De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 8 mei pagina 7

8 mei 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 776 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Betuigingen van hoogachting. * TJD-MiN. BERGAXSIUS: Nu ze in de Kamer STCYFFAIIDT om y.ijn karakter ook al mijn pijp wel aansteken. hoogachten, kun ik met dit papier JÜLIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER. Ik heb er een s over nagedacht, maar de belasting voorstel len van Pierson be vallen me nog al. Als je bedenkt hoe de heele wereld in ?dezen tijd n groot buskruitvat is, en je gerechtigd bent te vermoeden, dat van de honderd lui die je stoep passeeren er minstens n met dynamiet in zijn zak loopt, endatcanaille bij troepen van dui zenden langs de straat flaneert, ja zoo inaar.als op l Mei zijn neus in de Bocht durft steken, om Vening Meinesz en mij te toonen: we zi niets bang voor de gestelde machten, dan kijkje je brandkast aan. met een gevoel als een moeder die haar kind naar Harderwijk ziet vertrekken en bij zich zelf zegt: lieve jongen, wat moet daarvan nog eens terecht komen! Nou, zei ik, verleden Zondagavond tegen Quack, nu zie je dan toch, waar je met je sociale rechtvaardigheid'' naar toe gaal; ze laten je nu nog met rust, maar ze weten wel dat jij net zoo goed een brandkast hebt als ik, en mij loopen ze wel voorbij, want, ze be grijpen, dat ik ze de deur zou uittrappen, maar bij j_ou schellen ze eerstdaags nog eens aan om je heel vriendelijk aan je verstand te brengen, dat /.ij je kapitaal veel beter kun nen gebruiken dan jij. Jij hebt geen kin deren en zij hebben ze bij dozijnen. En gesteld al, dat je, als ik den lust zoudt hebben om ze de punt van je laars te laten zien. je theorieën verbieden je dat Bromrneijer. je begrijpt dat verkeerd, zei Quack. Ik zou goen lust gevoelen tot eenige hand- of' voettastelijkheid over te gaan.... , 't Zou je ook maar geraden zijn. ant woordde ik, hem op zijn handjes wijzende. ! Maar, ik zou de lieden beleefd kunnen noodigen binnen te komen en zeggen, laat ons eens re deneeren. Met redeneeren. Bromrneijer, kom je veel verder dan je denkt. Maar dan moetje ook ! kunnen redeneeren en de moesten leerden dat niet en zouden dat ook niet leeren. al gaf me collega Spruijt ze er jaren lang les in. ? Stel dat b.v. Fortuyn onder die bezoekers was, dan zou ik, als hij naast meopdecanap was gezeten en ik hem een glaasje port had ingeschonken ik weet. niet of' hij rookt anders ook na hem een havana te hebben laten aansteken, pp deze manier toespreken: Zooals u weet, mijnheer Fortuyn, ge voel ik de grootste sympathie voor uw streven; even als u druk ik, zij :t dan ook in gedachte, de lijdende klasse aan mijn hart. O. u weet niet hoc innig ik begaan ben met het lot van zoovele uwer en mijner medernenschen. die m vunze holen en afschuwelijk i'iekende krotten hun beschimmeld stuk broo'd eten en zich spenen moeten aan de hoogere genietingen des levens. aan de fijnere beschaving, aan den dienst der schoonheid, verre verwijderd als zij zijn van Apollo en ook van Minerva's vertroostende lippen. Kom. mijnheer Fortuyn drinkt u eens uit. ? En als u dan ziet. gelijk ik het genoegen mag smaken u er hierop te wijzen hoe Rembrandt, onze eenige Reinbrandt, het licht en het duister wist; te verdoelen, zoodat het duister even heerlijk werd als liet licht ja Mijnheer Fortuyn kijkt n maar. het moet u een wonder toeschijnen, de donkere partijen zijn niet minder geniaal gedaan dan de lichte en geven aan deze eerste haar voile waarde dan zult u het mij willen toestemmen, dat in een volmaakt kunstwerk de con trasten niet ontbreken mogen. Contrasten zeg ik, en hiermede leg ik den vinger op hot zwakke punt van uw economisch systeem U permitteert het me het u f'ranchement te zeggen . . . Uw richting nivelleert te veel. Zij miskent de waarde der tegen stellingen ; zij is aiili-reinjirandlicl;. Aan uwe scherpzinnige 'oogen ontsnapt de boteekenis van bet pittoreske, het schilderachtige ziet daarom voorbij, hoe juist in de aü'reuse sociale toestanden een niet te versmaden schoonheidselement gelegen is, waarvan u de armen niet berooven mag. .. Dat 's nu wel weergaasch gemakkelijk, zei ik; je hebt een mooi praatje over je, jij kunt Itij een schilderij huilen als een kind,?maai'ik, die voor al die soort van dingen maar weinig meer oog eu gevoel heb dan een stokvisch, zou er slecht mee opschieten en ik geloof toch dat, als die Fortuvn een kerel is zoo als ik hem meermalen heb hooren beschrijven, hij in staat zou wezen je bij je kraag Ie pakken en je toe te snauwen: nu geen geleuter. ?-de sleutel van je brandkast? Want daarom alleen is het die dood vreters te doen. (Juaek, die altijd netjes blijfl. óók als hij met mij redeneert, achtte zich bepaald beleedigd in zijn medemensch, nu ik hem aldus ant woordde en koos hel hazepad niet een Adieu" en een glimlachje, alsof hij zeggen wilde: ik wou dat jij dien Fortuyn eens op-visite kreeg. Maar. dat 's waar. ik geloof dat de lui op den verkeerden weg zijn: dat is een aandoenlijkheid en lieflijkheid, een vriendschappelijk heid links en rechts, datje er wee van wordt. En bij hen, die je zoudt meenen, dat nog het vast in hun schoenen staan, hel meest. Over die Parijsclie jury praat ik niet, het spreekt van zelf, Ravachol hadden zij moeten opknoopen, maar de lafaards dorsten niet. omdat zij dachten, als wij dat doen. gaan wij morgen zelf er aan; en van alle besef van verantwoordelijkheid moet iemand ontbloot zijn, als hij zoo'n offer aan het algemeen be lang te zwaar acht. Dat zeg ik. Ik wou dat ?ik eens in die jury gezeten had! Wat zou het mij een genot geweest zijn, een voorbeeld van onverschrokkenheid te hebben kunnen geven aan dat Fransche gespuis en aan zoo'n Fransche rechtbank. Kn toch komt de vraag bij mij op: zou een Hollandsche jury wel veel cordater zijn geweest'? In dat dynamiet zit een verdoemde kracht, een verdoemde kracht zeg ik, omdat het de lui zoo demoraliseert. Wees vuurvreter zooveel je wilt, als je de positieve basis van doodsverachting mist. brengt een enkele patroon op een afstand van honderd uur je al van (fe wijs. . . en maken de stevigste beenen zulke onzekere bewegingen. Daar heb je nu Kareltje, een vent als een boom, voor geen geruchtje ver vaard, die met zijn pen het, jan hagel van de straat veegl als hij wil, hij stond verleden week, nadat hij zooveel over dynamiet te Pa rijs had gelezen en geschreven, eensklaps met zijn armen wijd open naar den werk man gekeerd, te roepen : komt toch tot mij, me lieve menscheii, ik wil alles voor jelui doen wal, ik kan, maar houden jullie je dan ook fatsoenlijk! Nu vraag ik dan toch, waartoe dienen zulke praatjes? Als je ze brutaal wilt maken, moet je je maar hang toonen, zoete broodjes bakken, en ofschoon je altijd mijnheer geweest bent, je zelf aan hen presenteeren, als hun nederige dienaar. Ik wou liever! Neen. mijn stelregel is en blijft. De Bocht is de Bocht (Mi de Jordaan de Jordaan. en die daaraan iets veranderen wil. pleegt schennis aan het Heilige, want, dat de lïocht de Bocht en de Jordaan de Jordaan is. is het; gevolg van (lods ordonnantiën. En daartegen helpen geen opruiende taal. geen optochten, geen oploopjes, geen aanslagen, daartegen is zelfs het dynamiet onmachtig. liet is niets dan een waan van den dag. dal. er ooit een lijd zal komen, dal, er in de .Jordaan evenveel geld zal zitten als in de Bocht; dat sprookje, waarmee; de lui elkaar 't hoofd warm maken, dal, sprookje van de boel te vcrdeetcn, is nonsens. En nu doet het me toch genoegen, dat. terwijl Quaek en Karel. en zooveel an deren, handjes schudden met het volk en het in de meening brengen, dat de rijkelui. als For tnyn c.s. het maar een beetje fatsoenlijk aanleg gen, een heel eind met hen willen meegaan, niet door Pierson wordt "vvolgd althans niet meer dan in schijn. Nu ik zijn belasting wetten nog eens bestudeerd heb, zie ik, dat hij ons toch nogal aardig beschermt tegen het grauw. Van die progressie, dat zuiver socialistisch beginsel, wil hij eigenlijk niets weten, en die laat hij dan ook zoo goed als geheel voor het personeel je bedienden en de personeele belasting?over; hij denkt, die zoo gek is weinig te bezitten en veel te verteren, moet dan ook maar veel betalen. Maar leeft iemand wat zuinig, zooals ik, die geen tiende deel van mijn inkomen op maak, nu dan loopje nog al aardig vrij. Dan kun je verder bij de vermogensbelasting heel geschikt in je voordeel werken met je balans, en met je effecten mag je leven al naar je min of meer aan de plechtigheid hecht. Want en dat is bijzonder verstandig van iemand die de Bocht door en door kent de, aan giften blijven geheim, daar kraait dus geen haan naar, en als je de helft van je vermogen voor het geheel wilt laten doorgaan heb je niets anders te doen dan plechtig te verklaren" dat een half gelijk een is, wat elk rechtgeaard koopman van zijn jeugd af geleerd heeft, en wat het geheele ^ederlandsche volk in zijn han del met den fiscus als de eerste aller waar heden dagelijks erkent; zoo dat de Minister, practisch en logisch, dan ook volkomen terecht aanneemt, dat in belastingzaken twee maal twee niet altijd vier is. Zeker, ook Pierson geeft in zijn vermogens belasting blijken, dat hij niet heelemaaf tegen den stroom kon oproeien. Maar als ik bedenk, dat hij in een tijd leeft, waarin zelfs een kerel als mijn vriend Karel aan het waggelen raakt, moet ik toch-zeggen: '_t kon erger. Alles goed overwogen lust ik'zijn wet wel!... /ou de Bocht niet een adres aan de Tweede Kamer kunnen zenden, om Z. Exc. te steu nen ?... Daar moet ik Rahusen eens over spreken of' Tobi,... in elk geval kan Grondiret het wel doen. SNUIFJES. Een der medewerkers van het Rotterdamsch X/cturnblad heeft zich verdienstelijk gemaakt door voor en bij het bezoek onzer koningin nen Sand in het Scnwarzwald te gaan inspecteeren. Ik weet nu door hem?eere wien eere toekomt! dat band geen dorp is,maar een alleenstaand hotel; »in net heerlijke hoogwoud is het gelegen met groote veranda's, groote eetzaal, biljart en leeszaal." .Niettegen staande al deze aanlokkelijkheden op b-8'meter boven de zee, vind ik de beschrijving van den correspondent meer om te klappertandeii dan om te watertanden. »llet sneeuwde geducht en het hotel en de omstreken Jagen in eene sneeuwlaag van eenige voeten dik, daar" let wel, alles is in dit schrijven gemotiveerd -het eene geheele week gesneeuwd had en de thermometer beneden vriespunt bleef." Do medewerker verzwijgt niet, dat het >erg frisch" was, toen hij stapvoets in een open wagentje, niet een demi saison aan, door de sneeuw reed. Gelukkig merkt men uit het ver haal, dat er onder dien demi saison een warm hart klopta. Dat is klaarblijkelijk 's mans be houd geweest. «Toen Hare Majesteiten de plaats voor het hotel opredeiijfcheen vriendelijk de oranjezon". Wat zal dit ongewone natuurverschijnsel op de Schwarzwaldcr boertjes een diepen indruk hebben gemaakt! * ProfessorAsser is een benijdenswaardig man. Hij is in het bezit van een politiek program, dat twintig jaren oud is en nog niet verouderd. Bescheidenlijk erkende spreker, dat men vóór twintig jaren dit program een product noemde van jeugdigen overmoed. Hoe men het nu noemt, weet il- niet; maar volgens den pro fessor is het nog heel bruikbaar, omdat al de daarin geëischte hervormingen nog niet zijn verwezenlijkt. Wat is het toch een geluk, zijn tijd zoover vooruit geweest te zijn! Wat zal liet een zegen zijn voor de Provinciale Staten, als de hoogleeraar dit beproefde, doch nog slechts voor drie kwart of' is het misschien -voor zeven achtsten'/ verwezenlijkte program in hun midden gaat toepassen eu er de aanstaande leden der Eerste Kamer aan gaat toetsen! * * De heer Ouperus kon zich maar niet be grijpen, dat de heer Iluniy "Tindal op de meeting in Mni.-«»i Stroitcken verklaarde een aanhanger te zijn van het constitutioneel koningschap en loch de zwakheden van die instelling zoo onbarmhartig blootlegde. »Wat zegt men." zoo vroeg de heer Cuperus »van iemand, die uitroept ><ik hen uw vriend" en die er pleizier in heeft, al uw zwakheden bloot te leggen?" Nu, mij dunkt, dat Van Alphen zaliger al een goed antwoord op die vraag heeft ge geven. Zeide deze brave man niet: Een vriend die mij mijn feilen toont. Mij zelden looft en nooit verschoont, Heeftop mijn hart een groot vermogen;' Ik weet niet of het begin van den tweeden regel precies juist geciteerd is, en ik kan het ook niet nazien, want .mijn jongste kleinzoon heeft het boekje zoek gemaakt, toen ik er hem uit won laten leeren. Maar de zin is juist, en een kleine vergeetaetiügheid zal de lieer (Alperus, die zeil met den tijd der invoering van het erfelijk stadhouderschap ongeveer anderhalve eeuw in de war was, mij wel niet kwalijk nemen. :£ * * Onze Belgische buren zijn druk aan het redeneeren over de grondwetsherziening. Natuurlijk hebben de conservatieven en de doctniuur-liberalen niet; veel zin aan het al gemeen kiesrecht, en zij probeercn dan ook allerlei middeltjes om daaraan te ontkomen. Zoo wil de heer De Smet de Naeyer in plaats van een belasting-census een huurwaardecensus. Op die manier zou het kiesrecht al weer een dubbeltjes-qnaesüe blijven. Als laatste argument tegen het algemeen kiesrecht moet bij den heer de Nae^ver de angst voor het socialisme dienst doen." ,,Het groote gevaar van onzen tijd is het socialisme, dat zicli keert, tegen God, tegen den troon. tegen het gezin en /.('//.stegen het eigendom." Dat .,:('//*" vind ik bedenkelijk. Zonder dat zou Onze Lieve Heer nummer een, de koning nummer twee, de familie nummer drie en het aardsche slijk nummer vier zijn geweest. Maar uit dat ,,;clf$' blijkt het dat de conservatieve spreker een climax heeft bedoeld. Dit mag eerlijk gemeend zijn, maar oneerbiedig is het zeker.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl