De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 1 mei pagina 3

1 mei 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

'No. 775 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. z\jn uiterlijk, dat alle tegenspoed niet straffeloos aan hem was voorbijgegaan. Er was reeds iets afgeleefds in zijn gelaat te bespeuren, terwijl ook uit zyne wijze van spreken vermoeidheid door straalde. In den laatsten tijd was bij weer ziekelijk. Toch kwam zijn sterven onverwacht. Een korte blik op zijn loopbaan zal nog dui delijker dan deze inleiding doen zien, hoeveel ge duld Lalo heeft moeten oefenen. Hij werd in 1830 geboren. Aan het Conserva torium te Bijssel volbracht hij zijne muzikale stu diën, waarna bij zich als violist te Parijs vestigde. In de eerste jaren werkte hij aldaar als altist mede in de uitvoeringen van werken voor kamer muziek van de Heeren Armingaud en Jacquart, die toen een zeer grooten naam hadden. In die periode componeerde hij reeds druk. Eene groote gemakkelijkheid van schrijven was hem eigen en verschillende kwartetten, kwintetten benevens een paar symfonieën ontstonden toen. Bijna nooit gelukte het hem echter een van die werken uitgevoerd te krijgen, zoodat hij den moed liet zinken en zyne muze eenigen tijd verstomde. Toen echter in 1867 een officieel concours werd uitgeschreven voor de compositie van drie opera's, bestemd om te worden opgevoerd in de drie Theaters (Opéra, Opéra-Comique en Théatre Lyrique), componeerde hij de opera Fie?que in drie acten, die riet bekroond werd doch van de meer dan 50 toegezonden werken dea derden prvjs verkreeg. Ook de partitie van Fiesque zwierf van het eene theater naar het andere, tot zelfs in Belgiëtoe, zonder ooit in studie te worden genomen. Thans leefde Lalo weder geheel het artistieke leven mede en componeerde veel. Pasdeloup voerde van tijd tot tijd werken van hem uit, o.a.: concerto's voor klavier, viool en violoncel, benevens de ouverture van Le Hoi d'Ys (welke opera toen reeds voltooid was). Vaucorbeil, toen regeerings-commissaris bij de Groote Opera, deed veel moeite om den directeur Halanzier over te halen Le Koid'Ys in studie te nemen, doch toen Vaucorbeil kort daarop zelf directeur van de Opera werd, dacht hij niet meer aan dit werk. Eene kleine vergoeding schonk hij den componist echter door in 1882 zijn ballet Namoima op te voeren. De meester was toen reeds zeer ziekelijk en kon ter nauwernood deze partitie voltooien. Hoewel de muziek van Namouna op vele plaat sen groote distinctie bezit en interessante momen ten bevat, is men van oordeel dat in dit werk Lalo niet zeer gelukkig is geweest. In 1888 bij de opvoering van Le Eoi d'Tts, sloeg echter voor hem het gelukkige uur dat hij, ook door de publieke opinie, tot een der grootste Fransche meesters werd gestempeld. Juist aan de opvoering van dat degelijke werk in de Opéra-comique, waar het publiek komt om te hooren en niet om te zien zooals in de Groote Opera, kwam behalve de voortreffelijke uitvoering eveneens de waardeenn» ten goede. Den len Januari 1889 (den Nieuwejaarfdag ziet ieder candidaat, Ridder van het Legioen van Eer met spanning te gemoet) meldde het Journal officiel ook Lalo's opname in het Legioen van Eer. Zijn dood zal, hoewel hij betrekkelijk terugge trokken leefde, een groote leegte in de Parijsche kunstwereld achterlaten, want men was Lalo ook als mensch zeer sympathiek gezind. In de kerk Saint-Frangois de Sales heeft Woens