Historisch Archief 1877-1940
No. 777
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
alle recht heeft de rol van Blanchette als een nieuwe
parel aan haar tooneelkroon te hechten. Tegen haar
uiterlijk heb ik eenig bezwaar; dit'had nog beter het
hypernerveuse en tegelijk het indolente en apa
thische in Blanchette's'zenuw- en zieleleven kun
nen uitdrukken ; zij was wel bleek, doch miste
het dof-, het blauw-bleeke waardoor de Fransche
actrice ook physiologisch Blanchette zoo
voortreft'elyk uitbeeldde. Bijna het geheele tweede
bedrijf, het boeiendste en dankbaarste, was fraai.
en juist, het humoristische begin zoowel als het
dramatische vervolg; het glanspunt was het tooneel
inet de lamp; bezat mevrouw Rössin g even groote
macht over haar stem als deze, zij zou hierin de
Fransche vertolkster geëvenaard hebben; in dra
matische kracht was zij niet haar mindere.
Het slot viel bij dit ttoneei een weinig af; ik
geloof, dat mevrouw Rössing haar krachten niet
genoeg gespaard had; bij een volgende voor
stelling heeft zij dit euvel zelf misschien reeds
verbeterd; ook zijn hierj ook voor mevrouw K
ssing, met de stem nog machtiger efftcten te be
reiken. Van den heer Poolman geldt bijna het
zelfde, ook hij gaf zeer veel goeds, doch bleef in
pittigheid, in gloed en volheid van kleur, in epische
kracht, zou ik bijnazeggen, beneden Antoine. Te
gen het slot werd hij zelfs een beetje melodrama
tisch; misschien is een boer in zijn woede zoo ruw
en woest als de heer Poolman Rousset voorstelde;
ik weet het niet; het doet er ook weinig toe;
als kunst stond Antoine's spel hooger, omdat het
met soberder middelen veel dieper impressie maakte.
Hoezeer miste ik ook het zware en eentonige, het
stootende en dreinende in de wijze van spreken,
waardoor de Franschman den sluwen, koppiger,
ontevreden boer zoo meesterlijk karakteriseerde.
Juffrouw Beukers (vrouw Rousset) trof als steeds
door traaien klank van stem; de onvolprezen creatie
van mad. Barny kon zij geen oogenblik doen verge
ten. De rol past niet voor haar; dat zij weinig indruk
maakte, is niet haar schuld; mevrouw de Boer-van
R\jk zou er, dunkt mij, voortreffelijk in zijn geweest.
Ook in de kleinere rollen vielen herhaaldelijk
goede bedoelingen te waardeeren; die van
Morillon, vader en zoon, waren wel het minst gelukkig
bezet. Alles in alles is de voorstelling van Blan
chette een groote triomf voor de wakkere
Salonartisten; het goede stuk en de goede vertolking
verdienen aller aandacht en belangstelling.
De Braziliaan, het nastukje, zal ons niet lang
ophouden. Het is een der oudere
Palais-Royalkluchten van Meilhac en Halévy, waarschijnlijk nog
uit den tijd van het keizerrijk, toen de
Braziliaanmillionair dank zij Meilhac-Halévy Oifeubach een
geliefde tooneelflguur was. Een handige actrice
tracht een vieux beau in het huwelijksbootje te
lokken. De oude gek is verzot op origineele, liefst
een beetje ingewikkelde en gevaarlijke liefdes
avonturen :
Car qu'est-ce qu'un amour sans crainte et sans
désir 'f zooals Lafontaine in een zijner ondeugende
contes zegt. Men heeft hem wijs gemaakt, dat de
actrice door een schatrijken Braziliaan omfladderd
wordt; de slimme juffer maakt van het verzinsel
gebruik ; een aspirant-acteur wordt tot Braziliaan
gepromoveerd en iaagt den ouden minnaar den
doodschrik op het lijf. Natuurlijk krijgt deachice
haar zin en bukt de oude heer zich onder het
huwelijksjuk. DJ wel wat gerekte ouffonnerie
werd met veel animo vertolkt; Fransche acteurs
?weten in dit genre gewoonlijk origineeler en
fantastieker te zijn.
In den Artis-Schouwburg is Amsterdam een
tooneelgebouw rijker geworden, zooals het sinds
den brand van den stadsschouwburg niet meer
bezat. Een groote zaal met vele en ruime plaatsen,
breede gangen, tal van deuren, een flink tooneel en
een goeden acoustiek. De Plantage bezit thans twee
operette-tempels; een bezwaar is dit, geloof ik,
niet. Frascati bleek herhaaldelijk te klein om de
vele operette-minnaars te bergen; het publiek
kan zich thans verdeelen; de directies zullen door
de concurrentie zonder twijfel geprikkeld worden;
desnoods kunnen zij het genre splitsen, kan de
nieuwe schouwburg de meer klassieke operette van
Hervé, Offenbach en Lecocq voor zijn rekening
nemen, de oude de meer moderne
operettevaudeville van Audran en Roge'r. Voorloopig heeft
Audran's Mascotta, nog meer tot het oudere genre
behoorende, in den Artis-Schouwburg haar intrek
genomen; dank zij de bekoorlijke tekst en muziek,
de fraaie decors en kostumen, de van ouds be
kende creaties van Mevrouw Buierman (Bettina)
en de heeren Kreeft (Laurent XVII) en Kelly
(Rocco) bezorgde zij voor de zooveelste maal (voor
de hoeveelste wel?) het publiek een
alleraangenaamsten avond en zal zij zich voorloopig wel
niet uit haar nieuwe woning laten verdrijven.
H. J. M.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
De wintercampagne van het orkest van het Paleis
van Volksvlijt, die thans ten einde loopt, heeft
zich gekenmerkt door zeer opgewekt leren. Hot
optreden van den heer Hol als directeur van de
Klassieke Concerten heeft, zooals ik reeds meer
malen schreef, groote beteekenis aan die uitvoe
ringen gegeven, want niet alleen is het gehalte op
verrassende wijze verbeterd, doch er ia ook ruime
plaats gegeven aan Nederlandsche compositiën. Dit
laatste acht ik een groote weldaad. Het moedigt
onze componisten aan, omvangrijke werken te
scheppen, terwijl het publiek op deze wijze inde
gelegenheid wordt gesteld te leeren kennen en
waardeeren wat onze kunstenaars voortbrengen.
Dat Hol, een onzer begaafdste en de meest
vruchtbare componist, als principe aangenomen
heeft een plaats aan die werken op zijne programma's
interuimen, moet met groote ingenomenheid ver
meld worden, l let getuigt van zijn warm ruim hart
voor ons streven en van zijn ernstigen wil om
onze toonkunst meer en meer op te heffen.
Op het laatste klassiek-concert werd eene nieuwe
simfonie van onzen stadgenoot Ant. Averkamp
uitgevoerd, die (ik vermeld dit vooraf met veel
ingenomenheid) zeer warm werd toegejuicht. Den
heer Averkamp ken ik reeds lang als degelijk en
ernstig strevend kunstenaar, doch voor het eerst
hoorde ik thans n uitgebreider werk van zijn hand.
Zijne simfonie getuigt van zeer degelijke studie
en muzikale begaafdheid. Hij is zeer klaar in den
vorm geweest en heeit dien meestal op beknopte
wyze heeft behandeld.
Het eerste deel is wel het meest uitgebreid. Met
een levendig, motief in B.kl.t. vangt dit gedeelte
aan, waarop men na een korten tusschensatz
naar een tweede meer zangerig motief gevoerd
wordt, waarna de doorwerking aanvangt met een
kort fugato in de houten blaasinstrumenten. Daarna
worden de beide motieven uitvoerig doorgewerkt
waarop de beide thema's terugkeeren en naar
het slot voeren.
De tweede satz in rustige :i/t maat, heeft even
eens twee motieven een eerste thema en een
tweede waar in de tweede maat, eene eigenaar
dige modulatie voorkomt, terwijl in het midden
gedeelte eveneens eene contrapunctische bewer
king op te merken valt.
Het scherzo is licht en bewegelijk en wordt
door een melodieus trio afgewisseld, waar het met
een coda van eenige maten besluit, terwijl de
iinale (die zeer warm van kleur en ook rhythmisch
zeer gemarkeerd is), een levendig en dankbaar
slot vormt.
Hoewel de componist in de Beide eerste deelen
vele bewijzen van zijn contrapunctische kennis heeft
gegeven, stel ik de beide laatste deelen het hoogst,
omdat daar alles nog natuurlijker vloeit en de
instrumentatie meer kleur heeft dan in de beide
eerste deelen.
Ik geloof dan ook dat wat meer kleur de
beide eerste deelen voor het gehoor dankbaarder
zoude gemaakt hebben, m. a. w. de componist
zou daardoor de innerlijke waarde meer hebben
doen uitkomen. Dit werk van mijn kunstbroeder
Averkamp heeft mij zeer geïnteresseerd en ik
N ensch hem oprecht geluk met het behaalde
succes.
Zeer hartelijk en warm waren de toejuichin
gen, waarmede ik met kracht heb ingestemd, ter
wijl de heer F. H. van Duinen als componist
namens de vereeniging Klein koor a capella waar
van de heer Averkamp directeur is, een fraaien
krans aanbood. Ook namens eenige vrienden
werd een krans aangeboden.
De vertolking onder leiding van Hol mag zeer
schoon genoemd worden. Deze dirigent weet op
bewonderenswaardige wijze de intenticn van ande
ren te vatten en aan alle détails een bijzonder
relief te verleenen. Het deed mij dus veel ge
noegen dat ook hij eene warme ovatie van or
kest en publiek ontving.
Twee dagen later had een concert plaats, gege
ven door en met medewerking van eenige jongeren.
Een baszanger, de heer Clavère, gaf dit concert,
terwijl mevr. Engelen-Sewing (sopraan) en de
heeren Jan Reder (bariton), Sal. Wertbeim (viool)
leerlingen van het conservatorium, en C.
Grelinger (piano) medewerkten.
De lezer weet, dat ik .gewoon ben het streven
van jonge lieden zooveel ik kan aan te moedigen
en wanneer zij zich voor het eerst doen hooren,
te releveeren, wat er goeds is in hetgeen zij
presteeren, en niet voor op te stellen of
de'vcordrachten reeds in alle opzichten rijp zijn. Aan
moedigend moet de critiek voor hen in de eerste
plaats zijn. Alleen wanneer zij op een verkeerden
weg zijn, of zich aan effectbejag schuldig maken
of door hun geheele optreden toonen. dat zij zich
zelf hooger schatten clan zij mogen en kunnen
doen, moet de kritiek met kracht waarschuwen.
Dit houd ik ook bij deze bespreking in het oog.
Mevr. Engelen?Sewing droeg de Paria-legende
uit Lakmévoor. Ik heb mijne opmerkingen over
de voordracht van dit nummer door deze dame
reeds vroeger geschreven en bepaal mij dus naar
j hetgeen ik toen meldde te verwijzen.
De concertgever was hier onbekend. Hij bezit
een klankrijk orgaan dat of niet goed, of veel
te weinig is ontwikkeld. De toonvorming toch laat
veel te wenschen over, terwijl in de aria: O ./«'s
j und Osiris, die in rhythmisch opzicht zoo
eenvou-dig is, de maat nog al eens te werischen overliet.
Men schijnt helaas vaak te denken, dat zangers
zich dit permitteeren mogen, doch de goeden doen
het niet.
De heer Ch. Grelinger is een pianist met sterk
ontwikkelde techniek, die bovendien door de be
geleiding van de liederen blijk van muzikaliteit
gaf. Ik hoorde van hem Preludium en l''nr/tt in
A mol van Bach, die met veel vaardigheid ge
speeld werd, doch door te veel gebruik van het
pedaal hier en daar aan onduidelijkheid leed. 11 ij
heeft het als pianist op groote technische hoogte
gebracht; ik twijfel dus niet of hij zal ook het
ontbrekende kunnen aanvullen, daar hij bewezen
heeft muzikaal te zijn.
De heer Reder verbaasde het publiek door zijn
machtig en "vol geluid, terwijl hij blijkens zijn
duidelijke uitspraak toonde reeds iets geleerd te
hebben. Helaas bewees hij echter volstrekt niet
dat bij muzikaal is ontwikkeld, want in zijn lie
deren zong hij alleen zuiver wanneer de stem tot
volle kracht werd uitgezet, terwijl de voordracht
gehoel op uiterlijk effectbejag was berekend, doch
volstrekt niet aan do compositie recht deed
wedervaren.
Het is voor jonge kunstenaars gevaarlijk dat bij
zulke concerten gewoonlijk het publiek uit familie,
vrienden en kennissen bestaat. Uit sympathie
worden dan de toejuichingen zeer mild gegeven.
De heer Reder althans werd gehuldigd als ware
hij oen ster!
Op bescheidener en degelijker wijze trad de
heer Wertheim op. Bij de Fantaisie van
Vieuxtemps, wist bij alle ziekelijkheid te vermijden en
toonde onder leiding van zijn leermeester Cramer,
in de goede richting zich te ontwikkelen. Ook in
technisch opzicht gaf hij (hoewel hem nog niet
alles gelukte), veel goeds.
Tot mijn groot leedwezen was ik door eene re
petitie die ik houden moest, verhinderd de uit
voering van het (Ttrechtsch klein gemengd koor
a capella bij te wonen.
Van zeer bevoegde zijde werd mij medegedeeld
dat do verschillende koren van Sweelinck, Palestina.
Corsi, Hasler, Eccard en Gallus met zeer veel
muzikale intentie werden weergegeven.
Wat klankschoonheid betreft vond mijn bericht
gever dat hij vooral bij de forto's, waarin tenoren
en bassen te veel domineerden, de voorkeur geeft
aan hot Amsterdamsche koor; doch de uitvoe
ring, onder den dirigent Jhr. Mr. J. C. M. van
Riemsdijk, zeer boog stond wat opvatting en voor
dracht betreft. Vooral de klanknabootsingen van
harpe tabour, phifres, orgues, musette en boiydon"
in Psalm 150 van Sweelinck moeten verrassend
geklonken hebben.
Nu Amsterdam een voortreffelijk koor voor ge
wijde muziek bezit, is het dubbel belangrijk ook
eens eene andere vereeniging die voortreffelijke
kwaliteiten bezit te hooren.
De Vereeniging voor Noord-Nederlandsche
Muziekgeschiedenis, die deze uitvoering' had op
touw gezet, heeft sedert het jaar 1868 heel wat
kunstschatten van onze meesters aan de vergetel
heid ontrukt. Nederland heeft deze vereeniging
zeer veel te danken.
VAN MIILIGEN.
* *
*
De muzikale hoofdschotel hij de inwijding van
het nieuwe gebouw in de Rozenstraat Ons
Huis", vvas op de beide avonden de cantate.
door don heer S. van Milligen gecomponeerd
op woorden van den heer J. A. Tours.
De verdiensten van den heer Tours ten op
zichte van de stichting zijn zeer groot en alge
meen gewaardeerd. Dit bleek ook uit het applaus,
waarmede hij werd ontvangen, wanneer hij
enkele deelen van zijn gedicht, die door den
toonzetter niet waren gebruikt, zelf voordroeg.
Wij _vereenigen ons gaarne met die groote waar
deering, maar wij mogen niet verzwijgen, dat
ons bet gedicht van den heer Tours over hel
algemeen voor muzikale compositie zeer weinig
geschikt voorkwam. Het is te beschouwend, te
didactisch, te betoogend en daarbij te uitvoerig.
Men dient hiermede rekening t'e houden bij
de beoordeeling der compositie van den heer
Van jVIilligcii, die, als nauwgezet tqondichter.
steeds heeft gestreefd naar een innig verband
tusschen den tekst en de muziek, maar juist
daardoor, naar wij ons voorstellen, nu en dan
wel eens met zijn taak verlegen moet zijn ge
weest. De heer Van Milligen beschikte bij de/e
uitvoering slechts over beperkte krachten', daar
het orkest terwille van de plaatsruimte
zich bepaalde loldubbel-kwartel en piano, waar
bij voor enkele gedeelten pauken, kleine trom
en piccolo's kwamen.
Dit alles in aanmerking nemend, mag men
zeggen, dat d,c heer van Milligen zich"
voprtretlelij.k van zijne taak heeft gekweten. Zijne
muziek w-as. zooals zij hier behoorde te zijn.
eenvoudig en bevattelijk- maar doorgaans vol
distinctie, en met de bescheiden midd'olen was
veel kleur verkregen. De behandeling van
stemmen en strijkkwartet verraadt het be
hoeft nauwelijks gezegd (e worden de be
kwame en geoefende hand.
Eene bijzondere vermelding verdient het voor
kindei koor geschreven gedeelte. Hier had de
heer Tours een zeer geschikten tekst geleverd.
en de heer Van .Willigen maakte er dankbaar
gebruik van en ca!' een l'risch en geestig stuk
muziek. Maar was het voor zoo jeugdige
zangers en zangeressen niet een beetje moeielijk ?
Kr waren hier en daar nog al rhythmische
bezwaren te overwinnen, en hij de meerstem
mige gedeelten kwamen de hoogere stemmen
niet altijd duidelijk uil.
Hel kleine, uitgelezen koor van dames en
heeren deed aan de compositie alle recht we
dervaren en de kunstenaars en dilettanten, die
het miniatimr-orkest vormden, werkten ijverig
tot het welslagen mede.
L<ist, not l/'u.ii noemen wij de solisten: rnej.
Alida Lutkeman (sopraan), me.j. Gerda
Iteinders (alt) en den heer F. H. van Duinen
(bariton).
Me.j. Lutkeman had in do cantate een belang
rijke partij te vervullen en zij deed dit op echt
muzikale wijze en met IVaaien toon. Toon zij
zong: Dan is het, als of plots een zonlicht aan
beider hemel koeslrend staat , zal die frissclie,
glasheldere hooge </ als een zonnestraal in
menig hart zijn gedrongen. Me.j. Heinders en de
heer van Duinen stonden de sopraan, waardig
ter zijde.
(irooten dank verdienen de solisten voor hun
liederen-voordrachten. (Jelijk dit in Ons Huis
behoort, werden er alleen liederen met
Nederlandschen tekst gezongen, ditmaal ook uitslui
tend van Nedorlandsclie componisten
(Antheiinis, L. F. Brandls Buys, Hol. Nicolaï, P ijzel,
Cath. van Hennes en Verhuist). Indien het,
hier bleek, dat de samenwerking van nationale
dichters en toonzetters bij het publiek van Ons
Huis warmen bijval vond. dan komt daarvoor
een groot deel van de eer toe aan de voortref
felijke vertolking dezer liederen door de dames
Lutkeman en Heinders <>u den heer Van Duinen
Van harle hopen wij. dat do eerste muzikale
voordracht in .Ons Huis'' door vele andere zul
worden gevolgd, en dat het bestuur dan een
o\en bekwamen en beziolondi'ii leider, even
ijverige en talentvolle medewerkers moge vin
den als op de beide inwijdingsdagen.
FUNEST GFIRAUD.
In het laatst van de vorige week bevond deze
componist, tevens professor aan het (,'onservatoire
te Parijs, zich in het kabinet van den secretaris
van het Conservatorium, ten einde nummers uit
te kiezen voor bet aanstaande concours van den
Prix de Rome, toen hij plotseling verbleekte en
viel. Alle pogingen om hem bij te brengen mis
lukten. zoo(tat toen de geneesheer verscheen, de
dood alleen geconstateerd kon wordon.
Deze gebeurtenis bracht groote ontsteltenis op
het Conservatorium, waar alle lessen juist in vollen
gang waren. Niet minder schrik bracht dit in de
meest bekende Parijsche kunstkringen, Gniraud
toch was een der meest geachte Parijsche com
ponisten; de plaats die hij innam mag zeer be
langrijk genoemd worden. Hij wijdde zich in
hoofdzaak aan zijn taak om kunstenaars op te
leiden, terwijl hij zich als componist in de laatste
jaren bijna uitsluitend op simphonisch gebied en
niet meer op dramatisch gebied bewoog. Vandaar
zijn mindere beroemdheid buiten Frankrijk.
Hij werd in 1817 te New-Orleans geboren. Zijn
vader was een zeer degelijk musicus, die even als
hij den grooten Prix de Home verwierf. Het feit
dat vader en zoon deze hoogste onderscheiding
veroverden, staat alleen in de Fransche muziek
geschiedenis. Op twaalfjarigen leeftijd toog Ernest
met zijn vader naar Parijs, doch zij keerden na
eenigen tijd naar New Orleans terug, waar met
veel succes eene opera van den jeugdigen Guiraud
werd opgevoerd. In 1855 kwam hij te Parijs terug
en werd leerling van het Conservatoire. Na, drie
jaren verwierf hij den eersten prijs voor
klavierfpel en het volgende jaar bij zijn eersten wed
strijd den grooien Prix de Rome met eene cantate
getiteld: Bajazet et Ie joueur de flüte,
Om in zijn onderhoud te voorzien vervulde
Guiraud toen de betrekking van paukenist aan de
Opéra-Comique. (Het schijnt dat er in Parijs
order de paukenisten groote talenten schuilen, want
Vincent dTndy was vroeger ook paukenist).
Na zijn terugkeer van de Villa Medicis te
Rome (waar de bekroonden gedurende hun ver
blijf aldaar worden gehuisvest) werd zijne opera
Sylvie in n bedrijf in de Opéra-Comique opge
voerd. Dit werk had succes, doch twee volgende
werkjes, waaronder Le Kobold, konden zich niet
staande houden.
Na den oorlog van 70 en 71, waaraan hij een.
werkzaam deel nam, toog hij weer aan het werk
en componeerde eene orkestsuite, die op een con
cert van Pasdeloup veel succes had en nog steeds
gaarne gehoord wordt.
Zijne volgende werken zijn getiteld: Madame
7urlupin (1872', het ballet Gntna-Green (1873)
en de opera Ficcolino (1876) waarvan vooral het
laatste veel su<!ces had, terwijl een later werk
Galante aventure spoedig van het répertoire
ver«dween.
Bij Lamoureux en Colonne wordea de orkest
werken var: Guiraud nog uitgevoerd. Vooral aan
Guiraud's oordeel werd zeer veel gewicht gehecht,
terwijl weinigen met zooveel tact, energie en be
kwaamheid het opzicht konden houden over het
instudeeren van nieuwe werken. Toen Saint-Saëns
bij de instudeering van zijne opera Ascanio af
wezig bleef, was het Guiraud die het toezicht
over de instudeering hield. Het gevolg hiervan was,
dat bijna nooit een opvoering in artistiek opzicht
zoo geslaagd was als dit werk. Toen Saint-Saëng
teruggekeerd was, verklaarde hij dan ook (Jat hy
de vertolking niet beter had kunnen wenschen en
dat zelfs de coupures die Guiraud had moeten
aanbrengen, het effect van het werk iverhoogden.
Guiraud was een persoon, die oiimiddelijk de
aandacht trok. Hij had zeer sprekende trekken.
Zijn gebruind gelaat en robuste lichaamsbouw
toonden een vasten wil ,en krachtigen geest. In
het vorige jaar was hij in de plaats van Délibeg
lid van het. Institut" geworden.
In de Fransche kunstkringen, waar schrijver
dezer regelen hem nu en dan ontmoet heeft, zal
zijn gemis diep gevoeld worden.
Binnen vijftien maanden zijn drie groote man
nen heengegaan : Délibes, Lalo en Guiraud. De
Fransche toonkunst krijgt wel harde, slagen.
VERSPREIDING VAN ACADEMISCH
ONDERWIJS.
( U n l Kersity hxle nsion).
In Engeland en Amerika heeft het denkbeeld,
dat, naar wij uit prof. A. Pierson's rede vernamen,
ook onze Amsterdamsche academie bezighoudt, om
nl. het onderwijs onzer hoogescholen aan de
groote massa des volks in ruimer mate en meer
rechtstreeks ten goede te doen komen, reeds eene
bepaalde gedaante, een vasten vorm aangenomen.
Sedert 1855 zijn van Oxford alleen meer dan
duizend cursussen uitgegaan, in de verschillende
groote en kleine steden van Engeland gehouden;
wat de Vereenigde Staten betreft, overal heb
ben de universiteiten *r hare vertakkingen, en
een genootschap For the cxtension ufuniversity
teacJüiiy" stelt zich ten doel, allerlei gegevens
bijeen te brengen, die op university cxtension
betrekking hebben en die zij in de oude en de
nieuwe wereld zoekt, terwijl zij tevens een band
wil vormen tusscben allen, die 't zij als leiders,
't zij als deelnemers' tot de beweging voor deze
goede zaak in betrekking staan.
In het maandblad Umccrsity EüUnsion, waar
van de l()e aflevering zoo juist is verschenen,
komt een artikel voor, dat op eigenaardige wijze
de moeilijkheden in 't licht stelt, welke zich by
het systeem, zooals het in Amerika werkt, voor
doen. Vóór wij daaruit eer. en ander meedeelen,
dient eerst vermeld, dat de kundigste professoren
zich er beschikbaar stellen voor het geven var.
een cursus, die meestal uit zes lezingen over een
zelfde onderwerp bestaat. Misschien ware het
beter van lessen te spreken dan van lezingen,
want er wordt bepaald op gerekend, dat de deel
nemers de behandelde stof zelfstandig verwerken,
dat zij blijk geven, het gehoorde te hebben be
grepen eu dat zij, door zelf vragen te stellen,
ook een zekeren invloed uitoefenen op den gang
on de behandeling van hetgeen besproken wordt.
Bij de cursussen in de aiiln, te Amsterdam, die
eenigszins op unicersity e.ïtension geleken, van
prof. Asser. prof. Spruyt, vroeger van prof. Kan,
zooals ook op de door Dr. Blink iri het gymna
sium gehouden lezingen voor onderwijzers was dat,
meenen wij, niet bet geval en toch, alleen bij
zelfwerkzaamheid der deelnemers, is er van
dergelijken maatregel eene goede werking te ver
wachten . Zelfs bemerkten wij op enkele cursussen,
waarvan boven sprake was, slechts bij uitzonde
ring eens een toehoorder, die iets noteerde, terwijl
toch het maken van aanteekeningen dringend
noodig is. indien van het gehoorde, dat vaak niet
volkomen aansluit bij de reeds aanwezige
zielebeelden van den hoorder, iets zal worden opge
nomen. Het uitwerken der notities doet de leem
ten in eigen kennis aan 't licht komen en wie
dan de ambitie heeft, om die leemten aan te
vullen 't zij door lectuur,'t zij door inlichtingen te
vragen bij den utiivtrsity-extensioner, kan inder
daad voordeel hebben van het bijwonen van zulk
een cursus en ziju geestelijken eigendom uitbrei
den. Van het luisteren zonder meer stelle mee
zich niet te veel voor; men moet zelf een onder
werp al zeer goed kennen, om, doordien het ge
hoorde aansluit bij bestaande kennis, de stof ter
stond te kunnen bergen; een betrekkelijk onbe
kend onderwerp kan, als het met talent wordt
behandeld, den hoorder aangenaam lieziglwuden;
hem werkelijk ontwikkelen, door zijn kennis uit
te breiden kan het niet, omdat het nu eenmaal
eene vaststaande waarheid ie, dat slechts wat
aan