Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 774
of hij links zit, znt of' heeft gezeten, altijd was en
is hy de rechterhand" van den burgemeester.
Geen der drie titularissen nevens wie hij de ge
meente Utrecht als secretaris diende, heeft ooit
de gelegenheid laten voorbijgaan om dit openlijk
en met waardeering te erkennen.
pin de openbare raadszittingen vervult de heer
de Watteville schijnbaar een zeer ondergeschikte
rol, maar voor wie hem daar eenige malen met
aandacht heeft gadegeslagen, is hst spoedig
duideIjjk, hoe hij zich daar, haist onopgemerkt, ver
dienstelijk weet te maken.
jjnWijlen Kien's geduchte wenkbrauwen trokken
zich tot een geweldigen zwarten prop boven zijn
neus te zamen als blijk dat hun drager ernstig
nadacht, wanneer de secretaris hem gedurende
de behandeling van eenig onderwerp in de verga
dering haastig eenige opmerking toefluisterde.
Boer's scherp stemmetje liet sonu eenige on
voorzichtige woorden, die het dreigde te doen
hooren, onuitgesproken, als des secretaris' neus
dicht over de papieren van den burgemeesters
lessenaar gleed en «ijne lippen middelerwijl eene
sachte waarschuwing prevelden.
En de heer Reiger, die nog verstandiger is dan
zyn beide voorgangers en dus aan een half woord
genoeg hseft, lonkt maar even, bijna onmerkbaar,
met zijn linker oog, ten bewijze, dat hij des secre
taris opmerking, die deze, aandachtig in een voor
zijn gelaat opgeheven brief turende, uitflaisterde,
gehoord heeft en begrepen.
Deze houding van den secretaris jegens zijne
burgemeesters teekent byna volkomen's mans aard
en karakter, waarvan de hoofdtrek is: beschei
denheid.
Niet de dwaze, van zwakheid getuigende be
scheidenheid, welke men by sommige menschen
wel eens aantreft, die eigene waarde sterk in de
schaduw stellen en zich zelf onder alle omstan
digheden op den achtergrond houlen; ook niet
de valsche bescheidenheid, die slechts dient om
een müplaatsten trots te bedekken; doch de be
scheidenheid die dochter van de edele moeder:
fierheid van den krachtigen man, die zich be
wust is de plaats te bekleeden, die hem toekomt
en deze met waardigheid te vervullen; die daarom
niet noodig heeft bij elke kleine gelegenheid de
aandacht op zijne verdiensten te doen vallen en
het beneden zich zou achten dit te doen door
deze van anderen het zij hooger of lager geplaat
sten af te leiden. De heer de Watteville is een
man, die ontzag heeft voor zijne meerderen en die
zeker voor zich ontzag zou eischen van zijne min
deren, wanneer deze hem dit niet uit eigen be
weging op de meest dubbelzinnige wijze toonden.
Want door alle ambtenaren der gemeente wordt
hu ten zeerste geëerbiedigd.
Bij de raadsleden en meer nog bij de wet
houders die zoo vaak en van nabij in de ge
legenheid zijn om zijne groote bekwaamheden en
werkkracht, zijne buitengewone ervaring en ken
nis ten opzichte van Utrechts toestanden en ge
bruiken van personen en zaken, te leeren kennen,
staat h\j hoog in aanzien en de burgemeester
het ia reeds gezegd steekt het niet onder
stoelen of banken dat hij in hem zijne rechter
hand" heeft.
Als ik nu nog zeg, dat de man van wien wij
spreken, bij de burgerij zeer geacht is en bemind
om de groote en vriendelijke welwillendheid,
waarmede hij steeds iedereen te woord staat, die
Om eene reden met hem in aanraking moet ko
men, dan zal men ongetwijfeld toestemmen, dat
Utrecht in den heer De Watteville, eenen secre
taris heeft om alle gemeenten in ons vaderland
te doen watertanden (behalve natuurlijk die ge
meenten welke een meer dan volmaakten" se
cretaris hebben)
De heer De Watteville is iemand van middel
baren" leeftijd en van dezelfde lengte (die nu
precies opgeeft hoe ond en hoe lang hij is, krijgt
in 't volgend nummer een eervolle vermelding ?
het uitloven van prijs en premie moet wegens de
tijdsomstandigheden worden nagelaten).
Zijne vrijheid en gemakkelijkheid vanbeweging
gunstig, want bet had Bremmil eigenlijk wel
wat lang geduurd; hij begon genoeg van haar
te krijgen. Bovendien had hij zijne vrouw
nog nooit zoo bekoorlijk gevonden als dezen
avond. Hij bleef bij de deur naar haar staan
kijken, en zijn blikken volgden haar voort
durend als zij met haar danseur
voorbijwandelde; en hoe meer hij haar aankeek, hoe
verrukter hij was. Hij kon zich haast niet
voorstellen dat dit dezelfde vrouw was, die
bij het ontbijt altijd met roode oogen in een
effen zwart japonnetje tegenover hem zat en
schreiend haar eitje verorberde.
Mrs. Hauksbee beproefde hem aan den
praat te houden toen de twee volgende dan
sen voorbij waren, maar hij liet haar in den
steek, liep de zaal door en ging zijn vrouw
een dans vragen.
»Ik vrees dat ge te laat zijt, Mister Brem
mil,'' zeide zij, hem schalks aanziende.
Hij smeekte haar hem toch een dans
te geven en toen stond zij hem als een
groote gunst de vTijfde wals af. Gelukkig had hij
haar open. Zij dansten haar samen en er
ontstond een lichte opschudding in de zaal.
Bremmil had altijd wel geweten dat zijne
vrouw kon dansen, maar dat zij het zoo
goddelijk deed had hij nooit vermoed. Toen
de wals ten einde was, vroeg hij om een
tweede hij vroeg het als een gunst, niet
als iets waar hij recht op had; en mrs.
Bremmil zeide: »Laat mij uw balboekje eens
zien, lieve!'' Met een gezicht als van een
ondeugenden schooljongen, die de snoeperijon
welke hij weg heeft gestopt, aan den meester
laat zien, reikte hij het haar over. Het was
vol H's zelfs de souperdans was met een H.
ingevuld. Mrs. Bremmil zeide niets, glim
lachte spottend, schrapte met haar potlood
7 en 9 twee H's ??door en reikte hem
het kaartje weer over met haar eigen naam
er boven geschreven een liefkoozend
bijkenmerken hem als den man van geboorte en van
opvoeding.
Hij heeft een zeer gedistingeerd uiterlijk. Een
paar groote verstandige oogen schitteren in een
ovaal gelaat, dat omzoomd is door een
licht-bruingrijzenden baard, dien hij draagt a la Van Weede,
doch bij hem een minder
aartsvaderlijk-bolvormige kin onbedekt laat, die het intellectueele
van zijn uiterlijk almede verhoogt. De op zijne
borst afhangende dikke haartrossen van dien
baard genieten van tijd tot tijd het voorrecht
door de hand huns eigenaars te worden gestreeld,
doch overigens zien zij er niet naar uit of deze
bijzonder veel aandacht aan hen wijdt.
Wanneer men na de bij reglement voorge
schreven waarschuwing van den burgemeester ?
een tweemaal herhaald belletje de raadzaal
binnentreedt, dan staat de heer De Watteville
nevens den zittenden" voorzitter'' met eenige
groote vellen Hollandsen papier in de handen en
leest de notulen. Soms, maar dat is al een poos
geleden, zat hij op dat oogenhlik ook nog wel en
deed niets. Dit lag dan daaraan, dat de heltt
der leden nog niet tegenwoordig was. Maar dat
komt thans niet meer voor; sedert de heeren een
daalder presentiegeld krijgen, mits zij er op tijd
zijn, kan de secretaris ook onmiddeiijk na de
opening der zitting beginnen met het lezen der
notulen van de vorige zitting.
En, dat is hem toevertrouwd ! Hij doet dat zóó
goed en de leden zijn zóó overtuigd dat alles in
de volmaakste orde is, dat niemand hunner er
naar komt luisteren.
Nu, ik moet zeggen, zij hebben gelijk l In de
eerste plaats is onze secretaris de eerlijkste no
tulen lezer, dien men zich denken kan. Honderd
malen heb ik met de meeste aandacht op hem
gelet als hij daar, met dien, soms dikken, bundel
papier in de hand stond te lezen, en gedacht en
gehoopt; man, zou je nu niet eens n velletje
ongemerkt overslaan "
Maar nooit heb ik hem kunnen betrappen!
Geen regel gunde hy ons, geen woord ! En toch,
ondanks hij van tijd tot tijd zijne lippen bevoch
tigt met een teugje suikerwater en dan weer eens
zijne keel schraapt met een geluid alsof er een
hond blaft, alles vermoedelijk om zijne woor
den duidelrjker te kunnen uitspreken het is
mij nog nooit mogen gelukken ook maar twee
samenhangende syllaben van die notulen te ver
staan, zoodat ik soms, half indommelende onder
dat langdurig opdreunen. zeer jaloersch werd op
de Raadsleden, die in de nevenzaal met elkaar
mochten blijven babbelen.
En de heer de Watteville blijft bij dat voorlezen
volkomen ernstig. Zijne gelaatstrekken verraden
ook geen enkel oogenblik eenige verveling en als
hij geëindigd heeft en gaat zitten, dan doet hij
dat niet met een zucht van verlichting, maar met
een glimlach, alsof hij het meest geestverheffende
werk ter wereld verricht had, grijpt hij de pen
en schrijft onder het document met vlugge hand:
gearresteerd m de vergadering van den
zooveelsten," en biedt dit dit den burgemeester ter
onderteekening aan.
Dan drinkt hij het overschot van zijn suiker
water uit, buigt zich in zijnen stoel achterover,
wenkt eenen bode om zijn glas op nieuw te vul
len, en zet zich schrap in zijnen stoel, blijkbaar
rnet het voornemen om nauwkeurig te letten op
de dingen, die komen zullen.
En dat voornemen blijft bij tot den einde toe
getrouw.
De stukken, die de voorzitter inbrengt, zoowel
als de onderwerpen, die ter behandeling worden
voorgelegd zijn hem natuurlijk volkomen bekend,
maar toch volgt bij met onverllauwde aandacht
al wat daaromtrent gezegd wordt, en middelerwijl
doorkruisen zijne oogen de zaal in alle richtingen
om te zien ot een der raadsleden ook maar een
pink beweegt, waaruit hij zou kunnen opmaken
dat de man het woord wil voeren.
Niet omdat hij hen zoo gaarne hoort spreken
ik heb wel zooveel vertrouwen in zijn goeden
smaak om dat niet te gelooven maar uit
eernaampje, dat haar en haar echtgenoot alleen
bekend was. Toen dreigde zij met den vinger
en zeide: »O jou dwaze, dwaae, jongen."
Mrs. Hauksbee hoorde het, en zij kon
het niet ontkennen zij gevoelde dat zij de
volle nederlaag geleden had. Bremmil nam
den 7den en den Oden dans in dank aan.
Den 7den dansten zij te zamen en den Oden
gingen zij in een der kleine tentjes zitten.
Wat mr. en mrs. Bremmil al zoo bespraken
gaat niemand aan.
Toen het souper in aantocht was, begaf het
tweetal zich naar de verandah; Bremrail
keek of de dandi ') zijner vrouw nog niet vóór
was en zij begaf' zich naar den vestiaire.
Mrs. Hauksbee trad op hem toe en zeide:
»Nu gaat ge zeker met mij soupeeren, mr.
Bremmil?'' mr. Bremmil kreeg een kleuren
zette een gek gezicht: »0, hm! Ik ga naar
huis met mijn vrouw, mrs. Jlauksbee. Ik
denk dat er een klein misverstand heeft
plaats gehad." Daar hij een man was, deed
hij natuurlijk alsof zij alleen schuld had.
Mrs. Bremmil trad uit den vestiaire in een
langen, witten mantel en met een donzen ca
puchon op het hoofd. Haar gezicht, straalde
van blijdschap en zij had er ook reden toe.
Het paar ging samen inde duisternis heen
en hij reed zoo dicht mogelijk naast de
dandi.
Toen zeide mrs. Hauksbee tegen mij
zij zag er wat fanée uit, terwijl het voUe
lampliclit op haar gelaat viel: Geloof mij,de
dwaasste vrouw kan een verstandigcn man
regeeren, maar men moot al een zeer ver
standige vrouw zijn om een dwazen man te
kunnen leiden.
Toen gingen wij soupeeren.
') Een soort van draagkoetsje, vooral vroeger alge
meen als vervoermiddel in den Himalava in gebruik
Yert.
bied voor het gezag. De Raad is de hoogste
macht in de stad. Ieder raadslid heeft het recht
om te spreken, ergo zorgt hij of liever, hij
maakt het den burgemeester gemakkelijk er voor
te zorgen dat ieder die 't verkiest op zijne
beurt, naar volgirde, spreken kan.
Behalve deze voortdurende oplettendheid, wordt
van den secretaris herhaaldelijk de voorlezing van
requesten en voordrachten gevorderd, terwijl de
oogenbükken, waarin hij eigenlijk eens rust zou
kunnen hebben als de een of andere lang
dradige spreker het over een lang afgezaagd
onderwerp heeft vriendschappelijk worden in
beslag genomen door raadsleden die over de
leuning van zijn stoel hangen, hem eenige in
lichting komen vragen.
Die allen schijnt hij uit zijn geheugen op de
meest bevredigende wijze te kunnen beantwoor
den, want allen trekken na een kirt gesprek met
een tevreden gezicht, zich in hun eigen
leuningstoel terug.
Maar geen gezicht in den ganschen Raad ver
toont een zoo tevreden uitdrukking als dat van
den secretaris.
Of hij het druk heeft of rust vragen wordt
overstelpt, geen enkel oogenblik vertoont het
eenige gejaagdheid of vermoeidheid.
Als de vergadering geëindigd is neemt hij van
de heeren afscheid met denzelfden beleefden en
vriendelijken glimlach als waarmede hij hen bij
den aanvang begroette.
De heer de Watteville blijkt zich in onze stad
en in de positie die hij hier bekleedt, gelukkig
te gevoelen. Olschoon reeds tweemalen, tijdens hij
hier secretaris is, de burgemeesterszetel vacant
was, men hoorde nimmer van een ernstige poging
van den heer de Watteville om dien zetel te
veroveren.
Ook dit is gewis een gevolg van zijne be
scheidenheid.
Doch hoe bescheiden hij ook zij de burgerij
waardeert in hem maar al te wel den man, die
in zijnen nuttigen en moeizamen werkking allen
die daarom tot hem kwamen met zijnen steun
en goeden raad ter zijde staat en daardoor zich
ieders achting en genegenheid heeft verworven.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Schouwburg Frascati: De dochter van
Fancho n.
Madame Angot, de vischvrouw van f.jrtuijn"
en Fanchon, de lierspeelster uit Savoye, zijn con
paar bekende en beminde fantasie-figuren van het
Fransen, tooneel onzer eeuw. In tal van blijspe
len, kluchten en vaudevilles zijn baar lotgevallen
uitgesponnen en uitgerafeld; toen zij voor iedere
verdere ontwikkeling onbruikbaar bleken, heeft
men er iets anders op bedacht. Twintig jaar ge
leden bracht een trio l'arijsche vaudevillisten La
fille de madame Angot" op de planken; met
I-.ecocq's bekoorlijke melodieën deed /ij de rond
reis door de geheele beschaafde wereld. Het vorige
jaar brachten wederom drie vaudevillisten La
lille de Fanchon la vielleuse" voor bet voetlicht;
ditmaal was Varney de muzikale verluchter. Het
succes was niet zoo kolossaal als dat der voorgang
ster; toch werd de klip der 100 voorstellingen met
glans omzeild en toonde ook het buitenland be
langstelling in de dochter der beroemde moeder.
Zaterdag, 1(> dezer, kregen wij Uc dochter ran
Fanchon in den Frascati-schouwburg van de heeren
Prot te zien ; de kennismaking was even aange
naam als hartelijk; een zeer lange reeks van
Fanchon-avonden mag voorspeld worden.
Diderot geeft ergens den raad zich zelf niet
steeds alle genot te vergallen door de meest een
voudige zaken, die alleen willen bezighouden en
vermaken, met stomstijve deftigheid te beknibbe
len en bekritikasteren. Er wordt in den laatsten
tijd zoo hartstochtelijk gedebatteerd en gedogma
tiseerd in zake kunst, zoo handig geschermd en
gegoocheld mot het woordje kunst, dat men wel
eens een beetje griezelig wordt onder een rubriek
Kunst en Letteren" over een onschuldige operette
te gaan praten; nog orger: te gaan bekennen dat
zij u vermaakt eu bekoord heeft. Toch zie ik noch
reden om het eerste te laten varen, noch recht
om het laatste te verzwijgen. Mocht men het
mij kwalijk nemen, dan zou ik mij steeds kun
nen dekken met den dooddoener, dat het geen ge
ringe kunst is den van nature weinig vroolijken
/m-rfe-siècZe-mensch te doen lachen, dat als zoo
danig de nieuwe operette van l'rot onder de ru
briek hooge kunst" dient gerangschikt te worden.
Doch scherts ter zijde. De dochter van Fanchon
is een alleraardigste operette, die ieder minnaar
van het genre zal boeien en amuseeren. Als van
alle nieuwere operetten (ook de operette houdt
er een ovolutietje op na) is de tekst minder dol,
driest en uitgelaten, de muziek minder soldatcsk
en triomfantelijk dan van de oudere werken van
Hervéen Ott'enbach.
Fanchon is in Amerika gestorven en heeft een
landgenoot, den ridder de Saint-Florent, met de zorg
voor haar nalatenschap belast. Zij had een dochter,
Javotte, die zij bij een molenaar in Savoye had uit
besteed. Saint-Florent komt metdeerfenis, geborgen
in een bouten kist. te Parijs. Javotte is door den
notaris Uellavoine opgeroepen om haar in ont
vangst te nemen. De kist wordt geopend; bet
eenige, wat te voorschijn komt, is Fanchon's lier.
Steeds had men geluofd, dat Fanchon in de
nieuwe wereld fortuin gemaakt bad; de teleur
stelling is dus groot. Javotte zou iu het huwelijk
treden met den rijken boerenzoon Jaciuiot; nu
het echter blijkt, dat de dochter van Fanchon
arm is, wil Jacqnot's vader van de verbintenis
niet meer hooren. Javotte is diep bedroefd, doch
laat den moed niet zinken; zij weet wat haar
te doen staat; als baar moeder zal zij met de lier
den kost zien te verdienen. Als zij vertrokken is,
deelt Saint-Florent den notaris mede, dat de kist
nog iets anders bevatte dan de lier, namelijk een
groote som gelds; dat hij die. den eersten avond van
zijn verblijf te Parijs, in een oogenblik van zwak
heid aan de speelbank verloor, doch geen
middel onbeproefd zal laten om ze terug
te verdienen of terug te winnen en het on
recht, Javotte aangedaan, te herstellen. Dit
alles vernemen wij in het eerste bedrijf. Ia
de volgende zijn wij getuige van Javotte's lotge
vallen als arme lierspeelster in het groote Parijs.
Terwijl Saint-Florent als haar goede genius over
haar waakt, wordt zij door Bellavoine, die ook
belang in haar stelt, doch niet pour Ie bon motift
bespied en vervolgd. Natuurlijk luistert zij niet
naar den ouden gek, blijft zij eerlijk en eerbaar
en krijgt zij aan het slot, als belooning, Jacquot
tot echtgenoot. Terwijl Bellavoine om de schoone
Javotte fladdert, blijkt zijn vrouff, Hermine, niet
ongevoelig voor de liefdesbetuigingen van den
fluitist Zéphyrin. Het grappige van de vele
verwikkelingen en vergissingen is, dat de
echtgenooten elkander, zonder het te weten of te be
merken, bij hun liefdesavonturen herhaaldelijk in
de wielen rijden.
In den grond is De dochter van Fanchon een
intiem, aandoenlijk, sentimenteel zangspelletje, de
vervolgde en geredde onschuld", in zijn gemoedelijke
riaieveteit friscu en bekoorlijk. Het speelt te
Parijs in 1798. Het had te Moskou of te Peking,
voor en na da Christelijke jaartelling kunnen spe
len; wij zijn zoo ver, ver weg van de brutale,
leelijke werkelijkheid, dat wij aan geen tijd of
plaats denken; het prettig onwaarschijnlijke
geschiedenisje heeft ons zoo stevig te pakken, dat
wij aan geen teganstribbalen of tegenspartelen
denken, dat wij zelf pleizier krijgen in de buite
lingen en grimassen van het toeval, dat wij ten
slotte toegeven, dat alles moet gebeuren zooals
het op het tooneel gebaurt. De avonturen van het
echtpaar Bsllavoine hebben een ander kleurtje,
dat echter niet al te onbescheiden is aangedikt,
dat door de aanzienlijke plaats aan Javotte's figuur
ingeruimd, niet al te driest op den voorgrond
treedt. Voor beide stroomingen in den tekst heeft
Varney de congruente muziek weten te
vin
den. In het aandoenlijke genre noem ik Javotte's
coupletten in het eerste en vierde bedrijf, haar
duo met Jacquot in het eerste en de lang
zame wals van Saint-Florent in het derde; een
voudige, zangerige nummers, met kiesche, warme
melodieën. In het burleske Hermine's rondo in
het eerste en haar duo met Zéphyrin in bet laatste
bedrijf. Beide genres hebben een clou; het eerste
in Javotte's coloratuur-ariaatje met begeleiding
van fluit, aan het slot van het tweede bedrijf,
een allergelukkigste vondst; het laatste in het
onweerstaanbaar grappige duo bouff'e der beide
koetsiers op deze diepzinnige woorden:
Ik koetsier, jij koetsier,
Jij koetsier, ik koetsier,
Een koetsier en een koetsier,
Dat maakt twee koetsiers.
In het aankleeden van operetten zijn de heeren
Prot eenig en onvolprezen. Iu De dochter van
Fanchon hebben zij het voor de zooveelste maal
bewezen. Van de vijf nieuwe decors, die zij
ervoor schilderden, noem ik in de eerste plaats
Het zolderkamertje van Javotte", een waar
juweeltje.
De Tivolituin wekte nog luider bewondering;
de veelkleurige lichtgolven gaven daaraan werke
lijk iets toovcrachtigs; het gebouwtje op den
achtergrond had ik willen missen. Op het
boudoir van prins Visapour met het Hindoescbe af
godsbeeld, op het stemmige, fraai getinte
sciiutdoek in het slottafereel, op de open plaats in
het eerste bedrijf kan ik slechts even wijzen.
Van de kostumen was niet minder werk gemaakt.
Het tijdperk der mereeilleuses eri ineroyubles gaf
geest en fantasie vrij spel. Ia het derde bedrijf
kan men zijn oogen volop den kost geven. De
zijden en satijnen IK er mrokken met hun brutale
lichtglanzen zullen noch fraaier effect maken als zij
wat langer gedrag* n zijn.
Bij Het Xederlandsch Tooneel" debuteerde
Woensdag avond juffrouw Marie Schut, als dilet
tante welbekend, in De Tooneelxpeler des Keizers
en De Schoolri/jdsttr. Tot een billijke oordeel
velling geven de stukken weinig gelegenheid. Het
eerste is een lamlendige draak; de vrouwenrol
daarin onbeteekenend en conventioneel; het laat
ste, grappig van vinding, is afgespeeld en afgekeken.
Beiden worden gedragen door de mannelijke hoofd
rol en deze behooren tot de beste van de heeren
Bouwmeester en Schulze. Juffrouw Schut beweegt
zich gemakkelijk en met smaak, heeft een fraai
guur, een lieve stem, was met zorg gekleed. Te
gen eenvormigheid in beweging en eentoonigheid
in de voordracht zal zij voor alles dienen te strij
den. Dat de trac zich deed gelden, wil ik na
tuurlijk aannemen. Slechts n oogenblik wist zij
op mij werkelijk indruk te maken, namelijk in
de voordracht van het versje Is het mijn schuld V"
Dit zeide zij wonderlijk fraai, met schoonen klank
van stem, kiescbe tinten en schakeeringen.
H. J. M.
MUZIKALE KRITIEKEN.
1. Karakterstukken voor Harmonium
en Orgel met of zonder Pedaal,
ingericht en bijeengebracht door
Marius A. Brandts Buys ').
2. Variatiën op het oude Wilhelmus
voor orgel door C. F. Hendriks Jr.3)
3. Handboek der Nederlandsche
Muzieklitteratuur ').
Daar verschillende mij toegezonden werkjes
reeds eenigen tijd op bespreking liggen te wachten
maak ik, nu ik geene concert-uitvoering te ver
melden heb. van deze gelegenheid gebruik, om.
bovenstaande uitgaven aan te kondigen.
Met groote ingenomenheid moet ik melding
maken van de Karalcterstukken voor orgel. Deze
bundel voorziet werkelijk in eene behoefte.
Toen ik in het vorige jaar eene uitgave van
orgelstukken besprak, wees ik er op, dat het tijd
werd de zoetsappige en verouderde
orgelcompositiën van Rinck, Hesse c.s. eens te laten rusten,
doch dat men voor zulk eene uitgave de hulp
van Ned. componisten moest inroepen. Dit beeft
de heer Brandts Buys gedaan en wel (naar ik
met verrassing zag) in zeer ruime mate. Van de
negentien compositiën, die de bundel bevat zijn
er veertien van Nederlanders, terwijl n Duitsch
componist, Bró'nnemüiler (16(Jü1761) het grootste
gedeelte van zijn leven in Holland doorbracht.
Van buitenlandsche meesters bevat de verza
meling een Koraal van Bach, een Larghetto van