Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.775
Ja, zeide Verdi levendig, Mascagni heeft zeer
veel talent. Hy schryft en ontwerpt met groote
gemakkelijkheid, spontaneiteit en lan, toch geloof
ik dat wy ouderen, te beginnen met Rossini,
grondiger muziek- en harmonieleer bestudeerd
hebben, waardoor wy over meer verscheidenheid
van uitdrukking kunnen beschikken.
Zeer waar! zeide Ehrlich; als bewys daarvan
kan dienen de zonderlinge indruk dien men in
Amico Fritt kry'gt bij het gedeelte waar de ver
liefde Suzel na een vraag van den Eabbi beschaamd
wegloopt. Deze stemming wordt door een
chromatischen loop van de bazuinen en met de tamtam
begeleid. Nog vreemder is in deze landelijke idylle
de voortdurende verwisseling van maat in het
zelfde nummer, bijna even sterk als in Wagner's
hoog tragische Tristan und Isolde.
Mascagni doet het nog sterker, zeide Verdi,
hetgeen ik in dat werk geheel misplaatst vind.
Soms bracht ik dan ook de handen naar het hoofd
en vroeg mij zelven af: Waartoe dient dat alles ?
Toch is Mascagni een groot talent, die eene
gewenachte hervorming heeft aangebracht. Onze
fout bestond daarin, dat wij zulke eindeloos lange
opera's schreven, die een geheelen avond moesten
vullen. Daaraan moesten wy alty'd denken, van daar
dan ook de groote koren, ensembles, optochten
enz. enz. die met de handeling niets te maken
hadden en die onnoodig ophielden.
Thans komt iemand met eene opera van een
of twee acten zonder al dien onnoodigen omslag,
terwyl de handeling vlot verloopt. Is het wonder
dat het publiek die hervorming met enthousiasme
ontving ?
Daar dit oordeel van Verdi verrassend waar is,
zal de lezer zeker met belangstelling hiervan
kennis nemen.
Strindberg en Shakespeare. In het treurspel
Der Vater, van Strindberg, dat door de P'reie
Bühne tot opvoering gebracht is, komt een ge
sprek voor, dat, zooals de Frkf. Ztg. doet op
merken, eene merkwaardige gelykenis met be
roemde woorden aangeeft, die Shakespeare zijn
Shylock in den mond legt. Men oordeele:
Der Vater, He Bedrijf,
7e Tooneel.
De Ritmeester: Ja,ik
ween, hoewel ik een man
ben. Maar heeft een man
dan geen oogen? Heeft
een man geen handen,
ledematen, zintuigen,
neigingen, hartstochten?
Leeft hij niet van het
zelfde voedsel, wordt hij
niet door hetzelfde wa
pen gewond, voelt hij
niet in den zomer de
hitte en in den winter
de koude, evenals de
vrouw? Wanneer gij ons
steekt, bloeden wy dan
niet? En wanneer gij
ons kittelt, lachen wij
dan niet? En wanneer
ge ons vergiftigt, ster
ven wy dan niet? Waar
om zou een man niet
mogen klagen? Een sol
daat niet weenen? enz.
enz.
Koopman v. Venetië,
Ille Bedrijf, letooneel:
Shylock: Ik ben een
Jood. Heeft een
Jood geen oogen? Heeft
een Jood geen handen,
ledematen, zintuigen,
neigingen, hartstochten?
Wordt hij niet met de
zelfde spyzen gevoed,
met dezeifcb wapens
gewond, (aan dezelfde
ziekte onderworpen, met
dezelfde middelen ge
nezen), verwarmd en
verkoeld door denzelf
den winter en zo
mer als een Christen?
Wanneer ge ons steekt,
bloeden wy dan niet?
Wanneer ge ons kittelt,
lachen wij dan niet?
Wanneer ge ons vergif
tigt, sterven wij dan
niet? En wanneer ge
ons beleedigdt, moeten
wij ons dan niet wreken?
Zijn wij u in alle
din| gen enz. enz.
Een paar dagen later ontving de Frankfurter
Zeitung een brief waarin de inzender (Erich Holm)
opmerkte dat de persoon in het drama vooron
dersteld wordt, van hooge beschaving te zijn en
dus allicht Shakespeares woorden zoo voor den
geest zou hebben dat hij ze in een gewichtig
oogenblik als van zelf op zijn toestand toepaste.
De redactie van de Frankfurter zegt in haar
antwoord dat niet alleen men een man van de
waarde van Strindberg geen verwijt zou mogen
maken van zulk eene Reminiscenz, zelfs als zij
onwillekeurig was, maar dat zeer waarschijnlijk
de dichter het zoo bedoeld heeft en den ritmeester
opzettelyk de woorden van Shylock in den mond
heeft gelegd.
Dinsdag 3 Mei a.s. hoopt de Vaudeville Club"
met leden en genoodigden haar tweede jaarfeest
te vieren. Opgevoerd wordt een nieuwe operette
in 4 bedrijven, door een der leden bewerkt, ge
titeld Op schildwacht". De heer Th. T. Wiering
heeft muziek (32 nummers) waaronder 12
drieof vierstemmige koren, daarvoor expresselijk ver
vaardigd. Nieuwe costumes van A. Sernc <t Zn.
De uitvoering zal plaats vinden in caféFlora"
Weteringschans.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Te Berlijn verschijnt op l Mei eene
Festschrift" van de sociaal-democratische oppositie
uitgaande en waarin men een aantal opstellen
ter verdediging van den acht-uurs-werkdag heeft
vereenigd. Er zijn ook uitspraken van Gladstono
en Clémenceau opgenomen, en een van Emile Zola,
die schrijft dat van de maatschappij der toekomst
de zeden geheel van de onze verschillend zullen
zijn; zij zal eene wereld te voorschijn brengen,
zoo vreemd ons, als die eener andere planeet."
Omtrent de materieele vervorming van den staat
schrijft Zola: gemeenschappelijke productie in
nationale fabrieken, ateliers en werven, ruiling
en betaling in natura. Is overvloed van producten
voorhanden, dan brengt men ze in open bare pak
huizen, waaruit ze weer genomen worden, om
eventueele behoeften aan te vullen; het is een
voudig een balans. Friedrich Spielhagen zond een
geestig gedicht, Der Acht-Stunden-Tay" waarin
hij zeide:
Acht Stunden, oder sorist kcin Friede '
Ganz recht! Nur lasst euch ernstlich bitten :
Habt ihr fïir euch es durchgestritten,
So hemmet euren Siegerscbritt
Und nehmt uns Arme freundlich mit,
Die gern' zur heil'gen Achtzahl schwören,
Nur dass die Musen nicht d'rauf horen
Und uns in schnöden Ueberschichten
Zu denken zwingen und zu dichten.
Van Limburg Brouwer's roman Akbar, door
Mevrouw Lina Schneider in het Duitsch vertaald,
is bij Karl Reiszner te Leipzig de tweede druk
verschenen. De Kölnische Zeitung zegt van het
boek en de vertaling: Deze historische roman
uit de zestiende eeuw brengt den lezer in span
nende handeling de kleurrijke Indische wereld
voor oogen en karakteriseert daarbij op ftene
wijze, die als cultuurgeschiedenis belangrijk is, de
zich kruisende wereldbeschouwingen van
Bramahnisme, christendom en Islam. Het middelpunt
van deze stroomingen vormt de edele, naar de
hoogste wijsheid strevende Akbar, grootmogol van
Agra. De roman wekt niet alleen de fantazie op
sprookjeswijze op, maar bevat ook rijke stof van
schoone menschelijkheid. De vertaling van Lina
Schneider geeft op voortreffelijke wijze den voorna
men stijl en wijze van voorstelling weer."
Van A. B. C. of Alphabetisehe Reisgids, is
bij de Amsterdamsche Boek- en Steendrukkery,
voorheen Ellerman, Harms & Co,, te Amsterdam,
de zomerdienst 1892 (l Mei ingaand) verschenen.
Het boekje is natuurlijk geheel op Greenwich-tijd,
zooals buitenop vermeld staat; wie dus Zondag
op spoor wil gaan te 12 uur, en niet zijn buisklok
naar spoortijd geregeld heeft, behoeft eerst van
huis te gaan, alsof hij te 12.20 aan het station
moest zijn.
De A. B. C.-gidsen hebben spoedig hun weg
gemaakt; wie er eenigszins in thuis is, verkiest
ze boven de gewone spoorwegboekjes, te meer
om het gemak dat de vermelding van den prijs
geeft.
Bij de firma M. Lobo, oude boekhandel,
Rembrandtsplein (5, Amsterdam, is de derde catalogus
van oude boeken, pracht- en plaatwerken, tegen
aangegeven prijzen bij hen verkrijgbaar, verschenen.
Voor een deel bevat deze catalogus de boeken
over rechts- en staatswetenschappen, nagelaten
door wijlen Mr. J. Messchert van Vollenhoven, oud
burgermeester van Amsterdam.
Bij den uitgever J. Bremer zijn de drie eerste
afleveringen verschenen van een werk, naar ver
schillende buitenlandsche bronnen door den heer
C. J. Vicrhout, leeraar M. O. bewerkt, en rijk
geïllustreerd, Amerika?» verleden en heden. Met
het oog op de a.s. 400-jarige herdenkJag van
Columbus's ontdekking, is de verschijning van dit
werk zeker niet onbelangrijk. Indien de illu
straties in de volgende afleveringen even talrijk
zijn als in deze drie, en even goed uitgevoerd
de eenige ervan, kan het boek zeker op groote ver
spreiding rekenen. Aan de inteekenaren wordt als
premie eene ets van H. M, Krabbéuitgereikt,
voorstellend Columbus aan het hof fan Ferdinand
den Catholieke en Iiabella van Castütc naar de
schilderij van Von Brozik.
De firma J. L. Beijers te Utrecht zal van 13
Mei eene verkooping houden, welke onder ande
ren de bibliotheek van wijlen ds. G. F. Vos
Flzn. (predikant te Rotterdam,) Ds. J. D. Beek
man Brouwer (predikant te Leiden,) en Dr. J.
G. C. Ermerins (geneesheer te Zeist) zal omvat
ten. Kerkelijke geschiedenis, theologie en medi
cijnen vormen het grootste gedeelte, maar ook
letterkunde en schoone kunsten zijn goed ver
tegenwoordigd.
Wetenschap.
GENEESKUNDIGE EN HYGIËNISCHE
MENGELINGEN.
De lepra of melaatsehheid, eene ziekte der
oudheid (welke tot na de kruistochten ook ver
schillende landen van Europa teisterde), laat in
de laatste jaren weer meer van zich hooren en,
naar het schijnt, breidt zij zich allengs uit. Thans
leest men weer in het Journal des maladies
cutan. et ryph. (1891 no. 4) eene opgave over
bedoelde ziekte, die in Nieuw-Caledoniëheerscht.
In het jaar 1880 werd de lepra voor het eerst
aldaar officieel vermeld; reeds in 1883 werd
naar de oprichting van een leprozenhuis verlangd
en tot 1888 maakte de lepra reeds zulke belang
rijke vorderingen, dat men de zieken bij honder
den telde. Daarom moest het gouvernement in
1889 reeds twee isoleerinrichtingen tot stand
brengen. Ofschoon deze cijfers mede zeer voorde
contagieusiteit dezer verschrikkelijke ziekte spre
ken, zijn er nog altijd stemmen die daartegen op
komen. Herhaaldelijk heeft men gemeend den
Baccillus leprae gevonden en gekweekt te hebben;
doch telkens zagen de ontdekkers zich weer ge
noodzaakt hunne mededeelingon daaromtrent te
herroepen.
De vraag of het slapen na den maaltijd, het
z. g. middagdutje, al of niet schadelijk is voor
de gezondheid is niet in algemeenen zin te be
antwoorden. Men mag als regel stellen, dat het
verkeerd is. wanneer men zich nog in de jaren
der volle kracht bevindt, er eene regelmatige ge
woonte van te maken om na den maaltijd steeds
in te slapen, lileeke. magere, zwakkelijke perso
nen op den leeftijd van 1<> a 24 jaren, zoomede
bejaarde menschen, die de vijftig reeds overschre
den hebben, hebben in den regel behoefte aan
een slaapje na tafel; voor hen is het heilzaam.
Ook kan het geen kwaad om, wanneer men zich
in den voormiddag sterk lichamelijk of' geestelijk
ingespannen heeft, aan zijn behoefte om te slapen te
voldoen ; regel er van te maken is echter verkeerd.
Bepaald schadelijk is het namiddagslaapje bij zeer
krachtige, gezette personen en bij hen die voor
het overige 's daags weinig inspannende bezig
heden verrichten. In liet algemeen geide do regel
dat men na den maaltijd behoorlijk rust neme,
rust naar lichaam en geest, zóó dat de spijsver
tering ongestoord haren gang gaan kan en de toe
voer van bloed naar de maag. weike daarvoor
onmisbaar is. regelmatig geschiedde. liet ter hand
nemen van lichte lectuur, een gezellig praatje
onder een kop koflie en dergelijke onschadelijke,
half passieve verstrooiingen kunnen op doelmatige
wijze den tij l, voor den vollen gang van het spijs
verteringsproces van noode, doen voorbijgaan.
DE SNUIFDOOS VAN DEN KONING.
Toen ik Adolphe Cho'iuart leerde kennen, was
hij niet meer dan twee en veertig jaar. Mager van
middelbare grootte, maar goed gevormd, onbe
rispelijk in zijne kleedij, geperst in zijn groenen
rok, had hy dien eigenaardigen gang, waaraan
men de cavalerieofncieren herkent. Zijn lange,
deftige neus stond scheef; zijne haren, nog zwart,
vormden op de slapen twee gelijke en gelijkvor
mige vetlokken, zijn langwerpige oogen waren nu
eens dof, maar konden dan als karbonkels schit
teren, een groote snor sierde zijn spotachtigen
mond. Over 't geheel een zonderling maar gees
tig en sympathiek gezicht, een weinig gelijkend
op dat van den vermaarden ridder Don Quichot.
Van de rue d'Angoulême tot de rue du
MontBlanc, was er niemand die Choquart niet kende;
men wees hem aan de vreemdeiingen.
Ge ziet daar dien eleganten heer, die zijn
stok zwaaiend over den boulevard stapt ? Dat is
de beroemde Choquart, de schrijver van L'Huissier
jovial, dat zooveel succes gehad heeft. Hij is ook
de vermaardste vechtersbaas van onze dagen; de
duels die hij gehad heeft, zijn niet te tellen.
De arme Choquart! Ik was er door listigheid
in geslaagd, zijn vriendschap te veroveren ; maar
toen ik ze had, vond ik dat ze me duur kostte.
Hij reciteerde mij toen zijn verzen. De hemel
weet hoeveel oden, balladen, liedjes, coupletten,
complimentjes in vers hij begaan heeft!
In het Grand Estaminet de Paris tegen
woordig caféde Madrid kwam hij op mijn
bank zitten, en zorgde mij in den hoek te drijven,
zoodat ik niet weg kon. Dan schoof hij zijn hoed
op het linker oor en haakte den knop van zijn
stok in het rechter knoopsgat. Met zoetige stem
debiteerde hij mij daar strofen aan Marguerite",
en ik applaudisseerde natuurlijk. Dan zette hij
zy'n hoed naar rechts over en hing den stok in
het linkerknoopsgat en er kwamen strofen aan
Honorine"; voorts Marianne, Veronique, Colette,
Marie. Balbine en al de namen uit den kalender.
Ieder kreeg op zijn minst vier coupletten. Daar
heb ik leeren transpireeren. Ik moest mijn for
mules van bewondering nog afwisselen, want mijn
dichter zou boos geworden zijn om een banale
lofspraak. Daar ook hebben mijn hersens zich
gevuld met al die adjectieven van lof. bewondering,
vleierij, waar ik nu nog vaak tegen te worstelen heb.
Eens, 's avonds om half een, toen men ons het
caféuitzette, scheen Choquart zeer verrukt over
mij, en er was alle reden toe; hij had mij vijf
uren op de pijnbank gehouden. Hij nam mij onder
den arm en riep vroolijk uit:
Vive Ie roi! Vive la Franco!
Ah pardon! dat ken ik al. Dat werd al
gezongen toen ik nog klein was. heel klein.
Wel, het is van mij, antwoordde mijn vriend;
dat was mijn eerste liedje, en ik durf het zeggen,
iedereen hieft het gekend.
Verbeeld je mijn waarde, dat ik die coupletten
gemaakt heb in 1817, toen ik bij de gardes du
corps kwam. Mijn kameraden brachten het bij het
hof in de modo, en het duurde niet lang of heel
Parijs zong het liedje, dat mij was ingegeven
door mijn vurige liefde voor het koninklijk huis.
Lodewijk \VI1I, een litterator, een man van
smaak, wilde, toen hij de verzen gehoord had,
den dichter leeren kennen.
Maar, Sire. werd hem gezegd, het is
Choquart, de garde du corps Chcquartl
. Ik wil hem spreken, zeide zijne Majesteit.
Laat hem komen.
In dat onderhoud spraken wij Latijn, citeerden
Horatius en zong mijn ode. De koning was ver
rukt, maakte mij een compliment en gaf mij zijn
portret ten geschenke, op eene snuifdoos met dia
manten omzet.
Groot was de vreugde in de compagnie de
Gramont, want dat was een eer voor haar; mijn
kameraden voelden dat zoo goed, dat zij mij het
portret van den koning lieten houden ; wat de
diamanten aangaat, dat was wat anders, daar
moest ieder zijn portie van hebben. Een juwelier
van het Palais-Royal maakte mij een andere doos
en betaalde mij het verschil uit, 3(iOO francs,
waarvoor wij luisterrijke feesten hielden.
Eenige dagen later ontving ik van den heer de
Semonvüle, opper-in t en dan t van het hof, het
verzoek hem de snuifdoos toe te vertrouwen. Men
had. zeide hij, portretten van den koning
noodig, en daar de koning geen lust had om weer
te poseeren, zouden de portretten gemaakt wor
den naar het origineel, uat hij mij gegeven had.
Ik gaf mijn cadeau terug, niet zonüor eenige
hartkloppingen, om de valsche steenen, maar men
merkte er niets van, naar het schijnt, en toen
het werk gedaan was, ontving ik, met veel dank,
mijn snuifdoos terug.
Op zekeren dag deden eenige jonge meisjes
ons begrijpen, aan mij on mijne vrienden, dat zij
wel gaarne in ons gezelschap het bosch van
Meudon eens zouden gaan bekijken. Het voorstel
was aanlokkelijk, maar wij hadden geen stuiver
in kas.
Bah! zeide een der kameraden, en je snuif
doos? Al zijn de stccnen valsch, de doos is nog
altoos iets waard. Je hecht toch alleen aan het
portret, houd dat, en verkoop de rest.
Ik kon er niet veel tegen zeggen. Ik ging naar
den juwelier, die mij tot mijn groote verrassing,
4000 francs bood voor de doos.
Monsieur Josse, u zijt geen goede goudsmid;
de diamanten zijn valsch. j
Pardon, antwoordde hij droogjes; ik versta
mijn vak. Ik herinner mij heel goed, dat ik u
namaak geleverd heb; maar dat heeft niets te
maken met dit nieuwe prachtstuk.
Ik begreep dat er eene vergissing in't spel was:
ik lie;> terstond naar mijnheer de Semonville, om
hem de geschiedenis te vertellen. Hij lachte er
hard om, toen zei hij :
Men had uwc doos gevraagd, om er de andere
portretten naar te maken. .Maar ook al do doozen
zijn eender: en toen de copicen af waren, heeft
men u de eerste doos de beste weergegeven. De
snuifdoozen waren bestemd voor Duitsche vorsten.
en als niet een van die zijn snuifdoos in de bank
van leening brengt, is liet niet waarschijnlijk dat
de vergissing bemerkt wordt. En dus: ga gerust
uw gang.
IIij vertelde liet later aan Lodowijk XVlIl.aan
Monsieur en Madame, die veel pret hadden over
de onwillekeurige verruiling.
* :
?:?:De arme Choquart. hij was geheel doorpriemd
met degenstooten en is toch niet in een duel ge
vallen. Zijn laatste verzen waren de volgende:
Dans Ie voyage de la vie,
Toujours joyeux, toujours léger,
Mon destin jamais ne varie:
Je n'ai pas Ie temps d'en changer.
N'ayant rien, sans crainte importune,
Je me suis donnépour emploi
De courir après la fortune...
Mais... elle court plus fort que moi!
Juist het loopen, de Fortuin achterna of
niet, is zijn zwakke zij geworden. Op een
avond werd Choquart door schurken aangevallen,
die hem de beenen stuk sloegen. Men heeft hem
later nog op den boulevard kunnen zien, droevig,
gebrekkig, op krukken gaand. Zoo herinneren
sommigen zich hem nog, maar het was niet de
elegante man meer, die vrij zijn verzen
aanEleonore en Virginie voordeclameerde.
ALEXANDUE DOTHEY.
VOOR DAMES.
Receptie-toiletten. Italiaansche keu
ken. Gist- en bukpoeders. Eene
advokale.
Naar aanleiding van de receptie die Dinsdag
avond ten Paleize pi aats had, waren wij in de gelegen
heid , een blikte werpen op een aan tal der daarvour be
stemde toiletten. De ruimte ontbreekt om ze allen in
bijzonderheden te omschrijven, te meer omdat van
eenige het verschil alleen in kleinigheden lag. Voor
eerst vijf of zes robes de cour van Lyonsch fluweel,
smaragdgroen, heliotrope, koningsblauw, vieux
rose, etc.; de rokken alle geheel plat met zeer
lange sleepen. De corsages, zeer gedecolleteerd,
(het voorgeschreven décolletéwas, naar wij verne
men, oorzaak geweest van het wegblyven van
eenige oudere Amsterdamsche patriciennes, die
eigenlijk niet hadden mogen ontbreken) waren
rijk gegarneerd met borduursel op liet fluweel of
oude Mechelsche kant. Een zeer fraai
costuum was van moire antit/ue, rose pékin, iets om
door een markiezin met poeder en mouches ge
dragen te worden; corsage met oude kant bezet,
op den rug een noeud Watteau van dezelfde kant,
tot den benedenrand van den rok vallend;
ceinture corselet van glad moire antiijue met borduur
sel van paarlen.
Een ander toilet voor de receptie was van
broche Louis X V phosphorescent", (niet verschil
lend genuanceerden weerschijn); de grond met
rose en lichtblauwe bloemen. De rok geheel glad
met langen hofsleep; het corsage, zeer gedecolle
teerd, uiet lirusselseue kant forme Valois bezet.
Eindelijk: een kleed van oud Venetiaansch da
mast, wit en blauw; robe princesse, eenvoudig van
vorm, het corsage met kanten bertüe en flots van
lint breed gedecolleteerd; de rok ook geheel glad.
*
* *
In Frankrijk en Duitschiand heeft de Italiaan
sche keuken een slechten naam. Hoe is het
u bevallen, en vooral hoe is het u bekomen? wordt
met zeker boosaardige nieuwsgierigheid gevraagd
aan wie iets meer van Italiëbeproefd heeft dan
de Fransche keuken in de groote hotels. Toch was
de lijue gourmand Rossini een Italiaan, en
de oude Dumas, ook een deskundige, had lof
voor een aantal Italiaansche schotels.
Wat het gewoon huiselijk leven betreft, vindt
de Duitscher zich al terstond teleurgesteld,
want hij is gewoon veel te eten, en vindt in
Italiënoch boterhammen met kaas of rogge
brood, noch worst, noch bier. En wat men in
Italiëbij families wel eet, wordt hem gewoon
lijk niet voorgezet. Waar hij geinviteerd wordt,
is dat bedoeld als na het pranzo ? de meeste
families eten tusschen 7 en !*; men gaat dan
tusschen 9 en 10. Er wordt muziek gemaakt,
gepraat, gecoquetteerd, en niemand neemt het
den dorstige kwalijk als bij aan de gastvrouw
of haar dochter een glas water vraagt. Om twaalf
uur wordt de deur van een andere kamer open
gedaan, er staan een paar schalen koekjes,
bonlions ot gebakjes, de gastheer schenkt in kleine
glaasjes een slokje Marsala, en dat is ook het
teeken om naar huis te gaan. Er staat tegen
over dat ook de dienaar, die uitlaat, geen fooi
verwacht; hij zou haar weigeren, beweert men.
Dit geldt voor dn betrekkelijk groote wereld,
maar ook voor de burgerfamilies; dat de mindere
stand even matig is, komt natuurlijk niet geheel
uit eigen keus, maar toch is het opmerkelijk, zoo
als de Italiaansche werkman geLejl zonder drank,
zonder spiritus, en zelts veel meer zonder wijn
leeft, dan men denkt. Ook de burgerklasse
drinkt wijn alleen aan tafel. Presenteert een
vreemdeling aan een Italiaan, die bij hem komt,
een glas wijn, dan ontvangt hij ten antwoord:
Dank u, ik heb reeds gegeten" of ik moet nog
aan tafel." Daarentegen is er iets, in andere
landen veel minder voorkomend, waar in Itali
mannen en vrouwen, ouders en kinderen van le
ven, in het Zuiden meer dan in het Noorden,
maar toch ook in het Noorden meer dan elders^
Het is snoepgoed, gebak, gesuikerde dranken.
Evenveel bierhuizen als men in Du tschland heeft,
evenveel heeft men in Napels of in Palermo
winkels waar taartjes, koeltjes, crèmes, patcs,
ijs, sorbets, conti luren, geglaceerde vruchten,
marmelades, geleien en siropen worden verkocht.
ledere winkel heelt zijn tpecialitcit; ieder jaar
getijde heelt zijn eigen gebakken en vruchten;
iedere slad heelt haar bijzondere feuilleton en be
roemde recepten. In Venetiëfrappeert den vreemde
ling reeds terstond het verkoopen van stokjes in den
vorm van?speetjes paling", vooreensoldo(2M cent),
waarvoor er twee ol drie geconfijte appels,
chinasappols. noten, vijgen, pruimen, kersen, kastanjes, sorbi
en frutti, buiten Italiëin't geheel niet bekend, aan
geregen zijn; telkens vindt men advertenties, ook
affiches op de boeken der straten, waarbij versche
lekkernijen in dat genre worden aangekondigd.
Een andermaal hopen wij iets omtrent het eigen
lijk Italiaansch menu te zeggen.
* ' *
Mej. Manden, directrice der Haagsche
Kookschool. schrijft ons, omtrent Gist en Uakpoeders" :
liet hoofddoel der broodbereiding is: uit het
losse, onsamenhangende, (lauwe en weinig ver
teerbare meel, een goed verteerbare, poreuze spijs
te maken.
Van daar dat, wanneer men brood, pannekoeken