De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 15 mei pagina 2

15 mei 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 777 gesteld. Al maakte het Berlijnsche publiek aich vroolijk over den geprojecteerden eenden vijver, die het koninklijk slot tegen anar chisten zou beschermen, de heer Kun ze scheen aardig op weg om zijn zin te krij gen en de regeering deed alsof zij van niets wist. De ernstige waarschuwing van den heer Richter aan het adres der verantwoordelijke raadslieden der Kroon kwam te rechter tijd, en zijne onthullingen over de knoeierijen van Kunze waren onbarmhartig, maar nuttig en noodig. De minister Von Bötticher, die natuurjijk het gevaar had zien aankomen, had zich gewapend met eene kabinetsorder, waardoor het plan van de heeren Ziller en Kunze voor goed in de doofpot werd ge stopt. Een nuttige les voer alle Kunze's maar ook voor de-ministers, die van hunne verantwoordelijkheid soms een zonderling besef hebben, en niet het minst voor den keizer, die zich eene hoogst onaangename teleurstelling had kunnen besparen, als hij had begrepen, dat zijne itiacht, zonder de medewerking uan de volksvertegenwoordiging en de verantwoordelijke raadslieden der Kroon, zich vrijwel tot machtwoorden bepaalt. Drie maanden fabrieksarbeider, door PAUL GÖHBE ver'aald door Hel. Mercier. De heer Paul Göhre, een Duitscher, een jeugdig eandidaat in de theologie, was vol belangstelling TOOT de arbeidersbeweging. Hij begreep, van hoe groot belang het voor hem in zijn toekomstigen werkkring als geestelijke zou zijn uit eigen aan schouwing juiste kennis van die beweging te heb ben. En hij zag in, dat het verkeer als gelijke onder de arbeiders het eenige middel was om die juiste kennis te krijgen. Vandaar zijn besluit zelf een tijd lang arbeider, liefst fabrieksarbeider, te worden. Hóe hij dit beslutt ten uitvoer bracht, en welke zyn ondervindingen .waren bij die tenuitvoer brenging vertelt hij in het boek, waarvan de titel hierboven is afgedrukt. Mej Helene Mercier be zorgde daarvan een Hollandsche vertaling en zij deed daarmede-een nuttig werk. Want het boek T»n den heer Göhre verdient ten volle in ruimen kring bekend te worden. Dat het niet onbelangrijk zou zijn, dit kon men a priori verwachten. Het opvatten en consequent ten uitvoer brengen van zijn besluit getuigt van zoo oprechte belangstelling en zoo groote energie, dat daarop ernstige en nauwgezette waarneming moest volgen; en het spreekt van een zoo diepe overtuiging, dat het arbeidersvraagstuk in de eer ste plaats uit het oogpunt der arbeiders en eerst in de tweede plaats uit het oogpunt der gezeten burgerij moet bekeken worden, dat ook de waar borgen voor vrij groote onpartijdigheid aanwezig z\jn. Natuurlijk niet van volkomen onpartijdigheid. Deze is misschien onmogelijk, maar zeker niet te verwachten van een toekomstig geestelijke, die door zijn opleiding, door het uitzicht op en hot denken over zijn toekomstige werkzaamheid een aantal denkingen en gevoelingen gekregen heeft, welke hem zeer bizonier van anderen onderschei den en hem dwingen vele zaken met heel andere oogen aan te zien dan gewone monsehen. Mis Iiater kun je alles ophelderen, en daar je van goede afkomst bent. zal de familie Seipel je misschien wel weer in genade aan nemen," troostte ik hem. Hoe zouden wij nu ons plan ten uitvoer brengen ? Na eenig nadenken kwam ik op het idee, een boerenjongen, dien ik in het dorp had loeren kennen, om te koopen, om ons te helpen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik ging naar het dorp* en sprak met den jon gen, die zich voor een paar blanke thalers gauw genoeg liet vinden. Hij zou een wa gen gereed houden en 's nachts om n uur in den tuin onder onze vensters komen, orn onze koffers, die wij aan een touw zouden aflaten, in ontvangst te nemen en dan ver der op ons wachten. Toen alles goed was afgesproken, kocht ik een touw, keerde naar huis terug en pakte ons boeltje bijeen. Wij brachten den avond als gewoonlijk in de huiskamer door, nadat wij op het terras gedineerd hadden ; er werd muziek gemaakt, gepraat en gelachen en tegen elf uur gingen wij naar onze kamers. Een uur daarna lag het geheele huis in diepe rust verzonken. Schielijk maakten wij ons nu tot de vlucht gereed, bliezen het licht uit en wachtten de dingen die zouden gebeuren. Zwijgend en landerig zaten wij op de sofa te rooken, en on/.c on- i aangename positie te verwensenen. 't Was gelukkig lichte maan. Ik trad aan het venster. Vredig strekte de tuin zich voor ons uit, in liet zilveren schijnsel, 't Zou j dadelijk n uur slaan, ieder oogenblik kon onze redder komen. Daar hoorde ik ook reeds geritsel en naderende schreden. Ilij was over den tuinmuur geklommen. Plotse ling ... verwoed hondengebiaf en angstig gillen en schreeuwen!... Alle duivels! de hof hond, die altijd aan den ketting lag, maar 's nachts zeker werd losgelaten ! De man was ongetwijfeld met het woedende dier slaags geraakt; er steeg ten minste een heidensch lawaai op, dat alle bewoners der villa uit den slaap wekte. Wij hoorden spre ken en loopen, de voordeur knarste en twee mannen met lantarens liepen den tuin in. Het geheele huis was in opschudding. Onze vlucht was voorloopig verijdeld. Snel deed ik het touw van de koffers af' en sleepte ze weer in den hoek. Nauwelijks had ik dit schien beu ik in de gelegenheid sporen van deze eigenaardigheid ook bij den heer Göhre aan te wijzen. Zijn boek, zeide ik, is belangrijk; maar iet is m.i. vooral in een ander opzicht belangrijk dan hij zelf meent. In het voorbericht nl. waarschuwt hij zijn lezers ernstig tegen het generaliseeren van de gevolg trekkingen, waartoe hij gekomen is. Hij schikt zich dit doende naar de mode van den dag, wier vol gers er van houden te dec'ameeren tegen doctrinairisme of stolselzucht of hoe zij het anders ge lieven te noemen, maar die tevreden behoorden te zijn met zich te verzetten tegen overdreven doctrinairisme of bekrompsn stelselzucht; die even wel in dit uiterste vervallen, omdat zij een een voudige waarheid vergeten, welke, naar het schijnt, niet dikwijls genoeg herhaald kan worden. Deze waarheid nl. dat alleen gesystematiseerde kennis, kennis voor zoover ze in een stelsel is gebracht, voor zoover er generalisaties van zijn gemaakt, voor de manschen eenige praktische waarde heeft. Gelukkig is de heer Go are verstandiger dan zy n woorden zouden doen vermoeden. Immers zijn boek is juist belangrijk om de wijze, waarop hij weet te generaliseeren, om de algemeene gevolgtrekkin gen, die h\j uit' zijn waarnemingen maakt. En nu vermoed ik, dat hij zijn gedachte onjuist uit drukt, als hij te verstaan geeft, dat naar zijne meening deze gevolgtrekkingen alleen gelden voor den Saksischen arbeider. Ik geloof, dat hij ze voor alle arbeiders wil doen gelden en dat hij dus met zijn waarschuwing tegen het generaliseeren daar van niets anders kan bedoelen dan dit: dat men -ze moet beschouwen als voorloopige generalisaties, die misschien in velerlei opzicht correctie noodig hebben. Een paar dier gevolgtrekkingen, die mij belang rijk toeschijnen en die vermoedelijk ook de heer Gohre, even als ik; voor toepasselijk houdt op an dere arbeiders dan de Saksische, wil ik hier noe men. O/er de waarnemingen, waaruit zij zijn op gemaakt, leze men het boek zelf na. De eerste dezer gevolgtrekkingen is, hoe dik wijls ook reeds uitgesproken, no.; altijd bizonder nuttig om te overdenken voor vele leden der bur gerij. Het is deze: dat de beweging onder de ar beiders, de sociaal-democratische beweging, zooals men haar gewoonlijk zeer onjuist noemt, niet een gevolg is van de agitatie der leiders, van beet hoofden en eerzuchtigen en menscheri van kwade trouw;, maar voortkomt uit de arbeiders zelf, ontstaat uit een groot gevoel van ontevredenheid met hun tegenwoordigen toestand, uit een toene mend besef van gelijkheid met de leden der hoo gere standen en een daaruit volgend bewustzijn, dat zij er aanspraak op kunnen maken het in de wereld even goed te hebben als deze. Zij is dus wezenlijk democratisch van aard; niet een toeval lig verschijnsel, een gevolg dtr werkzaamheid van enkele personen, maar een voorxetting der demo- j cratische ontwikkeling van de laatste eeuw. De tweede gevolgtrekking daarentegen, die uit de eerste volgt, maar haar tevens uitbreidt, zou men ter overweging kunnen aanbevelen aan de vele haele en halve socialisten van tegenwoordig. Het is deze: dat de overgroote meerderheid dor arbeiders zich aansluiten bsj de sociaal-democra tische partij niet omdat zij overtuigde voorstanders zijn van nat sociaal-democratische stelsel, van maatschappelijke productie en verdeeling der pro- i ducten, maar omdat zij deze partij beschouwen als verdedigster hunner belangen, als een werktuig ' waarvan zij zich kunnen bedienen om lotsverbe tering, grootere gelijkheid met de leden der hoogere gedaan en <jns zelf even als onze bedden in wanorde gebracht, of er werd geklopt. Ik deed open en zag onzen gastheer met een lantaren i in de hand, die ons meedeelde dat er ver moedelijk een dief in den tuin was geslopen. De hond had hem aangevlogen, maar de schavuit had het trouwe dier half doodge slagen en was ontsnapt. Te oordcelcn naar de bloedsporen, platgetrapte bloemen en de flarden van een boezcroen, moest hij er ech ter niet malsch zijn afgekomen. Wij konden intusschen rustig ons hoofd weer neerleggen \ hij had onmiddellijk een tweeden houd losgelaten ; er was dus niets meer te vreezen. Toen hij zich verwijderd bad, bleven wij als wezenloos zitten, aan een heimelijke vlucht was natuurlijk niet meer te denken ; wij ontliepen ons noodlot niet. Ge kunt u voorstellen, dat we dien nacht niet veel heb ben geslapen ; eerst tegen den morgen viel ik in een onrustige sluimering. Toen ik wakker werd, was het reeds klaarlichte dag. \Yat nu begonnen. Wij be raadslaagden lang of wij den heer Seipel alles zouden ophelderen en om vergeving vragen, of den vreemde in bet vertrouwen nemen en zijn stilzwijgen verzoeken. Het slot was dat wij naar omstandigheden be sloten te handelen. J Vlades jammerde maar aldoor, wat lïetty wel van hem zou denken. Wij ondervroegen liet dienstmeisje dat onze koffie boven bracht en vernamen dat de ver wachte gast nog niet was aangekomen. Plot seling kreeg ik weer een ingeving : »Zeg, Pylades, we knijpen zonder onze bagage uit. Stom ! dat we daar niet eerder aan (lachten. Van uit Dresden helderen wij de bcelc historie schriftelijk op en vragen of ze ons goed willen nazenden." Mijn vriend vond dien voorslag uitstekend. Wij voorzagen ons van het allernoodigste en gingen in den tuin ; daar vandaan zouden wij een wandeling naar het dorp maken, een rijtuig huren en dan : als de wind naar het station. Juist maakten wij liet tuinhek open, toen we achter ons hooren roepen. Wij xien om en onze gastheer komt lachend naar ons toe. »Waar gaat dat heen, langslapei-s ?" vraagt hij, ons de hand reikend. «Goeden morgen ! standen, te krijgen. In haar wezen en oorzaken dus, zoo luidt alweder de conclusie, heeft de ar beidersbeweging met socialisme niets, met demo cratie zeer veel te maken. Het socialistische systeem kon veel dwazer zijn dan het is, en toch zouden de arbeiders zich bij de sociaal-democra tische partij voegen, indien deze even krachtig voor hun belangen optrad en beweerde op te treden als thans. En aan den anderen kant: het socialistische systeem kon een voorbeeld zijn van weldoordachte logica toegepast op nauwkeurige waarnemingen en toch zou geen arbeider zich bij de socialistische partij aansluiten, indien de toe stand der maatschappij zoodanig was, dat aan zijn, gevoel van gelijk reent op welvaart met de leden der hoogere standen in genoegzame mate voldaan werd. Nog een derde algemeene gevolgtrekking van den heer Götire wil ik hier met een enkel woord vermelden. Hij is tot de overtuiging gekomen, dat de tegenwoordige toestand der maatschappij, in het bizonder de toestanden in de groote centra der voortbrenging: de groote bedrijven, de opeenhooping der werklieden, de wijze waarop zij wonen, de lange duur van den arbeid enz., aan leiding hebben gegeven en nog geven tot zeer belangrijke wijzigingen van het moreele denken en voelen der arbeiders. Hij verklaart b. v. uit drukkelijk, dat bij de fabrieksbevolking onzer groote steden het familieleven in zijn overgeleverden vorm tengevolge'van dezen toestand reeds niet meer bestaat." Deze opmerking van den heer Göhre, zoowel de algemeene als de meer bizondere, die ik als voorbeeld aanhaalde, i» ge loof ik zeer juist en getuigt voor hem, die volko men onder de heerschappij der traditioneele moraal staat, van groote objectiviteit. Voor haar induc tieve gronden verwijs ik ai weder naar zijn boak. Op céne zaak evenwel kan ik niet nalaten naar aanleiding daarvan de aandacht te vestigen. Wan neer werkelijk maatschappelijke veranderingen het ' moreele denken en voe'en der arbeiders (en niet alleen dat der arbeiders zoii ik meenen) aanmer kelijk hebben gewijzigd, is het meer dan tijd de maatschappelijke instellingen, die niet meer met dat denken en voelen overeenstemmen, zoo te wijzigen, dat de overeenstemming wordt hersteld. Zóó echter denkt de heer Gö'.ire niet. Hij wil slechts, desnoods kunstmatig veroorzaakt, zulke veranderingen in den maatschappelijken toestand, dat de nieuwe moreele gevoclingen en denkingen weder vervangen kunnen worden door de oude. Deze wijze van denken, die men met verwisseling van oud en nieuw, de socialistische zou kunnen noemen, gaf mij, naar ik ineen, recht tot de bewering, dat de heer Gühre zich in zijn on partijdigheid niet boven de begrippen van zijn zijn stand heeft kunnen verheffen. Boven die van stand als geestelijke, bedoel ik, want boven die van zijn stand als burgerman staat hij verre. D. G. JELI.JCRSMA. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Yariétus: BluncliMe. J)c Jirazihaan. Artis-Schouwburg: De Masculta. In liet Salon des Variéiés had Woensdag, 11 dezer, de eerste voorstelling plaats van Ittditchette,, het tooneelspel in a bedrijven van tugène Brieux, waarmede het Théatre Jjiure" ons nog geen maanden geleden deed kennis maken. Een nieuw IMV vriend kan elk oogenblik hier zijn, mijn- i heer Dawison/' Alweer mis! Ik gevoelde mij erg klein. Seipel's joviale toon deed mij pijnlijk aan, hoe zouden wij binnen een half uur mis schien tegenover hem staan ! 'i Hij wandelde met ons naar huis terug on vroeg deelnemend, hoe wij na den schrik ! hadden geslapen. Hij had onze rust niet j willen storen en daarom order gegeven ons j niet te wekken. Verder geloofde hij den dief oj) bet spoor te zijn ; hij had zijn pet tusschen de bloemen gevonden. ; Zoo keuvelde hij voort. Daar klinkt buiten een poslJiooru en met den uitroep : »daar is hij eindelijk,'1 snelt onze gastheer de kamer weer uit. Was de eenige uitgang door den tuin ons niet afgesneden geweest, dan zouden wij nog het hazenpad hebben ; gekozen. Xu moesten wij lijdelijk afwachtoji. Daar klonken naderende voetstappen en stemmen. Pylades. verstopte zich in den ver- ' sten boek van het vertrek. De deur ging open en naast onzen gastheer verscheen een niet minder welgedane en joviaal uitziende i oude beer, die met uitgebreide armen naar mij toesnelde, maar eensklaps verwonderd bleef staan en mij hoofdschuddend aankeek. »Hé! dat hadt je niet verwacht zulke gasten bij mij aan te treffen, oude vriend ?'' roept Seipel lac'.iend in zijn handen wrijvend. >.llm ... ja ... dat... maar dat is Dawi son niet!" bakkelt de oude heer eindelijk. Seipel ziet hem aan alsof' hij aan zijn ver stand twijfelt: : kom ! maak geen gekheid!'' Hoe ik daarbij te moede was, is eenvoudig niet te beschrijven. Eindelijk schepte ik moed. ;Ja, 't is waar mijnheer Seipel ... ik moet u eindelijk een misverstand ophelderen dat... ik ben . . ." ? i »Wat 'i wat r1" schreeuwde onzen gastheer, om de beurt, mij en zijn vriend aanziende, l die niet wist of hij ernstig moest blijven of lachen. »IIij lijkt wel op hem, maar Dawison is het niet!'' -, Wat': Heb je ... dan ben je... schreeuwde Seipel, die van woede bijna niet kon spreken." Op eens gebeurde er iets onverwachts. bewijs van den moed en de voortvarendheid der Salon-directie, die op hoogen prijs dient gesteld te worden. Van den moed vooral! De voorstelling van Blanchette was een sensationeele triomf voor het Tbéatre Libre", een van die te schaars ge boden kunstuitingen, waarin het voortreffelijke zoo hel uitschittert, dat men zich geheel aan de bekoring daarvan moet en mag overgeven, dat het vrijstaat te genieten volop en zonder voorbe houd, dat het geoorloofd is geen onvolkomenheden te zoeken, geen vlekjes te bedenken. De voor stelling in het Salon des Variétés bevatte en als geheel en in onderdeden veel goeds, veel degelijks; toch stond zij ir. beide opzichten eenige trappen beneden die van het Thé;Ure Libre"; daar men zich in tal van kleinigheden van regie en mise-en-seène, v.an tooneeleffecten en jeux-descène aan Antoine's opvattingen gehouden had, deed zij herhaaldelijk aan een goede copie, een verdienstelijke pastiche denken. Op hem, die de Fransche Blauchette heeft gezien, zal de Holland sche in tal van onderdeelen minder indruk maken, omdat hij ze kleurrijker zag uitgebeeld; den velen, die niet in dit geval verkeeren, wordt ten sterkste aangeraden met de Blanchette van het Salon des Variétés te gaan kennismaken. Over het stuk sprak ik, toen Antoine het ons bracht, Op de philosophische pointe kan nog ge wezen worden. Blanchette's ongeluk is, dat zij een opvoeding boven haar stand krijgt, dat zij, het boerenmeisje, als een stadsjufförtje, naar de kostschool wordt gestuurd en zich aldus aspiraties, behoeften en begeerten eigen maakt, waarvan de vervulling voor haar meer dan prob'ematisch is. Toch gaat dit niet geheel op. De catastrophe zou achterwege zijn gebleven, waarschijnlijk althans, indien Biancuette terstond een plaats'als onder wijzeres ware ten deel gevallen. Mon zou dan kun nen zeggen: Blanchette's ongeluk is, dat zij werd opgeleid voor een vak, als bijna alle zuchtende onder overproductie, dat meji haar kundighe den opdrong, die zij niet vruchtbaar kan maken; veel verschil geeft dit echter niet. De hoofdzaak blijft: waarom liet men het hoerenkind niet opgroeien als hoerenkind? Waarom bracht men het buiten haar kring en omgeving? Daarin zou het misschien tevreden en gelukkig zijn geweest. In de van smaak en oordsel getuigende vertaling van den heer C. F. v. d. II. heeft het tooneelspsl buiten diens schuld enkele veertjes moeten laten vallen. Het pittoreske patois-glimp'je van het oorspronkelijke miste men ongaarne. Nog hoor ik herhaaldelijk Antoine's1 stroeve, dof-harde Kh ben! 's. Alvorens het spel der hoofdpersonen in bij zonderheden te bespreken, dient op het vol gende gewezen. En mevrouw Rüssing (B'ancliette) en de heer Poolman (Rousset) deden mij herhaaldelijk meer aan mevrouw Rüssing on den heer Poolman dan aan Blanchette en Rousset denken; bij Jeanne Dulac en Antoine was dit geen oogenblik het geval. Hoe komt dit? Niets is eenvoudiger. Omdat de beide eersten artisten zijn, die ik als zoodanig sinds vele jaren ken, wier gelaat, stem en gedaante voor mij een vasten vorm hebben aangenomen, die ik in al hun crea ties terugvind, terwijl dit bij de laatsten niet het geval is. Ook mag niet vergeten worden ik vind het niet meer dan billijk dit te herinneren dat vreemde artisten zich meestal slechts in en kele rollen vertoonon. terwij! wij de onzen vaak in de moest uitecnloopende karakters zien optreden en kunnen bewonderen. Mevrouw Rössing heeft Jeanne Dulac niet geëvenaard; wat doet het er toe? Zij heeft zooveel schoons gegeven, dat zij Pylades had zich naar den ouden heer om gekeerd. Nauwelijks had deze zijn gezicht gezien, of bij uitte een kreet van verrassing en ijlde naar hem toe. »Wel heb ik!... 15en je't wezenlijk, mijn beer Perkulm George 'i Hoe kom je hier verzeild ;?" Om het maar in eens te zeggen: de oude beer was de advocaat Weber. die sints jaren met de familie van mijn vriend omging en dezen van zijn prilste jeugd af had gekend. Wij biechtten alles eerlijk op en onze gast heer lachte eindelijk zelf het hardst om mijn grappig verbaal van de avonturen, die wij samen doorleefd hadden. .Natuurlijk liet hij ons toen in 't geheel niet gaan ! Er werd dadelijk naar Pylades vader getelegrafeerd, die reeds den volgen den morgen kwam opdagen en uit vreugde, dat zijn zoon terecht was, hem zijn (lommen streek vergaf. Ik bracht mijn vriend aan liet verstand, dat bij geen greintje talent voor liet tooneel bezat, en op die wijze juf frouw Betty, die hij oprecht lief had, nooit zou veroveren, Met vereende pogingen ge lukte het ons ten slotte hem te bewegen, zijn studiën weder te hervatten. Xu een hark'Jk afscheid van onzen gullen gastheer en zijn beminnelijke familie togen wij naar Dresden, waar ik eenige weken bij mijn vriend aan huis bleef logeeren. Van dien tijd dateert mijn carrière. Op voorspraak van den ouden heer Perkulm, die vele conneetiën bad, werd ik voor kleine rolien aan den Drcsdener schouwburg geën gageerd, dien ik een jaar of wat later voor een eerste emplooi aan een ander hoftheater verliet. Pylades deed kort daarop zijn staatsexamen en verloofde zich met juf frouw Betsy Seipel. Dawison heb ik tot zijn onbeschrijflijke pret de heele geschiedenis verteld. Hij lachte, dat de tranen hem langs de wangen rolden. Eri als hij mij na dien tijd zag, vroeg hij altijd: »Zoo, Dawison, hoe gaat, het? Wanneer krijg ik mijn aandeel van het concert:''' -Maar een kunstreis", eindigde Angelstein »heb ik nooit weer gemaakt.. . (lat kan ik jelui verzekeren! Aannemen! een punch!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl