De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 24 april pagina 2

24 april 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 774 of hij links zit, znt of' heeft gezeten, altijd was en is hy de rechterhand" van den burgemeester. Geen der drie titularissen nevens wie hij de ge meente Utrecht als secretaris diende, heeft ooit de gelegenheid laten voorbijgaan om dit openlijk en met waardeering te erkennen. pin de openbare raadszittingen vervult de heer de Watteville schijnbaar een zeer ondergeschikte rol, maar voor wie hem daar eenige malen met aandacht heeft gadegeslagen, is hst spoedig duideIjjk, hoe hij zich daar, haist onopgemerkt, ver dienstelijk weet te maken. jjnWijlen Kien's geduchte wenkbrauwen trokken zich tot een geweldigen zwarten prop boven zijn neus te zamen als blijk dat hun drager ernstig nadacht, wanneer de secretaris hem gedurende de behandeling van eenig onderwerp in de verga dering haastig eenige opmerking toefluisterde. Boer's scherp stemmetje liet sonu eenige on voorzichtige woorden, die het dreigde te doen hooren, onuitgesproken, als des secretaris' neus dicht over de papieren van den burgemeesters lessenaar gleed en «ijne lippen middelerwijl eene sachte waarschuwing prevelden. En de heer Reiger, die nog verstandiger is dan zyn beide voorgangers en dus aan een half woord genoeg hseft, lonkt maar even, bijna onmerkbaar, met zijn linker oog, ten bewijze, dat hij des secre taris opmerking, die deze, aandachtig in een voor zijn gelaat opgeheven brief turende, uitflaisterde, gehoord heeft en begrepen. Deze houding van den secretaris jegens zijne burgemeesters teekent byna volkomen's mans aard en karakter, waarvan de hoofdtrek is: beschei denheid. Niet de dwaze, van zwakheid getuigende be scheidenheid, welke men by sommige menschen wel eens aantreft, die eigene waarde sterk in de schaduw stellen en zich zelf onder alle omstan digheden op den achtergrond houlen; ook niet de valsche bescheidenheid, die slechts dient om een müplaatsten trots te bedekken; doch de be scheidenheid die dochter van de edele moeder: fierheid van den krachtigen man, die zich be wust is de plaats te bekleeden, die hem toekomt en deze met waardigheid te vervullen; die daarom niet noodig heeft bij elke kleine gelegenheid de aandacht op zijne verdiensten te doen vallen en het beneden zich zou achten dit te doen door deze van anderen het zij hooger of lager geplaat sten af te leiden. De heer de Watteville is een man, die ontzag heeft voor zijne meerderen en die zeker voor zich ontzag zou eischen van zijne min deren, wanneer deze hem dit niet uit eigen be weging op de meest dubbelzinnige wijze toonden. Want door alle ambtenaren der gemeente wordt hu ten zeerste geëerbiedigd. Bij de raadsleden en meer nog bij de wet houders die zoo vaak en van nabij in de ge legenheid zijn om zijne groote bekwaamheden en werkkracht, zijne buitengewone ervaring en ken nis ten opzichte van Utrechts toestanden en ge bruiken van personen en zaken, te leeren kennen, staat h\j hoog in aanzien en de burgemeester het ia reeds gezegd steekt het niet onder stoelen of banken dat hij in hem zijne rechter hand" heeft. Als ik nu nog zeg, dat de man van wien wij spreken, bij de burgerij zeer geacht is en bemind om de groote en vriendelijke welwillendheid, waarmede hij steeds iedereen te woord staat, die Om eene reden met hem in aanraking moet ko men, dan zal men ongetwijfeld toestemmen, dat Utrecht in den heer De Watteville, eenen secre taris heeft om alle gemeenten in ons vaderland te doen watertanden (behalve natuurlijk die ge meenten welke een meer dan volmaakten" se cretaris hebben) De heer De Watteville is iemand van middel baren" leeftijd en van dezelfde lengte (die nu precies opgeeft hoe ond en hoe lang hij is, krijgt in 't volgend nummer een eervolle vermelding ? het uitloven van prijs en premie moet wegens de tijdsomstandigheden worden nagelaten). Zijne vrijheid en gemakkelijkheid vanbeweging gunstig, want bet had Bremmil eigenlijk wel wat lang geduurd; hij begon genoeg van haar te krijgen. Bovendien had hij zijne vrouw nog nooit zoo bekoorlijk gevonden als dezen avond. Hij bleef bij de deur naar haar staan kijken, en zijn blikken volgden haar voort durend als zij met haar danseur voorbijwandelde; en hoe meer hij haar aankeek, hoe verrukter hij was. Hij kon zich haast niet voorstellen dat dit dezelfde vrouw was, die bij het ontbijt altijd met roode oogen in een effen zwart japonnetje tegenover hem zat en schreiend haar eitje verorberde. Mrs. Hauksbee beproefde hem aan den praat te houden toen de twee volgende dan sen voorbij waren, maar hij liet haar in den steek, liep de zaal door en ging zijn vrouw een dans vragen. »Ik vrees dat ge te laat zijt, Mister Brem mil,'' zeide zij, hem schalks aanziende. Hij smeekte haar hem toch een dans te geven en toen stond zij hem als een groote gunst de vTijfde wals af. Gelukkig had hij haar open. Zij dansten haar samen en er ontstond een lichte opschudding in de zaal. Bremmil had altijd wel geweten dat zijne vrouw kon dansen, maar dat zij het zoo goddelijk deed had hij nooit vermoed. Toen de wals ten einde was, vroeg hij om een tweede hij vroeg het als een gunst, niet als iets waar hij recht op had; en mrs. Bremmil zeide: »Laat mij uw balboekje eens zien, lieve!'' Met een gezicht als van een ondeugenden schooljongen, die de snoeperijon welke hij weg heeft gestopt, aan den meester laat zien, reikte hij het haar over. Het was vol H's zelfs de souperdans was met een H. ingevuld. Mrs. Bremmil zeide niets, glim lachte spottend, schrapte met haar potlood 7 en 9 twee H's ??door en reikte hem het kaartje weer over met haar eigen naam er boven geschreven een liefkoozend bijkenmerken hem als den man van geboorte en van opvoeding. Hij heeft een zeer gedistingeerd uiterlijk. Een paar groote verstandige oogen schitteren in een ovaal gelaat, dat omzoomd is door een licht-bruingrijzenden baard, dien hij draagt a la Van Weede, doch bij hem een minder aartsvaderlijk-bolvormige kin onbedekt laat, die het intellectueele van zijn uiterlijk almede verhoogt. De op zijne borst afhangende dikke haartrossen van dien baard genieten van tijd tot tijd het voorrecht door de hand huns eigenaars te worden gestreeld, doch overigens zien zij er niet naar uit of deze bijzonder veel aandacht aan hen wijdt. Wanneer men na de bij reglement voorge schreven waarschuwing van den burgemeester ? een tweemaal herhaald belletje de raadzaal binnentreedt, dan staat de heer De Watteville nevens den zittenden" voorzitter'' met eenige groote vellen Hollandsen papier in de handen en leest de notulen. Soms, maar dat is al een poos geleden, zat hij op dat oogenhlik ook nog wel en deed niets. Dit lag dan daaraan, dat de heltt der leden nog niet tegenwoordig was. Maar dat komt thans niet meer voor; sedert de heeren een daalder presentiegeld krijgen, mits zij er op tijd zijn, kan de secretaris ook onmiddeiijk na de opening der zitting beginnen met het lezen der notulen van de vorige zitting. En, dat is hem toevertrouwd ! Hij doet dat zóó goed en de leden zijn zóó overtuigd dat alles in de volmaakste orde is, dat niemand hunner er naar komt luisteren. Nu, ik moet zeggen, zij hebben gelijk l In de eerste plaats is onze secretaris de eerlijkste no tulen lezer, dien men zich denken kan. Honderd malen heb ik met de meeste aandacht op hem gelet als hij daar, met dien, soms dikken, bundel papier in de hand stond te lezen, en gedacht en gehoopt; man, zou je nu niet eens n velletje ongemerkt overslaan " Maar nooit heb ik hem kunnen betrappen! Geen regel gunde hy ons, geen woord ! En toch, ondanks hij van tijd tot tijd zijne lippen bevoch tigt met een teugje suikerwater en dan weer eens zijne keel schraapt met een geluid alsof er een hond blaft, alles vermoedelijk om zijne woor den duidelrjker te kunnen uitspreken het is mij nog nooit mogen gelukken ook maar twee samenhangende syllaben van die notulen te ver staan, zoodat ik soms, half indommelende onder dat langdurig opdreunen. zeer jaloersch werd op de Raadsleden, die in de nevenzaal met elkaar mochten blijven babbelen. En de heer de Watteville blijft bij dat voorlezen volkomen ernstig. Zijne gelaatstrekken verraden ook geen enkel oogenblik eenige verveling en als hij geëindigd heeft en gaat zitten, dan doet hij dat niet met een zucht van verlichting, maar met een glimlach, alsof hij het meest geestverheffende werk ter wereld verricht had, grijpt hij de pen en schrijft onder het document met vlugge hand: gearresteerd m de vergadering van den zooveelsten," en biedt dit dit den burgemeester ter onderteekening aan. Dan drinkt hij het overschot van zijn suiker water uit, buigt zich in zijnen stoel achterover, wenkt eenen bode om zijn glas op nieuw te vul len, en zet zich schrap in zijnen stoel, blijkbaar rnet het voornemen om nauwkeurig te letten op de dingen, die komen zullen. En dat voornemen blijft bij tot den einde toe getrouw. De stukken, die de voorzitter inbrengt, zoowel als de onderwerpen, die ter behandeling worden voorgelegd zijn hem natuurlijk volkomen bekend, maar toch volgt bij met onverllauwde aandacht al wat daaromtrent gezegd wordt, en middelerwijl doorkruisen zijne oogen de zaal in alle richtingen om te zien ot een der raadsleden ook maar een pink beweegt, waaruit hij zou kunnen opmaken dat de man het woord wil voeren. Niet omdat hij hen zoo gaarne hoort spreken ik heb wel zooveel vertrouwen in zijn goeden smaak om dat niet te gelooven maar uit eernaampje, dat haar en haar echtgenoot alleen bekend was. Toen dreigde zij met den vinger en zeide: »O jou dwaze, dwaae, jongen." Mrs. Hauksbee hoorde het, en zij kon het niet ontkennen zij gevoelde dat zij de volle nederlaag geleden had. Bremmil nam den 7den en den Oden dans in dank aan. Den 7den dansten zij te zamen en den Oden gingen zij in een der kleine tentjes zitten. Wat mr. en mrs. Bremmil al zoo bespraken gaat niemand aan. Toen het souper in aantocht was, begaf het tweetal zich naar de verandah; Bremrail keek of de dandi ') zijner vrouw nog niet vóór was en zij begaf' zich naar den vestiaire. Mrs. Hauksbee trad op hem toe en zeide: »Nu gaat ge zeker met mij soupeeren, mr. Bremmil?'' mr. Bremmil kreeg een kleuren zette een gek gezicht: »0, hm! Ik ga naar huis met mijn vrouw, mrs. Jlauksbee. Ik denk dat er een klein misverstand heeft plaats gehad." Daar hij een man was, deed hij natuurlijk alsof zij alleen schuld had. Mrs. Bremmil trad uit den vestiaire in een langen, witten mantel en met een donzen ca puchon op het hoofd. Haar gezicht, straalde van blijdschap en zij had er ook reden toe. Het paar ging samen inde duisternis heen en hij reed zoo dicht mogelijk naast de dandi. Toen zeide mrs. Hauksbee tegen mij zij zag er wat fanée uit, terwijl het voUe lampliclit op haar gelaat viel: Geloof mij,de dwaasste vrouw kan een verstandigcn man regeeren, maar men moot al een zeer ver standige vrouw zijn om een dwazen man te kunnen leiden. Toen gingen wij soupeeren. ') Een soort van draagkoetsje, vooral vroeger alge meen als vervoermiddel in den Himalava in gebruik Yert. bied voor het gezag. De Raad is de hoogste macht in de stad. Ieder raadslid heeft het recht om te spreken, ergo zorgt hij of liever, hij maakt het den burgemeester gemakkelijk er voor te zorgen dat ieder die 't verkiest op zijne beurt, naar volgirde, spreken kan. Behalve deze voortdurende oplettendheid, wordt van den secretaris herhaaldelijk de voorlezing van requesten en voordrachten gevorderd, terwijl de oogenbükken, waarin hij eigenlijk eens rust zou kunnen hebben als de een of andere lang dradige spreker het over een lang afgezaagd onderwerp heeft vriendschappelijk worden in beslag genomen door raadsleden die over de leuning van zijn stoel hangen, hem eenige in lichting komen vragen. Die allen schijnt hij uit zijn geheugen op de meest bevredigende wijze te kunnen beantwoor den, want allen trekken na een kirt gesprek met een tevreden gezicht, zich in hun eigen leuningstoel terug. Maar geen gezicht in den ganschen Raad ver toont een zoo tevreden uitdrukking als dat van den secretaris. Of hij het druk heeft of rust vragen wordt overstelpt, geen enkel oogenblik vertoont het eenige gejaagdheid of vermoeidheid. Als de vergadering geëindigd is neemt hij van de heeren afscheid met denzelfden beleefden en vriendelijken glimlach als waarmede hij hen bij den aanvang begroette. De heer de Watteville blijkt zich in onze stad en in de positie die hij hier bekleedt, gelukkig te gevoelen. Olschoon reeds tweemalen, tijdens hij hier secretaris is, de burgemeesterszetel vacant was, men hoorde nimmer van een ernstige poging van den heer de Watteville om dien zetel te veroveren. Ook dit is gewis een gevolg van zijne be scheidenheid. Doch hoe bescheiden hij ook zij de burgerij waardeert in hem maar al te wel den man, die in zijnen nuttigen en moeizamen werkking allen die daarom tot hem kwamen met zijnen steun en goeden raad ter zijde staat en daardoor zich ieders achting en genegenheid heeft verworven. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Schouwburg Frascati: De dochter van Fancho n. Madame Angot, de vischvrouw van f.jrtuijn" en Fanchon, de lierspeelster uit Savoye, zijn con paar bekende en beminde fantasie-figuren van het Fransen, tooneel onzer eeuw. In tal van blijspe len, kluchten en vaudevilles zijn baar lotgevallen uitgesponnen en uitgerafeld; toen zij voor iedere verdere ontwikkeling onbruikbaar bleken, heeft men er iets anders op bedacht. Twintig jaar ge leden bracht een trio l'arijsche vaudevillisten La fille de madame Angot" op de planken; met I-.ecocq's bekoorlijke melodieën deed /ij de rond reis door de geheele beschaafde wereld. Het vorige jaar brachten wederom drie vaudevillisten La lille de Fanchon la vielleuse" voor bet voetlicht; ditmaal was Varney de muzikale verluchter. Het succes was niet zoo kolossaal als dat der voorgang ster; toch werd de klip der 100 voorstellingen met glans omzeild en toonde ook het buitenland be langstelling in de dochter der beroemde moeder. Zaterdag, 1(> dezer, kregen wij Uc dochter ran Fanchon in den Frascati-schouwburg van de heeren Prot te zien ; de kennismaking was even aange naam als hartelijk; een zeer lange reeks van Fanchon-avonden mag voorspeld worden. Diderot geeft ergens den raad zich zelf niet steeds alle genot te vergallen door de meest een voudige zaken, die alleen willen bezighouden en vermaken, met stomstijve deftigheid te beknibbe len en bekritikasteren. Er wordt in den laatsten tijd zoo hartstochtelijk gedebatteerd en gedogma tiseerd in zake kunst, zoo handig geschermd en gegoocheld mot het woordje kunst, dat men wel eens een beetje griezelig wordt onder een rubriek Kunst en Letteren" over een onschuldige operette te gaan praten; nog orger: te gaan bekennen dat zij u vermaakt eu bekoord heeft. Toch zie ik noch reden om het eerste te laten varen, noch recht om het laatste te verzwijgen. Mocht men het mij kwalijk nemen, dan zou ik mij steeds kun nen dekken met den dooddoener, dat het geen ge ringe kunst is den van nature weinig vroolijken /m-rfe-siècZe-mensch te doen lachen, dat als zoo danig de nieuwe operette van l'rot onder de ru briek hooge kunst" dient gerangschikt te worden. Doch scherts ter zijde. De dochter van Fanchon is een alleraardigste operette, die ieder minnaar van het genre zal boeien en amuseeren. Als van alle nieuwere operetten (ook de operette houdt er een ovolutietje op na) is de tekst minder dol, driest en uitgelaten, de muziek minder soldatcsk en triomfantelijk dan van de oudere werken van Hervéen Ott'enbach. Fanchon is in Amerika gestorven en heeft een landgenoot, den ridder de Saint-Florent, met de zorg voor haar nalatenschap belast. Zij had een dochter, Javotte, die zij bij een molenaar in Savoye had uit besteed. Saint-Florent komt metdeerfenis, geborgen in een bouten kist. te Parijs. Javotte is door den notaris Uellavoine opgeroepen om haar in ont vangst te nemen. De kist wordt geopend; bet eenige, wat te voorschijn komt, is Fanchon's lier. Steeds had men geluofd, dat Fanchon in de nieuwe wereld fortuin gemaakt bad; de teleur stelling is dus groot. Javotte zou iu het huwelijk treden met den rijken boerenzoon Jaciuiot; nu het echter blijkt, dat de dochter van Fanchon arm is, wil Jacqnot's vader van de verbintenis niet meer hooren. Javotte is diep bedroefd, doch laat den moed niet zinken; zij weet wat haar te doen staat; als baar moeder zal zij met de lier den kost zien te verdienen. Als zij vertrokken is, deelt Saint-Florent den notaris mede, dat de kist nog iets anders bevatte dan de lier, namelijk een groote som gelds; dat hij die. den eersten avond van zijn verblijf te Parijs, in een oogenblik van zwak heid aan de speelbank verloor, doch geen middel onbeproefd zal laten om ze terug te verdienen of terug te winnen en het on recht, Javotte aangedaan, te herstellen. Dit alles vernemen wij in het eerste bedrijf. Ia de volgende zijn wij getuige van Javotte's lotge vallen als arme lierspeelster in het groote Parijs. Terwijl Saint-Florent als haar goede genius over haar waakt, wordt zij door Bellavoine, die ook belang in haar stelt, doch niet pour Ie bon motift bespied en vervolgd. Natuurlijk luistert zij niet naar den ouden gek, blijft zij eerlijk en eerbaar en krijgt zij aan het slot, als belooning, Jacquot tot echtgenoot. Terwijl Bellavoine om de schoone Javotte fladdert, blijkt zijn vrouff, Hermine, niet ongevoelig voor de liefdesbetuigingen van den fluitist Zéphyrin. Het grappige van de vele verwikkelingen en vergissingen is, dat de echtgenooten elkander, zonder het te weten of te be merken, bij hun liefdesavonturen herhaaldelijk in de wielen rijden. In den grond is De dochter van Fanchon een intiem, aandoenlijk, sentimenteel zangspelletje, de vervolgde en geredde onschuld", in zijn gemoedelijke riaieveteit friscu en bekoorlijk. Het speelt te Parijs in 1798. Het had te Moskou of te Peking, voor en na da Christelijke jaartelling kunnen spe len; wij zijn zoo ver, ver weg van de brutale, leelijke werkelijkheid, dat wij aan geen tijd of plaats denken; het prettig onwaarschijnlijke geschiedenisje heeft ons zoo stevig te pakken, dat wij aan geen teganstribbalen of tegenspartelen denken, dat wij zelf pleizier krijgen in de buite lingen en grimassen van het toeval, dat wij ten slotte toegeven, dat alles moet gebeuren zooals het op het tooneel gebaurt. De avonturen van het echtpaar Bsllavoine hebben een ander kleurtje, dat echter niet al te onbescheiden is aangedikt, dat door de aanzienlijke plaats aan Javotte's figuur ingeruimd, niet al te driest op den voorgrond treedt. Voor beide stroomingen in den tekst heeft Varney de congruente muziek weten te vin den. In het aandoenlijke genre noem ik Javotte's coupletten in het eerste en vierde bedrijf, haar duo met Jacquot in het eerste en de lang zame wals van Saint-Florent in het derde; een voudige, zangerige nummers, met kiesche, warme melodieën. In het burleske Hermine's rondo in het eerste en haar duo met Zéphyrin in bet laatste bedrijf. Beide genres hebben een clou; het eerste in Javotte's coloratuur-ariaatje met begeleiding van fluit, aan het slot van het tweede bedrijf, een allergelukkigste vondst; het laatste in het onweerstaanbaar grappige duo bouff'e der beide koetsiers op deze diepzinnige woorden: Ik koetsier, jij koetsier, Jij koetsier, ik koetsier, Een koetsier en een koetsier, Dat maakt twee koetsiers. In het aankleeden van operetten zijn de heeren Prot eenig en onvolprezen. Iu De dochter van Fanchon hebben zij het voor de zooveelste maal bewezen. Van de vijf nieuwe decors, die zij ervoor schilderden, noem ik in de eerste plaats Het zolderkamertje van Javotte", een waar juweeltje. De Tivolituin wekte nog luider bewondering; de veelkleurige lichtgolven gaven daaraan werke lijk iets toovcrachtigs; het gebouwtje op den achtergrond had ik willen missen. Op het boudoir van prins Visapour met het Hindoescbe af godsbeeld, op het stemmige, fraai getinte sciiutdoek in het slottafereel, op de open plaats in het eerste bedrijf kan ik slechts even wijzen. Van de kostumen was niet minder werk gemaakt. Het tijdperk der mereeilleuses eri ineroyubles gaf geest en fantasie vrij spel. Ia het derde bedrijf kan men zijn oogen volop den kost geven. De zijden en satijnen IK er mrokken met hun brutale lichtglanzen zullen noch fraaier effect maken als zij wat langer gedrag* n zijn. Bij Het Xederlandsch Tooneel" debuteerde Woensdag avond juffrouw Marie Schut, als dilet tante welbekend, in De Tooneelxpeler des Keizers en De Schoolri/jdsttr. Tot een billijke oordeel velling geven de stukken weinig gelegenheid. Het eerste is een lamlendige draak; de vrouwenrol daarin onbeteekenend en conventioneel; het laat ste, grappig van vinding, is afgespeeld en afgekeken. Beiden worden gedragen door de mannelijke hoofd rol en deze behooren tot de beste van de heeren Bouwmeester en Schulze. Juffrouw Schut beweegt zich gemakkelijk en met smaak, heeft een fraai guur, een lieve stem, was met zorg gekleed. Te gen eenvormigheid in beweging en eentoonigheid in de voordracht zal zij voor alles dienen te strij den. Dat de trac zich deed gelden, wil ik na tuurlijk aannemen. Slechts n oogenblik wist zij op mij werkelijk indruk te maken, namelijk in de voordracht van het versje Is het mijn schuld V" Dit zeide zij wonderlijk fraai, met schoonen klank van stem, kiescbe tinten en schakeeringen. H. J. M. MUZIKALE KRITIEKEN. 1. Karakterstukken voor Harmonium en Orgel met of zonder Pedaal, ingericht en bijeengebracht door Marius A. Brandts Buys '). 2. Variatiën op het oude Wilhelmus voor orgel door C. F. Hendriks Jr.3) 3. Handboek der Nederlandsche Muzieklitteratuur '). Daar verschillende mij toegezonden werkjes reeds eenigen tijd op bespreking liggen te wachten maak ik, nu ik geene concert-uitvoering te ver melden heb. van deze gelegenheid gebruik, om. bovenstaande uitgaven aan te kondigen. Met groote ingenomenheid moet ik melding maken van de Karalcterstukken voor orgel. Deze bundel voorziet werkelijk in eene behoefte. Toen ik in het vorige jaar eene uitgave van orgelstukken besprak, wees ik er op, dat het tijd werd de zoetsappige en verouderde orgelcompositiën van Rinck, Hesse c.s. eens te laten rusten, doch dat men voor zulk eene uitgave de hulp van Ned. componisten moest inroepen. Dit beeft de heer Brandts Buys gedaan en wel (naar ik met verrassing zag) in zeer ruime mate. Van de negentien compositiën, die de bundel bevat zijn er veertien van Nederlanders, terwijl n Duitsch componist, Bró'nnemüiler (16(Jü1761) het grootste gedeelte van zijn leven in Holland doorbracht. Van buitenlandsche meesters bevat de verza meling een Koraal van Bach, een Larghetto van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl