Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 773
kieschheid en fijngevoeligheid, hun hypertrophie
van welbespraaktheid en spitsvondigheid schijnen
ons in den roman poëtisch en noodzakelijk, al
glimlacht men wel eens om de goedmoedige pe
danterie van den braven Lao, die, als Francis
hem vraagt, of hy zich nooit door de passie heeft
laten overmeesteren, antwoordt: Ik heb niet de
gewoonte mij te laten overmeesteren door wie of
wat ook. Ik bszit eenige kracht om resistentie
te bieden en ik zou die gebruikt hebben zoo het
geval zich had voorgedaan; maar dat is niet ge
beurd. Ik had geen ledigen tyd genoeg om mij
zulke distracties te geven;" al vindt men het
wat vreemd, dat hij steeds van conscientie spreekt,
terwijl geweten toch zulk een mooi Hollandsch
woord is. Hos onaanneembaar en onnatuurlijk
moet de inhoud gaan schijnen, als de vorm ver
broken wordt. Zelfs de op zich zelf verouderde
verdeeling in ellenlange brieven schijnt den slechts
half modernen roman een bekoorlijkheid te meer te
geven. Mijoor Frans" is geen grootboek; Sara
Burgerhart" met zijn overweldigenden, bedwel
menden geest staat oneindig hooger; het ia een
teedere, kiesche, bekoorlijke novelle, die hoofd en
hart in zachte deining houdt.
Dat de heer Cnrispijn uit Majoor Frans" geen
fraai, degelijk tooneelspel zou weten te trekken,
mocht van te voren worden aangenomen; dat hij
als acteur, die de eischen en geheimen van het
tooneel kent, een dragelijk tooneelwerk te
voorschjjn zou brengen, had ik gehoopt en verwacht.
Ook dat is hem niet gelukt. De gedramatiseerde
Majoor Frans" bezit eigenlijk slechts deze nega
tieve deugden, dat het aantoont, op welke wijze
een roman niet tot een drama moet verwerkt
wordsn, dat het voor de zooveelste maal duide
lijk maakt, dat een roman en een tooneelspel niet
hetzelfde zijn, dat Musset gelijk had, toen hij
EOtde, dat romanciers en dramaturgen niet den
zelfden vorm van schedel hebben. De heer
Chrispijn is in zijn tooneelspel den roman
angstvallig, te argitvallig getrouw gebleven. De
verschillend:} episodan zijn op een enkele uit
zondering na behouden, alleen zijn zij wat ver
plaatst en verschikt, wat ingekort en ingeperst.
De weinige veranderingen, die de bewerker
heeft aangebracht, zijn weinig gelukkig. Terwijl
in den roman de eerste ontmoeting tusschen
Leo en Francis op de heide plaats heeft,
geschiedt deze op het tooneel binnenshuis. Afge
zien nog hiervan, dat Francis, het natuurkind, in
de vrije natuur het meest in haar element is, deze
voor een eerste ontmoeting de gelukkigste omge
ving is, komt ze nu in haar allerdwaaste kleeding
bij den notaris Overberg binnenvallen, terwijl deze
zyn zilveren bruiloft viert. (De bruiloft is ook
een bijvoegsel). Het ruwe en ongegeneerde in haar
persoonlijkheid wordt hierdoor, zeer tot schade
van den eersten indruk, nog verscherpt. Ook het
zingend wegmarcheeren met Rolf in de latere
bedrijven had achterwege kunnen blijven. Dat het
laatste bedrijf hort en rammelt, vermeld ik in het
oorbygaan; het hangt samen met de hoofdfout;
ook in den roman is de ontknooping wat gewron
gen en gejaagd. De op zichzelf weinig dramati
sche handeling van Majoor Frans" is doof den
heer Chrispijn' in 5 vrij gelijke porties verdeeld.
In den dialoog heeft hij stukken en brokken van
de rodeneeringen uit den roman behouden. Dat
op zulk een wijze een weinig boeiend, weinig
overtuigend, een dor en langdradig drama moest
ontstaan, spreekt van zelf. De heer Chrispijr, zal
voor zijn wijze van dramatiseeren, hoe onhandig
en onbeholpen in mijn oog, wel redenen gehad
hebben. p]én ding kan hem in geen geval verge
ven worden. Hij had ons, tegen beter weten in.
niet moeten willen wijs maken, dat het versterken
van dan inwendigen mensch een dramatisch»! werk
zaamheid is. Ik heb nog in geen tooaeelstuk,
tenzij misschien in Kloris en Roosji", zooveel zien
eten en drinken als in Majoor Fi arm. Het tweede
bedrijf is in dit opzicht een meesterstuk Eerst
drinken de heeren port, dan krijgen wij een vol
slagen diner, soep, twee vleeschen, pudding, dessert;
voorafgaan, werden met het maken der
toebereidselen doorgebracht. Ik nam weinig
deel daaraan; elk maakwerk, alles wat inge
studeerd mo?st worden scheen mij tegenover
dien bescheiden kunstenaar onwaardig.
Zoo naderde de Donderdag. X speelde
Graaf Waldemar in liet Xational-theater.
Het bestuur en ik wachtten hem voor den
schouwburg met een groot liuurrijtuig.
Een klein halfuur na afloop der voorstel
ling verscheen hij wij stonden naast liet
geopend portier geschaard hij sprong,
onze hulp met een hoofdbuiging afwijzend
vlug in het rijtuig, wij volgden hem en voor
waarts ging de rit naar de Koningstraat.
Hij had den slappen vilten hoed diep in de
oogen getrokken, zijn hals in een zijden
doek gehuld en sprak geen woord. Zijn geest
was nog niet weder vrij, nog gekluisterd
door de taak, die hij zooeven had vervuld.
Zoo bereikten wij ons doel.
De avond verliep schitterend. Nooit had
zulk een uitmuntende, zulk een gezellige
stemming nog in onze vereeniging geheerscht.
En van dwang of vormelijkheid geen spoor.
Openbaarde zich in die richting de minste
of geringste neiging, X wist haar door een
grappig woord of een jovialen inval terstond
in de kiem te smoren. Hij was eenvoudig
een der onzen. En op zijn bescheiden, voor
komende manier beheerschte hij alles. Zon
der zich ook maar n oogenblik op den
voorgrond te dringen, zonder in het minst
te poseeren, was hij de '/.iel van het gezel
schap. En iedereen, dames, heeren, ouden,
jongen, allen dweepten met hem. Er was
maar n gedachte, n wensch: men had
hem zoo gaarne willen behouden, meu had
zoo gaarne eiken vereenigingsavond van zijn
bijzijn genoten.
Er werden een massa voordrachten ge
houden ; de beste werkende leden waren
uitgekozen om den naam onzer vereeniging
dan drinken de heeren koffie en cognac, ten slotte
komt de thee. Men. heeft mij willen wijs maken
dat deze versnaperingen (in het eerste bedrijf eet
men echte taartjes, in het derde dito broodjes met
vleesch) door den heer Chrispijn zijn voorgeschreven,
om de artisten, die met hun weinig dankbare rollen
niet zeer ingenomen Waren, den mond te stoppen.
Ik zie dan echter niet in, waarom alleen mevr.
Stoetz, die in het vierde bedrijf een paar woorden
te zeggen heeft en niets eet of drinkt, is over
geslagen. Dit is niet rechtvaardig. Dat het dra
matiseeren van Majoor Frans" een moeilyk en
gevaarlijk, misschien een onbegonnen werk is, heb
ik vooropgesteld; het grootste verwijt, dat ik den
heer Chrispijn maak, is, dat hij het begon.
Van vertolking, regie en mise-en-scène valt veel
goeds en een beetje minder goeds te zeggen. Het
spel van mevrouw Frenkel (Francis) en den heer
Clous (Leo) werd boeiender naar mate hun rol
len dankbaarder en dramatischer werden. Op het
tooneel hebben Francis en LRO niet veel kleur,
niet veel realiteit. Mevrouw Frenkel overdrijve
het ruwe, forsche, manlijke in Francis' karakter
niet. Majoor Frans weet zich, zoo noodig, uitste
kend voor te doen. Alleen in de buien van drift
en toorn vergeet zij zichzelf geheel. Overal elders
moet het vrouwelijke, zij het ook maar heel wei
nig, doorschemeren. Zelfs in het eerste bedrijf zou
ik haar lach en spot minder scherp en snerpend
wenschen, al veroorlooft de rol hier zonder tw\j ?
fel de schelste kleuren. Majoor Frans mag
niet te zeer afstooten, niet te zeer virago schijnen,
wat zij in den grond niet is. Het jammerlijk slepend
relaas over lord William in het derde bedrijf redde
mevrouw Frenkel door haar voortreffelijke wijze
van zeggen; het onderhoud inet Kudolf in datzelfde
was zeer schoon. In de laatste twee bedrijven kwa
men Francis en Leo het best de voorstelling nabij,
die wij ons volgens den roman van hen vormen. In
de eerste had de heer Clous begrijpelijkerwijze
tegen de tamheid en zoetblommigheid van de
af te baelden figuur te kampen. De heeren Bouw
meester (Rolf), Schoonhoven (de generaal) en
Tourniaire (de joviale ratéRudolf) gaven zeer
veel goeds. Vooral de eerste was voortreffelijk in
zijn ruwe hartelijkheid; de beide laatsten mogen
niet te veel toegeven aan de zucht tot slepen en
rekken. Van de 12 a 15 overige personen valt
niet* te zeggen.
De tooneelinricliting beantwoordde alleen in het
derde bedrijf geheel aan den eisch. De zaal in
het tweede, vierde en vijfde wekte niet genoeg
de gedachte aan vervallen grootheid op Ik liad
haar nog ruimer en holler, ongezelliger en dood
se her gewenscht, met meer verscheidenheid en
brie-a lirac in de meubelen. Bij het diner beging
men een fout; het kleine gezelschap moet aan den
hoek van een reusachtige tafel zitten; nu bracht
men een kleine, gedekte tatel binnen, iets wat
ik op zich zelf' reeds als te komedieachtig en
marclicnhuft afkeur.
Ov'er De indringer en De Parijsenaar moet ik
zeer kort zijn. liet eerste is fraai als gedachte,
verdienstelijk als mystisch symbolische
stemmingspoëzie, meer een kunstje dan kunst. Kon familie
zit om ds tafel in oen groot, hol vertrek; in eer.
aangrenzende kamer ligt de moeder op het ziek
bed; do blinde grootvader is angstig en gejaagd;
hij hoort, voelt, ziet iema,nd het huis binnentre
den. Zjii zoon en kleindochters trachten te ver
geefs hr:m van hot ongerijmde van zijn vrees te
overtuigen. De klok slaat twaalf. De groot
vader had wol gelijk. De pleegzuster treedt
binI ncn en maakt het teeken des kruiscs; de moeder
is gestorven; de dood was het huis
binnengetre; den; alleen de blinde hal het bemerkt. Antoino
i van het Théarre Libre" hoeft gezegd dat De
\ indringer geen ihédtre is; ik geloof dat hij groot
gelijk heeft. Hoe men den schrijver. Maeterlinck,
den iïolgischfin Shakespeare heeft kunnen noemen
[ is mij een raadsel; men zou bijna zeggen: daar
i moet men Franschman voor zijn. De grootste
j verdienste van De indrinysr is het nieuwe,
tegenover X. waardig te handhaven, de
gevoelvolste zanger, de meest begaafde voor
drager, de geoefendste pianist en zoo voort..,
X zat in de voorste rij voor de verhooging.
op een met fluweel bekleeden stoel, die ons
door een der kunstlievende leden welwillend
in bruikleen was afgestaan; hij luisterde
met gespannen aandacht, met eerbied bijna,
en na elke uitvoering had hij den debutant
iets te zeggen. Dan stond hij van zijn zetel
op en kon men zijn gestalte, zijn spreken
den kop door de geheele zaal zien. Wat hij
zeide was geen tastbare vleierij, maar voor
den belanghebbende toch streelend orn te
hooren. Hij kon maar niet ophouden zijn
jongen vriend te verzekeren... totdat het
teeken tot een nieuw nummer werd gegeven,
en hij zich met een .-.-juut! .«juut! mijn
waarde, stil! wij mogen niet hinderen" kin
derlijk behoedzaam in zijn fluweelen stoel
nederliet. Verscheidene malen ontsnapte hem
ook bij de eene of' andere geschikte passage
een uitroep of gebaar van bewondering, maar
dan zag hij dadelijk angstvallig om, en
smeekte met de oogen om vergiffenis, dat
hij zich zóóhad laten \vegsleepen. lijn hemel !
hij had nu eenmaal ecu kuustcnaarsgcinoed
en dergelijke indrukken drongen hem diep
in het hart!
Toen het programma was afgeloopcn, ver
zamelden zich allen in een dichten kring
orn X. De man was bepaald geroerd en
aangedaan van »al hel moois/' dat hij had
gehoord.
»Jk had mij veel degelijk.s voorgesteld,"
zcide hij, »maar dit heeft mijn verwachting
nog ver overtroffen ; ik ben n en al
verbazing. U hebt hier talenten wat
zeg ik talenten ? Artiesten, werkelijke, geni
ale kunstenaars, die aan het publieke leven
behooren. Daar is bij voorbeeld mijnheer die
en die, en mijnheer zoo-en zoo..." Hier
noemde hij op de rij af de namen van allen
vreemde, ongewone. Historische waarde zal het
krijgen als een der eerste dramatische produc
ten van de jongste strooming in de Fransche
letteren. Het is te hopen, dat Maeterlinck
nog andere pijlen op zijn boog heeft; men kan
niet'steeds verbluffen en verrassen. In het Salon
kwam De indringer tengevolge van de onvol
doende verlichting en het te kleine tooneel niet
geheel tot zijn recht. De vertolking getuigde van
ernst, stemming en toewijding. Met De Paryzenaar,
blijspel in drie bedrijven uit het Fransch van
Gondinet. deed men een misgreep. Het is een der
zwakste blijspelen van den geestigen amuseur ; het
kost eenige moeite te gelooven, dat de bside
Coquelins en mlle. Reichemuerg het gecreëerd heb
ben, al raag men niet vergeten, dat hït tot
die typisch l'arijsche voortbrengselen behoort, die
bij de overbrenging steeds verliezen, al mag niet
verzwegen worden, dat de al te zware on stroeve
vertolking het blijspel zelf niet ten goede kwam.
II. J. M.
DE HAMLET VAN ROYA&RDS.
Ik begin met voorop te zetten, dat het werk
van Shakespeare mij volkomen koud en
ongemotioneerd laat; er zit zoo -weinig in zijn stuk
ken, dat iets in mij raakt, dat mij een idee of
gevoel van kunst" geeft, zooals mijne behoeften
dat eischen ; dat een Shakespaare-voorstelling iets
is, dat altijd op een afstand van mij blijft, en
waar ik niet in" kan komen. Toch zijn er wel
dingen in, welke ik kan apprecieoren", op hun
plaats brengen, en waarover ik bedaard en uit
pluizend kan praten. Maar daar wil ik nu niet
aan beginnen. Ik wou slechts beweren, dat ik
zonder tegeningeuomenheid over Shakespeare kan
hooren en laten praten, even goed als ik zonder
vooringenomenheid er mijn eigen ideeën over kan
zeggen.
Ik geloof mij zelf goed genoeg te kennen, om
te weten, dat ik büonder zuiver tegenover de
historie- en historische kunst van Shakespeare
sta, en ik zal er dan ook geen leelijk gezicht tegen
trekken.
Kn wanneer men deze verzekering op handslag
van mij aanneemt, dan behoeft men naar geen
bijredenen te gaan zoeken, wanneer ik als mijn
oordeel zeg, dat. de keuze van Royaards om een
Hamlet te spelen voor mij een bizonder maar
geen merkwaardig verschijnsel is : een daad van
j een tooneelartiest, waaruit gebrek aan zelfkennis
spreekt.
Ik wil dadelijk op een rijtje de namen van
acteurs en actrices noemen, die ik mij kan voor
stellen als zich aangetrokken gevoelend tot het
werk van Shikespeare. Maar Royaards nooit!
De elementen van het temperament van dezen
artiest en van het S:iakespeare-werk kunnen nooit
het combinatie-cfi'ect van een harmonische
kunstcreatie vormen.
Royaards is een do.or-en-:lóór modern artiest,
en Uaarliij een lyricus: dit is het hoofdken
merk van zijn temperament. Ilij is geboren om
te gevoelen en te repro'duceeren de allerlaatste
moderniteit in de kunst, in'haar nerveuse
complexi! t(-it, in haar stout, zangerig lüeuwe. De poëzie,
| die een aar.fluistering is van hooge zielenmuziek ;
l het proza, slechts luisterbnar voor iemand, die de
i aana-lerningen van een hooger .orde van klank-en
| zindracht hoort: het woord, tot goud gemaakt;
de klank, begrepen als de adem uit een jongen
engeleuborst; ja, de heele opwas, de gansene
wóndergroei uit een kutistland, waar zelfs nachtzonnen
l schijnen, waarin de taal slechts verstaan wordt als
! de hoogste uiting van muziek, plastiek en visie,
[ komend tot het complex der moderne sensaties,
in dat hemelland, met zijne zilveren
dichterkoiiiiigei), is Royaards als een jonge od geboren.
Met zijn stem maakt hij de nieuwe klanken van
?witte naïviteit, van slaperige zangerige visie, maar
ook van wilden, opbo:ikenden hartstocht, van
metaaldaverende halleltijakreten, van uifsnikkeiide
grijze zielcsmart. Ku hoe kan het anders of een
die hadden voorgedragen. En welk cei
heerlijke Vereenijjing zoo in'gezellig er
een
icerlijke Vereeniging zoo in'gezellig en
J welk een kunstlievend, toegevend auditorium,
ja, waarlijk" hij zuchtte »svie in zulk
een welwillende omgeving is Ach jonge
vrienden, ge hoort het, de rechte woorden
vinden, is mijn sterke zijde niet... maar ik
ben innig gelukkig!''
| Daar drong eensklaps een geheele bende
j jonge muzcnzonen naar voren; zij omring
den X. en smeekten hem, dezen schoonen
avond de allerhoogste wijding te verleencn,
door zelf iets voor te dragen. Dat was een |
j idee! Allen sloten zich bij hen aan,de dames
j bestormden X., honderd handen strekten zich
| smeekend ntiar hem uit.
In de eerste oogenblikken stond X.
spraI keloos van schrik.
> Maar, mijnheeren! lieve dames, het is
onmogelijk!'' sprak hij eindelijk. -.Ik heb
niets ik ben m . ., op voorbereid. Had
ik zoo iets kuni.e:, , .loeden, dan maar
zóó na al hei. ?-oor; ^lelijke dat de hee
ren hier ten be-K / 'bb\:ii gegeven ik zou
i mij verschrikkelijk ijlamceren !"
/ijn bewonderaars lieten niet los. »Toe!
een paar woorden maar, mijnheer X., de
eene of andere kleinigheid, het eerste het
beste wat u invalt !"'
Hij gaf' toe en /.ei, lung/.aam het hoofd
schuddend: »Om u te toonen, dat het geen
j ad'ectutie van mij is, maar u zult het u
zelf te wijten hebben.1'
Er ging een algemeen vrcugdegejuich op.
-Hebt u een of ander boek bij de hand
een bundel poëzie of' zoo iets . . . ':''
Eenige jongelingen sloven door de zaal
naar het archiefkastje en keerden terstond
terug met een dik boek: xAuswahl
Deutschcr Dichter'', dat wij in onze bibliotheek
hadden.
X. nam het boek aan, doorbladerde het
een paar malen, keek vervolgens hulpeloos
nieuwe kunstbeweging, die meer hoog lyrisch is,
dan ooit eenige revolutie van vroeger jaren, moest
in Royaards, vol van de complexiteit van den
modernen lyricus en begaafd niet zijn
navoelingsen reproductie-talent, die smart doet en smart
geeft om aan te zien, haar zanger, haar zegger,
haar visionist vinden.
En stel nu smartelijke, complexe lyriek, die
uitklaroent de wreede tooverpijnen van de ziel, in
wilde scheuten, in zangerige slepingen, in
gevoelsverklankingen van wonderwoorden - naast het stalen,
stijve, van zich zelf zekere werk van Shakespeare;
de zin, die koketteert met de gedach'e; de
preciositeit van uitdrukking, die zich zelve een vlieg
tracht af te vangen ; een filosofie over vraagstukken,
welke in dien vorm ons een ver gepraat van grijze
sufhoofden schy'nt. Verplaats u in de omgeving
van vorsten en vorstinnen, wier barokke zielen
ons vreemd, wier moordlust ons onbegrijpelijk, wier
gemeenheid ons comedie-achtig in den modernen
tijd voorkomen. Zie de hedendaagsche wijze van
opvoering, vol praal en opera-pracht, als
tegenhangster van vroegere soberheid; zet den
HamletRoyaards artiest te midden van
tooneelschikkingen a la Peypers on van aangekleede poppen,
even leelijk en in de war geloopen als een
studenten-maskarade optocht...
Zie en hoor het een, met en tegen het ander,
en gij zult u kunnen begrijpen, dat gij een malle
poespas van kluchtigbeden krijgt, een akelige
barokheid van kunst en wansmaak.
Niet, dat Royaards een volkomen faiiure gele
verd heeft, neen, dat wil ik niet zeggen; hij heelt
stemming aan zijn rol gegeven, en hij had momen
ten dat hij mij een waarlijk dramatische sensatie
schonk. Maar hij -was, waar het den
SbakespeareHamletgold, er bijna voordurendheelemaal naast".
Terecht of ten onrechte - daar wil ik nu maar niet
op ingaan bevat de Hamlet, als figuur en in zijn
taal, eigenschappen, welke men (indien men den
Hamlet van Schakespüare geven wil) niet mag
misof ontkennen, als daar zijn -. preciositeit gemani
reerdheid belangrijkheid leerrijkheid, akademische
ten-val-kommenrij (die mogelijk even veel van
den tijd als van Shakespeare zijn) , maar die
er in allen geval uit" moeten komen, en waarvan
ik in het spel van Royaards niets gezien heb.
Hij heeft een stemmingsrol" van zijn Hamlet
willen maken, en het Shakespeare achtige was er
dan ook vreemd aan. Een modern artiest kan
in den tegenwoordigen tijd niets meer voor deze
lofwaardige en deugdzame, en misschien niet
gansch verwerpelijke, eigenschappen voelen; hij
heeft nog slechts behoefte aan mooi" in de kunst.
Vandaar ook, dat zijn wild en passie-tempera
ment niets vorstelijks in den jongen Denenprins
kan leggen, en dat er, afgescheiden van de klee
derdracht, niets historisch in zijn schopping was.
Roy.iards is e,en innige artiest, en Shakespeare
mist natuurlijk die moderne innigheid; Royaards
is, voor en boven alles, lyricus, en Shakespeare
is een zegger, verhalen uitlegger, nad^nker. En
daarom is het begrijpelijk dat hij telkens en tel
kens in lyrische opwellingen losbarstte, waarin de
Shakesp'jare-curiositeiten verzongen werden.
* *
Maar genoeg hierover. Eene reprise van Hamlet
is voor mij geen kunstevenement, waarbij ik lang
wil stilstaan.
Ik vind het verlangen van E,oyaards om deze
rol te spelen van hem, als artiest, een verkeerde,
maar begrijpelijke en verschoonbare daad. Ieder
jong tooneelartist kan ik mij voorstellen (ja, dat
moet er op de Tooneelschool al inkomen) als
geëxalteerd door de verhalen van roem en on
sterfelijkheid, welke bekende
Shakespo.are-vertolkers zich in <le leerboeken verworven hebben.
En ik kan mij ook begrijpen, dat men zi'.:h door
autosuggostio wijs maakt ook geroepen en in staat
te zyn zoo iets ,,on<tcrfelijks'' te maken, en door
een dergelijke daad oen kijkje in de
berocmdemannen-gaüerij te zullen krijgen.
Xu, Royaards heeft zijn Shakespeartje gehad,
en laat 't (laar dan ook liij blijven.
rond, trok de schouders op en schreed
toen, plotseling een besluit nemend, naar
de verhoog!ng toe. .Maar hij ging de treden
niet op. Links van liet, podium stond de
vleugelpiano; daar leunde hij tegen aan,
wierp nogmaals een blik over de doodstille
verzameling, zeide zacht, maar duidelijk ver
staanbaar voor zich heen: , op goed geluk
dan maar'' en sloeir het boek midden open.
]lij bracht de opgeslagen bladzijde dicht voor
de oogen hij was blijkbaar een weinig
bijziende en las weifelend: Ein
Faustschlag von Strackwitz."
l let gedicht is niet zeer bekend. liet be
zingt den grijzen koning 11 el ge en de
oproerige Jarls :
Ki'mi? ITdajo vrar pin «Hor JTi-ld,
,.!)..'i- hatte sein Srlnvert znr Jtuh' gcstellt.
..Don I'au/.er iu die Kalle hin^,
Der pinne tiuwcl)' den Helm timling.
,.D<T Baijei-, dor leble frei r.nd froli
,.I);H wollten die trotzi^en .Tarls nicht so.
Sic ritli.'ii zu Hiinf! wolil dreizig umi ir.chr
..Tn des K'MiigüHallo: da (i-alen sie hoi'...
X. had zich in de beide eerste coupletten
tweemaal versproken -?- de plaats waar hij
stond, was ook zeer slecht verlicht maai
de uitwerking had er niet het minste door
geleden. En die uitwerking was een onge
looflijk sterke, van het eerste woord af. Zijn
stem klonk geweldig, dreunend, heldhaftig.
De krachtig rollende Noorsche Joon was
voorbeeldeloos getrollen.
Men gevoelde zich in tijd en omgeving
verplaatst en bij de passage van de ver
waten Jarls, die muitend de koningszaal
binnentreden, zag en hoorde men de in ijzer
gepantserde gestalten.
En de voordracht steeg en steeg en de
toeschouwers volgden in ademlooze spanning.
Hoc de overmoedigste der Jarls, met den
wuivenden helmpluim, zijn zwaard klette
rend op den bodem stiet: