verrassing constateeren, dat
Multatuli reeds bijna twintig jaren voor heden in
zijn Woutertje Pieterae hetzelfde heeft gedaan.
Ook in ons land dus is heden de psyche logische
roman aan het woord en hij spreekt luide, zeker
en krachtig als een die zich gezond gevoelt en
zelf bewust is.
Dat hy dat &oet is een gelukkig teeken. Het
bewijst, dat de tegenwoordige letterkundige gene
ratie in ons land leeft in het geestelijk leven van
haren tijd, in het mouvement is, zooals men zegt.
Hebben wij, vreemd genoeg, in het land van de
naturalistische schilderkunst bij uitnemendheid,
al niets gevoeld voor het naturalisme in den
roman, wij gevoelen des te inniger voor
die nieuwe geestes-strooming die, onvoldaan
en afkeerig van het materialisme, er al het
gewicht van hare overtuiging op legt, dat de mensch
een bezield wezen is en niet een voortreffelijke
machine. En dit erkennende, legt onze littera
tuur zich met geloof en y'ver toe op de kennis en
de ontleding van den onstoffelijken mensch Niet
zijne daden en zijne werken trekken haar aan, wél
zijn denken en zijn gevoelen, in't kort: zijne ziel.
En deze is reeds zoo samengesteld, dat men zijn
werk niet nog ingewikkelder wil maken door het
bedenken van vreemde en wonderlijke toestanden:
van intriges, zooals men dat vroeger noemde. Waar
toe overigens een intrige? Het normale leven
is zoo eenvoudig, loopt zoo geleidelijk en zoo
volkomen ontbloot van intriges, dat het een
vergrijp jegens de realiteit zou wezen er een te
bedenken.
Niet waar? De meeste menschen worden geboren,
arbeiden, trouwen en sterven en hun leven schokt
evenmin als bet leven der natuur. Is het daarom on
waardig om beschenen te worden door het licht der
artisticiteit ? Het tegendeel is waar. Juist de een
voud, het geleidelijke, om met Vallette te spreken :
d« grauwheid van het leven; eene grauwheid
grootsch als een element, lokt tot ontleding. En
eenmaal aan het werk, vindt men alras de
conclusie, dat die schijnbare eenvoud van het
leven het meest-samengestelde ding is, dat zich
denken laat.
Geboren worden, zeker dat is voor den eersten
persoon vrij enkelvoudig. Maar dat arbeiden, maar
dat trouwen, maar dat sterven vooral wordt
voorafgegaan en begelsid door drama's bij wier
kracht van impressie niet het ingewikkeldste
drama der romantiek kan genoemd worden.
Wanneer men zich eenmaal bemoeid heelt zich
rekenschap te geven van wat er omgaat in eene
menschenziel, dan voelt men zich dankbaar ge
stemd jegens het materialisme, jegens het na
turalisme en nu niet omdat die beide een
grootsch en schoon verschijnsel zijn geweest
maar omdat in hunne actie den terugslag is ont
staan, waardoor wij thans denken en gevoelen en
die zich openbaart in eenen onstuimigen en
gepassioneerden drang naar het ongeziene, waarvan de
menschenziel zich de zuster gevoelt. Zonder den
naturalistischen roman van gisteren, heden geen
zielkundige roman, daardoor niet het grootsche
arrest, dat aan de litteratuur van heden haar
imperatief karakter zal schenken, dat elke
menbchenziel onmiddellijk voortvloeit en bestemd is
voor de Oneindigheid.
De psychologische roman doet apostolisch werk,
vestigt de aandacht van den mensch op zijne
goddelijke afkomst, roept óp ten geloove en pre
dikt het Sursum Corda '
En doet dat in waarheid!
Hij is een bedrogene of een bedrieger, die den
mensch schildert als een goed en verheven wezen,
evenals die andere een bedrogene of een bedrie
ger is, die beweert dat de mensch slecht en
laag is. 't Een noch 't ander is de Waarheid.
De mensch is goed en slecht en beide zóó zeer te
gelijk, dat sorns zelfs in zijne pure devotie de gore
stikstof van zijn lustig lichaam opwalmt. Is 't dan
werk der Waarheid doen als men dit verzwijgt?
Kan 't zelfs nut stichten dit te verzwijgen? Zoo
waar als 't is, dat de vriendschap-liefde de ge
breken ziet en aanwijst van het hart, dat in haar '?
is doorgedrongen, zoo waar is 't ook, dat zij. zich
uitende in het gemoed en in het werk van den
kunstenaar, den vinger legt op de gebreken der
der meuschheid. Zachte geneesheereri maken
stinkende wonden," zeiden onze vaderen, die het
leven in vele opzichten verstandiger aankeken dan
wij en niet voor een gepast ruw woord schrikten.
Dat zeggen ook de artiesten, die de menschheid
liefhebben en op hunne wijze willen trachten haar
te genezen van de stinkende wonden, die sinds
eeuwen haar lichaam hebben verkankerd.
In dit opzicht sluit zich de psychologische
ontleder bij den naturalistische aan. Ook bij wil geen.
waarheid verzwijgen, geen gebrek beinantelen,
geen ondeugd ontkennen. Maar na eerlijk te heb
ben gezcgt wat zijne ziel bedroeft, roept hij ju
belend het l'lr is beter \ uit.
Zola zei: op elke vlucht in het ideale volgt
een val in het slijk". De kunstenaar van heden
spreekt deze waarheid aldus uit: Op eiken val
in het slijk volgt een vlucht in het ideale".
A. BACHELOR.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
Verschillende belangrijke veilingen staan ons
in het buitenland te wachten. Vooreerst de col
lectie Ilabich, allen bezoekers van het museum
te Kassei welbekend, daar de bezitter zijn verza
meling van 152 meest oud-llollandsche schilde
rijen gedurende een tiental jaren aan dat museum
in bruikleen heeft afgestaan. Dertien kunstwer
ken zijn al uit de hand voor (J7,()()() Mark aan de
National Galleiy te Londen verkocht. Hieronder
ii vooral van belang de aan Govert Flinck toe
geschreven schets van een Amsterdamsen schil
derstuk, die eenige jaren geleden in een der zalen
van het Kon. Oudheidkundig Genootschap (in de
Spuistraat) is tentoongesteld geweest. Verder nog
stukken van Hendrik Avercamp, Cornclis Decker,
Bernard Fabritius, Roeland Koghman, Kaac van
| (.'stade, Jacob de Wet, Jan Wouwerinann e. a.
i Evenzoo werden 17 andere voor het museum te
Kassei behouden. De rest, waaronder nog menig
belangrijke schilderij, zal waarschijnlijk nog in
deze maand verkocht worden. Zoodra de catalo
gus verschenen is, komen we hierop terug.
Tegen het einde van Mei kondigt de E. A.
Fleischmannsche IIof-Kunsthandlnng te Mimchen
de veiling aan van de zeer uitgebreide verzame
ling oude en nieuwe schilderijen, het magazijn
uitgemaakt hebbende van de lirma A. Riipprecht's
Nachfolgcr. Alleen de afdeeling oude kunst bevat
een kleine 700 schilderijen, Tusschen veel namaak
schuilt ook menig interessant schilderij. Vooral
een Paulus Potter van 1 642, afkomstig uit de coll.
Sepp, is van gewicht, om de vroege ontwikkeling
van den toen 17-jarigen schilder te doen kennen.
Ook op deze verzameling kom ik later terug,
wanneer we door den catalogus een beter
overzicht hebben.
Ten slotte wordt 21 April door den kunsthan
delaar H. Bukowski te Stockholm een verkooping
van oude en nieuwe schilderijen en voorwerpen
van kunstnijverheid onder den hamer gebracht.
Uit den catalogus noteer ik een Zeegevecht van
Pieter Coopse, een leerling van Bakhuizen wiens
werken bij ons niet meer te vinden zijn, twee
Winterlandschappen van Roeland Savery van 1614
en twee groote werken van Frans Suyders, af
komstig uit de verzameling Ugglas te Finspong.
De derde Snyders uit die beroemde collectie werd
onlangs het eigendom van baron Tamm te
Stockholm.
Door de firma Fred. Muller & Co. alhier ia de
catalogus a prix marqués verspreid van een ver
zameling historiepreuten, die zeer de aandacht
van verzamelaars verdient. Bijna ieder nummer
munt uit, of door groote zeldzaamheid, of door
bijzonder fraaien toestand. Dat de bewerking van
den catalogus niets te wenschen overlaat, spreekt
van zelf.
Ik was van plan mij buiten de
Comeniusopwinding te houden, die door de Czechen en
Slovaken vooral met chauvinistische bedoelingen is
aangekweekt. Zelfs de talrijke Comenius-biographiën
(waarvan die van Anton Vrbka, Znaim 1892, nog
de meeste aandacht verdient) en de
Comeniustentoonstelling, te Naarden en hier gehouden,
zouden mij niet tot spreken gedracht hebben,
wanneer niet een artikel van den heer A. N. J.
Fabius in het Nieuwsblad voor den Boekhandel
mij noopte, een door hem begaan onrecht te
herstellen. Hij zegt daarin n.l. Slechts enkele
onzer boekverzamelingen zijn werken va-i
Comenius rijk, die van L-;iden is met haar vier of vijf
nummers nog de rijkste, terwijl al hetgeen de
antiquaren voorhanden hadden schijnt te zijn
opgekocht." Nu moet men weten, dat de
Amsterdainsche Universiteits-Bibliotheek uiet alleen 15
verschillende uitgaven van Comenius bezit, maar
dat die 15, waaronder de zoo zeldzame uitgave
der Opera didaclica omnia op de tentoonstelling
ingezonden zijn. ja het ontvangbewijs door den
heer Fabius zelf geteekend is. En wat die armoede
bij onze antiquaren aangaat, ik ben er getuige
van geweest, dat Prof. Jos. Smaha uit Rakonitz
dezer dagen bij een antiquaar hier ter stede eea
twaalftal verschillende Comeniusuitgaven gekocht
heeft.
"Dat de commissie, belast met hot tot stand
brengen van de tentoonstelling, zich geen bijzon
dere moeite getroost heeft, blijkt ten overvloede
uit het feit, dat Comenius als cartograaf geheel
vergeten is, en dat nog wel, terwijl sen exemplaar
van zijn kaart van Moraviëin de verzamelingen
van het Kon. Oudheidkundig Genootschap (waar
de tentoonstelling wordt gehouden) aanwezig is.
A propos van bovengenoemd werkje van Vrbka,
het daarin voorkomende portret tegenover p. 128
stelt niet Laurens maar Lodewijk de Geer voor.
Het museum te Brunswijk is in het bezit ge
komen van het portret van Christiaan hertog van
Brunswijk, en bisschop van Halberstadt, die ook
in onze geschiedenis een rol gespeeld heeft, ge
schilderd door Paulus Moreelse in 101:), en be
kend door de gravure daarnaar door Crisp. de
Passégemaakt. Het is afkomstig van het kasteel
Geinen, en werd voor het museum aangekocht
voor 4000 Mark.
Bij een onderzoek is gebleken, dat verschillen
de handschriften in de Bjurgonüische Bibliotheek
te Brussel, volgens n lezing door ratten, vol
gens een andere door wormen, bijna opgegeten
zijn. Men weet dat het streng verboden is, hand
schriften uit deze bibliotheek te leen te krijgen.
Nu blijkt het, dat de angstvallige bestuurders der
boekerij beter gedaan hadden, de handschriften
uit te leenen. dan ze thuis op te laten eten. .
E. W. MOES.
De schat der Wel f en. Het Wiener 'laijblatt
schrijft Laar aanleiding van het bericht, als zou
de hertog van Cumberland den Welfenschat",
dien hij aan het O >stenrijksch museum te \Veenen
ter bewaring had afgestaan, teruggccischt hebben
en van plan zijn dezen jiu in eigen bewaring te
nemen, het volgende: Hoewel deze wensch van
den hertog, den schat terug te ontvangen, tot nog
toe bij het bestuur van het museum niet is in
gekomen, is het verblijf van den schat der Wellen
te Weenen toch nog slechts een quaestie van
tijd. George V van Hannover had een gedeelte
'van zijn kostbare collectie slechts voor zoolang
aan het kmistinstituut te Weerien ter beschik
king gesteld, als hij voor het wetenschappe
lijk onderzoek noodig zou zijn. Sedert drie en
twintig jaar bevinden zich de kostbare kunstvoor
werpen, welke den schat der Weiten uitmaken,
in het Oostenrijksch museum aan den Stubenring.
Het ontstaan van den Welfenschat'' klimt op tot
in de twaalfde eeuw; hij werd door Hendrik den
Leeuw door eenige kostbare voorwerpen, die hij
in het jaar 117,'! van zijn reis naar Jeruzalem en
Constantinopel naar Duitschland meebracht, aangelegd.
De St. liiasienkerk te Brunswijk was de eerste
plaats, waar dezs reliquiën uit het Heilige Land
bewaard werden, /ij \ormden den grondslag tot
den relequicnschat." Dit is de eene helft van
den Welfenschat, terwijl de andere heltt,de
zilverschat", tegenwoordig in de hertogelijke kasteelen
der Cumberlands te Penzing en Gmunden bewaard
wordt. In den loop der jaren was de reliqui
nschat. waar eerst langzamerhand de zilversdiat
bij kwam. herhaaldelijk in gevaar verkwist of
zoek gemaakt te worden. In de XVde eeuw lieten
de toenmalige eigenaars hem ten gevolge van
familietwist taxeeren, om hem te verkoopen ofte
verdeelen. Zoover kwam het echter niet. Onge
veer twee eeuwen lang bleef de schat te Bruns
wijk. Nu ontstond er tusschen hertog Johan
Frederik en de stad Brunswijk een geschil. De stad
verklaarde zich eigenares van den schat en
wei