dag morgen ten 11 ure de lijkdienst plaats gehad. Onder de Mis voerde de kapel het andante uit de ouverture Le Eoi (V~Ys uit, waarna de orga nist Hozenn's motief uit de Ie acte deed hooren. Zeer vele theater-directeuren en toonkunstenaars woonden de plechtigheid bij. De directeur des Beaux arts, Boujon, benevens Massenet. lid van het In stituut, waren mede aanwezig. Te Pfcre Lachaise is Lalo begraven. Mr. E. J. ASSER. Vil' bonus juns peritus. Eenige regelen te schrijven bij de beeltenis van den man; die l Mei 1892 het zeldzame voorrecht heeft dun dag te herdenker, waarop hij, zestig jaren geleden, in de rechten promoveerde, is eene aangename taak. Zij verlevendigt in mij de herinnering aan vriendschappelvjken omgang en, waar het pas gaf, gewaardeerde voorlichting. Asser is aan eene familie de robe ontsproten. Geboren Amsterdammer, (18 Oct. 1809) heeft hij, leerling van het gymnasium aldaar, aan het Athenacnm illustre, de kweekplaats van zoo menig talent, zijne studiën voltooid. Ingevolge het vader lijk voorbeeld, was de recbtspractijk zijne bestem ming. Van der jeugd af met haar vertrouwd, waren hare eischen en nooden hem in merg en been gedrongen. Gelijk den Romeinschen jurist het forum, was de audientiezaal de plaats, waarheen zijn blik van meet af zich richtte. Zijn proef schrift : occr licederyen, naar de gewoonte dier dagen, in het latijn, werd l Mei 1832 te Leiden verdedigd. Twee jaren later aanvaardde de jeug dige doctor het procuraat, dat hij behield totdat bij de wet van 2.'S April 1879 de zoogenaamd enkele rechtsbijstand" ten onzent werd ingevoerd. Van toen af trad Asser in de rij der Amsterdam.sche balie, als advocaat tevens. De levensloop van den pleitbezorger, hoe rijk aan verscheidenheid zijn werkkring zij, is niet een van uiterlijk vertoon. Van nature was en bleef' Asser daarvan afkeerig. Niet, dat hij, waar een beroep op zijne werkkracht ten algemeenen nutte gedaan werd, aan gemakzucht de voorkeur geven zou. De Provinciale Staten dezer Provincie, de Hoofdcommissie tot de zaken der Israëlieten, de Spaarbank voor de stad Amsterdam weten van het tegendeel te getuigen. Onverschillig uit welken kring eene uitnoodiging tot hem kwam, mits het maatschappelijk belang daardoor bevorder,! wor den kon. was men van zijne instemming en hulp zeker. Zeker tevens van trouwe plichtsvervulling. Wat Asser in de uitoefening zijner levenstaak bovenal kenmerkte, was strikt nauwgezette probiteit. Handels- en zeerecht waren zijne lievelingsstudiën. De talrijke ingewikkelde vragen van nationaal en internationaal recht, waartoe deze takken der rechtswetenschap aanleiding geven, beheerschte hij gelijk weinigen. Zijn practische blik, door rijke ervaring gescherpt, maakte hem tot een bij uitstek veiligen gids en geduchten tegen stander. In de rechtzaal woog zijn woord. Dingtalen uit zijn kabinet afkomstig, droegen de blijken eener veelzijdige overweging, die nooit in valsch vernuft ontaardde of in haarkloverij verliep. Door aanleg en ontwikkeling, door beschaving en goeden toon, door vormen en tact behoorde Asser tot die school van juristen, welke, onder een thans tot het verleden behoorend stelsel, hare aantrekkelijkste figuren heeft geleverd. Of wij, nu door de wet van '79 met dat stelsel gebroken is, er op vooruitgegaan zijn ? Er behoort moed toe de vraag bevestigend, overmoed wellicht haar ontkennend te beantwoorden. De monschelijke zaken zijn noch zoo eenvoudig noch zoo eenvor mig, dat men gaafweg licht en schaduw eenzijdig verdeelen kan. Zooveel is zeker, dat het orgaan der Amsterdamsche Orde van Advocaten aanlei ding vond tot herhaalde klachte. Order het vroeger geldend systeem vond de jeugdige rechtsgeleerde in den door de wet verordenden bijstand van den procureur, aanvulling van hetgeen wetenschappelijke opleidir-g hem niet geven kon, te weten een persoon in den procesgang en het formeel gedeelte der procesorde doorkneed, die zich tot taak stelde den rechtsgeleerde waar deze in dat opzicht te kort schoot, den weg te wijzen of, waar deze het juiste spoor bijster was geworden, hem daarop terug te brengen" aldus luidt een bezwaarschrift, dat zeker niet van tegeningenomenheid verdacht kan worden. Onder degenen nu, in deze woorden onbewust geteekend, neemt Asser een eerste plaats in. Eens eerste plaats, niet enkel door het gehalte zijner kennis, maar ook door den invloed van zijn optreden. Leeringen wekken, voorbeelden trekken. Menigen kwinkslag veroorlooft zich het publiek op den pleitbezorger, wiens fouten, gelijk die des geneesheers, de aarde niet bedekt. Maar om den eerlijken rechtsgeleerde naar waarde te schatten, moet men hem aan den arbeid zien. hetgeen juist voor den niet-belanghebbende of oningewijde zoo uiterst moeiliik is. De klemtoon eener famiiieaar.gelegenheifl of van een dreigend rechtsgeding ligt vaak in het ontwarren van draden, die elke inspanning eischen en alle openbaarheid schuwen. Alsdan gevoelt de rechtsgeleerde, wiens bijstand ingeroepen is, dat zijn geweten alleen de vierschaar over hem spant. En dat Asser die uitspraak met gerustheid afwachten kan, weten velen, ook al zijn zij slechts stille getuigen. In zijn welhesteed leven echter is genoeg in het openbaar geschied om hem, op zijn zeldzameu feestdag, de algemeene deelneming, te verzekeren. Bescheiden is hij van nature. doch niet op om zichtigheid of berekening gelijkt die ingetogenheid. Waar Asser eens zijn hulp gaf. gaf hij zich mede: zijne onvermoeide werkkracht, zijne trouwe nasporing, zijn vastberaden overleg, ziin beleid, dat van zwenken noch zwichten wist. Want die man, zoo innemend van toon en heuscb van manieren, kon onverzettelijk zijn. Daartoe was noodig, dat hij, onbevangen, van zijn goed recht zich had overtuigd. Ot hij het anderen doen kon, is de vraag niet, maar hem kreegt ge alsdin niet van de plaats, die eigen inzicht-, dus plicht, hem bad aangewezen. On a vingt quatre heures pour maudire ses juges. A«ser heeft ze zelden gebruikt, omdat bij de meesten zijner zaken won. Licht straalt er uit het thans afgesloten zestig jarig tijdperk van zijn leven. Licht, ook in ande ren dan den hier aangewezen zin. Persoonlijk, helaas! onbevoegd tot beoordeeling eener kunstbewerking, dio haar aanzijn en naam aan Asser dankt, heb ik van geachte zijde op dit punt het navolgend naricht ontvangen: (Procédémr. E. J. A s s F. n). De heer mr. E. J. Asser heeft steeds met veel belangstelling de verschillende methoden van mechanische vcrveelvuldiging gevolgd; reeds vóór 18f>8 hield hij zich bij wijze van liefhebberij veel bezig met lithograpbio, en het was in 18" 8, dat bij up het denkbeeld kwam, de toen sints een kleine 20tal jaren bekende photograpkie mei de lithographie in verbinding te brengen en aldus de door photographie verkregen beelden met be hulp van lithographischen steen en vette druk inkt to verveelvuldigen. Reeds was bekend de eigenschap van de dubbel-chroomzure zouten n.l. om in contact met organische stoffen oiuier de inwerking der lichtstralen te worden ontleed en den aard dier organische stoffen te doen veran deren. Van dit beginsel uitgaande vond de heer Asser een middel orn van een photographisch negatief een positief in lithographische overdrukinkt te verkrijger, welk beeld zich dan liet omdrukken op den steen, en geschikt was om na de verdere gewone behandelingen een schier onbe perkt getal copieen te leveren. Dat den heer mr. E. J. Asser de prioriteit van de uitvinding der photolitbographio inderdaad toekomt, blijkt uit waardecrende artikelen in ver schillende buitenlandsche bladen van dien tijd en uit meermalen aan zijn prociHc toegekende onder scheidingen op buitenlandsche tentoonstellingen. liet spreekt vanzelf, dat in later? tijd het pro cédévan mr. Asser door verschillende navolgers is gecopicerd en gewijzigd, doch daar o<>k do oorspronkelijke uitvinder met den tijd is meege gaan, en niet heeft opgehouden nieuwe experi menten te nemen en verbeteringen aan te brenacn, heeft zijne methode baar ouden roem behouden en zal zij blijven voortbestaan en toegepast wor den bij de op l Januari 1892 opgerichte Maat schappij voor photolithographie en zincographio, procédémr. E. J, Asser, waar het aan dit num mer toegevoegde portret n;iar eene photographie werd vervaardigd." Bij deze kenschets voegt mij althans een be langstellend zwijgen. Den voorganger en vriend echter, uit anderen hoofde zoo vaak gewaardeerd. zij, uit den hem en mij passenden kring, nog lang een otiiiin cum tli</iiitntc toegcwenscht! Amsterdam, April 92. J. A. LKVV. LKESKUN8T" door J. II. Rossing. (Slot.) Intusschen waren alle clubs in het algemeen nog vreemd aan elkaar gebleven. Wel bespraken de leiders in hun maandelijksche samenkomst onderling hun ervaringen, maar de deelnemers kenden elkaar nog niet. Juist om dit te veranderen en om tevens nog wat meer ger.ot te ver schaffen, hadden de leiders al van den aanvang af ook het houden van algemeene gezellige samen komsten in hun plan opgenomen. Zulk een blij vergaren had voor het eerst plaats den 5den April van het afgeloopen jaar in het gebouw van den Werkenden stand. Door heusche artisten werd er muziek gemaakt, voordrachten gehouden, enz. Ds. Hugenholtz opende den avond door op on derhoudende en bevattelijke wijze zijne hooge opvatting van leeskunst, de waarde van boeken, de beteekenis van het lezen, enz. in het licht te stellen. Die feestelijke samenkomst maakte zulk een aangenamen indruk, dat bij enkelen het plan ontstond om een zomerfeest te organiseeren, met alle deelnemers van Leeskunst" een dagje naar buiten te gaan, en niemand uit te zonderen. Al de jongens en meisjes, getrouwden en ongetrouwden, handwerkslieden, dienstboden, winkel bedienden en waschmeisjes, allen te gaar, zouden met hunne leiders lezen in het boek der natuur. Door omstandigheden is dit frissche denkbeeld niet verwezenlijkt mogen worden. Beter mochten de pogingen der leiders slagen orn de afgeloopen maand in de kleine zaal van het concertgebouw een tweeden feestavond te organiseeren. Deze is als de eerste boven bidden en denken geslaagd. De dames Nanny de Roever zong, juffer Spoor droeg voor, W. Hutschenruyfcer speelde piano en begeleidde, de heer M. C. Mossel speelde viool en de heer G. G. C. Ruijs reciteerde. Allen wer den met hartelijke liefde dank gezegd, allen be vielen gelijkelijk, maar toch het komische van den heer Ruijs dat ging nog boven al! Om zijne komiekachtigheid lachten velen tranen met tuiten. Deze feestavond was weder even uitnemend ge regeld als de eerste. Bovenal wisten de dames en heeren bestuurders met handige aardigheid aan allen het begrip van goede vormen te doen gevoelen. Want die stellen de leiders zeer op prijs, en ik geloof, dat zij eene lofspraak op hunne vereeniging. als-, Es ist ein klein Paris und bildet seine Leute" met beminnelijke dankbaarheid en verborgen zelfgenoegzaamheid zouden aanvaarden. Van dezen avond kan men hetzelfde schrijven wat een der ijverigste bestuurders van den eersten schreef. Om het hm'slijk en gezellig karakter aan te geven, werden de binnentredenden door de com missarissen van orde uitgenoodigd, mantels, jassen en hoedon in de vestiaire achter te laten. Dat scheen den meesten wel wat vreemd, het kostte op enkelen eenige overreding zelfs de meer gegoeden zijn in onze stad gewend in schouwburg en concertzaal hun goed aan te houden maar bet lukte toch. Kn spoediger dan een der leiders had durven verwachten, kieeg de grocpecring in de zaal iets gezellig», er kwam in de meesten een gevoel van thuis te zijn; met vond kennissen en maakte kennis met onbekenden, waartoe de leiders al hun tact aanwendden. Doch wat niet het minst bijdroeg tot het slaswi van deze eerste en tweede samenkomsten door een hartelijk woord van Bouberg Wüson geopend , was: de pauze. In dat half uur ontstond het onderlinge verkeer, dat, de leiders gewenschf hadden; onder het gebruiken van eenige verversching, sterke dranken uitgesloten namens het bestuur aan geboden, raakten do tongen los; groepjes werden gevormd ; men liep door elkaar, Jachtte en praatte.... de veelheid was tot een eenheid versmolten. Niet alleen van dergelijke feestelijke bijeenkom sten, waar iets gepresenteerd wordt en commis sarissen van orde zijn, heeft het bestuur de aan genaamste resultaten beleefd, maar ook van bizondere voordrachten of lezingen vooral, zooals de bekende- architect II. P. Berlage over stijlen verciering" heeft gehouden. Om de liefde tot het lezen te bevorderen wor den, zoo dikwijls er gelegenheid is. boekwerken onder de deelnemers verloot en kunnen zij zich tegen wekelijksche betaling van weinige centen gewenschte boekwerken in eigendom verschaffen. De vereeniging Leeskunst" is in Amsterdam en daar buiten, waar zij tot navolging zou kunnen leiden, r.og te weinig, veel te weinig bekend, en wordt te gering gesteund. In Januari 1890 toch begon zij haar veldtocht niet 40 leden, die in Juni van dat zelfde- jaar aangroeiden tot l.'iO. Doch van dat tijdstip tot heden zijn er slechts 20 bijgekomen. Niets dan onbekendheid is hiervan de oorzaak, Die op te heffen was de eenige reden tot het schrijven van dit artikel. Wie zich aan willen sluiten, jorg en oud, kunnen dat doen door zich aan te molden, lederen Zondag, 's middags tusschen 4 en 5 uur bestaat daar gelegenheid toe in het lokaal d'Geclvinck". op den Cingel. Men vraagt maar naar Loeskunst" en dan staat me;i, eer men het weet, voor de bestuurders. liet be stuur doet ook een beroep op hen, die geld bezit ten. Wie geen offers van tijd kan brengen, vau bern of haar vragen de leiders ze in geld. Op dit oogenblik belnopen de jaarlijksche bijdragen van donateurs nog pas /';{0(l. , en de vereeniging heeft allerminst ;' KOO. . nondig. voor kosten aan boeken, vergoeding voor lokaalgebruik, voor de algcmeep.e gezellige samenkomsten, aan voordracht en muziek gewijd. De schatbowaa'der. de heer II. Wertheim, Ileerengracht l!l!(. is bereid iedere bijdrage in ontvangst te nemen on velen als dona teur te boeken. Voor verdere inlichtingen hebbe rncn zich te wenden tot Mr, V. K. L. van Os, geheimschrijver, Amstel S.r>. De oprichters en leiders zijn, op enkele uitzon deringen na. de Vereeniging Leeskuiist" getrouw gebleven. Enkele nieuwe volksvriendinnen en vrienden hebben zich aangesloten, als Mevr. Caliscli, de student Freidanus van Gelder, enz. Behalve statuten, oprocpingsbrieven en versla gen van de Vereeniging Leeskunst" heb ik. om te oordcelen, ook enkele samenkomsten, zooge naamde club-avonden geraadpleegd. Eene woonde ik bij in een leeraarskamer van een Hoogere Burgerschool, een andere op de studeerkamer van het hoofd eener club, en wou van anderen in lich tingen in. Met kennis van zaken dus oordeelende, komt bet mij voor. dat bestuur en leiders hun doel goed in het oog houden en voor velen ten zegen kunnen zijn, menigeen eene beschaving deelachtig doen worden, die anders ongekend zou bleven, en vooral het hoofddoel: leeren begrijpen wat men leest, bevorderen. Om leider eener club te zy'n, behoort men wel te weten wat men doet. De taak is verre van gemakkelijk en riet voor iedereen \ eggelegd. Naar aanleiding van het gelezene, heb ik vragen hooren doen, waartoe men veel verstand, levens wijsheid en kennis moet bezitten. En het schynt dat de deelnemers niets doen dan vragen, vragen zeer ter snede en ter zake dienende. Om alle te beantwoorden zou men eene encyclopedie naast zich moeten hebben. Ook heb ik een gevaar ontdekt, en wel de aankweeking van hetweterigheid en van schijnkennis, het uit het oog verliezen om het mooie te gevoelen en te ontdekken, omdat het gelezene beschouwd werd als een dood lijk, dat men in stukjes en brokjes kerfde. Het komt mij voor, dat vooral zij, die dreigen in aanbidding voor de stof onder te gaan, gelouterd dienen te worden door ontwikkeling hunner fantasie. Ik zou al de bloemlezingen, vooral die, waarin heele moeielijke te begrijpen verzen als van den duisteren Huyghens, watertandende naar kaviaar, naar snoftoeback en rooken" \oorkomen, willen afschaffen, en. werken of stukken in zijn geheel kiezen, Uickeng en Cremer, een Jacob van Lennep niet te verge ten. Men herinnert zich het genot, dat BuskenHuet gesmaakt heeft met aan arbeiders eener groote fabriek buiten Haarlem, de romans van Jacob van Lennep voor te lezen. Beets en Multatuli en Langendijk heeft Leeskunst te recht steeds in behandeling. Ook komt het mij voor, dat boeken als De Levens" van Plutarchus, De Spectator" van Justus van Effen, werken over maatschappelijke toestanden, enz., bij de deel nemers misschien aan te bevelen zouden zijn. Voorts zou het niet ongewerischt zijn den zin voor poëzie te verhoozen door het doen voordragen van ver zen en het lezen van mooie poëzie als van Vondel, enz. Want het volk hongert en dorst naar poëzie. En ten laatste, alhoewel het niet het eigentlijk doel is van Leeskunst", verdient het toch ernstige overweging om meerdere aandacht aan het na tuurlijk lezen en het zuiver spreken te schenken. Wie daarnaar streeft, doet een weldaad. Want in geen land ter wereld leest en stelt men slech ter dan in Nederland. In dat opzicht valt op het lager en meer uitgebreid onderwijs niet te roemen. Dit zijn slechts bedenkingen, die het goede doel eerder versterken dan verzwakken. Ieder, die lust gevoelt, steune de vereeniging Leeskunst". J. II. R. VARIA. TOONEEL EN MUZIEK. liet jubileum ran de Maneilluise. Uit Parijs wordt van 2f> April geschreven : Bijna 25.000 menschen hebben gisteren een bedevaart raar Choisy-le Hoi gedaan, orn in de stad, waar Rouget de l'lsle begraven ligt, het eeuwfeest van de Slarfi'.illnisc bij te wonen. Om negen uur des morgens zette de feestelijk gt-stemde menigte zich in beweging om het graf te bezoeken, waarin de dichter-componist van het volkslied der Fransche Republiek rust. liet is met een eenvouciigen steen gedekt, waarop onder den naam van den doode de woorden 1e lezen ziin: Toen de Fransche Revolutie in het jaar 1792 tegen de koningen te strijder, had, gat' hij haar, om te overwinnen, het lied der Marseillaise." Een aantal kransen werd op het graf nedcrgelegd, onder anderen een, door de vrijmetselaars gewijd, omdat Rouget de l'lsle lid van de loge was geweest, 's Mid dags trokken de vertegenwoordigers van de bonds- en stadsoverbeden, gevolgd door talrijke vereenigingen, in feestelijken stoet het stand beeld van Rouget de f'Isle voorbij. De heer ReiiéGoblet, de gewezen minister, hield de feesttoespraak. Hij gaf een bis'o:isch overzicht van de lotgevallen van het bod. De Conventie", zeide bij, bad in bare zitting van 20 Messidor van het jaar III besloten, dat de Muraeilluim voortaan het nationale lied van Frarkrijk zou zijn. liet lied verstomde toen tia vrijheid bezweek. Onder het keizerrijk en d<; monarchale rrgceringen vergeten on verboden, leefde de JHarseillaixe in de herinnering van het volk voort, en brak als van zelf weder te voorschijn bij iedere krachtige terugkeer der vrijheid. Men heeft haar in het jaar 18:10 geboord; velen van ons hebben haar in het jaar 1818 gehoord Telkenmale bracht zij ware .stormen van geestdrift te voorschijn. Als de Revolutie overwonnen was, verviel zij weder in de vergetelheid. Eens echter onder h 11 Tweede Keizerrijk (bet was gedurende de wereldtentoonstel ling van i8(>7) werd zij door een Oostenrijksche kapel gespoeld, om ons eer te bewijzen; dat \va". zeiden de oog- en oorgctuigen, als eene opstanding. Drie jaar later ontwaakte zij opnieuw tegen de invasie, om den moed der natie te ver meerderen en baren wanhopigen tegenstand te versterken. Kerst in bet jaar 1879, tengevolge van een voorstcl in de Kamer om het decreet vau Messidor van het jaar II! weder van kracht, te verklaren, verklaarde de minister van oorlog, dat bij dit decreet weer zou laten toepassen. Maar ook deze opwekking was niet zonder moeielijkbeden mogelijk geweest. Zelfs onder de Republiek wilde uien uiot gaarne de Mnmeillnke als hymne. Meu wilde de melodie wel behouden, maar er een anderen tekst, boven schrijven. Maar men heeft tekst en melodie bij elkaar moeten nemen, omdat beide een onscheidbaar geheel uitmaken.'' Na Goblet's rede werd de Marsedlniae gezongen door een koor, uit dertig mannen-zangvereenigingen samengesteld, dat door Massenet meesterlijk ge leid werd. Verdi over Mascagni. De bekende Berlijnsche criticus Ileinrich Ehrlich vertoeft op het oogenblik te Genua. Ilij beeft daarvan gebruik gemaakt oen bezoek aan Verdi in het l\dazzo JJoria te brengen. "? Na eenige algemeene gesprekken vroeg Verdi: Hebt gij Mascagni's Amico l'riiz reeds gehoord ? Voorzeker. Ik heb er reeds over geschreven. Wat is uw oordeel'! j Dat Mascagni groot dramatisch, doch geen lyrisch talent bezit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl