Historisch Archief 1877-1940
No. 776
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Betuigingen van hoogachting.
*
TJD-MiN. BERGAXSIUS: Nu ze in de Kamer STCYFFAIIDT om y.ijn karakter ook al
mijn pijp wel aansteken.
hoogachten, kun ik met dit papier
JÜLIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER.
Ik heb er een s over
nagedacht, maar de
belasting voorstel
len van Pierson be
vallen me nog al.
Als je bedenkt hoe
de heele wereld in
?dezen tijd n groot
buskruitvat is, en je
gerechtigd bent te
vermoeden, dat van
de honderd lui die je
stoep passeeren er
minstens n met
dynamiet in zijn zak
loopt, endatcanaille
bij troepen van dui
zenden langs de
straat flaneert, ja
zoo inaar.als op l Mei
zijn neus in de Bocht
durft steken, om
Vening Meinesz en mij
te toonen: we zi
niets bang voor de
gestelde machten, dan kijkje je brandkast aan.
met een gevoel als een moeder die haar kind
naar Harderwijk ziet vertrekken en bij zich
zelf zegt: lieve jongen, wat moet daarvan
nog eens terecht komen!
Nou, zei ik, verleden Zondagavond tegen
Quack, nu zie je dan toch, waar je met je
sociale rechtvaardigheid'' naar toe gaal; ze
laten je nu nog met rust, maar ze weten wel
dat jij net zoo goed een brandkast hebt als
ik, en mij loopen ze wel voorbij, want, ze be
grijpen, dat ik ze de deur zou uittrappen,
maar bij j_ou schellen ze eerstdaags nog eens
aan om je heel vriendelijk aan je verstand
te brengen, dat /.ij je kapitaal veel beter kun
nen gebruiken dan jij. Jij hebt geen kin
deren en zij hebben ze bij dozijnen. En gesteld
al, dat je, als ik den lust zoudt hebben om
ze de punt van je laars te laten zien. je
theorieën verbieden je dat
Bromrneijer. je begrijpt dat verkeerd, zei
Quack. Ik zou goen lust gevoelen tot eenige
hand- of' voettastelijkheid over te gaan.... ,
't Zou je ook maar geraden zijn. ant
woordde ik, hem op zijn handjes wijzende. !
Maar, ik zou de lieden beleefd kunnen
noodigen binnen te komen en zeggen, laat ons eens re
deneeren. Met redeneeren. Bromrneijer, kom je
veel verder dan je denkt. Maar dan moetje ook !
kunnen redeneeren en de moesten leerden
dat niet en zouden dat ook niet leeren. al
gaf me collega Spruijt ze er jaren lang les in.
? Stel dat b.v. Fortuyn onder die bezoekers
was, dan zou ik, als hij naast meopdecanap
was gezeten en ik hem een glaasje port had
ingeschonken ik weet. niet of' hij rookt
anders ook na hem een havana te hebben
laten aansteken, pp deze manier toespreken:
Zooals u weet, mijnheer Fortuyn, ge voel ik de
grootste sympathie voor uw streven; even als
u druk ik, zij :t dan ook in gedachte, de lijdende
klasse aan mijn hart. O. u weet niet hoc
innig ik begaan ben met het lot van zoovele
uwer en mijner medernenschen. die m vunze
holen en afschuwelijk i'iekende krotten hun
beschimmeld stuk broo'd eten en zich spenen
moeten aan de hoogere genietingen des levens.
aan de fijnere beschaving, aan den dienst der
schoonheid, verre verwijderd als zij zijn van
Apollo en ook van Minerva's vertroostende
lippen. Kom. mijnheer Fortuyn drinkt u
eens uit. ? En als u dan ziet. gelijk ik het
genoegen mag smaken u er hierop te wijzen
hoe Rembrandt, onze eenige Reinbrandt, het
licht en het duister wist; te verdoelen, zoodat
het duister even heerlijk werd als liet licht
ja Mijnheer Fortuyn kijkt n maar. het moet
u een wonder toeschijnen, de donkere partijen
zijn niet minder geniaal gedaan dan de lichte
en geven aan deze eerste haar voile waarde
dan zult u het mij willen toestemmen, dat
in een volmaakt kunstwerk de con
trasten niet ontbreken mogen. Contrasten
zeg ik, en hiermede leg ik den vinger op
hot zwakke punt van uw economisch
systeem U permitteert het me het u
f'ranchement te zeggen . . . Uw richting nivelleert
te veel. Zij miskent de waarde der tegen
stellingen ; zij is aiili-reinjirandlicl;. Aan uwe
scherpzinnige 'oogen ontsnapt de boteekenis
van bet pittoreske, het schilderachtige
ziet daarom voorbij, hoe juist in de aü'reuse
sociale toestanden een niet te versmaden
schoonheidselement gelegen is, waarvan u de
armen niet berooven mag. ..
Dat 's nu wel weergaasch gemakkelijk, zei
ik; je hebt een mooi praatje over je, jij kunt Itij
een schilderij huilen als een kind,?maai'ik,
die voor al die soort van dingen maar weinig
meer oog eu gevoel heb dan een stokvisch,
zou er slecht mee opschieten en ik geloof toch
dat, als die Fortuvn een kerel is zoo als ik
hem meermalen heb hooren beschrijven, hij
in staat zou wezen je bij je kraag Ie pakken
en je toe te snauwen: nu geen geleuter.
?-de sleutel van je brandkast? Want daarom
alleen is het die dood vreters te doen.
(Juaek, die altijd netjes blijfl. óók als hij met
mij redeneert, achtte zich bepaald beleedigd
in zijn medemensch, nu ik hem aldus ant
woordde en koos hel hazepad niet een Adieu"
en een glimlachje, alsof hij zeggen wilde: ik
wou dat jij dien Fortuyn eens op-visite kreeg.
Maar. dat 's waar. ik geloof dat de lui op
den verkeerden weg zijn: dat is een
aandoenlijkheid en lieflijkheid, een vriendschappelijk
heid links en rechts, datje er wee van wordt.
En bij hen, die je zoudt meenen, dat nog het
vast in hun schoenen staan, hel meest.
Over die Parijsclie jury praat ik niet, het
spreekt van zelf, Ravachol hadden zij moeten
opknoopen, maar de lafaards dorsten niet.
omdat zij dachten, als wij dat doen. gaan wij
morgen zelf er aan; en van alle besef van
verantwoordelijkheid moet iemand ontbloot
zijn, als hij zoo'n offer aan het algemeen be
lang te zwaar acht. Dat zeg ik. Ik wou dat
?ik eens in die jury gezeten had! Wat zou
het mij een genot geweest zijn, een voorbeeld
van onverschrokkenheid te hebben kunnen
geven aan dat Fransche gespuis en aan zoo'n
Fransche rechtbank. Kn toch komt de vraag
bij mij op: zou een Hollandsche jury wel veel
cordater zijn geweest'? In dat dynamiet zit
een verdoemde kracht, een verdoemde kracht
zeg ik, omdat het de lui zoo demoraliseert.
Wees vuurvreter zooveel je wilt, als je de
positieve basis van doodsverachting mist.
brengt een enkele patroon op een afstand
van honderd uur je al van (fe wijs. . . en
maken de stevigste beenen zulke onzekere
bewegingen. Daar heb je nu Kareltje, een
vent als een boom, voor geen geruchtje ver
vaard, die met zijn pen het, jan hagel van de
straat veegl als hij wil, hij stond verleden
week, nadat hij zooveel over dynamiet te Pa
rijs had gelezen en geschreven, eensklaps
met zijn armen wijd open naar den werk
man gekeerd, te roepen : komt toch tot mij,
me lieve menscheii, ik wil alles voor jelui
doen wal, ik kan, maar houden jullie je dan
ook fatsoenlijk!
Nu vraag ik dan toch, waartoe dienen
zulke praatjes? Als je ze brutaal wilt maken,
moet je je maar hang toonen, zoete broodjes
bakken, en ofschoon je altijd mijnheer geweest
bent, je zelf aan hen presenteeren, als hun
nederige dienaar. Ik wou liever!
Neen. mijn stelregel is en blijft. De Bocht
is de Bocht (Mi de Jordaan de Jordaan. en
die daaraan iets veranderen wil. pleegt schennis
aan het Heilige, want, dat de lïocht de Bocht
en de Jordaan de Jordaan is. is het; gevolg
van (lods ordonnantiën. En daartegen helpen
geen opruiende taal. geen optochten, geen
oploopjes, geen aanslagen, daartegen is zelfs
het dynamiet onmachtig. liet is niets dan
een waan van den dag. dal. er ooit een lijd
zal komen, dal, er in de .Jordaan evenveel
geld zal zitten als in de Bocht; dat sprookje,
waarmee; de lui elkaar 't hoofd warm maken,
dal, sprookje van de boel te vcrdeetcn, is
nonsens. En nu doet het me toch genoegen,
dat. terwijl Quaek en Karel. en zooveel an
deren, handjes schudden met het volk en het in
de meening brengen, dat de rijkelui. als For
tnyn c.s. het maar een beetje fatsoenlijk aanleg
gen, een heel eind met hen willen meegaan,
niet door Pierson wordt "vvolgd althans niet
meer dan in schijn. Nu ik zijn belasting
wetten nog eens bestudeerd heb, zie ik, dat
hij ons toch nogal aardig beschermt tegen
het grauw. Van die progressie, dat zuiver
socialistisch beginsel, wil hij eigenlijk niets
weten, en die laat hij dan ook zoo goed
als geheel voor het personeel je bedienden
en de personeele belasting?over; hij denkt,
die zoo gek is weinig te bezitten en veel te
verteren, moet dan ook maar veel betalen.
Maar leeft iemand wat zuinig, zooals ik,
die geen tiende deel van mijn inkomen op
maak, nu dan loopje nog al aardig vrij. Dan
kun je verder bij de vermogensbelasting heel
geschikt in je voordeel werken met je balans,
en met je effecten mag je leven al naar je
min of meer aan de plechtigheid hecht. Want
en dat is bijzonder verstandig van iemand
die de Bocht door en door kent de, aan
giften blijven geheim, daar kraait dus geen
haan naar, en als je de helft van je vermogen
voor het geheel wilt laten doorgaan heb je niets
anders te doen dan plechtig te verklaren" dat
een half gelijk een is, wat elk rechtgeaard
koopman van zijn jeugd af geleerd heeft, en
wat het geheele ^ederlandsche volk in zijn han
del met den fiscus als de eerste aller waar
heden dagelijks erkent; zoo dat de Minister,
practisch en logisch, dan ook volkomen terecht
aanneemt, dat in belastingzaken twee maal
twee niet altijd vier is.
Zeker, ook Pierson geeft in zijn vermogens
belasting blijken, dat hij niet heelemaaf tegen
den stroom kon oproeien. Maar als ik bedenk,
dat hij in een tijd leeft, waarin zelfs een
kerel als mijn vriend Karel aan het waggelen
raakt, moet ik toch-zeggen: '_t kon erger.
Alles goed overwogen lust ik'zijn wet wel!...
/ou de Bocht niet een adres aan de Tweede
Kamer kunnen zenden, om Z. Exc. te steu
nen ?... Daar moet ik Rahusen eens over
spreken of' Tobi,... in elk geval kan
Grondiret het wel doen.
SNUIFJES.
Een der medewerkers van het Rotterdamsch
X/cturnblad heeft zich verdienstelijk gemaakt
door voor en bij het bezoek onzer koningin
nen Sand in het Scnwarzwald te gaan
inspecteeren. Ik weet nu door hem?eere wien
eere toekomt! dat band geen dorp is,maar
een alleenstaand hotel; »in net heerlijke
hoogwoud is het gelegen met groote veranda's,
groote eetzaal, biljart en leeszaal." .Niettegen
staande al deze aanlokkelijkheden op b-8'meter
boven de zee, vind ik de beschrijving van den
correspondent meer om te klappertandeii dan
om te watertanden. »llet sneeuwde geducht
en het hotel en de omstreken Jagen in eene
sneeuwlaag van eenige voeten dik, daar"
let wel, alles is in dit schrijven gemotiveerd
-het eene geheele week gesneeuwd had en de
thermometer beneden vriespunt bleef."
Do medewerker verzwijgt niet, dat het >erg
frisch" was, toen hij stapvoets in een open
wagentje, niet een demi saison aan, door de
sneeuw reed. Gelukkig merkt men uit het ver
haal, dat er onder dien demi saison een warm
hart klopta. Dat is klaarblijkelijk 's mans be
houd geweest.
«Toen Hare Majesteiten de plaats voor het
hotel opredeiijfcheen vriendelijk de oranjezon".
Wat zal dit ongewone natuurverschijnsel op
de Schwarzwaldcr boertjes een diepen indruk
hebben gemaakt!
*
ProfessorAsser is een benijdenswaardig man.
Hij is in het bezit van een politiek program,
dat twintig jaren oud is en nog niet verouderd.
Bescheidenlijk erkende spreker, dat men vóór
twintig jaren dit program een product noemde
van jeugdigen overmoed. Hoe men het nu
noemt, weet il- niet; maar volgens den pro
fessor is het nog heel bruikbaar, omdat al de
daarin geëischte hervormingen nog niet zijn
verwezenlijkt.
Wat is het toch een geluk, zijn tijd zoover
vooruit geweest te zijn! Wat zal liet een zegen
zijn voor de Provinciale Staten, als de
hoogleeraar dit beproefde, doch nog slechts voor
drie kwart of' is het misschien -voor zeven
achtsten'/ verwezenlijkte program in hun
midden gaat toepassen eu er de aanstaande
leden der Eerste Kamer aan gaat toetsen!
* *
De heer Ouperus kon zich maar niet be
grijpen, dat de heer Iluniy "Tindal op de
meeting in Mni.-«»i Stroitcken verklaarde een
aanhanger te zijn van het constitutioneel
koningschap en loch de zwakheden van die
instelling zoo onbarmhartig blootlegde. »Wat
zegt men." zoo vroeg de heer Cuperus
»van iemand, die uitroept ><ik hen uw vriend"
en die er pleizier in heeft, al uw zwakheden
bloot te leggen?"
Nu, mij dunkt, dat Van Alphen zaliger al
een goed antwoord op die vraag heeft ge
geven. Zeide deze brave man niet:
Een vriend die mij mijn feilen toont.
Mij zelden looft en nooit verschoont,
Heeftop mijn hart een groot vermogen;'
Ik weet niet of het begin van den tweeden
regel precies juist geciteerd is, en ik kan het
ook niet nazien, want .mijn jongste kleinzoon
heeft het boekje zoek gemaakt, toen ik er hem
uit won laten leeren. Maar de zin is juist, en
een kleine vergeetaetiügheid zal de lieer
(Alperus, die zeil met den tijd der invoering
van het erfelijk stadhouderschap ongeveer
anderhalve eeuw in de war was, mij wel niet
kwalijk nemen.
:£
* *
Onze Belgische buren zijn druk aan het
redeneeren over de grondwetsherziening.
Natuurlijk hebben de conservatieven en de
doctniuur-liberalen niet; veel zin aan het al
gemeen kiesrecht, en zij probeercn dan ook
allerlei middeltjes om daaraan te ontkomen.
Zoo wil de heer De Smet de Naeyer in plaats
van een belasting-census een
huurwaardecensus. Op die manier zou het kiesrecht al
weer een dubbeltjes-qnaesüe blijven.
Als laatste argument tegen het algemeen
kiesrecht moet bij den heer de Nae^ver de
angst voor het socialisme dienst doen." ,,Het
groote gevaar van onzen tijd is het socialisme,
dat zicli keert, tegen God, tegen den troon.
tegen het gezin en /.('//.stegen het eigendom."
Dat .,:('//*" vind ik bedenkelijk. Zonder
dat zou Onze Lieve Heer nummer een, de
koning nummer twee, de familie nummer
drie en het aardsche slijk nummer vier zijn
geweest. Maar uit dat ,,;clf$' blijkt het dat
de conservatieve spreker een climax heeft
bedoeld. Dit mag eerlijk gemeend zijn, maar
oneerbiedig is het zeker.