Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 777
gesteld. Al maakte het Berlijnsche publiek
aich vroolijk over den geprojecteerden eenden
vijver, die het koninklijk slot tegen anar
chisten zou beschermen, de heer Kun ze
scheen aardig op weg om zijn zin te krij
gen en de regeering deed alsof zij van niets
wist.
De ernstige waarschuwing van den heer
Richter aan het adres der verantwoordelijke
raadslieden der Kroon kwam te rechter tijd,
en zijne onthullingen over de knoeierijen van
Kunze waren onbarmhartig, maar nuttig en
noodig. De minister Von Bötticher, die
natuurjijk het gevaar had zien aankomen, had
zich gewapend met eene kabinetsorder,
waardoor het plan van de heeren Ziller en
Kunze voor goed in de doofpot werd ge
stopt.
Een nuttige les voer alle Kunze's
maar ook voor de-ministers, die van hunne
verantwoordelijkheid soms een zonderling
besef hebben, en niet het minst voor den
keizer, die zich eene hoogst onaangename
teleurstelling had kunnen besparen, als hij
had begrepen, dat zijne itiacht, zonder de
medewerking uan de volksvertegenwoordiging
en de verantwoordelijke raadslieden der
Kroon, zich vrijwel tot machtwoorden bepaalt.
Drie maanden fabrieksarbeider, door
PAUL GÖHBE ver'aald door Hel.
Mercier.
De heer Paul Göhre, een Duitscher, een jeugdig
eandidaat in de theologie, was vol belangstelling
TOOT de arbeidersbeweging. Hij begreep, van hoe
groot belang het voor hem in zijn toekomstigen
werkkring als geestelijke zou zijn uit eigen aan
schouwing juiste kennis van die beweging te heb
ben. En hij zag in, dat het verkeer als gelijke
onder de arbeiders het eenige middel was om die
juiste kennis te krijgen.
Vandaar zijn besluit zelf een tijd lang arbeider,
liefst fabrieksarbeider, te worden.
Hóe hij dit beslutt ten uitvoer bracht, en welke
zyn ondervindingen .waren bij die tenuitvoer
brenging vertelt hij in het boek, waarvan de titel
hierboven is afgedrukt. Mej Helene Mercier be
zorgde daarvan een Hollandsche vertaling en zij
deed daarmede-een nuttig werk. Want het boek
T»n den heer Göhre verdient ten volle in ruimen
kring bekend te worden.
Dat het niet onbelangrijk zou zijn, dit kon men
a priori verwachten. Het opvatten en consequent
ten uitvoer brengen van zijn besluit getuigt van
zoo oprechte belangstelling en zoo groote energie,
dat daarop ernstige en nauwgezette waarneming
moest volgen; en het spreekt van een zoo diepe
overtuiging, dat het arbeidersvraagstuk in de eer
ste plaats uit het oogpunt der arbeiders en eerst
in de tweede plaats uit het oogpunt der gezeten
burgerij moet bekeken worden, dat ook de waar
borgen voor vrij groote onpartijdigheid aanwezig
z\jn. Natuurlijk niet van volkomen onpartijdigheid.
Deze is misschien onmogelijk, maar zeker niet te
verwachten van een toekomstig geestelijke, die
door zijn opleiding, door het uitzicht op en hot
denken over zijn toekomstige werkzaamheid een
aantal denkingen en gevoelingen gekregen heeft,
welke hem zeer bizonier van anderen onderschei
den en hem dwingen vele zaken met heel andere
oogen aan te zien dan gewone monsehen.
Mis
Iiater kun je alles ophelderen, en daar je
van goede afkomst bent. zal de familie
Seipel je misschien wel weer in genade aan
nemen," troostte ik hem.
Hoe zouden wij nu ons plan ten uitvoer
brengen ? Na eenig nadenken kwam ik op
het idee, een boerenjongen, dien ik in het
dorp had loeren kennen, om te koopen, om
ons te helpen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik
ging naar het dorp* en sprak met den jon
gen, die zich voor een paar blanke thalers
gauw genoeg liet vinden. Hij zou een wa
gen gereed houden en 's nachts om n uur
in den tuin onder onze vensters komen, orn
onze koffers, die wij aan een touw zouden
aflaten, in ontvangst te nemen en dan ver
der op ons wachten. Toen alles goed was
afgesproken, kocht ik een touw, keerde naar
huis terug en pakte ons boeltje bijeen.
Wij brachten den avond als gewoonlijk in
de huiskamer door, nadat wij op het terras
gedineerd hadden ; er werd muziek gemaakt,
gepraat en gelachen en tegen elf uur gingen
wij naar onze kamers. Een uur daarna lag het
geheele huis in diepe rust verzonken. Schielijk
maakten wij ons nu tot de vlucht gereed,
bliezen het licht uit en wachtten de dingen
die zouden gebeuren. Zwijgend en landerig
zaten wij op de sofa te rooken, en on/.c on- i
aangename positie te verwensenen.
't Was gelukkig lichte maan. Ik trad aan
het venster. Vredig strekte de tuin zich voor
ons uit, in liet zilveren schijnsel, 't Zou j
dadelijk n uur slaan, ieder oogenblik kon
onze redder komen. Daar hoorde ik ook
reeds geritsel en naderende schreden. Ilij
was over den tuinmuur geklommen. Plotse
ling ... verwoed hondengebiaf en angstig
gillen en schreeuwen!... Alle duivels! de
hof hond, die altijd aan den ketting lag, maar
's nachts zeker werd losgelaten ! De man
was ongetwijfeld met het woedende dier
slaags geraakt; er steeg ten minste een
heidensch lawaai op, dat alle bewoners der
villa uit den slaap wekte. Wij hoorden spre
ken en loopen, de voordeur knarste en twee
mannen met lantarens liepen den tuin in.
Het geheele huis was in opschudding.
Onze vlucht was voorloopig verijdeld. Snel
deed ik het touw van de koffers af' en sleepte
ze weer in den hoek. Nauwelijks had ik dit
schien beu ik in de gelegenheid sporen van deze
eigenaardigheid ook bij den heer Göhre aan te
wijzen.
Zijn boek, zeide ik, is belangrijk; maar iet is
m.i. vooral in een ander opzicht belangrijk dan
hij zelf meent.
In het voorbericht nl. waarschuwt hij zijn lezers
ernstig tegen het generaliseeren van de gevolg
trekkingen, waartoe hij gekomen is. Hij schikt zich
dit doende naar de mode van den dag, wier vol
gers er van houden te dec'ameeren tegen
doctrinairisme of stolselzucht of hoe zij het anders ge
lieven te noemen, maar die tevreden behoorden
te zijn met zich te verzetten tegen overdreven
doctrinairisme of bekrompsn stelselzucht; die even
wel in dit uiterste vervallen, omdat zij een een
voudige waarheid vergeten, welke, naar het schijnt,
niet dikwijls genoeg herhaald kan worden. Deze
waarheid nl. dat alleen gesystematiseerde kennis,
kennis voor zoover ze in een stelsel is gebracht,
voor zoover er generalisaties van zijn gemaakt,
voor de manschen eenige praktische waarde heeft.
Gelukkig is de heer Go are verstandiger dan zy n
woorden zouden doen vermoeden. Immers zijn boek
is juist belangrijk om de wijze, waarop hij weet
te generaliseeren, om de algemeene gevolgtrekkin
gen, die h\j uit' zijn waarnemingen maakt. En
nu vermoed ik, dat hij zijn gedachte onjuist uit
drukt, als hij te verstaan geeft, dat naar zijne
meening deze gevolgtrekkingen alleen gelden voor
den Saksischen arbeider. Ik geloof, dat hij ze voor
alle arbeiders wil doen gelden en dat hij dus met
zijn waarschuwing tegen het generaliseeren daar
van niets anders kan bedoelen dan dit: dat men
-ze moet beschouwen als voorloopige generalisaties,
die misschien in velerlei opzicht correctie noodig
hebben.
Een paar dier gevolgtrekkingen, die mij belang
rijk toeschijnen en die vermoedelijk ook de heer
Gohre, even als ik; voor toepasselijk houdt op an
dere arbeiders dan de Saksische, wil ik hier noe
men. O/er de waarnemingen, waaruit zij zijn op
gemaakt, leze men het boek zelf na.
De eerste dezer gevolgtrekkingen is, hoe dik
wijls ook reeds uitgesproken, no.; altijd bizonder
nuttig om te overdenken voor vele leden der bur
gerij. Het is deze: dat de beweging onder de ar
beiders, de sociaal-democratische beweging, zooals
men haar gewoonlijk zeer onjuist noemt, niet een
gevolg is van de agitatie der leiders, van beet
hoofden en eerzuchtigen en menscheri van kwade
trouw;, maar voortkomt uit de arbeiders zelf,
ontstaat uit een groot gevoel van ontevredenheid
met hun tegenwoordigen toestand, uit een toene
mend besef van gelijkheid met de leden der hoo
gere standen en een daaruit volgend bewustzijn,
dat zij er aanspraak op kunnen maken het in de
wereld even goed te hebben als deze. Zij is dus
wezenlijk democratisch van aard; niet een toeval
lig verschijnsel, een gevolg dtr werkzaamheid van
enkele personen, maar een voorxetting der demo- j
cratische ontwikkeling van de laatste eeuw.
De tweede gevolgtrekking daarentegen, die uit
de eerste volgt, maar haar tevens uitbreidt, zou
men ter overweging kunnen aanbevelen aan de
vele haele en halve socialisten van tegenwoordig.
Het is deze: dat de overgroote meerderheid dor
arbeiders zich aansluiten bsj de sociaal-democra
tische partij niet omdat zij overtuigde voorstanders
zijn van nat sociaal-democratische stelsel, van
maatschappelijke productie en verdeeling der pro- i
ducten, maar omdat zij deze partij beschouwen
als verdedigster hunner belangen, als een werktuig '
waarvan zij zich kunnen bedienen om lotsverbe
tering, grootere gelijkheid met de leden der hoogere
gedaan en <jns zelf even als onze bedden in
wanorde gebracht, of er werd geklopt. Ik deed
open en zag onzen gastheer met een lantaren i
in de hand, die ons meedeelde dat er ver
moedelijk een dief in den tuin was geslopen.
De hond had hem aangevlogen, maar de
schavuit had het trouwe dier half doodge
slagen en was ontsnapt. Te oordcelcn naar
de bloedsporen, platgetrapte bloemen en de
flarden van een boezcroen, moest hij er ech
ter niet malsch zijn afgekomen. Wij konden
intusschen rustig ons hoofd weer neerleggen \
hij had onmiddellijk een tweeden houd
losgelaten ; er was dus niets meer te vreezen.
Toen hij zich verwijderd bad, bleven wij
als wezenloos zitten, aan een heimelijke
vlucht was natuurlijk niet meer te denken ;
wij ontliepen ons noodlot niet. Ge kunt u
voorstellen, dat we dien nacht niet veel heb
ben geslapen ; eerst tegen den morgen viel
ik in een onrustige sluimering.
Toen ik wakker werd, was het reeds
klaarlichte dag. \Yat nu begonnen. Wij be
raadslaagden lang of wij den heer Seipel
alles zouden ophelderen en om vergeving
vragen, of den vreemde in bet vertrouwen
nemen en zijn stilzwijgen verzoeken. Het
slot was dat wij naar omstandigheden be
sloten te handelen. J Vlades jammerde maar
aldoor, wat lïetty wel van hem zou denken.
Wij ondervroegen liet dienstmeisje dat onze
koffie boven bracht en vernamen dat de ver
wachte gast nog niet was aangekomen. Plot
seling kreeg ik weer een ingeving :
»Zeg, Pylades, we knijpen zonder onze
bagage uit. Stom ! dat we daar niet eerder
aan (lachten. Van uit Dresden helderen wij
de bcelc historie schriftelijk op en vragen
of ze ons goed willen nazenden."
Mijn vriend vond dien voorslag uitstekend.
Wij voorzagen ons van het allernoodigste en
gingen in den tuin ; daar vandaan zouden
wij een wandeling naar het dorp maken, een
rijtuig huren en dan : als de wind naar het
station.
Juist maakten wij liet tuinhek open, toen
we achter ons hooren roepen. Wij xien om
en onze gastheer komt lachend naar
ons toe.
»Waar gaat dat heen, langslapei-s ?" vraagt
hij, ons de hand reikend. «Goeden morgen !
standen, te krijgen. In haar wezen en oorzaken
dus, zoo luidt alweder de conclusie, heeft de ar
beidersbeweging met socialisme niets, met demo
cratie zeer veel te maken. Het socialistische
systeem kon veel dwazer zijn dan het is, en toch
zouden de arbeiders zich bij de sociaal-democra
tische partij voegen, indien deze even krachtig
voor hun belangen optrad en beweerde op te
treden als thans. En aan den anderen kant: het
socialistische systeem kon een voorbeeld zijn van
weldoordachte logica toegepast op nauwkeurige
waarnemingen en toch zou geen arbeider zich bij
de socialistische partij aansluiten, indien de toe
stand der maatschappij zoodanig was, dat aan zijn,
gevoel van gelijk reent op welvaart met de leden
der hoogere standen in genoegzame mate voldaan
werd.
Nog een derde algemeene gevolgtrekking van
den heer Götire wil ik hier met een enkel woord
vermelden. Hij is tot de overtuiging gekomen,
dat de tegenwoordige toestand der maatschappij,
in het bizonder de toestanden in de groote centra
der voortbrenging: de groote bedrijven, de
opeenhooping der werklieden, de wijze waarop zij
wonen, de lange duur van den arbeid enz., aan
leiding hebben gegeven en nog geven tot zeer
belangrijke wijzigingen van het moreele denken
en voelen der arbeiders. Hij verklaart b. v. uit
drukkelijk, dat bij de fabrieksbevolking onzer
groote steden het familieleven in zijn
overgeleverden vorm tengevolge'van dezen toestand reeds
niet meer bestaat." Deze opmerking van den
heer Göhre, zoowel de algemeene als de meer
bizondere, die ik als voorbeeld aanhaalde, i» ge
loof ik zeer juist en getuigt voor hem, die volko
men onder de heerschappij der traditioneele moraal
staat, van groote objectiviteit. Voor haar induc
tieve gronden verwijs ik ai weder naar zijn boak.
Op céne zaak evenwel kan ik niet nalaten naar
aanleiding daarvan de aandacht te vestigen. Wan
neer werkelijk maatschappelijke veranderingen het
' moreele denken en voe'en der arbeiders (en niet
alleen dat der arbeiders zoii ik meenen) aanmer
kelijk hebben gewijzigd, is het meer dan tijd de
maatschappelijke instellingen, die niet meer met
dat denken en voelen overeenstemmen, zoo te
wijzigen, dat de overeenstemming wordt hersteld.
Zóó echter denkt de heer Gö'.ire niet. Hij wil
slechts, desnoods kunstmatig veroorzaakt, zulke
veranderingen in den maatschappelijken toestand,
dat de nieuwe moreele gevoclingen en denkingen
weder vervangen kunnen worden door de oude.
Deze wijze van denken, die men met verwisseling
van oud en nieuw, de socialistische zou kunnen
noemen, gaf mij, naar ik ineen, recht tot de
bewering, dat de heer Gühre zich in zijn on
partijdigheid niet boven de begrippen van zijn
zijn stand heeft kunnen verheffen. Boven die van
stand als geestelijke, bedoel ik, want boven die
van zijn stand als burgerman staat hij verre.
D. G. JELI.JCRSMA.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Salon des Yariétus: BluncliMe. J)c
Jirazihaan.
Artis-Schouwburg: De Masculta.
In liet Salon des Variéiés had Woensdag, 11
dezer, de eerste voorstelling plaats van Ittditchette,,
het tooneelspel in a bedrijven van tugène Brieux,
waarmede het Théatre Jjiure" ons nog geen
maanden geleden deed kennis maken. Een nieuw
IMV vriend kan elk oogenblik hier zijn, mijn- i
heer Dawison/'
Alweer mis! Ik gevoelde mij erg klein.
Seipel's joviale toon deed mij pijnlijk aan,
hoe zouden wij binnen een half uur mis
schien tegenover hem staan ! 'i
Hij wandelde met ons naar huis terug on
vroeg deelnemend, hoe wij na den schrik !
hadden geslapen. Hij had onze rust niet j
willen storen en daarom order gegeven ons j
niet te wekken. Verder geloofde hij den dief
oj) bet spoor te zijn ; hij had zijn pet
tusschen de bloemen gevonden. ;
Zoo keuvelde hij voort. Daar klinkt
buiten een poslJiooru en met den uitroep :
»daar is hij eindelijk,'1 snelt onze gastheer
de kamer weer uit. Was de eenige uitgang
door den tuin ons niet afgesneden geweest,
dan zouden wij nog het hazenpad hebben ;
gekozen. Xu moesten wij lijdelijk afwachtoji.
Daar klonken naderende voetstappen en
stemmen. Pylades. verstopte zich in den ver- '
sten boek van het vertrek. De deur ging
open en naast onzen gastheer verscheen een
niet minder welgedane en joviaal uitziende i
oude beer, die met uitgebreide armen naar
mij toesnelde, maar eensklaps verwonderd
bleef staan en mij hoofdschuddend aankeek.
»Hé! dat hadt je niet verwacht zulke gasten
bij mij aan te treffen, oude vriend ?'' roept
Seipel lac'.iend in zijn handen wrijvend.
>.llm ... ja ... dat... maar dat is Dawi
son niet!" bakkelt de oude heer eindelijk.
Seipel ziet hem aan alsof' hij aan zijn ver
stand twijfelt: : kom ! maak geen gekheid!''
Hoe ik daarbij te moede was, is eenvoudig
niet te beschrijven. Eindelijk schepte ik
moed.
;Ja, 't is waar mijnheer Seipel ... ik moet
u eindelijk een misverstand ophelderen
dat... ik ben . . ." ? i
»Wat 'i wat r1" schreeuwde onzen gastheer,
om de beurt, mij en zijn vriend aanziende, l
die niet wist of hij ernstig moest blijven of
lachen.
»IIij lijkt wel op hem, maar Dawison
is het niet!''
-, Wat': Heb je ... dan ben je... schreeuwde
Seipel, die van woede bijna niet kon
spreken."
Op eens gebeurde er iets onverwachts.
bewijs van den moed en de voortvarendheid der
Salon-directie, die op hoogen prijs dient gesteld
te worden. Van den moed vooral! De voorstelling
van Blanchette was een sensationeele triomf voor
het Tbéatre Libre", een van die te schaars ge
boden kunstuitingen, waarin het voortreffelijke
zoo hel uitschittert, dat men zich geheel aan de
bekoring daarvan moet en mag overgeven, dat
het vrijstaat te genieten volop en zonder voorbe
houd, dat het geoorloofd is geen onvolkomenheden
te zoeken, geen vlekjes te bedenken. De voor
stelling in het Salon des Variétés bevatte en
als geheel en in onderdeden veel goeds, veel
degelijks; toch stond zij ir. beide opzichten eenige
trappen beneden die van het Thé;Ure Libre";
daar men zich in tal van kleinigheden van regie
en mise-en-seène, v.an tooneeleffecten en
jeux-descène aan Antoine's opvattingen gehouden had,
deed zij herhaaldelijk aan een goede copie, een
verdienstelijke pastiche denken. Op hem, die de
Fransche Blauchette heeft gezien, zal de Holland
sche in tal van onderdeelen minder indruk maken,
omdat hij ze kleurrijker zag uitgebeeld; den velen,
die niet in dit geval verkeeren, wordt ten sterkste
aangeraden met de Blanchette van het Salon des
Variétés te gaan kennismaken.
Over het stuk sprak ik, toen Antoine het ons
bracht, Op de philosophische pointe kan nog ge
wezen worden. Blanchette's ongeluk is, dat zij
een opvoeding boven haar stand krijgt, dat zij,
het boerenmeisje, als een stadsjufförtje, naar de
kostschool wordt gestuurd en zich aldus aspiraties,
behoeften en begeerten eigen maakt, waarvan de
vervulling voor haar meer dan prob'ematisch is.
Toch gaat dit niet geheel op. De catastrophe zou
achterwege zijn gebleven, waarschijnlijk althans,
indien Biancuette terstond een plaats'als onder
wijzeres ware ten deel gevallen. Mon zou dan kun
nen zeggen: Blanchette's ongeluk is, dat zij werd
opgeleid voor een vak, als bijna alle zuchtende
onder overproductie, dat meji haar kundighe
den opdrong, die zij niet vruchtbaar kan maken;
veel verschil geeft dit echter niet. De hoofdzaak
blijft: waarom liet men het hoerenkind niet
opgroeien als hoerenkind? Waarom bracht men
het buiten haar kring en omgeving? Daarin zou
het misschien tevreden en gelukkig zijn geweest.
In de van smaak en oordsel getuigende vertaling
van den heer C. F. v. d. II. heeft het tooneelspsl
buiten diens schuld enkele veertjes moeten laten
vallen. Het pittoreske patois-glimp'je van het
oorspronkelijke miste men ongaarne. Nog hoor
ik herhaaldelijk Antoine's1 stroeve, dof-harde Kh
ben! 's.
Alvorens het spel der hoofdpersonen in bij
zonderheden te bespreken, dient op het vol
gende gewezen. En mevrouw Rüssing
(B'ancliette) en de heer Poolman (Rousset) deden mij
herhaaldelijk meer aan mevrouw Rüssing on den
heer Poolman dan aan Blanchette en Rousset
denken; bij Jeanne Dulac en Antoine was dit
geen oogenblik het geval. Hoe komt dit? Niets is
eenvoudiger. Omdat de beide eersten artisten zijn,
die ik als zoodanig sinds vele jaren ken, wier
gelaat, stem en gedaante voor mij een vasten
vorm hebben aangenomen, die ik in al hun crea
ties terugvind, terwijl dit bij de laatsten niet het
geval is. Ook mag niet vergeten worden ik
vind het niet meer dan billijk dit te herinneren
dat vreemde artisten zich meestal slechts in en
kele rollen vertoonon. terwij! wij de onzen vaak in
de moest uitecnloopende karakters zien optreden
en kunnen bewonderen. Mevrouw Rössing heeft
Jeanne Dulac niet geëvenaard; wat doet het er
toe? Zij heeft zooveel schoons gegeven, dat zij
Pylades had zich naar den ouden heer om
gekeerd. Nauwelijks had deze zijn gezicht
gezien, of bij uitte een kreet van verrassing
en ijlde naar hem toe.
»Wel heb ik!... 15en je't wezenlijk, mijn
beer Perkulm George 'i Hoe kom je hier
verzeild ;?"
Om het maar in eens te zeggen: de oude
beer was de advocaat Weber. die sints jaren
met de familie van mijn vriend omging en
dezen van zijn prilste jeugd af had gekend.
Wij biechtten alles eerlijk op en onze gast
heer lachte eindelijk zelf het hardst om mijn
grappig verbaal van de avonturen, die wij
samen doorleefd hadden.
.Natuurlijk liet hij ons toen in 't geheel
niet gaan ! Er werd dadelijk naar Pylades
vader getelegrafeerd, die reeds den volgen
den morgen kwam opdagen en uit vreugde,
dat zijn zoon terecht was, hem zijn (lommen
streek vergaf. Ik bracht mijn vriend aan
liet verstand, dat bij geen greintje talent
voor liet tooneel bezat, en op die wijze juf
frouw Betty, die hij oprecht lief had, nooit
zou veroveren, Met vereende pogingen ge
lukte het ons ten slotte hem te bewegen,
zijn studiën weder te hervatten. Xu een
hark'Jk afscheid van onzen gullen gastheer
en zijn beminnelijke familie togen wij naar
Dresden, waar ik eenige weken bij mijn
vriend aan huis bleef logeeren.
Van dien tijd dateert mijn carrière. Op
voorspraak van den ouden heer Perkulm,
die vele conneetiën bad, werd ik voor kleine
rolien aan den Drcsdener schouwburg geën
gageerd, dien ik een jaar of wat later voor
een eerste emplooi aan een ander
hoftheater verliet. Pylades deed kort daarop
zijn staatsexamen en verloofde zich met juf
frouw Betsy Seipel.
Dawison heb ik tot zijn onbeschrijflijke
pret de heele geschiedenis verteld. Hij
lachte, dat de tranen hem langs de wangen
rolden. Eri als hij mij na dien tijd zag,
vroeg hij altijd: »Zoo, Dawison, hoe gaat,
het? Wanneer krijg ik mijn aandeel van
het concert:'''
-Maar een kunstreis", eindigde
Angelstein »heb ik nooit weer gemaakt.. . (lat
kan ik jelui verzekeren! Aannemen! een
punch!"