Historisch Archief 1877-1940
No. 778
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
GRÉVIN EN DE PARISIENNE.
De Parijsche correspondent van het Journal de
Bruxelles merkt op, hoe het overlijden van Grévin
het publiek veel meer getroffen heeft dan dat
van. andere personen wier verdienste op zich zelf
veel degelijker was, en die in dezelfde maand
overleden, als Guiraud en Poise. Toch was Grévin
ziek en sinds lang uit de wereld teruggetrokken ;
maar zijn naam had zijn prestige behouden ; hij
heette de Parisienne" te hebben gecreëerd.
In de tegenwoordige artistenwereld geldt zulk
eene verdienste eer als eene veroordeeling; maar
voor Grévin, voor het publiek, voor de
tooneeldirecteuren en uitgevers, is parisien" in elke
combinatie een element van succes. Heeft nu
eigenlek Grévin de Parisienne" uitgevonden?
Het komt er op aan, het eens te worden over de
beteekenis van den naam, en dan kan men zeggen
dat er meer variëteiten van Parisiennes dan van
rozen zijn. De naam beteekent dus niets. De
vrouwen van Montmartre gelijken niet op die
van het Quartier Latin, die van Batignolles niet
Op die van den Faubourg Saint-Germain. Grévin
heeft dus eene Parisienne geschapen, een aller
liefst popje, pikaiit en snoeperig, met geestige
oogen en opgewipt neusje, met moedwillig mondje
en aardige oortjes, in een elegant, luchtig costuum.
Het was de tijd van de pouff's en die stonden
zijn heldinnen het best; Balzac had reeds gezegd:
De Parisienne is het aardigste speelgoed, dat
de sociale industrie heeft uitgevonden."
Grévin copieerde dus dat aardige speelgoed, en
maakte er fortuin mee. Vroeger was hij beambte
geweest op de bureaux van de P.-L.-M., en had
daarna wat aan illustratie gedaan. De petites
femmes" deden hem opmerken; hij verdrong eenige
voorgangers die halt' 'onbekend zijn gebleven;
vooral een de Beaumont, wiens methode, de dunne
teekening, zonder schaduw, als met n
pennestreek, Grévin overnam. Men noemde Grévin al
dra Gavarni II, ofschoon de afstand toch groot is
tusschen zijn vluchtig werk en de studie van
Gavarni, die steeds zocht en doorwerkte, en soms
hooge kunst maakte in zijn kleine teekeningen.
Maar Grévin's vroolijkheid viel in den smaak, en
niet minder de onderschriften, ofschoon vele ons
uu, evenals de teekening, reeds verouderd schijnen.
Hoe weinig pikant schijnt nu nog dat oude wijf,
een voddenraapster, die voor haar glas brandewijn
staat, in een soort assommoir, met een harig
droukemans-gezicht en zegt: Ce qiii me dégoüte
Ie plus, moi, dans Ie jour de l'an, c'est qu'on
s'embrasse".
Veel meer op Gavarni en Daumier gelijkt
in onze dagen Forain, die nooit gracieus of ele
gant, maar veel wreeder en dieper dan Grévin is,
ongeveer in de verhoudirg van den dramatist
Becque tot de luchtige verve van Meilhac.
Behalve Grévin's figuurtjes hadden ook de on
derschriften succes. Nu verneemt men, dat hij
die niet zelf maakte. Hij had een geestig ori
gineel vrouwtje getrouwd, gewoon aan de bou
tades van den boulevard en het jolige argot
der buitenwijken, zij was van Saint-Mand
een soort vau aardige Parijsche voyoute", eene
zuster van Gavroche.
Grévin maakte de teekening, en gaf eenigszins
den zin aan; zij stelde dan de légende, in dien
zonderlingen stijl, gemengd met argot uit de
voorsteden, uit de coulissen, uit de
portierstershokjes. En de tekst deed vaak meer voor het
succes dan de plaatjes. Men begrijpt dus Gréviu's
ergernis, toen op een diner bij Xadar een zeer
groot artist hem complimenteerde over zijn talent
en al het gewicht legde op de geestige onder
schriften. Grévin antwoordde niets, maar ging een
oogenblik later een toertje in den tuin maken;
diegenen van zijn vrienden die van de medewer
king wisten, begrepen dat de complimenten op
deze wijze hem onrustig gemaakt hadden.
Maar de platen leverden niet veel op, hij kreeg
er '20 a 40 francs per stuk voor. Hij deed dus
ander werk; hij teekende voor de theaters, en
wonderfraai. Zijn costumeeren van balletten
was geniaal; het ballet der Faunen,
hetSneeuwballet en een ander ballet voor het théitre de
la rue Blanche, waar hij de danseressen als
kreetten had gecosturneerd. In do apotheose
vormden de roode poppetjes een buisson", ter
wijl aan haar voetjes eene andere groep de groene
onschuldige peterselie voorstelde.
Eindelijk richte hij het bekende musée Grévin
op, het Parijsche panopticum, op den boulevard
Montmartre, niet heel groot, maar steeds vol
nieuws en druk bezocht. Door elkander telt men
400,000 a 500,000bezoekers 's jaars; tijdens de expo
sitie van 188!) bereikte het een millioen. Dan zijn er
nog bijverdiensten, de vestiaire wordt verpacht
voor 10,000 frar.cs jaars. Het bracht Grévin, als
directeur en houder van oprichters-aandeden,
wel een 30,000 trancs 's jaars op.
De tegenwoordige directeur heet Gabriel Tho
mas ; het museum blijft steeds actueel. Op dit
oogenblik ziet men er de arrestatie van Ravachol,
voorgesteld door een groot aantal personen : de
anarchist, twee sergeants de villc, do coinmissatis
Drescb, Lhérot, enz, alles van was, op ratt.urlijke
grootte, voor het voortreffelijk gecopieerde restau
rant Véiy. Ook is er het Fransehe eskader te
Cronstadt, in meer dan veertig personen: de Czar.
admiraal Gervais, de Czarina, admiraals,
groo'.vorsten, matrozen, allen in echte uniformen, bij
een militairen kleermaker gemaakt, met goud
geborduurd, en soms 1(100 a, 2000 francs kostend.
De gezichteji zijn ook goed. de gestes zijn
natuarlijk. Men heeft _ den heer Carnot verzocht deze
groep in te wijden; de directeur heeft toen ook
aan Carnot diens eigen beeld in was laten zien.
en zijn excuus gemaakt, dat het misschien niet
volkomen gelijkend was; men had het zonder
model moeten maken.
Kr is maar n artist," zekle de President
( toen heel origineel, die mij goed gelijkend maakt.
dat is Caran d'Ache."
Een heel mooi tableau ia dat vau de danseres
sen van de opera, in de coulissen, maar in
balie!,costuum. Deze kan men echt noemen, want de
armen en beenon der dames zijn naar de natuur
gemonteerd; bij het ele'ctrisch licht is de groep
als levend, do wassen armen en boezems zien er
dan paarlemoerig en rose uit, als die der schoone
danseressen zelven.
Xa het gracieuse komt men in de Chamber of
horrors, waar men Lodewijk XVI en
Marie-Antoinette in hun cellen ziet, de veroordeelicg van
Madame Rolland, de dood van Marat in de echte
badkuip. Voor de trap zal Chéret, de geniale
afiicheteekeiiaar, een paar muurschilderingen
maken, La danse des Sis, met Colombine, Pierrot,
Arlekim, Scararnouche, een hoele sarabande
\Vattean van de Icaliaansche farce, in veelkleurig
licht, als in punschvlammeu, maneschijn en
Bengaalsch vuur dansend.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Fransdie prenten en geschriften.
Sedert men, een poosje geleden, in Frankrijk,
(vermoedelijk niet zonder patriottische bijgevoelens),
op het denkbeeld kwam, een monument op te
richten voor den al in 1860 gestorven
militairenteekenaar Raffet, zijn er nu, kort op elkaar, drie
boeken over dien merkwaardigen kunstenaar ver
schenen, alle drie rijk geïllustreerd, een door Armand
Dayot en een door llenri Béraidi, terwijl het derde,
hec omvangrijkste en wat de volledigheid van den
prenteuvoorraad betreft, ook het beste, een stevig
deel, bewerkt door F. Lhornme, dezer dagen in de
bekende serie Ler Artistes cêlèiires uitgekomen is.
Het kan niet gezegd worden, al bevat de tekst
veel wetenswaardig?, dat de samensteller zich er
een schitterend auteur in betoont, maar, als ge
zegd, om de illustraties is het een uitgave van
waarde. De keuze der 155 gravures is zeer ge
lukkig. Men krijgt een goed overzicht van dat
prentwerk waarin zonder episoden-vulling, zonder
tooneeldécor, zonder de gebruikelijke repousscirs
en met direkten durf, de beweging, de woede, de
grootheid van veldslagen li^t uitgedrukt, waarin
de heldhaftige majesteit, .de sombere trots van
den veldheer als middelpunt is gesteld van levens
volle, veelbewogen samenstellingen, vol van het
demonische van het krijgsvuur en de heilige kracht
van den overtuigden soldaten plicht. Raffet is de
bijna epische teeketaar der roemrijke wapenfeiten,
die tusschen Jemmappes en Waterloo liggen, en
waarvan de hoofdpersoon de geduchte oorlogsgod
is, die in zijn legendarische gestalte, altijd vol
ingehouden macht, in vele verschijningen, als een
hoogvereerde liguur, gaat door dat ernstige werk
van Rail'et, waarin het sterk dramatische nooit
theatraal, noch het grootsche onwerkelijk ge worden
is. Verouderd is in al die prenten alleen somwijl het
bijkomstige van de uitvoering, en opmerkelijk
is het, dat van dat voorbijgegane eener manier
schier tiets te vinden is in zijn min opgetuigde
studies en krabbels, die niet voor uitgave waren
bestemd. Het leven, de uitdrukking, de beweging
zijn daar onmiddellijker nog in bewaard dan in
zijn zoo nauwgezet en soms al te druk bewerkte
lithograiiën. In die schetsen vindt men zuiver de
impressie van bewogen karaktorlijnen in houding
van tiguur en massa, met allergische juistheid ge
geven door een vruchtbaar en opgewekt talent.
Wat aan dit deel van do Arttstcx célibres ook
nog bijzondere waarde gee-ft boven de eelities vau
Béraldi en Dayot is de reproductie dier tri-tiende
serie krijtportretten. die Rail'et toekende van een
aantal personen uit de omgeving van Paus Pius IX,
en die zoo goed zijn als iets wat van dien aard
in deze eeuw werd . voortgebracht. Men vindt
daarin een min gekenden Raffet, voor welken, som
migen zelfs den eenigen soldatenteekenaar wel
zouden willen geven.
In die reeks van de Artist es ctlcbres is weer
heel wat in bewerking, dat bruikbaar of goed
kan worden en men zal willen zien. Emile Michel,
wiens groote work over He m brand t nu verschijnt, zal
er studies in geven over de. Van der Veides. over
Millet, over Tt>. llousseau, AndiéMichel van de
Ucbiils bewerkt er een Corregio voor,-?van Ilustin
wo: den deeltjes aangekondigd over de romantieken
van het lanelschap: Jules Dupré, Dia/. Daubigr.y,
Troyon, van Charles Xormand over G-euze,
Chardin, David,?van AndréPératéover Pinturicchio
en Boticelli, terwijl Luea Signorelli en liafael
door Meren. Bevemito Cellini en Jean Bologne
door Erniïe Molinior, Bernini door rJossebeuf. de
Tiépolos door Ilenry de Chennevières, Memling.
Albert Durer, de Hulbeins en de Cranachs door
Paul Leprieur, Rogier van der \Vtyden en Bernard
van Orlcy door Alphonse Wouters, de (Mades
door Marguérite van de Wieie. Rubens door
Lhonime, John Constable door Uobert Ilubart,
Ingres door Jules Mommeja, Courbet door Abel
Patoux en de graveur Ferdinand Gaillard door
George Duplessis zuilen worden behandeld.
