De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 24 april pagina 3

24 april 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 774 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. J. Schneider, een Koraal van Euxtehude en een arrangement van eene der Consolations van Liszt. De Ned. compositiën zijn van: S. de Lange Jr., Van Welbergen (1815?1856), Worp (1821 1891), Van Eyken (1823?1808), Litzau, Nicolaï, De Vries, Hendriks, Jan Brandts Buys, Wagenaar, Marius Brandts Buys en Bichard Hol. Al deze werken kunnen, op een paar uitzonde ringen na, zonder pedaal worden voorgedragen. Verschillende werkjes (o. a. het Preludium van De Lange, het Koraal van Bach, het Toccata en Fuga van Jan Brandts Buys, de Pastorale van Hol en meer anderen) verlangen geoefende organisten, ten minste zulke die zich verheffen boven het gewone peil van dorps- of dilettant-organisten, benevers liefhebberende pianisten die ook wel eens orgel spelen. Daar voor de literatuur voor gebrekkige orga nisten in de laatste jaren bijzonder goed (mis schien wel te goed) gezorgd is, moet ik den heer Brandts Buys een bijzonder compliment maken dat hij zijn taak op zoo ernstige wijze heeft op gevat. Bovendien zijn alle werken (hoewel som migen van grooter begaafdheid getuigen dan anderen) niet alleen zeer practisch voor orgel geschreven, doch hebben ook innerlijk muzikale waarde. Daar de goede organisten vaak, ter aanvulling van hunne programma's, uitzien naar oorspron kelijke, degelijke en beknopte noviteiten, hoop ik . dat ook vele andere componisten die met de techniek en de eischen van het orgelspel bekend zijn, zich geroepen zullen gevoelen de Nederl. orgellitteratuur te helpen verrijken. De variatiën op het Oude Willielmus, door den heer Hendriks, bij gelegenheid van de Plechtige Begroeting van H.H. M.M. in de Nieuwe Kerk te Amsterdam voorgedragen, zijn ook in druk verschenen. Hoewel deze variatiën als gelegenheidscompositie moeten beschouwd worden, onderscheiden zij zich gunstig door zeer degelijke bewerking en stijlvolle harmonisatie. De stemvoering is zeer vloeiend, (hoewel bij enkele vrijheden een ouderwetsch leeraar in het contrapunt een bedenkelijk gezicht zou zetter:). Vooral de harmonisatie van de derde variatie en de contrepunctische bewerking van de vierde vind ik zeer interessant. Deze variatiën van den heer Hendriks beveel ik dus zeer aan als voor- of naspel b.v. op nationale gedenkdagen. Tegen een paar momenten heb ik kleine be denkingen. Hoewel ik volstrekt niet voor een kwintenjager wil aangezien worden, moet ik toch een drietal kwintengangen vermelden die niet schoon klinken. Ik bedoel namelijk die, in de derde maat van de eerste variatie in de buitenstemmen en in de voorlaatste maat van de derde variatie in de sopraan- en tenor-partij. Hier zou het m. i. na tuurlijk zijn geweest, in de tenor-partij op het derde maatdeel twee achtsten: c b te schrijven en a als kwart op het vierde maatdeel. De componist zal mij misschien toevoegen, dat die kwinten door de tegenbeweging in de bas vol doende bedekt zijn, doch niettegenstaande dat, klonken zij mij te scherp door. Ook de krasse kwinten tegen het slot in de voorlaatste maat had ik (hoewel zij blijkbaar met opzet zijn aangebracht) liever vermeden gezien. Bij een herdruk (die ik hoop dat spoedig noodig zal zijn) kunnen deze kleine zaken Verholpen worden. Deze opmerkingen hebben echter geen invloed op mijne gunstige opinie van het geheel. Ik be veel dat werkje dan ook zeer aan. Bij de vermelding van het Handboek der Xed. Muzieklitteratunr kan ik mij tot eene aankondi ging en aanbeveling bepalen. De heer Van Eek heeft zich de tijdroovende en omslachtige inspanning getroost alle (itels (zoo ver ik kan nagaan) te verzamelen van compositiën in Nederland uitgegeven, ja zelfs nagedrukt. Eerst vindt men eene opsomming van de werken gerangschikt volgens de stemmen of instrumenten waarvoor zij geschreven zijn en vervolgens een opgave van de namen van de componisten met de volledige lijst van hunne in het licht ver schenen werken met vermelding van den uitgever en den prijs. De bijgevoegde aanhangsels bewijzen dat de heer Van Eek het oog houdt op al het nieuwe dat uitgegeven wordt. Zelfs de vereerders van café-chantantcoupletten ot grappen vinden een opgave in dit genre, zóó uitgebreid dat zij er ongetwijfeld van zullen wa tertanden. Men ziet uit dit boekje dat er bij ons heel wat gecomponeerd, samengeflanst, gearrangeerd en gedérangeerd wordt. Is er dus veel kaf onder het koren, zoo stemt toch het vele belangrijke en degelijke bemoedigend en dankbaar. Dit Handboek zal dus voorzeker door velen met vrucht geraadpleegd kunnen worden. Ook voor hen die ter verkrijging van een di ploma als muziekonderwijzer of onderwijzeres be kend moeten zijn met de belangrijkste Nederl. cornpositiën en paedagogische werken op dit gebied, zal het boekje een goede wegwijzer voor nadere kennismaking met een en ander zijn. Zou het daarom niet wenschelijk zijn als sup plement aan dit werk eene opgave te voegen van die Ned. toonwerken die niet gedrukt, doch wel in het openbaar zijn uitgevoerd ? Vele omvangrijke en belangrijke compositiën toch, blijven vaak. tengevolge van te groote on kosten en beperkt debiet, ongedrukt. VAN MILLIGEN. 1) Uitgegeven te Zutphen bij Thieme's Boek-en Muziekhandel, compleet in 5 all, ii 65 cent. 2) Uitgegeven te Amsterdam, bij Brix von Wahlberg, prijs 60 cent. 3) Uitgegeven te 's-Gravenhage, bij C. H. van Eek. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. Walter Sickert, de Engelsche schilder die (al te korten tijd) in The Whirlwind. dikwijls snedig over de kunst schreef, wijdt in The Fortnightly Benew van April een niet zeer sterk gebouwd maar van groote piëteit getuigend artikel aan den schilder, wien, naar hij getuigt, met Charles Keene, het Engeland van deze eeuw allen roem verschuldigd is, die het in schilderkunst deelacht zijn zal: van James Whistler. De Nocturne in blauw en zilver," die ook bij de Whistler-collectie bij Goupil in Londen geëx poseerd was, wordt in het bijzonder als onover trefbaar geprezen. Heel de ziel van het heelal," zegt hij, is in het schilderij, heel de geest der schoonheid. Het is een toonbeeld en een kort begrip van alle kunst. Het is een daad van god delijke scheppingskracht. De man die het voort bracht is daardoor alleen onsterfelijk duizendvoud. Wie zijn wij, dat we aan hem zouden raken?" De Keuze-tentoonstelling van tegenwoordige Nederlandsche schilderkunst, dezen zomer met de lustrum-feesten van de Universiteit te Amsterdam te houden, wordt er in de laatste dagen van Juni geopenti, in de zalen van Arti et Ainicitiae. Het bestuur der Maatschappij stelde op zeer redelijke voorwaarden hare localiteit beschikbaar. Niet meer dan een honderdtal stukken zullen er worden saamgebracht. Bij de aanstaande eerste tentoonstelling van de Association pour V Art te Antwerpen, is men door gebrek aan localiteit, genoodzaakt minder buitenlanders dan eerst het plan was te inviteeren. De lijst leek ook wel wat groot. Van de Hol landers is ditmaal alleen de vertegenwoordiging gevraagd van Toorop, Bauer, (wijlen) van Gogh en Mej. Hollman, een Hollandsche te Brussel. Den SOsten April wordt te Brussel een vrij belangrijke expositie geopend van werken door Antwerp^che en Brusselsche schilders, die in Brus sel nog niet geëxposeerd werden. Het Antwcrpsche gezelschap Als ik kan heeft deze tentoonstelling gearrangeerd. Er zijn een 200 tal nummers. Camille Lemonnier schreef een voorbericht voorden catalogus. Te Berlijn, waar, onder de protectie ook van 's Keizers hofhouding, de (yrannie van de Aca demie de schilderkunst zoozeer ten kwade komt, heeft zich eindelijk een onafhankelijk kunstge zelschap geformeerd meer van de neigingen der nieuwe Münchenaars, dat eigen exposities zal hou den, en kortelings haar eersfe reeds bij Schulte geopend heeft. De Vtrein der Elf' noemt het zich. De leider is Max Liebermann. Verdere leden zijn Frai:z Skarbina, Ilugo Vogel, Friedrich Stahl, Hans Hermann, Muller-Kurzwelly, Leistikow, Schnars-Alquist, Alber.ts, George Mosson en Leopold v. Hofmann. Terwijl sedert zijn verblijf te Parijs, de geniale Belgische schilder Henry de Groux, artiesten en kenners terecht een buitengewoon grooten opgang maakt, en velen met vreugd in hem een waardig geestverwant vonden van Delacroix, heeft dejuiy van het Salon op het Champ de Mars zoo juist twee belangrijke werken van hem geweigerd. Ce serait l'anarcMe verklaarde de jury. Dit zeiden de hoeren eveneens in de dagen van Delacroix. Een zeldzame publicatie van veel gewicht, zoo volmaakt artistiek geëquipeerd als men dat op het oogenblik slechts in Engeland vermag, is The Dial, waarvan het tweede jaarlijksche nummer verschenen is. De oplaag is beperkt tot 200. Mijn exemplaar is reeds No. 143. Wie het kostelijk boekbeel dus wil aanschaffen dient zich te haasten. De volgende week meer over dit werk. V. FRIEDRICH VON BODENSTEDT. Uit Wiesbaden kwam Woensdagmorgen het bericht, dat Friedrich von Bodenstedt er, bijna drie-en-zeventig jaar oud. aan een longontsteking overleden was. Hoewel de tijd van Boder.stedt's grootste populariteit hier te lande reeds een twin tig jaar achter ons ligt, zal het bericht hier toch velen treffen. De Freisinnige Zeituntj schrijft: De zanger der Lieder Mirza £'c7ta//j/V, die hun dichter over de gansche beschaafde wereld eene populariteit verschaften, zooals haar geen tweede zijner Duitsche tijdgenooten bezat, is wei nige dagen vóór zijn 73sten verjaardag overleden. Den 12 April 181!) werd hij te Peine in Ilannover geboren Ken krachtige lust tot reizen voerde hem al vroeg in den vreemde; de toestanden des tijds in het vaderland waren dan ook niet in staat om den drang naar verandering bij vooruitstre vende lieden te onderdrukken. Bodenstedt was daarenboven van zijn jeugd af eene vrouwelijke kunstenaarsnatuur, eer geneigd tot assimilatie, dan in den hoogsten zin productief. P^igenlijk tot koopman bestemd, wist hij toch door te zetten, dat hij te Göttingen, Miïnchen en Berlijn in talen en litteratuurgeschiedenis mocht gaan studeeren. Een beslissenden invloed op zijne gansche ont wikkeling hadden de volgende gebeurtenissen: Als jongman van elegante manieren werd Bodenstedt met de opvoeding van de jonge prinsen Galitzin te Moskou belast. Hier opende zich voor zijne verbaasde blikken de groote Oost-Slavische wereld. Hier ook deed bij zijne eerste letterkundige proe ven verschijnen en hij ook was dus een der eersten die van den rijkdom en kracht der Russische litteratuur naar Duitschland bericht zonden. Zijn buigzaam, vrouwelijk talent openbaarde zich in vertalingen van gedichten van Puschkin en Lermontoff', de beide geniale dichters, welke al vroeg in het heilige Czarenrijk" door ongeluk ge knakt werden. Van Moskou uit reisde hij, door eene terra incognita, door de kozakkengebioden, raar den Kaukasui. Te Tiflis had hij het beheer over eene school en daar studeerde hij bij MirzaSchaffy Oostersche talen. De wilde vrijheidsoor logen der Kaukasische stammen tegen het opper machtige Buslard behandflde hij in eene veel omvattende historische studie, die zijn naam voor de eerste maal in ruimer kringen van Duitschland binnenleidde." Zijn reislust voerde hem later naar Italië; aan de grens van de Italiaansche en Duitsche beschaving lokte hem de daar vrij ge vaarlijke journalistiek. In het revolutiejaar 1848 redigeerde hij te Triest den Oeaterreichisclien Lloyd, destijds een liberaal blad, toch zonder dat het voor hem kwade gevolgen had. Van 18f>0 tot 1852 was hij als redacteur der Weserieituriy te Bremen. In dezen tijd valt de verschijning van het werk, dat Bodenstedt's naam algemeen bekend zou ma ken. In 1851 verschenen de liederen van Mirza Schaffy. De anacreontische levensphilosophie, die in deze liederen een echo vond, het prediken van Haflz' lichte levensbeschouwing, die zelfs in de roes nog elegant en gematigd blijft en voor groote ontroeringen, zoowel als voor verterenden zinnenlust behoedt, die den mensch even ver ver wijderd houdt van het lot van Don Juan, als van dat van Faust, vond, in bevalligen vorm voor gedragen, bij de menigte van alle oorden en alle talen gemakkelijk toegang." Het succes dat de liederen van Mirza-Schaffy hadden, was reeds terstond bij het begin buiten gewoon. Eerst hield men ze voor vertalingen van een dichter Mirza-Schaffy; toen later Bodenstedt i bekende dat hij de schrijver was, droeg men een voudig op hem al de dankbaarheid over. Geen van Bodenstedt's latere bundels kwam in waarde of in gunst de liederen van Mirza-Schaffy nabij. Het suc ces bracht er den dichter toe, de journalistiek vaar wel te zeggen : in 1854 trad hij in den letter kundigen kring, dien Max van Beieren rondom zich schiep ; hij werd te München professor in de Slavische talen aan de universiteit. Tegelijk begon te München zijne dramatische werkzaamheid. Hij leidde de opvoeringen van klassieke drama's aan het hof t heat er. In 1866 riep de schouwburgliefhebbende her tog van Meiningen hem naar Meiningen, en Bodenstedt hielp hier den groot-hertogelijken hofschouwburg tot eene instelling maken, die zich ver in artistieke beteeker.is boven al de kleine hofschouwburgen verhief. Wel legde Boden stedt reeds in 1869 het bestuur van de schouw burg neer, maar hij woonde tot het jaar 1873 te Meiningen en bleef aan het hof en de directie verbonden. Na een driejarig verblijf te Altona reisde Bodenstedt in 1877 naar Berlijn; van hier uit ondernam hij in 1880 eene tournee van lezin gen in Amerika en woonde daarna meestal te Wiesbaden. Na het kolossaal succes van de Lieder des Mirza-Schaffy was de verschijning van het epos Aola die Ijeaghierin een teleurstelling. Nieuwe vrienden verkreeg Bo^enstedts muze met de bun dels Gedichte (1860) en Aus der Heimat und Fremde. Bodenstedt openbaart zich hierin als een bespiegelende peinzende dichternatuur. Op het tooneel kon hij zich geen blijvende plaatsvfroveren. hoe dikwijls hij ook (eerst met een treurspel Ttemetriu» (1856). vervolgens met de comedie Könii) Anthiirl's Brautfnhrt) daarnaar streefde. Nog op lateren leeftijd stelde hij de drama's Alexander in Corinth en Kniker Paul (1876) op, ook deze zijn tegenwoordig boekrtrama's. De bundel Aus dem Nnchlasg Mirza fichnffy'sdSl'.)) kwam niet meer met de jonge frischheid van zijne eerste verzen overeen. Nog moeten zijn studiën over Shakespeare en vertalingen van de sonetten en vele drama's van Shakespeare vermeld worden. Bodenstedt's monument moet niet in Duitsch'and staan, maar te Tinis, te Schiraz of ergens anders in den Kaukasus of in Perzii'. Het land toch dat hij bezingt, is ongetwijfeld door hem zelf zoo schoon geschapen, en hij zogt het meteene openhartigheid, die men eerst late.r erkende (wij gebruiken de vertaling van dr. A. Th. van Krieken): Hoc is beroemd de Schiraz-stad Door rozen en door wijn geworden ? Mosella en de Roknabad Ken tuin in een woestijn geworden V Haar schoonheid was de oorzaak niet, Veel schoone steden vindt ge op aard : Zij is alleen bekend, beroemd Door Hatiz' dichterbrein geworden. Het bonzendom heeft hij gefnuikt, En Schiraz' roem heeft hij bevestigd, Zoo is door hem het kleine groot, Door hem het groote klein geworden ! Verheerlijkt heeft hij scad en woud, Verfraaid den stroom en zijne boorden, Door hem is ieder huis der stad Tot een juweelenschrijn geworden! LFESKUXST." door J. H. Riissi.xii. Nu ruim een jaar geleden sloegen eenige volks vrienden de handen in elkaar en deden de gelofte om met hart en ziel te trachten hen, die begeerig waren te begrijpen wat zij lazen, mot woord en daad te steunen. Zooals dat wel niet anders kan, richtten zij eene vereeniging op en noemden die Leeskunst." Deze vereeniging begon hare werk zaamheid met het verspreiden ecncr circulaire aan allen, die zij meende, dat met haar doel zouden instemmen, of er voor gewonnen konden worden. Gij allen heet het o. a. daarin die dezen open brief in handen krijgt, kunt dien, naar wij hopen, ontcijferen. Ge kunt vlug of lang zaam lezen, wat \ve u willen zegden en vragen. Maar kunt ge ook heel gemakkelijk lezen? hebt ge nooit mocielijkheden met het verstaan en be grijpen van wat ec- leest? kunt ge ook zonder in spanning het gelezene luide voordragen, zoodat aller, die zitten te luisteren, het kunnen verstaan en begrijpen ? Als ge u deze vragen eens ernstig gesteld hebt en, al is het maar voor u zelf, in stilte hebt moeten bekennen, dat dit alles niet zoo goed vlot, dan hebben wij eene andere vraag te doen: Hindert u dit nooit, dat ge met couranten, boe ken en andere dingen, waarvan ge wel graag zoudt weten wat er in staat, zoo moeielijk opschiet? Zoudt ge niet graag in de gelegenheid gesteld worden over alles, wat ge niet begrepen hebt, te redeneeren met iemand die u dit kan uitleggen? Eindelijk: Zoudt, go niet de kunst van voorlezen goed machtig willen zijn, om als ge zelf iets mooi gevonden hebt uw huisgenooten of vrien den daarvan ook te doen genieten ? Ja ?! Welnu, do gelegenheid, die ge mogelijk lang gezocht hebt om u in dit alles te oefenen, wordt u thans aangeboden. Er heeft zich eene Vereeniging gevormd, die clubs wil stichten, om eenmaal per week, in ver schillende stadsgedeelten, in gezellige lokalen, onder leiding van iemand, die raad kan geven en voorgaan, zaam te komen tot het voortgezet be oefenen van de leeskunst. Wie achttien jaar oud is en kan spellen, dus de beginselen van het lezen machtig is, zal wel kom zijn. Ieder van alle partijen, van alle richting, de leden van beide sexen. Ten minste wanneer het hem of haar ernst met de zaak is, en hij of zij niet maar alleen \oor de aardigheid eens zou willen toekijken. Deze circulaire was onderteekend door S. J. Bouberg Wilson, voorzitter Volksvoordrachten; mevr. A. F. A. van Campen-Doesburg, vertegen woordigster der Vrije Vrouwenvereeniging J. J. A. Frantzen, leeraar aan het Gymnasium; A. H. Gerhard, hoofdonderwijzer; II. Gerlings, boekhan delaar-uitgever; S. M. Goudsmit, vertegenwoordiger Ned. Werkliedenverbond afd. Amsterdam; A. D. Hagedoorn, leeraar II. B. school; juffr. M. A. Hugenholtz Jr., secretaresse-Volksbibliotheken; dr. P. II.- Hugenholtz, voorganger der Vrije ge meente; A. L. Jacobson Jr., vertegenwoordiger Soc.-Dein. Bond afd. Amsterdam; Louis Landry, privaat-docent M. O.; juffr. Helene Mercier, bestuurderesse der Volkskeukens; S. R. van Minden, vertegenwoordiger Handwerkers- Vriendenkring; mr. V. K. L. van Os, advokaat; A. W. Rosendahl, vertegenwoordiger Amstel-Werkman"; J. J. Schaeffer, vertegenwoordiger Neerlands Werk man"; H. W. J A. Schook, vertegenwoordiger afd. Volksonderwijs I"; L. Simons Mz., journalistletterkundige; J. A. Tours, gemeente-ambtenaar; mevr. M. Treub-Hoog; mej. F. J. van Uildriks, leerares M. O.; H. Wertheim, student. De namen vau de onderteekenaars der circu laire zijn opgesomd om te doen zien, dat alle richtingen vertegenwoordigd zijn, zoodat ieder zijn keuze kan volgen. Weinig t\jds na het verzenden van den open brief het was in Dec. 1891 kwamen de voorstanders van Leeskumt samen, met hen, die in het doel belang stelden. Na dit aan deze heilbegeerigen uit-een gezet te hebben en na mededeeling van bizonderheden uit het reglement, rezen uit den boezem der toehoorders een aantal vragen, die bewezen, dat men de volks vrienden nog niet begrepen had, geen vertrouwen stelde in wat zij beoogden, vreesde voor schoolvosserij, en van dat nieuwe als van al wat vreemd is, eigentlijk niet erg gediend bleek. Voor een deel scheen het eene vergoeding, dat ten slotte toch een veertigtal personen zich lieten inschrijven. Ook van buiten af bleek de instemming met het plan van de pioniers van Leeskunst" niet groot. Eene circulaire, om geldelijken steun te vrager, werd toevallig juist in de dagen van erge koude door hen verspreid. Dat was genoeg ter recht vaardiging van een publieken aanval op allen, die geld vroegen voor zoo iets overtolligs (V), in een tijd, dat er zooveel noodig was ter voorziening in onmiddelijke behoefte. En tevens kregen de oproepers een steek onder water, dat zij weder eene nieuwe vereeniging verzonnen", natuurlijk alleen om besluurtje te mogen spelen en huni.en naam in de krant te bobben. Ondanks het wantrouwen binnen en buiten, bleek na drie maanden arbeids, dat de vereeniging Leeskunst" reden van bestaan had. De oprichters wisten mi wolken weg zij uit moesten. De deelne mers, die eerst voor de zaak dienden overgehaald te worden waren voor de zaak gewonnen. Zij werden in verschillende clubs verdeeld. De werkzaamheid van iedere club leidde een der volksvrienden. De wekelijksche club-avond is een avond van leerzame ontspanning geworden. De deelnemers weten, dat het niet maar alleen lezen is, als op school, wat de leiders met hen doen, maar ook spreken, be spreken, onderling verklaren; dat zij zoeken te ontwikkelen, kennis te vermeerderen, het donkver mogen te scherpen, den smaak te vormen, elk leider naar zijne wijs, naar de mate van ontwik keling zijner clubleden. Die verschilt natuurlijk; er zijn clubleden van 15 en van 45, 50 jaar; jon gens en meisjes; getrouwden en ongetrouwden; handwerkslieden, dienstboden, winkelbedienden; waschmeisjes; niet de heffe des volks; deze heeft zich nog niet aangcnifld; komt zij, dan is ook zij welkom. Onder de 159 deelnemers ver deeld in 15 clubs, samenkomende in verschillende localiteiten, hetzij bij do leiders thuis, hetzij in de leeraarskamers van openbare en particuliere scholen, tot dit doel door Let stadsbestuur wel willend afgestaan, onder deze deelnemers wijkt de mate van bevattelijkheid natuurlijk nog al af, en daarmede de wijze, waarop do clubs werken. Hier kan de lectuur vrij moeilijk, daar moet zy lichter zijn; in alle clubs wordt ze geput uit bloem lezingen, waarvan elk deelnemer zijn eigen exem plaar heeft. Dikwijls ontspant zich, naar aanlei ding van het gelezenc, eene uitvoerige bespreking van eenig onderwerp: da meer ontwikkelden hou den meer van een onderling debat. Een ander leest tegen het slot van den avond altijd nog wat voor of besteedt daar ter afwisseling een geheelen avond aan. Er wordt ook lectuur uitgeleend en daarover den volgendt n avond vragen behandeld; het gelezene ook wel, als middel tot denken en spreken, mondeling verteld. De meeste clubs van gen aan met het voorlezen van notulen, door den secretaris penningmeester opgemaakt; waar de leiders bij zich thuis ontvangen, wordt het huislijk gezellig karakter der samenkomsten door eenige verversching verhoogd; de meisjes, die bij de dames aan huis komen, leeren er thee zetten en bedienen. Zoo is langzamerhand tusschen leiders en deel nemers een band van vertrouwelijkheid ontstaan, die, niet alleen voor de leiders zelf, de samen komsten tot uren van aangename en leerzame ontspanning maakt, hen vormt en beschaaft. Want er is niets wat ontwikkelden en beschaafden meer tot zoo strenge zelfkritiek brengt als een derge lijke omgang met hen, die een moeielijker leven hebben gehad en niettemin begeerig zi n gebleven naar hooger vorming, naar meer kennis en meer geestelijk genot, die vaak verbazen door de hel derheid van oordeel, en de leiders nopen zelf nauwkeurig toe te zien op hun denken, spreken en handelen. Den toon te treffen van vertrouwe lijkheid, die niets neerbuigends in zich heeft, die doet gevoelen, dat de leiders de deelnemers als mensch volkomen huns gelijken achten, maar die daarom toch niet eene afdaling wordt, dat is, in den aanvang vooral, niet zoo gemakkelijk geweest. Maar thans hebben de leiders dien ook allen wel gevonden en leggen de deelnemers onverdeeld hunne sympathie aan den dag. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl