De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 15 mei pagina 3

15 mei 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 777 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. alle recht heeft de rol van Blanchette als een nieuwe parel aan haar tooneelkroon te hechten. Tegen haar uiterlijk heb ik eenig bezwaar; dit'had nog beter het hypernerveuse en tegelijk het indolente en apa thische in Blanchette's'zenuw- en zieleleven kun nen uitdrukken ; zij was wel bleek, doch miste het dof-, het blauw-bleeke waardoor de Fransche actrice ook physiologisch Blanchette zoo voortreft'elyk uitbeeldde. Bijna het geheele tweede bedrijf, het boeiendste en dankbaarste, was fraai. en juist, het humoristische begin zoowel als het dramatische vervolg; het glanspunt was het tooneel inet de lamp; bezat mevrouw Rössin g even groote macht over haar stem als deze, zij zou hierin de Fransche vertolkster geëvenaard hebben; in dra matische kracht was zij niet haar mindere. Het slot viel bij dit ttoneei een weinig af; ik geloof, dat mevrouw Rössing haar krachten niet genoeg gespaard had; bij een volgende voor stelling heeft zij dit euvel zelf misschien reeds verbeterd; ook zijn hierj ook voor mevrouw K ssing, met de stem nog machtiger efftcten te be reiken. Van den heer Poolman geldt bijna het zelfde, ook hij gaf zeer veel goeds, doch bleef in pittigheid, in gloed en volheid van kleur, in epische kracht, zou ik bijnazeggen, beneden Antoine. Te gen het slot werd hij zelfs een beetje melodrama tisch; misschien is een boer in zijn woede zoo ruw en woest als de heer Poolman Rousset voorstelde; ik weet het niet; het doet er ook weinig toe; als kunst stond Antoine's spel hooger, omdat het met soberder middelen veel dieper impressie maakte. Hoezeer miste ik ook het zware en eentonige, het stootende en dreinende in de wijze van spreken, waardoor de Franschman den sluwen, koppiger, ontevreden boer zoo meesterlijk karakteriseerde. Juffrouw Beukers (vrouw Rousset) trof als steeds door traaien klank van stem; de onvolprezen creatie van mad. Barny kon zij geen oogenblik doen verge ten. De rol past niet voor haar; dat zij weinig indruk maakte, is niet haar schuld; mevrouw de Boer-van R\jk zou er, dunkt mij, voortreffelijk in zijn geweest. Ook in de kleinere rollen vielen herhaaldelijk goede bedoelingen te waardeeren; die van Morillon, vader en zoon, waren wel het minst gelukkig bezet. Alles in alles is de voorstelling van Blan chette een groote triomf voor de wakkere Salonartisten; het goede stuk en de goede vertolking verdienen aller aandacht en belangstelling. De Braziliaan, het nastukje, zal ons niet lang ophouden. Het is een der oudere Palais-Royalkluchten van Meilhac en Halévy, waarschijnlijk nog uit den tijd van het keizerrijk, toen de Braziliaanmillionair dank zij Meilhac-Halévy Oifeubach een geliefde tooneelflguur was. Een handige actrice tracht een vieux beau in het huwelijksbootje te lokken. De oude gek is verzot op origineele, liefst een beetje ingewikkelde en gevaarlijke liefdes avonturen : Car qu'est-ce qu'un amour sans crainte et sans désir 'f zooals Lafontaine in een zijner ondeugende contes zegt. Men heeft hem wijs gemaakt, dat de actrice door een schatrijken Braziliaan omfladderd wordt; de slimme juffer maakt van het verzinsel gebruik ; een aspirant-acteur wordt tot Braziliaan gepromoveerd en iaagt den ouden minnaar den doodschrik op het lijf. Natuurlijk krijgt deachice haar zin en bukt de oude heer zich onder het huwelijksjuk. DJ wel wat gerekte ouffonnerie werd met veel animo vertolkt; Fransche acteurs ?weten in dit genre gewoonlijk origineeler en fantastieker te zijn. In den Artis-Schouwburg is Amsterdam een tooneelgebouw rijker geworden, zooals het sinds den brand van den stadsschouwburg niet meer bezat. Een groote zaal met vele en ruime plaatsen, breede gangen, tal van deuren, een flink tooneel en een goeden acoustiek. De Plantage bezit thans twee operette-tempels; een bezwaar is dit, geloof ik, niet. Frascati bleek herhaaldelijk te klein om de vele operette-minnaars te bergen; het publiek kan zich thans verdeelen; de directies zullen door de concurrentie zonder twijfel geprikkeld worden; desnoods kunnen zij het genre splitsen, kan de nieuwe schouwburg de meer klassieke operette van Hervé, Offenbach en Lecocq voor zijn rekening nemen, de oude de meer moderne operettevaudeville van Audran en Roge'r. Voorloopig heeft Audran's Mascotta, nog meer tot het oudere genre behoorende, in den Artis-Schouwburg haar intrek genomen; dank zij de bekoorlijke tekst en muziek, de fraaie decors en kostumen, de van ouds be kende creaties van Mevrouw Buierman (Bettina) en de heeren Kreeft (Laurent XVII) en Kelly (Rocco) bezorgde zij voor de zooveelste maal (voor de hoeveelste wel?) het publiek een alleraangenaamsten avond en zal zij zich voorloopig wel niet uit haar nieuwe woning laten verdrijven. H. J. M. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De wintercampagne van het orkest van het Paleis van Volksvlijt, die thans ten einde loopt, heeft zich gekenmerkt door zeer opgewekt leren. Hot optreden van den heer Hol als directeur van de Klassieke Concerten heeft, zooals ik reeds meer malen schreef, groote beteekenis aan die uitvoe ringen gegeven, want niet alleen is het gehalte op verrassende wijze verbeterd, doch er ia ook ruime plaats gegeven aan Nederlandsche compositiën. Dit laatste acht ik een groote weldaad. Het moedigt onze componisten aan, omvangrijke werken te scheppen, terwijl het publiek op deze wijze inde gelegenheid wordt gesteld te leeren kennen en waardeeren wat onze kunstenaars voortbrengen. Dat Hol, een onzer begaafdste en de meest vruchtbare componist, als principe aangenomen heeft een plaats aan die werken op zijne programma's interuimen, moet met groote ingenomenheid ver meld worden, l let getuigt van zijn warm ruim hart voor ons streven en van zijn ernstigen wil om onze toonkunst meer en meer op te heffen. Op het laatste klassiek-concert werd eene nieuwe simfonie van onzen stadgenoot Ant. Averkamp uitgevoerd, die (ik vermeld dit vooraf met veel ingenomenheid) zeer warm werd toegejuicht. Den heer Averkamp ken ik reeds lang als degelijk en ernstig strevend kunstenaar, doch voor het eerst hoorde ik thans n uitgebreider werk van zijn hand. Zijne simfonie getuigt van zeer degelijke studie en muzikale begaafdheid. Hij is zeer klaar in den vorm geweest en heeit dien meestal op beknopte wyze heeft behandeld. Het eerste deel is wel het meest uitgebreid. Met een levendig, motief in B.kl.t. vangt dit gedeelte aan, waarop men na een korten tusschensatz naar een tweede meer zangerig motief gevoerd wordt, waarna de doorwerking aanvangt met een kort fugato in de houten blaasinstrumenten. Daarna worden de beide motieven uitvoerig doorgewerkt waarop de beide thema's terugkeeren en naar het slot voeren. De tweede satz in rustige :i/t maat, heeft even eens twee motieven een eerste thema en een tweede waar in de tweede maat, eene eigenaar dige modulatie voorkomt, terwijl in het midden gedeelte eveneens eene contrapunctische bewer king op te merken valt. Het scherzo is licht en bewegelijk en wordt door een melodieus trio afgewisseld, waar het met een coda van eenige maten besluit, terwijl de iinale (die zeer warm van kleur en ook rhythmisch zeer gemarkeerd is), een levendig en dankbaar slot vormt. Hoewel de componist in de Beide eerste deelen vele bewijzen van zijn contrapunctische kennis heeft gegeven, stel ik de beide laatste deelen het hoogst, omdat daar alles nog natuurlijker vloeit en de instrumentatie meer kleur heeft dan in de beide eerste deelen. Ik geloof dan ook dat wat meer kleur de beide eerste deelen voor het gehoor dankbaarder zoude gemaakt hebben, m. a. w. de componist zou daardoor de innerlijke waarde meer hebben doen uitkomen. Dit werk van mijn kunstbroeder Averkamp heeft mij zeer geïnteresseerd en ik N ensch hem oprecht geluk met het behaalde succes. Zeer hartelijk en warm waren de toejuichin gen, waarmede ik met kracht heb