Historisch Archief 1877-1940
'No. 775
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
z\jn uiterlijk, dat alle tegenspoed niet straffeloos
aan hem was voorbijgegaan. Er was reeds iets
afgeleefds in zijn gelaat te bespeuren, terwijl ook
uit zyne wijze van spreken vermoeidheid door
straalde.
In den laatsten tijd was bij weer ziekelijk. Toch
kwam zijn sterven onverwacht.
Een korte blik op zijn loopbaan zal nog dui
delijker dan deze inleiding doen zien, hoeveel ge
duld Lalo heeft moeten oefenen.
Hij werd in 1830 geboren. Aan het Conserva
torium te Bijssel volbracht hij zijne muzikale stu
diën, waarna bij zich als violist te Parijs vestigde.
In de eerste jaren werkte hij aldaar als altist
mede in de uitvoeringen van werken voor kamer
muziek van de Heeren Armingaud en Jacquart,
die toen een zeer grooten naam hadden.
In die periode componeerde hij reeds druk.
Eene groote gemakkelijkheid van schrijven was
hem eigen en verschillende kwartetten, kwintetten
benevens een paar symfonieën ontstonden toen. Bijna
nooit gelukte het hem echter een van die werken
uitgevoerd te krijgen, zoodat hij den moed liet
zinken en zyne muze eenigen tijd verstomde.
Toen echter in 1867 een officieel concours werd
uitgeschreven voor de compositie van drie opera's,
bestemd om te worden opgevoerd in de drie
Theaters (Opéra, Opéra-Comique en Théatre
Lyrique), componeerde hij de opera Fie?que in
drie acten, die riet bekroond werd doch van de
meer dan 50 toegezonden werken dea derden
prvjs verkreeg.
Ook de partitie van Fiesque zwierf van het eene
theater naar het andere, tot zelfs in Belgiëtoe,
zonder ooit in studie te worden genomen.
Thans leefde Lalo weder geheel het artistieke
leven mede en componeerde veel.
Pasdeloup voerde van tijd tot tijd werken
van hem uit, o.a.: concerto's voor klavier, viool
en violoncel, benevens de ouverture van Le Hoi
d'Ys (welke opera toen reeds voltooid was).
Vaucorbeil, toen regeerings-commissaris bij de
Groote Opera, deed veel moeite om den directeur
Halanzier over te halen Le Koid'Ys in studie te
nemen, doch toen Vaucorbeil kort daarop zelf
directeur van de Opera werd, dacht hij niet meer
aan dit werk. Eene kleine vergoeding schonk hij
den componist echter door in 1882 zijn ballet
Namoima op te voeren. De meester was toen
reeds zeer ziekelijk en kon ter nauwernood deze
partitie voltooien.
Hoewel de muziek van Namouna op vele plaat
sen groote distinctie bezit en interessante momen
ten bevat, is men van oordeel dat in dit werk
Lalo niet zeer gelukkig is geweest.
In 1888 bij de opvoering van Le Eoi d'Tts,
sloeg echter voor hem het gelukkige uur dat hij,
ook door de publieke opinie, tot een der grootste
Fransche meesters werd gestempeld.
Juist aan de opvoering van dat degelijke werk
in de Opéra-comique, waar het publiek komt om te
hooren en niet om te zien zooals in de Groote
Opera, kwam behalve de voortreffelijke uitvoering
eveneens de waardeenn» ten goede.
Den len Januari 1889 (den Nieuwejaarfdag ziet
ieder candidaat, Ridder van het Legioen van Eer
met spanning te gemoet) meldde het Journal
officiel ook Lalo's opname in het Legioen van Eer.
Zijn dood zal, hoewel hij betrekkelijk terugge
trokken leefde, een groote leegte in de Parijsche
kunstwereld achterlaten, want men was Lalo ook
als mensch zeer sympathiek gezind.
In de kerk Saint-Frangois de Sales heeft Woens
dag morgen ten 11 ure de lijkdienst plaats gehad.
Onder de Mis voerde de kapel het andante uit
de ouverture Le Eoi (V~Ys uit, waarna de orga
nist Hozenn's motief uit de Ie acte deed hooren.
Zeer vele theater-directeuren en toonkunstenaars
woonden de plechtigheid bij. De directeur des Beaux
arts, Boujon, benevens Massenet. lid van het In
stituut, waren mede aanwezig. Te Pfcre Lachaise
is Lalo begraven.
Mr. E. J. ASSER.
Vil' bonus juns peritus.
Eenige regelen te schrijven bij de beeltenis
van den man; die l Mei 1892 het zeldzame
voorrecht heeft dun dag te herdenker, waarop hij,
zestig jaren geleden, in de rechten promoveerde,
is eene aangename taak. Zij verlevendigt in mij
de herinnering aan vriendschappelvjken omgang
en, waar het pas gaf, gewaardeerde voorlichting.
Asser is aan eene familie de robe ontsproten.
Geboren Amsterdammer, (18 Oct. 1809) heeft hij,
leerling van het gymnasium aldaar, aan het
Athenacnm illustre, de kweekplaats van zoo menig
talent, zijne studiën voltooid. Ingevolge het vader
lijk voorbeeld, was de recbtspractijk zijne bestem
ming. Van der jeugd af met haar vertrouwd, waren
hare eischen en nooden hem in merg en been
gedrongen. Gelijk den Romeinschen jurist het
forum, was de audientiezaal de plaats, waarheen
zijn blik van meet af zich richtte. Zijn proef
schrift : occr licederyen, naar de gewoonte dier
dagen, in het latijn, werd l Mei 1832 te Leiden
verdedigd. Twee jaren later aanvaardde de jeug
dige doctor het procuraat, dat hij behield totdat
bij de wet van 2.'S April 1879 de zoogenaamd
enkele rechtsbijstand" ten onzent werd ingevoerd.
Van toen af trad Asser in de rij der
Amsterdam.sche balie, als advocaat tevens.
De levensloop van den pleitbezorger, hoe rijk
aan verscheidenheid zijn werkkring zij, is niet een
van uiterlijk vertoon. Van nature was en bleef'
Asser daarvan afkeerig. Niet, dat hij, waar een
beroep op zijne werkkracht ten algemeenen nutte
gedaan werd, aan gemakzucht de voorkeur geven
zou. De Provinciale Staten dezer Provincie, de
Hoofdcommissie tot de zaken der Israëlieten, de
Spaarbank voor de stad Amsterdam weten van
het tegendeel te getuigen. Onverschillig uit welken
kring eene uitnoodiging tot hem kwam, mits het
maatschappelijk belang daardoor bevorder,! wor
den kon. was men van zijne instemming en hulp
zeker. Zeker tevens van trouwe plichtsvervulling.
Wat Asser in de uitoefening zijner levenstaak
bovenal kenmerkte, was strikt nauwgezette
probiteit. Handels- en zeerecht waren zijne
lievelingsstudiën. De talrijke ingewikkelde vragen van
nationaal en internationaal recht, waartoe deze
takken der rechtswetenschap aanleiding geven,
beheerschte hij gelijk weinigen. Zijn practische blik,
door rijke ervaring gescherpt, maakte hem tot
een bij uitstek veiligen gids en geduchten tegen
stander. In de rechtzaal woog zijn woord.
Dingtalen uit zijn kabinet afkomstig, droegen de
blijken eener veelzijdige overweging, die nooit in
valsch vernuft ontaardde of in haarkloverij verliep.
Door aanleg en ontwikkeling, door beschaving
en goeden toon, door vormen en tact behoorde
Asser tot die school van juristen, welke, onder
een thans tot het verleden behoorend stelsel, hare
aantrekkelijkste figuren heeft geleverd. Of wij, nu
door de wet van '79 met dat stelsel gebroken is,
er op vooruitgegaan zijn ? Er behoort moed toe
de vraag bevestigend, overmoed wellicht haar
ontkennend te beantwoorden. De monschelijke
zaken zijn noch zoo eenvoudig noch zoo eenvor
mig, dat men gaafweg licht en schaduw eenzijdig
verdeelen kan. Zooveel is zeker, dat het orgaan
der Amsterdamsche Orde van Advocaten aanlei
ding vond tot herhaalde klachte. Order het
vroeger geldend systeem vond de jeugdige
rechtsgeleerde in den door de wet verordenden bijstand
van den procureur, aanvulling van hetgeen
wetenschappelijke opleidir-g hem niet geven kon,
te weten een persoon in den procesgang en het
formeel gedeelte der procesorde doorkneed, die
zich tot taak stelde den rechtsgeleerde waar
deze in dat opzicht te kort schoot, den weg te
wijzen of, waar deze het juiste spoor bijster was
geworden, hem daarop terug te brengen" aldus
luidt een bezwaarschrift, dat zeker niet van
tegeningenomenheid verdacht kan worden. Onder
degenen nu, in deze woorden onbewust geteekend,
neemt Asser een eerste plaats in.
Eens eerste plaats, niet enkel door het gehalte
zijner kennis, maar ook door den invloed van zijn
optreden. Leeringen wekken, voorbeelden trekken.
Menigen kwinkslag veroorlooft zich het publiek
op den pleitbezorger, wiens fouten, gelijk die des
geneesheers, de aarde niet bedekt. Maar om den
eerlijken rechtsgeleerde naar waarde te schatten,
moet men hem aan den arbeid zien. hetgeen
juist voor den niet-belanghebbende of oningewijde
zoo uiterst moeiliik is. De klemtoon eener
famiiieaar.gelegenheifl of van een dreigend rechtsgeding
ligt vaak in het ontwarren van draden, die elke
inspanning eischen en alle openbaarheid schuwen.
Alsdan gevoelt de rechtsgeleerde, wiens bijstand
ingeroepen is, dat zijn geweten alleen de vierschaar
over hem spant. En dat Asser die uitspraak met
gerustheid afwachten kan, weten velen, ook al
zijn zij slechts stille getuigen.
In zijn welhesteed leven echter is genoeg in
het openbaar geschied om hem, op zijn zeldzameu
feestdag, de algemeene deelneming, te verzekeren.
Bescheiden is hij van nature. doch niet op om
zichtigheid of berekening gelijkt die ingetogenheid.
Waar Asser eens zijn hulp gaf. gaf hij zich mede:
zijne onvermoeide werkkracht, zijne trouwe
nasporing, zijn vastberaden overleg, ziin beleid, dat
van zwenken noch zwichten wist. Want die man,
zoo innemend van toon en heuscb van manieren,
kon onverzettelijk zijn. Daartoe was noodig, dat
hij, onbevangen, van zijn goed recht zich had
overtuigd. Ot hij het anderen doen kon, is de
vraag niet, maar hem kreegt ge alsdin niet van
de plaats, die eigen inzicht-, dus plicht, hem bad
aangewezen. On a vingt quatre heures pour
maudire ses juges. A«ser heeft ze zelden gebruikt,
omdat bij de meesten zijner zaken won.
Licht straalt er uit het thans afgesloten zestig
jarig tijdperk van zijn leven. Licht, ook in ande
ren dan den hier aangewezen zin. Persoonlijk,
helaas! onbevoegd tot beoordeeling eener
kunstbewerking, dio haar aanzijn en naam aan Asser
dankt, heb ik van geachte zijde op dit punt het
navolgend naricht ontvangen:
(Procédémr. E. J. A s s F. n).
De heer mr. E. J. Asser heeft steeds met veel
belangstelling de verschillende methoden van
mechanische vcrveelvuldiging gevolgd; reeds vóór
18f>8 hield hij zich bij wijze van liefhebberij veel
bezig met lithograpbio, en het was in 18" 8, dat
bij up het denkbeeld kwam, de toen sints een
kleine 20tal jaren bekende photograpkie mei de
lithographie in verbinding te brengen en aldus
de door photographie verkregen beelden met be
hulp van lithographischen steen en vette druk
inkt to verveelvuldigen. Reeds was bekend de
eigenschap van de dubbel-chroomzure zouten n.l.
om in contact met organische stoffen oiuier de
inwerking der lichtstralen te worden ontleed en
den aard dier organische stoffen te doen veran
deren. Van dit beginsel uitgaande vond de heer
Asser een middel orn van een photographisch
negatief een positief in lithographische
overdrukinkt te verkrijger, welk beeld zich dan liet
omdrukken op den steen, en geschikt was om na de
verdere gewone behandelingen een schier onbe
perkt getal copieen te leveren.
Dat den heer mr. E. J. Asser de prioriteit van
de uitvinding der photolitbographio inderdaad
toekomt, blijkt uit waardecrende artikelen in ver
schillende buitenlandsche bladen van dien tijd en
uit meermalen aan zijn prociHc toegekende onder
scheidingen op buitenlandsche tentoonstellingen.
liet spreekt vanzelf, dat in later? tijd het pro
cédévan mr. Asser door verschillende navolgers
is gecopicerd en gewijzigd, doch daar o<>k do
oorspronkelijke uitvinder met den tijd is meege
gaan, en niet heeft opgehouden nieuwe experi
menten te nemen en verbeteringen aan te brenacn,
heeft zijne methode baar ouden roem behouden
en zal zij blijven voortbestaan en toegepast wor
den bij de op l Januari 1892 opgerichte Maat
schappij voor photolithographie en zincographio,
procédémr. E. J, Asser, waar het aan dit num
mer toegevoegde portret n;iar eene photographie
werd vervaardigd."
Bij deze kenschets voegt mij althans een be
langstellend zwijgen. Den voorganger en vriend
echter, uit anderen hoofde zoo vaak gewaardeerd.
zij, uit den hem en mij passenden kring, nog lang
een otiiiin cum tli</iiitntc toegcwenscht!
Amsterdam, April 92. J. A. LKVV.
LKESKUN8T"
door J. II. Rossing.
(Slot.)
Intusschen waren alle clubs in het algemeen
nog vreemd aan elkaar gebleven. Wel bespraken
de leiders in hun maandelijksche samenkomst
onderling hun ervaringen, maar de deelnemers
kenden elkaar nog niet. Juist om dit te
veranderen en om tevens nog wat meer ger.ot te ver
schaffen, hadden de leiders al van den aanvang
af ook het houden van algemeene gezellige samen
komsten in hun plan opgenomen. Zulk een blij
vergaren had voor het eerst plaats den 5den April
van het afgeloopen jaar in het gebouw van den
Werkenden stand. Door heusche artisten werd er
muziek gemaakt, voordrachten gehouden, enz.
Ds. Hugenholtz opende den avond door op on
derhoudende en bevattelijke wijze zijne hooge
opvatting van leeskunst, de waarde van boeken,
de beteekenis van het lezen, enz. in het licht
te stellen. Die feestelijke samenkomst maakte
zulk een aangenamen indruk, dat bij enkelen het
plan ontstond om een zomerfeest te organiseeren,
met alle deelnemers van Leeskunst" een dagje
naar buiten te gaan, en niemand uit te zonderen.
Al de jongens en meisjes, getrouwden en
ongetrouwden, handwerkslieden, dienstboden, winkel
bedienden en waschmeisjes, allen te gaar, zouden
met hunne leiders lezen in het boek der natuur.
Door omstandigheden is dit frissche denkbeeld
niet verwezenlijkt mogen worden. Beter mochten
de pogingen der leiders slagen orn de afgeloopen
maand in de kleine zaal van het concertgebouw
een tweeden feestavond te organiseeren. Deze is
als de eerste boven bidden en denken geslaagd.
De dames Nanny de Roever zong, juffer Spoor
droeg voor, W. Hutschenruyfcer speelde piano en
begeleidde, de heer M. C. Mossel speelde viool
en de heer G. G. C. Ruijs reciteerde. Allen wer
den met hartelijke liefde dank gezegd, allen be
vielen gelijkelijk, maar toch het komische van den
heer Ruijs dat ging nog boven al! Om zijne
komiekachtigheid lachten velen tranen met tuiten.
Deze feestavond was weder even uitnemend ge
regeld als de eerste. Bovenal wisten de dames
en heeren bestuurders met handige aardigheid
aan allen het begrip van goede vormen te doen
gevoelen. Want die stellen de leiders zeer op
prijs, en ik geloof, dat zij eene lofspraak op hunne
vereeniging. als-, Es ist ein klein Paris und bildet
seine Leute" met beminnelijke dankbaarheid en
verborgen zelfgenoegzaamheid zouden aanvaarden.
Van dezen avond kan men hetzelfde schrijven wat
een der ijverigste bestuurders van den eersten
schreef. Om het hm'slijk en gezellig karakter aan te
geven, werden de binnentredenden door de com
missarissen van orde uitgenoodigd, mantels, jassen
en hoedon in de vestiaire achter te laten. Dat
scheen den meesten wel wat vreemd, het kostte
op enkelen eenige overreding zelfs de meer
gegoeden zijn in onze stad gewend in schouwburg
en concertzaal hun goed aan te houden maar
bet lukte toch. Kn spoediger dan een der leiders
had durven verwachten, kieeg de grocpecring in
de zaal iets gezellig», er kwam in de meesten
een gevoel van thuis te zijn; met vond kennissen
en maakte kennis met onbekenden, waartoe de
leiders al hun tact aanwendden. Doch wat niet
het minst bijdroeg tot het slaswi van deze eerste
en tweede samenkomsten door een hartelijk
woord van Bouberg Wüson geopend , was: de
pauze. In dat half uur ontstond het onderlinge
verkeer, dat, de leiders gewenschf hadden; onder
het gebruiken van eenige verversching, sterke
dranken uitgesloten namens het bestuur aan
geboden, raakten do tongen los; groepjes werden
gevormd ; men liep door elkaar, Jachtte en praatte....
de veelheid was tot een eenheid versmolten.
Niet alleen van dergelijke feestelijke bijeenkom
sten, waar iets gepresenteerd wordt en commis
sarissen van orde zijn, heeft het bestuur de aan
genaamste resultaten beleefd, maar ook van
bizondere voordrachten of lezingen vooral, zooals
de bekende- architect II. P. Berlage over stijlen
verciering" heeft gehouden.
Om de liefde tot het lezen te bevorderen wor
den, zoo dikwijls er gelegenheid is. boekwerken
onder de deelnemers verloot en kunnen zij zich
tegen wekelijksche betaling van weinige centen
gewenschte boekwerken in eigendom verschaffen.
De vereeniging Leeskunst" is in Amsterdam
en daar buiten, waar zij tot navolging zou kunnen
leiden, r.og te weinig, veel te weinig bekend, en
wordt te gering gesteund. In Januari 1890 toch
begon zij haar veldtocht niet 40 leden, die in Juni
van dat zelfde- jaar aangroeiden tot l.'iO. Doch van
dat tijdstip tot heden zijn er slechts 20 bijgekomen.
Niets dan onbekendheid is hiervan de oorzaak,
Die op te heffen was de eenige reden tot het
schrijven van dit artikel. Wie zich aan willen
sluiten, jorg en oud, kunnen dat doen door zich
aan te molden, lederen Zondag, 's middags
tusschen 4 en 5 uur bestaat daar gelegenheid toe
in het lokaal d'Geclvinck". op den Cingel. Men
vraagt maar naar Loeskunst" en dan staat me;i,
eer men het weet, voor de bestuurders. liet be
stuur doet ook een beroep op hen, die geld bezit
ten. Wie geen offers van tijd kan brengen, vau
bern of haar vragen de leiders ze in geld. Op
dit oogenblik belnopen de jaarlijksche bijdragen
van donateurs nog pas /';{0(l. , en de vereeniging
heeft allerminst ;' KOO. . nondig. voor kosten aan
boeken, vergoeding voor lokaalgebruik, voor de
algcmeep.e gezellige samenkomsten, aan voordracht
en muziek gewijd. De schatbowaa'der. de heer
II. Wertheim, Ileerengracht l!l!(. is bereid iedere
bijdrage in ontvangst te nemen on velen als dona
teur te boeken. Voor verdere inlichtingen hebbe
rncn zich te wenden tot Mr, V. K. L. van Os,
geheimschrijver, Amstel S.r>.
De oprichters en leiders zijn, op enkele uitzon
deringen na. de Vereeniging Leeskuiist" getrouw
gebleven. Enkele nieuwe volksvriendinnen en
vrienden hebben zich aangesloten, als Mevr.
Caliscli, de student Freidanus van Gelder, enz.
Behalve statuten, oprocpingsbrieven en versla
gen van de Vereeniging Leeskunst" heb ik. om
te oordcelen, ook enkele samenkomsten, zooge
naamde club-avonden geraadpleegd. Eene woonde
ik bij in een leeraarskamer van een Hoogere
Burgerschool, een andere op de studeerkamer van
het hoofd eener club, en wou van anderen in lich
tingen in.
Met kennis van zaken dus oordeelende, komt
bet mij voor. dat bestuur en leiders hun doel
goed in het oog houden en voor velen ten zegen
kunnen zijn, menigeen eene beschaving deelachtig
doen worden, die anders ongekend zou bleven, en
vooral het hoofddoel: leeren begrijpen wat men
leest, bevorderen.
Om leider eener club te zy'n, behoort men wel
te weten wat men doet. De taak is verre van
gemakkelijk en riet voor iedereen \ eggelegd.
Naar aanleiding van het gelezene, heb ik vragen
hooren doen, waartoe men veel verstand, levens
wijsheid en kennis moet bezitten. En het schynt
dat de deelnemers niets doen dan vragen, vragen
zeer ter snede en ter zake dienende. Om alle
te beantwoorden zou men eene encyclopedie naast
zich moeten hebben.
Ook heb ik een gevaar ontdekt, en wel de
aankweeking van hetweterigheid en van
schijnkennis, het uit het oog verliezen om het mooie
te gevoelen en te ontdekken, omdat het gelezene
beschouwd werd als een dood lijk, dat men in
stukjes en brokjes kerfde. Het komt mij voor,
dat vooral zij, die dreigen in aanbidding voor de
stof onder te gaan, gelouterd dienen te worden
door ontwikkeling hunner fantasie. Ik zou al de
bloemlezingen, vooral die, waarin heele moeielijke
te begrijpen verzen als van den duisteren
Huyghens, watertandende naar kaviaar, naar
snoftoeback en rooken" \oorkomen, willen afschaffen, en.
werken of stukken in zijn geheel kiezen, Uickeng
en Cremer, een Jacob van Lennep niet te verge
ten. Men herinnert zich het genot, dat
BuskenHuet gesmaakt heeft met aan arbeiders eener
groote fabriek buiten Haarlem, de romans van
Jacob van Lennep voor te lezen. Beets en
Multatuli en Langendijk heeft Leeskunst te recht
steeds in behandeling. Ook komt het mij voor,
dat boeken als De Levens" van Plutarchus, De
Spectator" van Justus van Effen, werken over
maatschappelijke toestanden, enz., bij de deel
nemers misschien aan te bevelen zouden zijn. Voorts
zou het niet ongewerischt zijn den zin voor poëzie
te verhoozen door het doen voordragen van ver
zen en het lezen van mooie poëzie als van Vondel,
enz. Want het volk hongert en dorst naar poëzie.
En ten laatste, alhoewel het niet het eigentlijk
doel is van Leeskunst", verdient het toch ernstige
overweging om meerdere aandacht aan het na
tuurlijk lezen en het zuiver spreken te schenken.
Wie daarnaar streeft, doet een weldaad. Want
in geen land ter wereld leest en stelt men slech
ter dan in Nederland. In dat opzicht valt op
het lager en meer uitgebreid onderwijs niet te
roemen.
Dit zijn slechts bedenkingen, die het goede doel
eerder versterken dan verzwakken.
Ieder, die lust gevoelt, steune de vereeniging
Leeskunst". J. II. R.
VARIA.
TOONEEL EN MUZIEK.
liet jubileum ran de Maneilluise. Uit Parijs
wordt van 2f> April geschreven : Bijna 25.000
menschen hebben gisteren een bedevaart raar
Choisy-le Hoi gedaan, orn in de stad, waar Rouget
de l'lsle begraven ligt, het eeuwfeest van de
Slarfi'.illnisc bij te wonen. Om negen uur des
morgens zette de feestelijk gt-stemde menigte zich
in beweging om het graf te bezoeken, waarin de
dichter-componist van het volkslied der Fransche
Republiek rust. liet is met een eenvouciigen steen
gedekt, waarop onder den naam van den doode
de woorden 1e lezen ziin: Toen de Fransche
Revolutie in het jaar 1792 tegen de koningen te
strijder, had, gat' hij haar, om te overwinnen, het
lied der Marseillaise." Een aantal kransen werd
op het graf nedcrgelegd, onder anderen een,
door de vrijmetselaars gewijd, omdat Rouget de
l'lsle lid van de loge was geweest, 's Mid
dags trokken de vertegenwoordigers van de
bonds- en stadsoverbeden, gevolgd door talrijke
vereenigingen, in feestelijken stoet het stand
beeld van Rouget de f'Isle voorbij. De heer
ReiiéGoblet, de gewezen minister, hield de
feesttoespraak. Hij gaf een bis'o:isch overzicht van
de lotgevallen van het bod. De Conventie",
zeide bij, bad in bare zitting van 20
Messidor van het jaar III besloten, dat de
Muraeilluim voortaan het nationale lied van Frarkrijk zou
zijn. liet lied verstomde toen tia vrijheid bezweek.
Onder het keizerrijk en d<; monarchale rrgceringen
vergeten on verboden, leefde de JHarseillaixe in
de herinnering van het volk voort, en brak als
van zelf weder te voorschijn bij iedere krachtige
terugkeer der vrijheid. Men heeft haar in het
jaar 18:10 geboord; velen van ons hebben haar
in het jaar 1818 gehoord Telkenmale bracht zij
ware .stormen van geestdrift te voorschijn. Als
de Revolutie overwonnen was, verviel zij weder
in de vergetelheid. Eens echter onder h 11 Tweede
Keizerrijk (bet was gedurende de wereldtentoonstel
ling van i8(>7) werd zij door een Oostenrijksche
kapel gespoeld, om ons eer te bewijzen; dat
\va". zeiden de oog- en oorgctuigen, als eene
opstanding. Drie jaar later ontwaakte zij opnieuw
tegen de invasie, om den moed der natie te ver
meerderen en baren wanhopigen tegenstand te
versterken. Kerst in bet jaar 1879, tengevolge van
een voorstcl in de Kamer om het decreet vau
Messidor van het jaar II! weder van kracht, te
verklaren, verklaarde de minister van oorlog, dat
bij dit decreet weer zou laten toepassen. Maar
ook deze opwekking was niet zonder
moeielijkbeden mogelijk geweest. Zelfs onder de Republiek
wilde uien uiot gaarne de Mnmeillnke als hymne.
Meu wilde de melodie wel behouden, maar er een
anderen tekst, boven schrijven. Maar men heeft
tekst en melodie bij elkaar moeten nemen, omdat
beide een onscheidbaar geheel uitmaken.'' Na
Goblet's rede werd de Marsedlniae gezongen door
een koor, uit dertig mannen-zangvereenigingen
samengesteld, dat door Massenet meesterlijk ge
leid werd.
Verdi over Mascagni. De bekende Berlijnsche
criticus Ileinrich Ehrlich vertoeft op het oogenblik
te Genua. Ilij beeft daarvan gebruik gemaakt
oen bezoek aan Verdi in het l\dazzo JJoria te
brengen. "?
Na eenige algemeene gesprekken vroeg Verdi:
Hebt gij Mascagni's Amico l'riiz reeds gehoord ?
Voorzeker. Ik heb er reeds over geschreven.
Wat is uw oordeel'!
j Dat Mascagni groot dramatisch, doch geen
lyrisch talent bezit.