Ferdinand Gaillard dien stillen grooten aparten
kunstenaar, onlangs overleden, men vergeet hem
niet, al is zijn werk te weii.ig bekend. Hoger
Marx heeft verleden maand in de Vnltnire met
warmte gesproken voer zijn nagedachtenis, en
Gustave (iefffoy zegt nu in den (.lil-lïlux iets over
hem bij een bespreking van het geruchtmakende
portret, dat Chartrau van Leo XIIl in den Salon
heeft. In een enkele regel zelis van een brief,
schrijft eü'roy. deed Gaillard meer van dien Paus
herleven dan Chartrau het doet in heel dat toe
gejuicht portret.
Ik heb dien kop al verder gebracht," schreef
de graveur toen hij Leo's portret maakte,-?dien
grooten, bleekeu, bezigen, glimlarhendBii kop."
Ei, zoek dien kop, zmuls daillard hem zag,
eens in het portret van (,'hartran.
Hef aardigste overigens, wat ik nu in de bla
den r.otf te lezen vond ove-r den Parijschen Salon.
zijn de Preleiiiinairen. waarmede. Kmile Uergerat
((uasi-genielnk zijn beschouwingen in den 'ujtiro
aanving,
Ik kom er vandaan" zc.o begint hij met een
zucht, liet schilderen is geen lamst moer, Let
is een ondeugd!
Het schilderen is de piano van de mannen''.
O'uL'ugd van hen' die niets te doen hebben
en zich vervelen. Als men niet meer weet wat
uit te voeren niet zijn tii.-u vingers, zwaar van de
ringen, die men Jraiigt aan do hand. want die
aar. den voet zijn gelukkig vergroeid. - -- d:i.u huurt
men een atelier.... cu scLildert Het was beter,
ronduit gezegd, ais ;iieii op den trommel speelde,.
maar ze zeggen dat dat minder amuzar.t is?"
O, maar niet voor de kritiek!''
, liaudelaire had het voorgevoeld. l)e
schilderkunst is een bloem des kwaads."
Wat te zeggen van hen die haar kweekcn in
de broeikas, van die misdadige Haarlemsche tul
penhandelaars, en gij zijt een van hen, Léon
Bonnat, ik klaag u aan! door wier zorgen de
kwade hartstocht bevorderd en onderwezen wordt?
Met welke verwenschingen zal de kritiek dien
Jules Lefèbre uitgeleide doen, die, voor zich alleen
in den Salon, honelerdvijfenzestig leerlingen
binnenvoer,t, en even zoovele voorbeelden van burgerlijke
onschuld in het verderf stort? Welke anathema's
moet men uitstorten over de nagedachtenis van
dien Cabanel, die in deze dagen van de
druifluis, honderd-acht paar armen onthoudt aan den
landbouw ?
? Men . durft niet te spreken van dien William
Bouguereau, zoozeer is hij overtuigd dat de kunst
wordt ingeënt en de roem erfelijk is; maar hij
heeft negen-en-negentig winkelbedienden van talent
van ele wijs gebracht, aan wie de natuur duidelijk
met den vinger een van onze groote magazijnen had
aangewezen.Gei ome kreeg, alleen in de laatste twaalf
maanden, drie-en-tachtig echte kolonisten order
zich, door hem afgehotieleu van hun plicht. Tony
Robert Flcury heeft er drie-en-tachtig op zijn ge
weten. Jean Paul Laurens werkt naar men wil
voor de kloosters en hij zegt er vier-en zestig
mislukten aan de Chartreuses toe, want men krijgt
soms berouw. Benjamin Constant is mede schul
dig aan zeventig uitspattingen van beide sexen.
en wat u betreft, Léon Bonnat, gij hebt, als mijn
gegevens juist zijn, drie-en-dertig jonkheden ge
ruïneerd die meenen Caraches te worden, niet bij
machte als zij zijn het tot Caran d'Aches te bren
gen,"
Maar ernstiger luidt het verder:
Frankrijk is bezig na zooveel andere ook
dien voorrang in de schilderkunst te verliezen.
waar het zoo trotsch op was, in de dagen, toen
de meesters schaarsch en hunne leerlingen niet
zoovele waren."
En dat alles schrijft zelfs half-badineerend een
Franschman in liet meest gelezen Fransche dagblad,
waarin men, naar het heet, een spiegel der open
bare moening zien mag.
/ou het machtige staats-gepatenteerde
industrieele academisme in de schilderkunst van
dezen tijd zijn eindelijk bankroet waarlijk nabij zijn?
De jonge Parijsche kunstcriticus van zoo op
merkelijk talent en zeldzaam gevoeddc
wijsgeerigheM. Georges Lecorntf, heeft dez-er dagen een
met tal van etsen en vignetten geïllustreerd werk
over L'art imi>resiioniste in het licht gegeven,
waarin de geschiedenis en de aard van het j
FraiiK'he impressionisme deugdelijk behandeld
worden, en werken van Renoir, Manet, Degas,
Cassatt, Modsot, Monet, Prisarro. Sisley. Lewis
lirown, enz. nadere bespreking vinden. De etsen
zijn door Lauzet die indertijd een, serie precieuze
steendrukken naar Monticelii bezorgde, waarin
l op handige manier blijkbaar op photolithogralijche
préparés was doorgegaan.
j De Gil-Vliis geeft in den gebruikelijken tele
gram-stijl djzo instantar.ee van J. F. alfaéHi.
i Een kop met wil, in een welgesneden baard,
l baard van correcte golving. Vroeger, de schilder
j van het leven cxtra-muros, van de grijsgroene en
j zickgroene landschappen, van de. waggelende
hoornen die zich krullen tegen horizons van smook,
tegen luchten van roet, tegen verschieten van
ellende en gezwoeg, de ontdekker der wezens en
der dingen van de Ranlieue, waarvan hij de
zonderlinge bekoring, de droevige en pijnlijke
aspecten ' heeft weten weer te geven. Thans,
ofschoon dikwijls tot zijn eerste liefden weerkee
rend doet hij, na zomers op Jersey, aan flirt met
Engelsche en Parijsche eieganties, verdunt hij zich
tot het portrettccren van schrale meisjes,
vervrouwelijkt hij zich tusschen kanten en bloemen,
vf-rdeftigt hij zich in de voorname beeltenis van
Edmond de Goucourt. Overwinning op het Champ
de Mars. De meester die niet inslaapt bij Let
succes. Bizondere kentec-kenen: schrijlt, spreekt
en zingt, hield conirrt-nceis in Belgiëgal'brochu
res over kunst ui*', werkte mee aan Fii/<iru, en
speelde in den zwarten tijd van zijn jeugd in het
vroegere Theatre Lyn'n'ie.
EEN NEDERLANDSCII LIEDERBOEK.
Als ik hier een woord van aanbeveling voor
eene nieuwe uitgave ga schrijven, geschiedt dat
niet alleen ter voldoening aan de verplichting om
het goede, dat men aantreft, ook anderen aan te
i wijzen en bekend te maken; er is ook een
lettcr? kundig belang in 't. spel.
: 't Is reeds gezegd, dat het een woord van aan
beveling zijn zal i wil men nu daarbij aan reclame t
denken, ik heb er vrede niee. Iets als reclame,
niet voor den uitgever maar voor het boek, is ook
mijn doel.
Men herinnert zich, dat verleden jaar door
i het Willemsfonds het eerste deel werd uitgegeven
van een ^'edetlnndacli Lie.iloboel', en dat deze
uitgave over 't algemeen door de pers zeer wel
willend ontvangen werd. Thans is het tweede
deel van die verzameling uitgekomen; en laat het
zich denken, dat wie het eerste stuk kocht niet
tegen de betaling van slechts ir, cents zal opzien.
om zich ook het tweede aan te schaffen: we wil
len hopen, dat menigeen, die de Viiderliaidxc.hc !
en jildntxclijke Liederen niet in banden kreeg,
thans kennis zal maken met de linl/nilcit en
wi'iitlende liederen, een vijftigtal, evenals de vorige
reoks met zang en pianobegeleiding.
I'it den aard der zaak zal dit tweede deel zich
nng veel meer vrienden kunnen verwerven dan i
het eerste, daar het door de soort van liederen, i
die het bevat, voor een veel grootcr publiek aan
trekkelijkheid heeft.
We treffen hier goede kennissen aan als: .Ik
l;en a-u. lied en Lcntf/ied (?Over het klein ge
hucht zeeg 't eerste duister"), beide liederen van
Antheunis, beide met muziek van Willcm de Mol,
naast vele andere. Deze uitgave brengt ze onder !
ieders bereik; waarom zouden ze geen gemeen ;
goed kunnen worden? l>e eenvoudige, voor elkeen
verstaanbare poëzie van Antheunis l', v. kan geen
beletsel zijn; evenmin, naar mij dunkt ('want de
? bespreking van het boek als muzikale uitgave
moet ik aan don denk>uid!<ie overlaten ) evenmin
als in de me'este gevallen de melodie. Kr zou j
veel gewonnen zijn, als nien zulke liederen tot
het volk kon doen doordringen, en dat maakt
deze onderneming van het Willemsfonds mogelijk.
Het gehalte van hetgeen het volk zingr, laat ge
woonlijk nogal te wenschen over, en dat is niet
in de eerste plaats te wijten aan het volk zelf.
Want het is niet waar. dat het bij voorkeur het
platte, het dubbelzinnige, het minder oorbare
kiest. Het ook in dezen bundel voorkomende:
Aan d'oever van een snellen vliet" kan men overal
nog dikwijls hooren zingen; onder Hollandsche werk
lieden is een kindorversje: De Heer, die in den
hemel woont", zeer bekend en geliefd; van sol
daten hoorde ik menigmaal het lied van den Ver
loren Zoon op de melodie van freiheit, die ich
meine; de liedjes vari Heije, zooals: Klein vogelijn
op groenen tak", in de school geleerd, worden
niet vergeten, maar nog onder het werk en in de
werkmansbuurten onzer steden gezongen. Het
volk wil het reine ook we', al zijn er óók in de
lagere klasse individu's-, die van een bijsmaak
houden ; ieder, die wel eens verkeerd heeft onder
het volk werklieden, boeren, _soldaten zal
het toegeven dat een eenvoudig lied, mits de me
lodie niet moeilijk en liefst sprekend, hetzij op
gewekt of min of meer slepend gemak
kelijk ingang vindt. In dat opzicht kan dus de
goedkoope uitgave van degelijke zangstukken veel
goeds doen.
Maar niet in de eerste plaats voor wat men
gewoonlijk het volk noemt wilde ik het
Nederlandtcli Liederboek aanbevelen. Ik sprak van een
letterkundig belang. Wie het voorrecht heeft ge
had, den Hoogleeraar Paul Frederic^ te hooren
zingen, weet dat onze voorouders een rijken schat
van liederen hebben nagelaten, merkwaardig om
inhoud en melodie ; men kan het ook weten uit
vroegere uitgaven, bijv. uit den fraaien bundel
Oude Vltiamsche Licdeien, door Wi.llems verza
meld, door Snellaert uitgegeven. -Maar niet iedereen
heeft den Gentsehen zanger gehoord, en de
Vlaemsehe Liederen zijn zeker niet in ieders
handen. Het Nederlamlsch Liederboek verschaft
allen belangstellenden de gelegenheid, met een
aantal der hier bedoelde gedichten en melodieën
kennis te maken, en die kennismaking kan ons
volkslied ten goede komen. Het zou mij verwon
deren, indien niet de meesten, die hier voor 't
eerst iets van onze oude volksliederen onder de
oogen krijgen, zich aangetrokken gevoelden door
het naïeve en toch «prekende karakter dier zangen,
Vnn 1n:ee coniticxkinderen, Van die ('onitn/hinne
IYIH c'/ jitren, Dncr au t een sneenicwit roijelfje,
Schoon lief luie liijt (jij Iiier en xluept. Te
Kieldrcclit. gedichten vau zeer onderscheiden aard,
die alle gezongen moeten worden om ze op
? de rechte waarde te leeren schatten, zrf verdie
nen door iedereen gekend te worden. Beproef
het, zeg ik met aandrang, op gevaar af van te
hooren, dat Biiskcn Huot mij daarom een
Holloway zou genoemd hebben. No. 123 van het
Willemsfonds moet gekocht worden door allen.
die het met Susato *' eens zijn, dat musica een
sonderlinge hcmelsche gave is, den raer.schen ge
geven om melancholie te verj.igcur, onlust te
verdrivene, sware geeisten te verlichten?, beroerde
herten te verhi-ugenc ;" vooral ook dcor hen,
die hem nazeggen: En waerom en sonde men
dat vortane niet also wel met gelijcker konst
ende socticheit in onser moederspraken eonnen
gedaen als men tot nu toe in latijnschf, walsche
en de italiaenscho sprake gedaen iieeti? Laetons
dan voortane alle neersjjichtyt doen om onse
vaderlandsche musycke. die niet van minder konst
ende soeticbeit en is dan anelere. allomme int
openbaer ende gemeyn gebruyck te brengene."
J. L. C. A. MEM E ii.
*) Aangehaald in het Ned. Liederboek, Ie deel.
('Ken woord vooraf).
VARI A.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP
Xog moet ik den ailoop van het tweede ge
deelte der veiling Habich te Kassei mededeelen.
J. Litigelbach. Jacht gezelschap (l.'i:"> M.
Kugelmann, Kissirgen), G- Lundens, Interieur (240 M.),
id.. Interieur (100 M. Muller, Enkla). D. Maas,
Rust voor de herberg, 1(>81 (ri.'iOO M., consul
Wiertz, Basen, Is. Moucheron, Landschap (215 M.
Muller,' Fulda). P. Nolpe, liooioogst (llio M.
Heinhold), A. v. Ostade, Kaartspelers (l'.WO M., Kay
Kassei), id. Dansende boeren (l.'i(M) M.
Steinmeyer. Keulen), A. l'aiamedesz. Jachtgczelschap
(8.V> M. Kugf'lman, Kissingen), F. Post,
Braziliaa.nsch landschap |(Hr> M. Jlir. Mr. V. de Stuers,
'sGravenhage). A. Pyracker, Landschap (:W85 M.
consul Bod Tier. Zünrh). J. v. Ruisdael. Waf
ermolen '10150 M. dezelfde), S. v. Ruysdael. Land
schap CJ'200 M. Menke, lliuuiover), R. Ruysch,
Bloemstuk i ISO M. de/elfdt i, id. Bloemstuk (->W M.
.Mevr. Hacbofen, liaseli, II. Ssvanevclt, Landschap
(üliO M.). A. v. d. Tempel, PorfretstuklWtè(700 M.
Senator Laporte. Linden). Titiaan, Portret van
Philips II (l.'iOOO M., Say Parijs), M. v.
l.'ytenbrocck, Oordeel van Paris'li^ii fi-00 M.. Habich,
als geschenk voor het museum te Kassei). E. v. d.
Velde, Winter- en Zomcriandschap 1'ilS (5(i() eu
(iOO M.. Wassermann. Parijs). A. v. d. Venne,
(Intocht van gemaskerden l1n.~> M.. I'eul, Kassei),
W. Verboom. Landschap (455 M.. Museum Boy
mans, Rotterdam). J. de Wet, Elias en Acbab op
den berg Karmel 11570 (7i5o M. consul \Veber.
Hamburg), R. Xooms gen. Zeeman, Gezicht op
de Zuiderkerk l(J5!l, (;'.150 M. GoUschald, Lcipzig;.
Op eenige uitzonderingen na, is dus alles vrij
goedkoop gegaan. Merkwaardig is Let. op te mer
ken, hoeveel liefhebberij er onder de Zwitsersche
verzamelaars was. Voor Nederland was daaren
tegen de oogst zeer mager.
Jhr. dn Stuers kocht een Braziliaanse!) land
schap van Krans Post. een onbeteekcnend meester,
wiens werken buitendien alles behalve zeldzaam
zijn (o. a. in de musea te Amsterdam, Frankfort,
si-Lwerin, Schleisshcim, Mainz. llannover, l'raag,
Liverpool enz.).
Aileen de aankoop van het boschgezicbt van
W. Verboom voor het museum Boymars te Rot
terdam, welks ijverige directeur er steeds op uit
is, voor' weinig geld iefs /eldzaams te veroveren,
kan een belangrijke aanwinst genoemd worden.
Op het oogenblik is mij van dcnzclfden meester