ingestemd, ter wijl de heer F. H. van Duinen als componist namens de vereeniging Klein koor a capella waar van de heer Averkamp directeur is, een fraaien krans aanbood. Ook namens eenige vrienden werd een krans aangeboden. De vertolking onder leiding van Hol mag zeer schoon genoemd worden. Deze dirigent weet op bewonderenswaardige wijze de intenticn van ande ren te vatten en aan alle détails een bijzonder relief te verleenen. Het deed mij dus veel ge noegen dat ook hij eene warme ovatie van or kest en publiek ontving. Twee dagen later had een concert plaats, gege ven door en met medewerking van eenige jongeren. Een baszanger, de heer Clavère, gaf dit concert, terwijl mevr. Engelen-Sewing (sopraan) en de heeren Jan Reder (bariton), Sal. Wertbeim (viool) leerlingen van het conservatorium, en C. Grelinger (piano) medewerkten. De lezer weet, dat ik .gewoon ben het streven van jonge lieden zooveel ik kan aan te moedigen en wanneer zij zich voor het eerst doen hooren, te releveeren, wat er goeds is in hetgeen zij presteeren, en niet voor op te stellen of de'vcordrachten reeds in alle opzichten rijp zijn. Aan moedigend moet de critiek voor hen in de eerste plaats zijn. Alleen wanneer zij op een verkeerden weg zijn, of zich aan effectbejag schuldig maken of door hun geheele optreden toonen. dat zij zich zelf hooger schatten clan zij mogen en kunnen doen, moet de kritiek met kracht waarschuwen. Dit houd ik ook bij deze bespreking in het oog. Mevr. Engelen?Sewing droeg de Paria-legende uit Lakmévoor. Ik heb mijne opmerkingen over de voordracht van dit nummer door deze dame reeds vroeger geschreven en bepaal mij dus naar j hetgeen ik toen meldde te verwijzen. De concertgever was hier onbekend. Hij bezit een klankrijk orgaan dat of niet goed, of veel te weinig is ontwikkeld. De toonvorming toch laat veel te wenschen over, terwijl in de aria: O ./«'s j und Osiris, die in rhythmisch opzicht zoo eenvou-dig is, de maat nog al eens te werischen overliet. Men schijnt helaas vaak te denken, dat zangers zich dit permitteeren mogen, doch de goeden doen het niet. De heer Ch. Grelinger is een pianist met sterk ontwikkelde techniek, die bovendien door de be geleiding van de liederen blijk van muzikaliteit gaf. Ik hoorde van hem Preludium en l''nr/tt in A mol van Bach, die met veel vaardigheid ge speeld werd, doch door te veel gebruik van het pedaal hier en daar aan onduidelijkheid leed. 11 ij heeft het als pianist op groote technische hoogte gebracht; ik twijfel dus niet of hij zal ook het ontbrekende kunnen aanvullen, daar hij bewezen heeft muzikaal te zijn. De heer Reder verbaasde het publiek door zijn machtig en "vol geluid, terwijl hij blijkens zijn duidelijke uitspraak toonde reeds iets geleerd te hebben. Helaas bewees hij echter volstrekt niet dat bij muzikaal is ontwikkeld, want in zijn lie deren zong hij alleen zuiver wanneer de stem tot volle kracht werd uitgezet, terwijl de voordracht gehoel op uiterlijk effectbejag was berekend, doch volstrekt niet aan do compositie recht deed wedervaren. Het is voor jonge kunstenaars gevaarlijk dat bij zulke concerten gewoonlijk het publiek uit familie, vrienden en kennissen bestaat. Uit sympathie worden dan de toejuichingen zeer mild gegeven. De heer Reder althans werd gehuldigd als ware hij oen ster! Op bescheidener en degelijker wijze trad de heer Wertheim op. Bij de Fantaisie van Vieuxtemps, wist bij alle ziekelijkheid te vermijden en toonde onder leiding van zijn leermeester Cramer, in de goede richting zich te ontwikkelen. Ook in technisch opzicht gaf hij (hoewel hem nog niet alles gelukte), veel goeds. Tot mijn groot leedwezen was ik door eene re petitie die ik houden moest, verhinderd de uit voering van het (Ttrechtsch klein gemengd koor a capella bij te wonen. Van zeer bevoegde zijde werd mij medegedeeld dat do verschillende koren van Sweelinck, Palestina. Corsi, Hasler, Eccard en Gallus met zeer veel muzikale intentie werden weergegeven. Wat klankschoonheid betreft vond mijn bericht gever dat hij vooral bij de forto's, waarin tenoren en bassen te veel domineerden, de voorkeur geeft aan hot Amsterdamsche koor; doch de uitvoe ring, onder den dirigent Jhr. Mr. J. C. M. van Riemsdijk, zeer boog stond wat opvatting en voor dracht betreft. Vooral de klanknabootsingen van harpe tabour, phifres, orgues, musette en boiydon" in Psalm 150 van Sweelinck moeten verrassend geklonken hebben. Nu Amsterdam een voortreffelijk koor voor ge wijde muziek bezit, is het dubbel belangrijk ook eens eene andere vereeniging die voortreffelijke kwaliteiten bezit te hooren. De Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis, die deze uitvoering' had op touw gezet, heeft sedert het jaar 1868 heel wat kunstschatten van onze meesters aan de vergetel heid ontrukt. Nederland heeft deze vereeniging zeer veel te danken. VAN MIILIGEN. * * * De muzikale hoofdschotel hij de inwijding van het nieuwe gebouw in de Rozenstraat Ons Huis", vvas op de beide avonden de cantate. door don heer S. van Milligen gecomponeerd op woorden van den heer J. A. Tours. De verdiensten van den heer Tours ten op zichte van de stichting zijn zeer groot en alge meen gewaardeerd. Dit bleek ook uit het applaus, waarmede hij werd ontvangen, wanneer hij enkele deelen van zijn gedicht, die door den toonzetter niet waren gebruikt, zelf voordroeg. Wij _vereenigen ons gaarne met die groote waar deering, maar wij mogen niet verzwijgen, dat ons bet gedicht van den heer Tours over hel algemeen voor muzikale compositie zeer weinig geschikt voorkwam. Het is te beschouwend, te didactisch, te betoogend en daarbij te uitvoerig. Men dient hiermede rekening t'e houden bij de beoordeeling der compositie van den heer Van jVIilligcii, die, als nauwgezet tqondichter. steeds heeft gestreefd naar een innig verband tusschen den tekst en de muziek, maar juist daardoor, naar wij ons voorstellen, nu en dan wel eens met zijn taak verlegen moet zijn ge weest. De heer Van Milligen beschikte bij de/e uitvoering slechts over beperkte krachten', daar het orkest terwille van de plaatsruimte zich bepaalde loldubbel-kwartel en piano, waar bij voor enkele gedeelten pauken, kleine trom en piccolo's kwamen. Dit alles in aanmerking nemend, mag men zeggen, dat d,c heer van Milligen zich" voprtretlelij.k van zijne taak heeft gekweten. Zijne muziek w-as. zooals zij hier behoorde te zijn. eenvoudig en bevattelijk- maar doorgaans vol distinctie, en met de bescheiden midd'olen was veel kleur verkregen. De behandeling van stemmen en strijkkwartet verraadt het be hoeft nauwelijks gezegd (e worden de be kwame en geoefende hand. Eene bijzondere vermelding verdient het voor kindei koor geschreven gedeelte. Hier had de heer Tours een zeer geschikten tekst geleverd. en de heer Van .Willigen maakte er dankbaar gebruik van en ca!' een l'risch en geestig stuk muziek. Maar was het voor zoo jeugdige zangers en zangeressen niet een beetje moeielijk ? Kr waren hier en daar nog al rhythmische bezwaren te overwinnen, en hij de meerstem mige gedeelten kwamen de hoogere stemmen niet altijd duidelijk uil. Hel kleine, uitgelezen koor van dames en heeren deed aan de compositie alle recht we dervaren en de kunstenaars en dilettanten, die het miniatimr-orkest vormden, werkten ijverig tot het welslagen mede. L<ist, not l/'u.ii noemen wij de solisten: rnej. Alida Lutkeman (sopraan), me.j. Gerda Iteinders (alt) en den heer F. H. van Duinen (bariton). Me.j. Lutkeman had in do cantate een belang rijke partij te vervullen en zij deed dit op echt muzikale wijze en met IVaaien toon. Toon zij zong: Dan is het, als of plots een zonlicht aan beider hemel koeslrend staat , zal die frissclie, glasheldere hooge </ als een zonnestraal in menig hart zijn gedrongen. Me.j. Heinders en de heer van Duinen stonden de sopraan, waardig ter zijde. (irooten dank verdienen de solisten voor hun liederen-voordrachten. (Jelijk dit in Ons Huis behoort, werden er alleen liederen met Nederlandschen tekst gezongen, ditmaal ook uitslui tend van Nedorlandsclie componisten (Antheiinis, L. F. Brandls Buys, Hol. Nicolaï, P ijzel, Cath. van Hennes en Verhuist). Indien het, hier bleek, dat de samenwerking van nationale dichters en toonzetters bij het publiek van Ons Huis warmen bijval vond. dan komt daarvoor een groot deel van de eer toe aan de voortref felijke vertolking dezer liederen door de dames Lutkeman en Heinders <>u den heer Van Duinen Van harle hopen wij. dat do eerste muzikale voordracht in .Ons Huis'' door vele andere zul worden gevolgd, en dat het bestuur dan een o\en bekwamen en beziolondi'ii leider, even ijverige en talentvolle medewerkers moge vin den als op de beide inwijdingsdagen. FUNEST GFIRAUD. In het laatst van de vorige week bevond deze componist, tevens professor aan het (,'onservatoire te Parijs, zich in het kabinet van den secretaris van het Conservatorium, ten einde nummers uit te kiezen voor bet aanstaande concours van den Prix de Rome, toen hij plotseling verbleekte en viel. Alle pogingen om hem bij te brengen mis lukten. zoo(tat toen de geneesheer verscheen, de dood alleen geconstateerd kon wordon. Deze gebeurtenis bracht groote ontsteltenis op het Conservatorium, waar alle lessen juist in vollen gang waren. Niet minder schrik bracht dit in de meest bekende Parijsche kunstkringen, Gniraud toch was een der meest geachte Parijsche com ponisten; de plaats die hij innam mag zeer be langrijk genoemd worden. Hij wijdde zich in hoofdzaak aan zijn taak om kunstenaars op te leiden, terwijl hij zich als componist in de laatste jaren bijna uitsluitend op simphonisch gebied en niet meer op dramatisch gebied bewoog. Vandaar zijn mindere beroemdheid buiten Frankrijk. Hij werd in 1817 te New-Orleans geboren. Zijn vader was een zeer degelijk musicus, die even als hij den grooten Prix de Home verwierf. Het feit dat vader en zoon deze hoogste onderscheiding veroverden, staat alleen in de Fransche muziek geschiedenis. Op twaalfjarigen leeftijd toog Ernest met zijn vader naar Parijs, doch zij keerden na eenigen tijd naar New Orleans terug, waar met veel succes eene opera van den jeugdigen Guiraud werd opgevoerd. In 1855 kwam hij te Parijs terug en werd leerling van het Conservatoire. Na, drie jaren verwierf hij den eersten prijs voor klavierfpel en het volgende jaar bij zijn eersten wed strijd den grooien Prix de Rome met eene cantate getiteld: Bajazet et Ie joueur de flüte, Om in zijn onderhoud te voorzien vervulde Guiraud toen de betrekking van paukenist aan de Opéra-Comique. (Het schijnt dat er in Parijs order de paukenisten groote talenten schuilen, want Vincent dTndy was vroeger ook paukenist). Na zijn terugkeer van de Villa Medicis te Rome (waar de bekroonden gedurende hun ver blijf aldaar worden gehuisvest) werd zijne opera Sylvie in n bedrijf in de Opéra-Comique opge voerd. Dit werk had succes, doch twee volgende werkjes, waaronder Le Kobold, konden zich niet staande houden. Na den oorlog van 70 en 71, waaraan hij een. werkzaam deel nam, toog hij weer aan het werk en componeerde eene orkestsuite, die op een con cert van Pasdeloup veel succes had en nog steeds gaarne gehoord wordt. Zijne volgende werken zijn getiteld: Madame 7urlupin (1872', het ballet Gntna-Green (1873) en de opera Ficcolino (1876) waarvan vooral het laatste veel su<!ces had, terwijl een later werk Galante aventure spoedig van het répertoire ver«dween. Bij Lamoureux en Colonne wordea de orkest werken var: Guiraud nog uitgevoerd. Vooral aan Guiraud's oordeel werd zeer veel gewicht gehecht, terwijl weinigen met zooveel tact, energie en be kwaamheid het opzicht konden houden over het instudeeren van nieuwe werken. Toen Saint-Saëns bij de instudeering van zijne opera Ascanio af wezig bleef, was het Guiraud die het toezicht over de instudeering hield. Het gevolg hiervan was, dat bijna nooit een opvoering in artistiek opzicht zoo geslaagd was als dit werk. Toen Saint-Saëng teruggekeerd was, verklaarde hij dan ook (Jat hy de vertolking niet beter had kunnen wenschen en dat zelfs de coupures die Guiraud had moeten aanbrengen, het effect van het werk iverhoogden. Guiraud was een persoon, die oiimiddelijk de aandacht trok. Hij had zeer sprekende trekken. Zijn gebruind gelaat en robuste lichaamsbouw toonden een vasten wil ,en krachtigen geest. In het vorige jaar was hij in de plaats van Délibeg lid van het. Institut" geworden. In de Fransche kunstkringen, waar schrijver dezer regelen hem nu en dan ontmoet heeft, zal zijn gemis diep gevoeld worden. Binnen vijftien maanden zijn drie groote man nen heengegaan : Délibes, Lalo en Guiraud. De Fransche toonkunst krijgt wel harde, slagen. VERSPREIDING VAN ACADEMISCH ONDERWIJS. ( U n l Kersity hxle nsion). In Engeland en Amerika heeft het denkbeeld, dat, naar wij uit prof. A. Pierson's rede vernamen, ook onze Amsterdamsche academie bezighoudt, om nl. het onderwijs onzer hoogescholen aan de groote massa des volks in ruimer mate en meer rechtstreeks ten goede te doen komen, reeds eene bepaalde gedaante, een vasten vorm aangenomen. Sedert 1855 zijn van Oxford alleen meer dan duizend cursussen uitgegaan, in de verschillende groote en kleine steden van Engeland gehouden; wat de Vereenigde Staten betreft, overal heb ben de universiteiten *r hare vertakkingen, en een genootschap For the cxtension ufuniversity teacJüiiy" stelt zich ten doel, allerlei gegevens bijeen te brengen, die op university cxtension betrekking hebben en die zij in de oude en de nieuwe wereld zoekt, terwijl zij tevens een band wil vormen tusscben allen, die 't zij als leiders, 't zij als deelnemers' tot de beweging voor deze goede zaak in betrekking staan. In het maandblad Umccrsity EüUnsion, waar van de l()e aflevering zoo juist is verschenen, komt een artikel voor, dat op eigenaardige wijze de moeilijkheden in 't licht stelt, welke zich by het systeem, zooals het in Amerika werkt, voor doen. Vóór wij daaruit eer. en ander meedeelen, dient eerst vermeld, dat de kundigste professoren zich er beschikbaar stellen voor het geven var. een cursus, die meestal uit zes lezingen over een zelfde onderwerp bestaat. Misschien ware het beter van lessen te spreken dan van lezingen, want er wordt bepaald op gerekend, dat de deel nemers de behandelde stof zelfstandig verwerken, dat zij blijk geven, het gehoorde te hebben be grepen eu dat zij, door zelf vragen te stellen, ook een zekeren invloed uitoefenen op den gang on de behandeling van hetgeen besproken wordt. Bij de cursussen in de aiiln, te Amsterdam, die eenigszins op unicersity e.ïtension geleken, van prof. Asser. prof. Spruyt, vroeger van prof. Kan, zooals ook op de door Dr. Blink iri het gymna sium gehouden lezingen voor onderwijzers was dat, meenen wij, niet bet geval en toch, alleen bij zelfwerkzaamheid der deelnemers, is er van dergelijken maatregel eene goede werking te ver wachten . Zelfs bemerkten wij op enkele cursussen, waarvan boven sprake was, slechts bij uitzonde ring eens een toehoorder, die iets noteerde, terwijl toch het maken van aanteekeningen dringend noodig is. indien van het gehoorde, dat vaak niet volkomen aansluit bij de reeds aanwezige zielebeelden van den hoorder, iets zal worden opge nomen. Het uitwerken der notities doet de leem ten in eigen kennis aan 't licht komen en wie dan de ambitie heeft, om die leemten aan te vullen 't zij door lectuur,'t zij door inlichtingen te vragen bij den utiivtrsity-extensioner, kan inder daad voordeel hebben van het bijwonen van zulk een cursus en ziju geestelijken eigendom uitbrei den. Van het luisteren zonder meer stelle mee zich niet te veel voor; men moet zelf een onder werp al zeer goed kennen, om, doordien het ge hoorde aansluit bij bestaande kennis, de stof ter stond te kunnen bergen; een betrekkelijk onbe kend onderwerp kan, als het met talent wordt behandeld, den hoorder aangenaam lieziglwuden; hem werkelijk ontwikkelen, door zijn kennis uit te breiden kan het niet, omdat het nu eenmaal eene vaststaande waarheid ie, dat slechts wat aan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl