De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 24 april pagina 6

24 april 1892 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.774 is het een voldoening te zien, dat intusschen in Amerika bare denkbeelden steeds meer ingang gevonden hebben. % # Te Londen is de bekende archaeologe en orientaliste Amelia Edwards gestorven. In The Athenaeum en The Acadetny kon men haar korte en zakelijke berichten vinden, zoodra er over het een of ander Egyptisch of Phenicisch moest gedebat teerd worden. Sedert eenigen tijd genoot zij een jaargeld uit de civiele lijst der koningin. Miss Edwards was begonnen als romanschrijf ster ; haar eerste werk was Earbara's History 1864; haar beste Deberham's Foto, in 1870; maar hare reisbeschrijvingen Untrodden peaks and unfreguented valleys, 1873 en A thousand Mdes «p the Nile, 1874, deden haar eigenlijk eerst als eene moedige, helderdenkende eu scherpzinnige vrouw kennen, terwijl z\j daarna aan alle Egyp tische studiën in Engeland en Frankrijk deelnam. In 1883 organiseerde zij, met weinig hulp, het fonds tot navorschingen in Epypte, werd er vicepresidente en zeer lang secretaresse van. Bij het eeuwfeest van Celtimbia College te New-York, in 1887, waren Miss Amelia Edwards, Prof. Tyndall en nog een ander de eenige Engelsche geleerden, aan wien het doctoraat honoris causa werd aan geboden. In 1880 deed Miss Edwards als voorlezeres een tournee in de Vereenigde Staten; zij was nu lestig jaar. * * Om de modebloem, groene arjeheren, te ver krijgen, is het recept heel eenvoudig. Men koopt het aniline-grpen dat in den handel malachietaroea heet; werpt er een weinig van in een flescbje water, dat door te schudden terstond groen gekleurd wordt, en zet er de afgesneden witte bloem in; binnen twaalf uur zijn de punten der bloembladen reeds groen getint; binnen vier en twintig uur hebben de steelen genoeg kleurstof opgezogen om de geheeJe bloem groen te kleuren. ., <. Eosarium is de titel van het eerste Nederlandsche tijdschrift voor rozen-cultuur; het komt in rozerooden omslag uit bij den redacteur-uitge ver F. F. van Walsem te Vucht, en draagt als devies: Nos jungunt rosae." Het eerste nummer opent met een klein verslag van het ontstaan der vereeniging N. I. R., en bevat voorts eene geschie denis der , Mosroos, eene aanbeveling van twee nieuwe soorten van roses-thé, de Medea en de Waban, eene waarschuwing tegen het dooden van Onze-Lieve-Heersbeestjes, (de reinhouders der rozen), eenige berichten en mededeelingen, en de statuten der vereeniging N. I. R. * Van de tentoonstelling van hyacinthen en tul pen in pronkbakken" in de tuinbouwinrichting van de heeren E. H. Krelage en Zoon, Kleine Houtweg 17 te Haarlem, is een fraai boekje als catalogus verschenen. De tentoonstelling blijft tot half Mei geopend. Gebakken eieren. Men laat olie in de pan bak ken, breekt de eieren daarboven en laat ze er een voor een inglijden, zorg dragend dat ze niet door elkaar gaan. Dan keert men ze om, en laat ze bakten tot ze een mooie kleur hebben, vooral de dooier niet te donker. Men voegt er zout en peper bij en discht ze op met gebakken peterselie. In een sanskom presenteert men er tomaten saus bij. E?e. Allerlei. Het boek van generaal Marbot, waar wij een half jaar geleden op wezen, maakt nu zijn weg door de wereld; op dit oogenblik is het, pas in het Engelsch vertaald, een topic" van de En gelsche bladen. De Mémoires van den generaal hebben in hun gruwelijkheid en echtheid in En geland veel succes. Marbot was nog heel jong toen hij soldaat werd en woonde als adjudant van zijn vader het beleg van Genua bij. Hij vertelt omtrent de belegerde stad: De verwoestingen, door hongersnood,oorlog en typhus aangericht, waren verschrikkelijk. Van de 16,000 man verloor het garnizoen er 10.000; iederen dag werden er zeven of acht honderd lijken van de inwoners, van iederen leeftijd, sexe en klasse in de straten opgenomen en in een reusachtige gracht begraven, welke met ongebluschte kalk ge vuld was. Het aantal slachtoffers bereikte meer dan 30.000, allen doodgehongerd. Veertig dagen lang werd er noch brood noch vleesch publiek verkocht. Alle honden en katten in de stad wer den opgegeten; ratten brachten een hoogen prijs op. Ten laatste steeg de nood zoo verschrikkelijk, dat, wanneer de Franache troepen een uitval deden eene menigte hen buiten de poorten volgde, en daar gingen rijk en arm, vrouwen, kinderen, en oude lieden aan het werk om het gras, brand netels en bladeren af te snijden, die zij met zout kookten. Het gemeentebestuur van Genua liet het gras, dat op de wallen groeide, maaien, en dit werd vervolgens in de publieke inrichtingen gekookt, en aan de zieke lieden uitgedeeld, die niet in staat waren het zelf te bekomen. Onze troepen waren gewoon brandnetels en alle soor ten van planten met hun paardenvleesch te koken, de rijkste en voornaamste families benijdden hun hun maal, hoe walgelijk het ook was want bijna alle paarden waren ziek door gebrek aan voer, en het vleesch zelfs van diegenen, welke aan de tering gestorven waren, werd uitgedeeld.'' * * dhder degenen die te Austerlitz vielen was ook generaal Morland, en keizer Napoleon, steeds op den uitkijk naar iets, dat den geest van wedijver onder zijne troepen kon prikkelen, besloot, dat het lichaam van den generaal in een monument zou bijgezet worden, hetwelk hij op de Esplanade des Invalides te Parijs zou laten oprichten. Daar er noch tijd noch materialen waren om het lichaam te balsemen, werd het in een vat rhum geplaatst en naar de hoofdstad verzonden. De vervaardi ging van het gedenkteeken werd uitgesteld, en het vat stond nog in een der kamers van de Ecole de médicine, toen Napoleon in 1814 het rijk verloor. Niet lang daarna brak het vat, van ouderdom, en men was niet weinig verrast, te bevinden dat de rhum den knevel van den generaal tot zulk een buitengewonen omvang had doen aangroeien, dat deze nog voorbij zijn middel kwam. Het lichaam was volkomen goed bewaard, maar om er bezit van te kunnen nemen, was de tamilie verplicht een proces in te stellen tegen eenige wetenschap pelijke personen, die er een curiositeit van ge maakt hadden. Stel glorie boven alles," zegt Marbot, eu laat er uw leven voor, om u dan door den een of anderen stumper van een naturalist in zijn bibliotheek te laten opzetten, tusschen een hoorn van een rhinoceros en een opgezetten krokodil!" * # Marbot is vele malen gewond, maar in den slag van Eylau was het bijna met hem gedaan." Zijn paard was gevallen en over hem heen gerold. Op de sneeuw uitgestrekt, onder de menigte dooden en stervenden, niet in staat om mij hoe ook te bewegen, verloor ik langzamerhand en zonder pijn mijn bewustzijn. Ik gevoelde mij, alsof ik zacht in slaap gewiegd werd. Ten. laatste viel ik geheel flauw, zonder te worden gewekt door het geweldig gekletter, dat de negentig eskadrons van Murat, hun beroemde charge maker d, toch moeten gemaakt hebben toen zij vlak langs mij passeerden. Ik veionderstel dat mijn bewuste loosheid vier uur geduurd heeft, en toen ik tot bezinning kwam bevond ik mij in dezen verschrikkelijken toestand. Ik was geheel naakt, en had niets aan dan mijn hoed en mijn rechter laars. Een man van het transportcorps, denkende dat ik dood was, had mij op de gewone manier ge plunderd, en toen hij de eenige laars die ik nu nog aan had, wilde uittrekken, sleurde hij mij bij een been, met zijn voet tegen mijn lichaam. Het rukken, dat de man deed, bad mij zonder twijfel weer tot mijn bewustzijn gebracht. Ik slaagde erin, overeind te komen en de brokken bloed uit mijn keel te spuwen. De schok door den wind van den kogel veroorzaakt, had zulk eene uit storting van bloed voortgebracht, dat mijn gezicht, schouders en borst zwart waren, terwijl hec overige van mijn lichaam door het bloed uit mijne wonde zwart was gekleurd. Mijn hoed en mijn haar was vol van rood gekleurde sneeuw, en terwijl ik mijne verwilderde oogen deed rollen, moet ik verschrikkelijk geweest zijn om aan te zien. In elk geval de transportman ging een anderen kant uitkijken en wandelde met mijn eigendommen weg, zonder dat ik een enkel woord tot hem kon zeggen, zoo volkomen machteloos was ik. Maar ik had mijn denkvermogen herkre gen, en mijne gedachten keerden zich tot God en mijne moeder." Marbot berustte er reeds in dat hij zou sterven, maar hij werd op een zonderlinge manier gered. Hij had eenigen tijd vroeger eenige vriendschap bewezen aan een knecht van maarschalk Augereau, Dannel, die, toen de transportman zijn buit ten toon spreidde, Marbot's pels herkende. De knecht wilde aan Marbot's lijk een laatsten groet brengen, bevond dat de dood niet was ingetreden, en liet hem naar de ambulance dragen, waar er behoor lijk voor hem gezorgd werd en hij ten slotte herstelde. * * Na het Verdrag van Tilsitt bracht Napoleon een bezoek, aan de ongelukkige koningin van Pruisen, die, naar men zeide, troosteloos was. De. koningin kon berusten in het verlies van ver scheidene provincies, maar niet besluiten van Maagdenburg te scheiden, waarvan het behoud, naar zij meende, Pruisen's veiligheid was. Om deze belangrijke stad te behouden, zegt men dat de koningin van Pruisen gedurende het diner alle middelen van vriendelijkheid aanwendde, totdat Napoleon, ten einde het gesprek te veran deren, een prachtige roos prees, die de koningin droeg. Volgens het verhaal zeide zij: Wil uwe Majesteit deze roos hebben in ruil voor Maag denburg?" Wellicht zou het ridderlijk geweest zijn dit aan te riemen, maar de keizer was een te practisch man, om zich te laten vangen door een mooi aanbod, en men beweert dat hij, de schoonheid van de roos en van de hand, die haar aanbood, prijzende, toch de bloem niet aan nam. De oogen van de koningin vulden zich met tranen, maar de overwinnaar deed alsof hij het niet bemerkte. Hij behield Maagdenburg, en be geleidde de koningin beleefd naar het schip, dat haar naar den anderen oever zou brengen." * * * Het was bij een geïmproviseerde revue tegen over den vijand te Regensburg gehouden, dat Napoleon voor het eerst aan gewone soldaten groote belooningen schonk en hen tot ridders van het Keizerrijk en leden van het Legioen van Eer benoemde. Een oude grenadier, die de veldslagen van Italiëen Egypte had meegemaakt, kwam, toen hij zijn naam niet hoorde oproepen, naar voren en vroeg op kalrnen toon om het eerekruis. Maar", zeide Napoleon, wat heb je gedaan om het te verdienen V" Ik was het, Sire, die in de woestijn van Joppe, toen het zoo ver schrikkelijk heet was, u een watermcloen gaf." Ik dankje er nogmaals voor; maar het geven van een vrucht is nauwelijks liet Kruis van het Legioen van Eer waard." Toen geraakte de gre nadier, die tot nog toe zoo koel als ijs geweest was, in woede, en schreeuwde: Zoo. en rekent ge ook niet mijn zeven wonden, hier en daar opge daan: op de brug van Arcola, te Loili, te Castiglione, bij de Pyramiden, te Acca, Austerlitz, Friedland, mijn elf veldtochten, in Italië, K«ypte, Oostenrijk, Pruisen. Polen ." Maar de keizer viel hem nu lachend in de rede, en terwijl hij zijn opgewonden manieren nabootste, riep hij: Daar, daar, wat word je opgewonden, nu je tot het ware punt komt! Daarmede had je immers moeten be ginnen; dat is toch heel wat meer waard dan je meloen. Ik maak je ridder van het Keizerrijk met een jaargeld van 1200 fr." Een der origineelste grappenmak-ers die ooit geleefd zullen hebben is volgens den Pester Lloyd onlangs te Gran gestorven. De man heette August Julius Kumy en was de zoon van den beroemden Hongaarschen geleerde Karel Kumy. De zonderling stierf, in den ouderdom van 77 jaar, in de grootste ellende en heeft sedert tientallen van jaren van de genade der menschen geleefd, maar hij heeft nooit gebedeld en iedere aalmoes, die hem als zoodanig aangeboden werd, met veront waardiging afgewezen. Daarentegen bestormde hij alle hoven van Europa met zijne gelegenheidsgedichten en verzoeken om eene aanstelling. Zijn geheele vermogen, met uitzondering van een kist met manuscripten, droeg hij steeds bij zich. De winterrok, dien hij nooit aflegde, werd door eene verroest pistool uit den opstand van 1809 ver sierd". Een sabel, dien hij droeg, stamde uit bet jaar 1848, zijn laarzentrekker uit het jaar 181G, zijn borstel uit het jaar 1815, een hartsvanger uit het jaar 1825, een bord eu lepel zelfs uit het jaar 1802. Al deze relif[uiën" droeg hij aan touwtjes om zijn hals. In zijn zak had hij steeds een nauwkeurigen inventaris van deze kostbaar heden. Zijne kleeren werkte hij altijd hoogsteigenhandig om naar de mode van de jaren 1830?40. Hij was eeu brutale ruwe kerel, wien geen woord te scherp fcheen, en daarom verspeelde hij de gunst van menig beschermer, maar daar gat' hij niet .veel om, want eenige groschen waren vol doende, om zijn leven weken- en maandenlang te rekken. De aestbeticus Oscar Wilde, de arbiter elegantiarum te Londen, vertoeft, op dit oogenblik te Parijs en laat zich door de Engelsch-gezinde da mes aanbidden. Hij geeit consult omtrent toilet, kunst, ameublement en litteratuur, en verbaast degenen die het wagen hem een naam te noemen, door zijn vernietigend oordeel, b v. over Dickens of Thackeray. Figaro vertelt het volgende van hem: Oscar Wilde ging eens door de Cify en zag tr een bedelaar, wiens kop, op Murillo's bedelaar gelijkend, zijn aesthetischen zin streelde. De Loiulensche lompen waren echter niet zoo schil derachtig als de Spaanschp. Wilde stapte uit zijn rijtuig, noodigde den bedelaar er met hem in te stijgen, en reed met hem naar den grooten kleer maker Poole Daar liet hij den bedelaar in prach tig fluweel en satijn kleeden; verscheurde en verfonfaaide het costuum toen op Spaans che schilders manier en zette zoo den bedelaar weer aan den hoek van zijne straat. De man was binnen weinige minuten een mikpunt voor de straatslijpers en een voorwerp van spot voor de voorbijgangers; hij weigerde zich zoo te laten vernederen. Oscar Wilde echter verkoos hem niet te missen als hij voorbijreed, en men kwam tot de overeenkomst dat de bedelaar een pond per dag huur zou ontvangen om in zijn bonte kleeding aan den hoek van de straat te zitten. Ingezonden. NOG EENS DK HAMLET VAN ROYAARDS". Ik wenEch te dezer plaatse enkele opmerkingen te maken naar aanleiding der jongste Hamletvertooning te Rotterdam. Moge voor den heer Netscher eene reprise van Hamlet geen kunst evenement zijn, waarbij (bij) lang wil stilstaan'', velen, waartoe ook ik behoor, die in liet werk van Shakespeare wel wat vinden dat ben raakt, en er niet koud voor blijven, hebhen zeker met vreugde verr.omen dat Prof. Burgersdijk niet ver geefs eene uitmuntende vertaling van Shakespeare gaf, maar, dat een jong artiest, een modern artifst, zooals ik Royaards met den heer Netscher gaarne noem, zich tot hem aangetrokken gevoelde, zicb in het reuzig werk ingedacht had en ons nu eenen niet conventionetlen Hamlet zou geven. 't Ligt mogelijk aan rnij, maar terwijl de beer Netscher nooit had kunnen vermoeden dat Royaards tot Shakespeare werd getrokken, stond het bij mij vast, dat juist bij de man was om ons eenen origineelen Hamlet te vertoonen. En dit heeft hij gedaan. Ik geef aanstonds toe, dat aan de creatie het vorstelijke on! brak, zeker een gebrek; dat niet overal het .«pel onberispelijk was; dat hier en daar, met name in den monoloog te zijn of niet te zij», de verzen eft'ener, blanker hadden kunnen gezegd worden. Maar juist de inodernartibtieke aanleg van Royaards stelde hem in staat diep door te dringen in het raadselachtige karakter van Hamlet. Geheel zijr.e iiguur,het geagiteerde spel toonende het onmiddellijk verband tusschen de geringste innerlijke gewaarwording en het gebaar, het uiterlijk, de handeling, maakten deze Shakespeare-opvoering tot een evenement. Wanneer de heer Netscher als karakteristiek van Shakespeare's werk opgeeft, dat het is als van staal en zeker van zich zelf, dat Shakespeare's zin koketteert met de gedachte, precieux is van uitdrukking en bevat eene fiolosefie over vraagstukken, welke in dien vorm een ver gepraat van grijze sufhoofden schijnt, dan meen ik daartegenover even boud te mogen beweren, dat de heer Netscher aan de oppervlakte blijft, al vind ik die oppervlakte niet zoo verwerpelijk. Royaards keurde bet wel de moeite waard, dieper door te dringen in die filosofie van grijze sufhoofden en vond oen persoonlijkheid, zoo le vend mee het volle leven, dat de moderne artiest er zich zelf volkomen indacht en eene creatie geven kon vol spontaneïteit. Bovendien, wie kan met zekerheid zeggen: zóó of zóó is de Hamlet cun liakespeare'! Mij dunkt dat al zeer moeielijk; maar wie kan dan ook zeggen of de acteur er naast'1 was, waar het gold t/'-n llar»l?t van Shal;cxprnre" weer te geven? Hier heeft iedere op grondige studie berustende meening recht van bestsiin. Nu schijnt het mij toe, dat de opvatting: Sr/itiL'c.^imre conti'i e cd to Itli'nil loth feigned umi real maihiexx" veel recht op bestaan heeft, en juist dat lag in het spel van Royaards, toen hij in Hamlet den neurasthenicus zag en weergaf. Het geldt hier slechts de vraag: Heeft de Hamlet een locaal, een tijdelijk karakter of sluit hij zich aan bij alle tijden, liever draagt hij in zich het echte, werkelijke leven, onleedt hij 's menschen gewaarwordingen, legt hij de verborgenste roerselen van diens handelen bloot, zoodat hij voor alle tijden geschreven is en den mensch teekent niet van 1200 of 1600, maar van vroeger en later, van altijd? En is dit waar dan kan er geen sprake zijn van Shakespeare-curiositeiten, en kunnen deze evenmin verzongen worden. Tot zoover de voorstelling. Toch moet ik nog eene uitdrukking van den heer Netscher wraken, n. m. dat Royaards hiermede getoond heeft ge brek aan zelfkennis te bezitten. Ik weet niet of ik zooveel van die lofwaardige eigenschap in mij omdraag, als de heer Netscher, die verklaart zich zelf voldoende te kennen, om hier onpartijdig ta kunnen oordeelen. En daar zelfkennis zeer moeielijk en zeldzaam is, zal het vrij vermeelt zijn tegenover den zichzelfkennenden heer Netscher te betuigen, dat ik hem ook hier geen gelijk kan geven. Ik acht Royaards te ernstig artiest om alleen voor den roem te werken. Indien dit zoo ware, zijn spel zou niet zoo spontaan, zoo geacheveerd wezen als wij van hem gewoon zijn. Waar hij, getroffen door een meesterwerk, zich voels gedrongen dat te reproduceeren, mag men niet die aandrift klakkeloos toeschrijven aan de begeerte onder beroemde mannen geteld te wor den. Of zou werkelijk altijd waar schoons gegeven wordt, hetzij in de oude of de nieuwe kunst, ge dacht moeten worden aan zulk een impulsie? Ik kan het niet gelooven, Ik hoop het nog minder. Die toestand zou ellendig zijn. Ten slotte. Wij wenschen niet met den heer Netscher dat het met Rcyaards bij den Hamlet blijve moge. Hij heeft getoond veel te willen, maar ook veel te kunnen. Zijne originaliteit zal hem steeds meer tot kunstenaar stempelen. Amsterdam, 20 April 1892. M. A. P. C. POBLHEKKE. ') Waarom noemt de heer Netscher ons niet zijn rijtje van acteurs en actrices, waarvan hij dit wel verwacht? Ik zou mij er over verheugen dat ons land zooveel kunstenaars bezit. Aan Frans Netscher over Hamlet. Een modern #rtist kan in den tegenwoordigen tijd niets meer voor deze lofwaardige en deugd zame en misschien niet gansch verwerpelijke eigenschappen voelen". Zóó spreekt gij bouwende op de praemisse dat gij Netscher een modern artist zijt en voor Shakespeare in dit geval voor Shakespeare's Hamlet niets gevoelt. Onder modern" verstaat gij hem die tegen de kunst van Shakespeare geen leelijk gezicht trekt, en recht artistiek volgt daarna van uwe hand eene van de markt gezochte vergelijking, inhou dende het verzoek, u op handslag daarin te wil' len gelooven. Na aldus van uzelf gewaagd te hebben wan neer beeldt ge u t«n voete uit? gaat gij, lyricus, die stilletjes 't land heeft aan vertellers" zooals gij Shakesppare noemt, verder op uwe wijze, dat is met kalm gezicht, vertellen: Daar Hamlet geen stemmingsrol is, ligt het niet op den weg van een lyricus den Hamlet te geven, en beproeft een artist als de heer Royaards dit nochtars, alsdan treedt hij buiten het kader zijner kunst." Eigenlijk moest met deze uitspraak elke vol gende opvoering van den Hamlet door den heer Rooyaards worden gecoupeerd en wanneer, tot heden, dit niet gedaan is, geschiedt zulks wijl deze artist daarover misschien anders denkt dan u. Hij heeft wellicht in Hamlet gevonden het beeld van den dichter. Een zulke die, in eene andere we reld levend dan zijne omgeving, niet besluiten kan met daden te grijpen in de geschiedenis dezer omge ving. Geboren vorst in het rijk der gedachte, is de bovennatuurlijke verschijning van den geest nood!» om hem te doen beseffen dat hij is vorst der Denen en vooral wreker zijns vaders. Geheel de natuur van Hamlet, zijn lyriek, zijn afkeer van handelend optreden, zijn inzichzelf verzonken zijn. verdiept als hij is in wat de stemmen tot hem zeggen, komt in opstand tegen de taak die zijn noodlot, dat is de plicht dien hij in strijd met zijn aanleg te volbrengen heeft" hem oplegt. De gevoelsmensch moet zijn gevoel vermoor den. Die in schoon gekozen woorden van zijn liefde wil gewagen, móét wariklanken zingen voor Ophelia. Hij, wiens karakter open ligt voor een ieder, moet gehuichelde vriendschap aanvaarden met dankbaar gelaat Die in bewondering ijvert voor des menschen hoogen aanleg, moet als mensch, als zoon, als dichter, bespotten, beleedigen en met voeten treden wat den heiligsten naam der menschheid draagt. Zooals Douwes Dekker, de lyrische poëet bij uitnemendheid bitter wordt en onbillijk wan neer hij grijpt in het rad der maatschappij, zijn taak niet." Gelijk n Verwey n Gorter zouden te gronde gaan, als dichter, indien zij niet meer zich wijden mochten aan chltgene wat voor hen het leven in hun leven is de kunst". Alzoo heeft Shakespeare in zijnen Hamlet, den dichter doen opleven die doen moest en dichten wilde. Ik ken den heer Royaards niet, maar bezat ik de gave, het lyrische in den mensch weer te ge ven, zooals hij, dan ook zoude ik mij aangetrok ken voelen tot Hamlet en zooals gij beminnelijk artist het schamper uitdrukt, ook mijn Shakespeartje willen hebben." A. VAN COLLKM. Reclames 40 cents per regel Magazijn Keizershof", Nieuwendijk. Graeenxtraat. Grootste sorteering Mantels, Japonstoffen, zwarte en gekleurde Zijde. Dagelijksche ontvangst der laatste Nouveaiités. SCHADE & OLDENKOTT. HOOFIJIJICF'OT van Dr. JAEGER's Orig. Norm. Wolartikelen, K. F. DEUSCHLE-BENGER, Kalverstmat J.57, Amsterdam. Eenige specialiteit in deze artikelen in Nederland Corsets Francais, Leidschestraat 103, Amsterdam. Grootste sorteering CORSETTEX in alle mogelijke genres voor Dames en Kinderen. Speciale Soorten voor corpulente Dames tot 100 cM. taillewijdte.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl