Historisch Archief 1877-1940
No. 774
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
J. Schneider, een Koraal van Euxtehude en een
arrangement van eene der Consolations van Liszt.
De Ned. compositiën zijn van: S. de Lange Jr.,
Van Welbergen (1815?1856), Worp (1821
1891), Van Eyken (1823?1808), Litzau, Nicolaï,
De Vries, Hendriks, Jan Brandts Buys, Wagenaar,
Marius Brandts Buys en Bichard Hol.
Al deze werken kunnen, op een paar uitzonde
ringen na, zonder pedaal worden voorgedragen.
Verschillende werkjes (o. a. het Preludium van De
Lange, het Koraal van Bach, het Toccata en Fuga
van Jan Brandts Buys, de Pastorale van Hol
en meer anderen) verlangen geoefende organisten,
ten minste zulke die zich verheffen boven het
gewone peil van dorps- of dilettant-organisten,
benevers liefhebberende pianisten die ook wel
eens orgel spelen.
Daar voor de literatuur voor gebrekkige orga
nisten in de laatste jaren bijzonder goed (mis
schien wel te goed) gezorgd is, moet ik den heer
Brandts Buys een bijzonder compliment maken
dat hij zijn taak op zoo ernstige wijze heeft op
gevat. Bovendien zijn alle werken (hoewel som
migen van grooter begaafdheid getuigen dan
anderen) niet alleen zeer practisch voor orgel
geschreven, doch hebben ook innerlijk muzikale
waarde.
Daar de goede organisten vaak, ter aanvulling
van hunne programma's, uitzien naar oorspron
kelijke, degelijke en beknopte noviteiten, hoop ik
. dat ook vele andere componisten die met de
techniek en de eischen van het orgelspel bekend
zijn, zich geroepen zullen gevoelen de Nederl.
orgellitteratuur te helpen verrijken.
De variatiën op het Oude Willielmus, door den
heer Hendriks, bij gelegenheid van de Plechtige
Begroeting van H.H. M.M. in de Nieuwe Kerk
te Amsterdam voorgedragen, zijn ook in druk
verschenen.
Hoewel deze variatiën als
gelegenheidscompositie moeten beschouwd worden, onderscheiden zij
zich gunstig door zeer degelijke bewerking en
stijlvolle harmonisatie. De stemvoering is zeer
vloeiend, (hoewel bij enkele vrijheden een
ouderwetsch leeraar in het contrapunt een bedenkelijk
gezicht zou zetter:).
Vooral de harmonisatie van de derde variatie
en de contrepunctische bewerking van de vierde
vind ik zeer interessant.
Deze variatiën van den heer Hendriks beveel
ik dus zeer aan als voor- of naspel b.v. op
nationale gedenkdagen.
Tegen een paar momenten heb ik kleine be
denkingen. Hoewel ik volstrekt niet voor een
kwintenjager wil aangezien worden, moet ik toch
een drietal kwintengangen vermelden die niet
schoon klinken.
Ik bedoel namelijk die, in de derde maat van
de eerste variatie in de buitenstemmen en in de
voorlaatste maat van de derde variatie in de
sopraan- en tenor-partij. Hier zou het m. i. na
tuurlijk zijn geweest, in de tenor-partij op het
derde maatdeel twee achtsten: c b te schrijven en
a als kwart op het vierde maatdeel.
De componist zal mij misschien toevoegen, dat
die kwinten door de tegenbeweging in de bas vol
doende bedekt zijn, doch niettegenstaande dat,
klonken zij mij te scherp door.
Ook de krasse kwinten tegen het slot in de
voorlaatste maat had ik (hoewel zij blijkbaar met
opzet zijn aangebracht) liever vermeden gezien.
Bij een herdruk (die ik hoop dat spoedig noodig
zal zijn) kunnen deze kleine zaken Verholpen
worden.
Deze opmerkingen hebben echter geen invloed
op mijne gunstige opinie van het geheel. Ik be
veel dat werkje dan ook zeer aan.
Bij de vermelding van het Handboek der Xed.
Muzieklitteratunr kan ik mij tot eene aankondi
ging en aanbeveling bepalen.
De heer Van Eek heeft zich de tijdroovende en
omslachtige inspanning getroost alle (itels (zoo
ver ik kan nagaan) te verzamelen van
compositiën in Nederland uitgegeven, ja zelfs nagedrukt.
Eerst vindt men eene opsomming van de werken
gerangschikt volgens de stemmen of instrumenten
waarvoor zij geschreven zijn en vervolgens een
opgave van de namen van de componisten met
de volledige lijst van hunne in het licht ver
schenen werken met vermelding van den uitgever
en den prijs. De bijgevoegde aanhangsels bewijzen
dat de heer Van Eek het oog houdt op al het
nieuwe dat uitgegeven wordt.
Zelfs de vereerders van café-chantantcoupletten
ot grappen vinden een opgave in dit genre, zóó
uitgebreid dat zij er ongetwijfeld van zullen wa
tertanden.
Men ziet uit dit boekje dat er bij ons heel
wat gecomponeerd, samengeflanst, gearrangeerd
en gedérangeerd wordt. Is er dus veel kaf onder
het koren, zoo stemt toch het vele belangrijke en
degelijke bemoedigend en dankbaar.
Dit Handboek zal dus voorzeker door velen
met vrucht geraadpleegd kunnen worden.
Ook voor hen die ter verkrijging van een di
ploma als muziekonderwijzer of onderwijzeres be
kend moeten zijn met de belangrijkste Nederl.
cornpositiën en paedagogische werken op dit
gebied, zal het boekje een goede wegwijzer voor
nadere kennismaking met een en ander zijn.
Zou het daarom niet wenschelijk zijn als sup
plement aan dit werk eene opgave te voegen van
die Ned. toonwerken die niet gedrukt, doch wel
in het openbaar zijn uitgevoerd ?
Vele omvangrijke en belangrijke compositiën
toch, blijven vaak. tengevolge van te groote on
kosten en beperkt debiet, ongedrukt.
VAN MILLIGEN.
1) Uitgegeven te Zutphen bij Thieme's
Boek-en Muziekhandel, compleet in 5 all, ii 65 cent.
2) Uitgegeven te Amsterdam, bij Brix von
Wahlberg, prijs 60 cent.
3) Uitgegeven te 's-Gravenhage, bij C. H. van
Eek.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Walter Sickert, de Engelsche schilder die (al
te korten tijd) in The Whirlwind. dikwijls snedig
over de kunst schreef, wijdt in The Fortnightly
Benew van April een niet zeer sterk gebouwd
maar van groote piëteit getuigend artikel aan den
schilder, wien, naar hij getuigt, met Charles
Keene, het Engeland van deze eeuw allen roem
verschuldigd is, die het in schilderkunst
deelacht zijn zal: van James Whistler.
De Nocturne in blauw en zilver," die ook bij
de Whistler-collectie bij Goupil in Londen geëx
poseerd was, wordt in het bijzonder als onover
trefbaar geprezen. Heel de ziel van het heelal,"
zegt hij, is in het schilderij, heel de geest der
schoonheid. Het is een toonbeeld en een kort
begrip van alle kunst. Het is een daad van god
delijke scheppingskracht. De man die het voort
bracht is daardoor alleen onsterfelijk duizendvoud.
Wie zijn wij, dat we aan hem zouden raken?"
De Keuze-tentoonstelling van tegenwoordige
Nederlandsche schilderkunst, dezen zomer met de
lustrum-feesten van de Universiteit te Amsterdam
te houden, wordt er in de laatste dagen van Juni
geopenti, in de zalen van Arti et Ainicitiae. Het
bestuur der Maatschappij stelde op zeer redelijke
voorwaarden hare localiteit beschikbaar.
Niet meer dan een honderdtal stukken zullen
er worden saamgebracht.
Bij de aanstaande eerste tentoonstelling van
de Association pour V Art te Antwerpen, is men
door gebrek aan localiteit, genoodzaakt minder
buitenlanders dan eerst het plan was te inviteeren.
De lijst leek ook wel wat groot. Van de Hol
landers is ditmaal alleen de vertegenwoordiging
gevraagd van Toorop, Bauer, (wijlen) van Gogh
en Mej. Hollman, een Hollandsche te Brussel.
Den SOsten April wordt te Brussel een vrij
belangrijke expositie geopend van werken door
Antwerp^che en Brusselsche schilders, die in Brus
sel nog niet geëxposeerd werden. Het Antwcrpsche
gezelschap Als ik kan heeft deze tentoonstelling
gearrangeerd. Er zijn een 200 tal nummers.
Camille Lemonnier schreef een voorbericht voorden
catalogus.
Te Berlijn, waar, onder de protectie ook van
's Keizers hofhouding, de (yrannie van de Aca
demie de schilderkunst zoozeer ten kwade komt,
heeft zich eindelijk een onafhankelijk kunstge
zelschap geformeerd meer van de neigingen der
nieuwe Münchenaars, dat eigen exposities zal hou
den, en kortelings haar eersfe reeds bij Schulte
geopend heeft. De Vtrein der Elf' noemt het
zich. De leider is Max Liebermann. Verdere
leden zijn Frai:z Skarbina, Ilugo Vogel, Friedrich
Stahl, Hans Hermann, Muller-Kurzwelly,
Leistikow, Schnars-Alquist, Alber.ts, George Mosson en
Leopold v. Hofmann.
Terwijl sedert zijn verblijf te Parijs, de geniale
Belgische schilder Henry de Groux, artiesten en
kenners terecht een buitengewoon grooten opgang
maakt, en velen met vreugd in hem een waardig
geestverwant vonden van Delacroix, heeft dejuiy
van het Salon op het Champ de Mars zoo juist
twee belangrijke werken van hem geweigerd. Ce
serait l'anarcMe verklaarde de jury. Dit zeiden
de hoeren eveneens in de dagen van Delacroix.
Een zeldzame publicatie van veel gewicht, zoo
volmaakt artistiek geëquipeerd als men dat op
het oogenblik slechts in Engeland vermag, is The
Dial, waarvan het tweede jaarlijksche nummer
verschenen is. De oplaag is beperkt tot 200. Mijn
exemplaar is reeds No. 143. Wie het kostelijk
boekbeel dus wil aanschaffen dient zich te haasten.
De volgende week meer over dit werk.
V.
FRIEDRICH VON BODENSTEDT.
Uit Wiesbaden kwam Woensdagmorgen het
bericht, dat Friedrich von Bodenstedt er, bijna
drie-en-zeventig jaar oud. aan een longontsteking
overleden was. Hoewel de tijd van Boder.stedt's
grootste populariteit hier te lande reeds een twin
tig jaar achter ons ligt, zal het bericht hier toch
velen treffen. De Freisinnige Zeituntj schrijft:
De zanger der Lieder Mirza £'c7ta//j/V, die
hun dichter over de gansche beschaafde wereld
eene populariteit verschaften, zooals haar geen
tweede zijner Duitsche tijdgenooten bezat, is wei
nige dagen vóór zijn 73sten verjaardag overleden.
Den 12 April 181!) werd hij te Peine in Ilannover
geboren Ken krachtige lust tot reizen voerde
hem al vroeg in den vreemde; de toestanden des
tijds in het vaderland waren dan ook niet in staat
om den drang naar verandering bij vooruitstre
vende lieden te onderdrukken. Bodenstedt was
daarenboven van zijn jeugd af eene vrouwelijke
kunstenaarsnatuur, eer geneigd tot assimilatie,
dan in den hoogsten zin productief. P^igenlijk tot
koopman bestemd, wist hij toch door te zetten,
dat hij te Göttingen, Miïnchen en Berlijn in talen
en litteratuurgeschiedenis mocht gaan studeeren.
Een beslissenden invloed op zijne gansche ont
wikkeling hadden de volgende gebeurtenissen: Als
jongman van elegante manieren werd Bodenstedt
met de opvoeding van de jonge prinsen Galitzin
te Moskou belast. Hier opende zich voor zijne
verbaasde blikken de groote Oost-Slavische wereld.
Hier ook deed bij zijne eerste letterkundige proe
ven verschijnen en hij ook was dus een der eersten
die van den rijkdom en kracht der Russische
litteratuur naar Duitschland bericht zonden. Zijn
buigzaam, vrouwelijk talent openbaarde zich in
vertalingen van gedichten van Puschkin en
Lermontoff', de beide geniale dichters, welke al vroeg
in het heilige Czarenrijk" door ongeluk ge
knakt werden. Van Moskou uit reisde hij, door
eene terra incognita, door de kozakkengebioden,
raar den Kaukasui. Te Tiflis had hij het beheer
over eene school en daar studeerde hij bij
MirzaSchaffy Oostersche talen. De wilde vrijheidsoor
logen der Kaukasische stammen tegen het opper
machtige Buslard behandflde hij in eene veel
omvattende historische studie, die zijn naam voor
de eerste maal in ruimer kringen van Duitschland
binnenleidde." Zijn reislust voerde hem later naar
Italië; aan de grens van de Italiaansche en
Duitsche beschaving lokte hem de daar vrij ge
vaarlijke journalistiek. In het revolutiejaar 1848
redigeerde hij te Triest den Oeaterreichisclien Lloyd,
destijds een liberaal blad, toch zonder dat het
voor hem kwade gevolgen had. Van 18f>0 tot 1852
was hij als redacteur der Weserieituriy te Bremen.
In dezen tijd valt de verschijning van het werk,
dat Bodenstedt's naam algemeen bekend zou ma
ken. In 1851 verschenen de liederen van Mirza
Schaffy. De anacreontische levensphilosophie, die
in deze liederen een echo vond, het prediken
van Haflz' lichte levensbeschouwing, die zelfs in
de roes nog elegant en gematigd blijft en voor
groote ontroeringen, zoowel als voor verterenden
zinnenlust behoedt, die den mensch even ver ver
wijderd houdt van het lot van Don Juan, als van
dat van Faust, vond, in bevalligen vorm voor
gedragen, bij de menigte van alle oorden en alle
talen gemakkelijk toegang."
Het succes dat de liederen van Mirza-Schaffy
hadden, was reeds terstond bij het begin buiten
gewoon. Eerst hield men ze voor vertalingen van
een dichter Mirza-Schaffy; toen later Bodenstedt
i bekende dat hij de schrijver was, droeg men een
voudig op hem al de dankbaarheid over. Geen
van Bodenstedt's latere bundels kwam in waarde of in
gunst de liederen van Mirza-Schaffy nabij. Het suc
ces bracht er den dichter toe, de journalistiek vaar
wel te zeggen : in 1854 trad hij in den letter
kundigen kring, dien Max van Beieren rondom
zich schiep ; hij werd te München professor in de
Slavische talen aan de universiteit. Tegelijk begon
te München zijne dramatische werkzaamheid. Hij
leidde de opvoeringen van klassieke drama's aan
het hof t heat er.
In 1866 riep de schouwburgliefhebbende her
tog van Meiningen hem naar Meiningen, en
Bodenstedt hielp hier den groot-hertogelijken
hofschouwburg tot eene instelling maken, die
zich ver in artistieke beteeker.is boven al de
kleine hofschouwburgen verhief. Wel legde Boden
stedt reeds in 1869 het bestuur van de schouw
burg neer, maar hij woonde tot het jaar 1873 te
Meiningen en bleef aan het hof en de directie
verbonden. Na een driejarig verblijf te Altona
reisde Bodenstedt in 1877 naar Berlijn; van hier
uit ondernam hij in 1880 eene tournee van lezin
gen in Amerika en woonde daarna meestal te
Wiesbaden.
Na het kolossaal succes van de Lieder des
Mirza-Schaffy was de verschijning van het epos
Aola die Ijeaghierin een teleurstelling. Nieuwe
vrienden verkreeg Bo^enstedts muze met de bun
dels Gedichte (1860) en Aus der Heimat und
Fremde. Bodenstedt openbaart zich hierin als een
bespiegelende peinzende dichternatuur. Op het
tooneel kon hij zich geen blijvende
plaatsvfroveren. hoe dikwijls hij ook (eerst met een treurspel
Ttemetriu» (1856). vervolgens met de comedie
Könii) Anthiirl's Brautfnhrt) daarnaar streefde.
Nog op lateren leeftijd stelde hij de drama's
Alexander in Corinth en Kniker Paul (1876) op,
ook deze zijn tegenwoordig boekrtrama's. De
bundel Aus dem Nnchlasg Mirza fichnffy'sdSl'.))
kwam niet meer met de jonge frischheid van zijne
eerste verzen overeen. Nog moeten zijn studiën
over Shakespeare en vertalingen van de sonetten
en vele drama's van Shakespeare vermeld worden.
Bodenstedt's monument moet niet in
Duitsch'and staan, maar te Tinis, te Schiraz of ergens
anders in den Kaukasus of in Perzii'. Het land
toch dat hij bezingt, is ongetwijfeld door hem
zelf zoo schoon geschapen, en hij zogt het meteene
openhartigheid, die men eerst late.r erkende (wij
gebruiken de vertaling van dr. A. Th. van Krieken):
Hoc is beroemd de Schiraz-stad
Door rozen en door wijn geworden ?
Mosella en de Roknabad
Ken tuin in een woestijn geworden V
Haar schoonheid was de oorzaak niet,
Veel schoone steden vindt ge op aard :
Zij is alleen bekend, beroemd
Door Hatiz' dichterbrein geworden.
Het bonzendom heeft hij gefnuikt,
En Schiraz' roem heeft hij bevestigd,
Zoo is door hem het kleine groot,
Door hem het groote klein geworden !
Verheerlijkt heeft hij scad en woud,
Verfraaid den stroom en zijne boorden,
Door hem is ieder huis der stad
Tot een juweelenschrijn geworden!
LFESKUXST."
door J. H. Riissi.xii.
Nu ruim een jaar geleden sloegen eenige volks
vrienden de handen in elkaar en deden de gelofte
om met hart en ziel te trachten hen, die begeerig
waren te begrijpen wat zij lazen, mot woord en
daad te steunen. Zooals dat wel niet anders kan,
richtten zij eene vereeniging op en noemden die
Leeskunst." Deze vereeniging begon hare werk
zaamheid met het verspreiden ecncr circulaire
aan allen, die zij meende, dat met haar doel
zouden instemmen, of er voor gewonnen konden
worden. Gij allen heet het o. a. daarin die
dezen open brief in handen krijgt, kunt dien,
naar wij hopen, ontcijferen. Ge kunt vlug of lang
zaam lezen, wat \ve u willen zegden en vragen.
Maar kunt ge ook heel gemakkelijk lezen? hebt
ge nooit mocielijkheden met het verstaan en be
grijpen van wat ec- leest? kunt ge ook zonder in
spanning het gelezene luide voordragen, zoodat
aller, die zitten te luisteren, het kunnen verstaan
en begrijpen ?
Als ge u deze vragen eens ernstig gesteld hebt
en, al is het maar voor u zelf, in stilte hebt
moeten bekennen, dat dit alles niet zoo goed vlot,
dan hebben wij eene andere vraag te doen:
Hindert u dit nooit, dat ge met couranten, boe
ken en andere dingen, waarvan ge wel graag zoudt
weten wat er in staat, zoo moeielijk opschiet?
Zoudt ge niet graag in de gelegenheid gesteld
worden over alles, wat ge niet begrepen hebt, te
redeneeren met iemand die u dit kan uitleggen?
Eindelijk: Zoudt, go niet de kunst van voorlezen
goed machtig willen zijn, om als ge zelf iets
mooi gevonden hebt uw huisgenooten of vrien
den daarvan ook te doen genieten ?
Ja ?!
Welnu, do gelegenheid, die ge mogelijk lang
gezocht hebt om u in dit alles te oefenen, wordt
u thans aangeboden.
Er heeft zich eene Vereeniging gevormd, die
clubs wil stichten, om eenmaal per week, in ver
schillende stadsgedeelten, in gezellige lokalen,
onder leiding van iemand, die raad kan geven en
voorgaan, zaam te komen tot het voortgezet be
oefenen van de leeskunst.
Wie achttien jaar oud is en kan spellen, dus
de beginselen van het lezen machtig is, zal wel
kom zijn. Ieder van alle partijen, van alle richting,
de leden van beide sexen. Ten minste wanneer
het hem of haar ernst met de zaak is, en hij of
zij niet maar alleen \oor de aardigheid eens zou
willen toekijken.
Deze circulaire was onderteekend door S. J.
Bouberg Wilson, voorzitter Volksvoordrachten;
mevr. A. F. A. van Campen-Doesburg, vertegen
woordigster der Vrije Vrouwenvereeniging J. J. A.
Frantzen, leeraar aan het Gymnasium; A. H.
Gerhard, hoofdonderwijzer; II. Gerlings, boekhan
delaar-uitgever; S. M. Goudsmit, vertegenwoordiger
Ned. Werkliedenverbond afd. Amsterdam; A. D.
Hagedoorn, leeraar II. B. school; juffr. M. A.
Hugenholtz Jr., secretaresse-Volksbibliotheken;
dr. P. II.- Hugenholtz, voorganger der Vrije ge
meente; A. L. Jacobson Jr., vertegenwoordiger
Soc.-Dein. Bond afd. Amsterdam; Louis Landry,
privaat-docent M. O.; juffr. Helene Mercier,
bestuurderesse der Volkskeukens; S. R. van Minden,
vertegenwoordiger Handwerkers- Vriendenkring;
mr. V. K. L. van Os, advokaat; A. W. Rosendahl,
vertegenwoordiger Amstel-Werkman"; J. J.
Schaeffer, vertegenwoordiger Neerlands Werk
man"; H. W. J A. Schook, vertegenwoordiger
afd. Volksonderwijs I"; L. Simons Mz.,
journalistletterkundige; J. A. Tours, gemeente-ambtenaar;
mevr. M. Treub-Hoog; mej. F. J. van Uildriks,
leerares M. O.; H. Wertheim, student.
De namen vau de onderteekenaars der circu
laire zijn opgesomd om te doen zien, dat alle
richtingen vertegenwoordigd zijn, zoodat ieder
zijn keuze kan volgen.
Weinig t\jds na het verzenden van den open
brief het was in Dec. 1891 kwamen de
voorstanders van Leeskumt samen, met hen, die
in het doel belang stelden. Na dit aan deze
heilbegeerigen uit-een gezet te hebben en na
mededeeling van bizonderheden uit het reglement,
rezen uit den boezem der toehoorders een
aantal vragen, die bewezen, dat men de volks
vrienden nog niet begrepen had, geen vertrouwen
stelde in wat zij beoogden, vreesde voor
schoolvosserij, en van dat nieuwe als van al wat vreemd is,
eigentlijk niet erg gediend bleek. Voor een deel
scheen het eene vergoeding, dat ten slotte toch
een veertigtal personen zich lieten inschrijven.
Ook van buiten af bleek de instemming met het
plan van de pioniers van Leeskunst" niet groot.
Eene circulaire, om geldelijken steun te vrager,
werd toevallig juist in de dagen van erge koude
door hen verspreid. Dat was genoeg ter recht
vaardiging van een publieken aanval op allen,
die geld vroegen voor zoo iets overtolligs (V), in
een tijd, dat er zooveel noodig was ter voorziening
in onmiddelijke behoefte. En tevens kregen de
oproepers een steek onder water, dat zij weder
eene nieuwe vereeniging verzonnen", natuurlijk
alleen om besluurtje te mogen spelen en huni.en
naam in de krant te bobben.
Ondanks het wantrouwen binnen en buiten,
bleek na drie maanden arbeids, dat de vereeniging
Leeskunst" reden van bestaan had. De oprichters
wisten mi wolken weg zij uit moesten. De deelne
mers, die eerst voor de zaak dienden overgehaald te
worden waren voor de zaak gewonnen. Zij werden
in verschillende clubs verdeeld. De werkzaamheid
van iedere club leidde een der volksvrienden. De
wekelijksche club-avond is een avond van leerzame
ontspanning geworden. De deelnemers weten, dat
het niet maar alleen lezen is, als op school, wat
de leiders met hen doen, maar ook spreken, be
spreken, onderling verklaren; dat zij zoeken te
ontwikkelen, kennis te vermeerderen, het donkver
mogen te scherpen, den smaak te vormen, elk
leider naar zijne wijs, naar de mate van ontwik
keling zijner clubleden. Die verschilt natuurlijk;
er zijn clubleden van 15 en van 45, 50 jaar; jon
gens en meisjes; getrouwden en ongetrouwden;
handwerkslieden, dienstboden, winkelbedienden;
waschmeisjes; niet de heffe des volks; deze
heeft zich nog niet aangcnifld; komt zij, dan is
ook zij welkom. Onder de 159 deelnemers ver
deeld in 15 clubs, samenkomende in verschillende
localiteiten, hetzij bij do leiders thuis, hetzij in
de leeraarskamers van openbare en particuliere
scholen, tot dit doel door Let stadsbestuur wel
willend afgestaan, onder deze deelnemers wijkt
de mate van bevattelijkheid natuurlijk nog al af,
en daarmede de wijze, waarop do clubs werken.
Hier kan de lectuur vrij moeilijk, daar moet zy
lichter zijn; in alle clubs wordt ze geput uit bloem
lezingen, waarvan elk deelnemer zijn eigen exem
plaar heeft. Dikwijls ontspant zich, naar aanlei
ding van het gelezenc, eene uitvoerige bespreking
van eenig onderwerp: da meer ontwikkelden hou
den meer van een onderling debat. Een ander
leest tegen het slot van den avond altijd nog wat
voor of besteedt daar ter afwisseling een geheelen
avond aan. Er wordt ook lectuur uitgeleend en
daarover den volgendt n avond vragen behandeld;
het gelezene ook wel, als middel tot denken en
spreken, mondeling verteld. De meeste clubs van
gen aan met het voorlezen van notulen, door den
secretaris penningmeester opgemaakt; waar de
leiders bij zich thuis ontvangen, wordt het
huislijk gezellig karakter der samenkomsten door
eenige verversching verhoogd; de meisjes, die bij
de dames aan huis komen, leeren er thee zetten
en bedienen.
Zoo is langzamerhand tusschen leiders en deel
nemers een band van vertrouwelijkheid ontstaan,
die, niet alleen voor de leiders zelf, de samen
komsten tot uren van aangename en leerzame
ontspanning maakt, hen vormt en beschaaft. Want
er is niets wat ontwikkelden en beschaafden meer
tot zoo strenge zelfkritiek brengt als een derge
lijke omgang met hen, die een moeielijker leven
hebben gehad en niettemin begeerig zi n gebleven
naar hooger vorming, naar meer kennis en meer
geestelijk genot, die vaak verbazen door de hel
derheid van oordeel, en de leiders nopen zelf
nauwkeurig toe te zien op hun denken, spreken
en handelen. Den toon te treffen van vertrouwe
lijkheid, die niets neerbuigends in zich heeft, die
doet gevoelen, dat de leiders de deelnemers als
mensch volkomen huns gelijken achten, maar die
daarom toch niet eene afdaling wordt, dat is, in
den aanvang vooral, niet zoo gemakkelijk geweest.
Maar thans hebben de leiders dien ook allen wel
gevonden en leggen de deelnemers onverdeeld
hunne sympathie aan den dag. (Slot volgt).