De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 29 mei pagina 2

29 mei 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 779 ders gewoon, voor mijn fooi, een geheele bank in bezit te nemen, waarop men met pelsen, reis dekens, gummikussens enz. zich een comfortabel bed maken kan, doch nu kreeg ik ter nauwernood een zitplaats. Twee lange banken waren in bezitgenomen door een familie, bestaande uit de ouders en drie spruiten. Ze waren al eenige dagen op reis en kwamen waarschijnlijk uit de Krim of den Kaukasus. Twee der kinderen lagen in hansoppen rustig op de banken te slapen op hoopen kussens en dekens en mama was juist bezig met nummer drie uit te kleeden en naar bed te helpen, terwijl de oude heer met verlangend gezicht, over de bank heen, naar een paar Joodsche heeren keek die thee dronken. Verbeeld u, thee drinken in den wagon! Warm water hadden ze op een station in hun trekpot gekregen, thee en suiker was in hun opengeslagen valies ; gerookte zalm, witte brood, koschere worst, een paar appels, kortom van alles kwam te voorschijn, genoeg om een hongerig mensch te doen watertanden. Op de korte banken,» bij het closet, zaten twee oude ?wel doorvoede heeren met speelkaarten in de handen, in afwachtende houding. Toen de trein weer in beweging was, kwam de hoofdconduc teur b\j hen zitten en het onderbroken spel, zes en zestig, kon weder voortgang hebben. Een jonge dame, op een bank uitgestrekt, volbracht in ge lukkige vergetelheid de lange reis. De plaatsen roor bagage, boven en onder de banken waren met wat manden, valiezen en andere dingen bezet; alles wordt gewoonlijk in een Russische eoupémedegesleept. Na eenigen tijd de spelers en theedrinkers te hebben aangekeken, stapte ik door den wagen, die geen zij-, doch voor- en achterdeuren hebben, en kwam in een andere afdeeling. Daar heerschte een schrikkelijke hitte. De heetwaterbuizen onder de banken, de dubbele vensters, de gaslampen, doch bovenal de uitwa seming van circa dertig menschen, in schapenpelsen, veroorzaakten een temperatuur en een stank die een gewoon Hollander dadelijk hoofdpijn bezor gen zouden. Daar eenigen der reizigers nog machorka" (een gemeen soort groene tabak) uit kleine pijpjes of papirossen (sigaretten) rookten, werd de lucht er niet beter op. Eenigen sliepen, geleund op hunne bagage, anderen lagen hoog boven hunne medepassagiers in de planken voor de bagage bestemd, terwijl de niet-slapenden zich gemoedelijk pratend den tijd verdreven. Eenige Joden in gescheurde, smerige, lange jassen staken juist niet voordeelig af bij de, in rood of wit ge verfde schapenpelsen gehulde Russische boeren. Ziende dat ik hen aankeek, vestigden zij hunne scherpe, nadenkende oogen op mij en het verwon derde mij niet, dat spoedig een van hen mij rondweg vroeg, waar ik heenreisde. Na mijn antwoord daarop kwam de vraag: waar van daan ? Toen begon het visschen naar mijn stand, be trekking, enz. 't Was bepaald voldoende om een grof antwoord te geven. Doch ik kende mijn volk en kwam dus met de kalme wedervraag: wat hem dat alles aanging ? En nu volgde het gewone Jood sche excuus dat men toch vragen mag en ik vol komen vrij was om te antwoorden of niet. Opmer kelijk is het feit dat de man mij zonder aarzelen in 'tJoodsch (een leelijk vervalscht Duitsch) aansprak en als bij instinkt scheen te weten dat ik dat dialect verstond. Direct daarop werden dezelfde vragen aan een paar boeren gedaan, en daar zij minder achterhoudend waren, had de man het genoegen binnen eenige minuten geheel op de hoogte te a\jn van hunne bezigheden, welstand, processen met buren enz. enz. Met een papiros in den mond vervolgde ik mijn wandeling door den trein, opende de deur van mijn wagon en stapte over het ijzeren brugje in een tweeden. Hier heerschte een irisscher lucht, daar er niet gerookt mocht wor den. Al dadelijk bij mijn intrede riep een iorsche, baardige Rus mij toe dat 'trooken verboden was. Ik herkende in den man een zoogenaamde oud geloovige" of zooals hunne officiëele naam is : een Zaskolnik. Daar aan die luitjes het rooken »Zoo, zoo ! Xou, ik vind jou ook een heel zoet, lief meisje, hoor! En daarom krijg je nu van mij die mooie pop weer terug. Ik ben al een beelje te groot, om er mee te spelen, is 't niet:'" Een trek van teleurstelling trok als een onweerswolkje over het roode gezichtje, on danks het begeerlijke van het aanbod. »P^n de eieren voor moetje dan '?'' De commies trok glimlachend zijn beurs, schoof de ringen op zijde en een rijksdaalder glinsterde een oogenblik in den Hikkerschijn van het dansende gaslichtje bij liet loket. »Kijk eens hier", zei hij, *daar is geld voor eieren en voor nog veel meer. Wacht, we zullen hem netjes in een papiertje rollen. Zie', zoo, en als je dat nu als een knappe meid aan moeder brengt, zonder het op straat te verliezen, dan zal moe wel zeggen, watje daarvoor moet gaan koopen, hoor l INCCIII jij die pop nu maar weer gerust mee, hoor vrouwke!" Annetje strekte op dit toovcrwoovd onmid dellijk de ronde armpjes uit, als om het ver loren kleinood zoo spoedig mogelijk weder in ontvangst te nemen. Een glans van heer lijke vreugde verspreidde zich over liet ge zichtje ; de donkere kijkers hield ze onafge broken gevestigd op de pop, die om het hoekje van het loket lag en wier beenen ze nog te zien kon krijgen. Toen de blonde man zich voorover boog, om door het loket de groote pop in de ver schoten katoenen jurk voorzichtig weder in de armpjes van het wachtende kind te leg gen, ging Annetje op haar teentjes staan, hief het gelaat naar boven en drukte met haar warme mondje, kinderlijk aardig, als om te bedanken, een kusje op de koude wang van de» ambtenaar. Een zange rig stemmetje klonk : <>Dientje krijgt geen zoentjes hoor! anders gaat de was er af, zegt moeder. Gauw onder den doek !" »Engel!" fluisterde de jonge man in door hun godsdienst verboden is, reizen zij alleen in niet-rook wagons en dulden ook niet dat an dere reizigers het verbod overtreden. Ik doofde dus mijn papiros uit, ging bij den man zitten en ving een amicaal praatje aan 'over den oogst, 't uitstaande winterkoorn en meer dergelijke za ken die een boer na aan 't hart liggen. Midde lerwij l was de trein aan een klein station geko men en zag ik dat een mij bekend heer zich in een andereu coupébegaf. Nadat de trein weder voortreed vroeg ik een conducteur naar de plaats door den nieuwen passagier ingenomen en welwil lend bracht de man mij door een lange wagen reeks naar een coupétweede klasse, waar de gezochte zat. Daar heerschte ook al een muffe hooge temperatuur, alle banken waren met slapenden be dekt en ik kon ongestoord een praatje maken tot dat ook mij de slaap overviel. Ik sliep heel vast en gerust, in spijt van mijn derde klasse billet. 's Nachts om twee uur kwamen we in Dunaburg aan. Hier heerscht steeds een eigenaardige toe stand, zooals men in het buitenland zelden aan treffen zal. Alle sopha's worden na aankomst van eiken trein, in den nacht, onmiddellijk bestormd door reizigers, die zich er languit opwerpen en oogenblikkelijk in een vasten slaap schijnen te vallen. De dameskamer wordt door vrouwen en kinderen ingenomen, die, bij gebrek aan canapé's, op den grond, op stoelen, overal bedden improviseeren waar maar plaats te vinden is. In de heerenkamer heerscht ook een-en-al bedrijvig heid. Allen haasten zich, de stof van 't lijf te laten borstelen en onder de talrijke kranen gezicht en handen te -reinigen van slaap en vuil. Dat voorbeeld volgde ook ik, 't kost slechts een fooitje en doet ontzettend goed. Middelerwijl zijn de thee- en kofiietafels goed bezet, terwijl ook som mige reizigers zich aan warme spijzen te goed doen. Ook aan 't buffet wordt op Russische wijze menige borrel brandewijn in eens naar binnen geslagen en dadelijk gevolgd door een stukje brood met kaas, zalm of ham. Zonder zulk een nahapje (zakoeschka) zal geen Rus sterke drank gebruiken, 's Morgens om 6 uur vervolgde ik mijn reis. Nauwelijks gezeten, werden de passagiers al dadelijk lastig gevallen, door een haveloos gekleede Jo'din, die om eenig geld vroeg, daar zij niet genoeg bezat om haar einddoel te kunnen bere.'ken. Bijna allen gaven wat, want de Russen zijn goed hartig voor bedelaars, al geven ze zeer ongaarne fooien. Tegen zonsopgang kwam er »ekere onrust onder de talrijke Joodsdhe reizigers en begreep ik wat er gebeuren zou, want ik had de nu vol gende scène al veel maal bijgewoond. Verbeeld v. dat die heeren zonder verdere plichtsplegingen hunne jassen uittrokken, een lange dunne riem om den ontblooten arm wonden', een klein zwart kistje op hun voorhoofd bevestigden an ten slotte oen wit en zwart gestreopten doek over de schouders hingen. Alzoo uitgedost leunden allen met het gezicht tegen den wand. pre velden, zuchtten, steunden en gonsden alsof een bijenzwerm den trein overvallen had. De Chris ten passagiers letten er verder niet > p en zijn er aan gewoon dat de Israëlieten op dio manier hun gebed verrichten. Alleen geef i u '!e r-pi.ierkiug ten beste, dat het op zijn minst gcnt.iuen stuitend is te zien dat de liiddenden nu en dan hun gebed staken om door allerlei vragen te bewijzen dat zelfs .nu nog do zaken hen door 't hoofd spoken. Ik ging naar mijn coupéterug; ook daar was veel geurom en gegons, doch nie mand scheen er te bidden, integendeel, er werd druk over allerlei zaken geredeneerd. In te genstelling met den reizenden Hollander praat de Rus gaarne in den trein en dat L« een goed aanwendsei. Stel u voor dat men dagen en nach ten tegen over elkander zou zitten en geen woord spreken, men zou immers tegen wil en dank trappisl worden voor hot eerste etmaal voorbij was. Men kon zich voorstellen de Babylonische spraak verwarring mede te maken, want er werden in minstens vijf talen gesprekken gevoerd. Een lezich zelf. »Weet je nu met dat leelijke misligc weer wel goed. den weg naar huis, Annetje?'' ?;<() ja, mijnheer, ik woon hier vlak bij in de tweede dwarsstraat.'' ? Ga dan maar gauw heen, anders wordt je moeder ongerust. Wacht, ik zal de deur voor je open doen.'' Hij wendde zfch van het loket ai', opende een deur en stond weldra naast, bet kind. Annetje hield met haar rechterarm de pop stijf tegen haar lijfje gedrukt onder het wol len doekje; slechts de slappe beenen van haar zaagsclig kind kwamen er uit te voorschijn en bungelden been en weer. /ij legde haar andere bandje, waarin de rijks daalder geklemd zal in de zijne, ten teeken dal zij klaar was, om methem mede te gaan. Terwijl hij den korten weg u'ing door bef tochtige portaal tot op de stoep, met bet kleine, wanne vnistje in zijn koude band, was het hem, alsof' hij met /ijn eigen lieve ling liep, (lic van hem was heengegaan. Dag mijnheer! Jk bedank u heel erg!'' zei Annet.je op de stoep gekomen, met zekere verrukking in de stem - blijdschap over haar gelukt, plannetje en denkend aan moeders vreugde bij hel zien van zooveel geld, >.ik zal moeder nu maar alles verlellen !'' en ze knikte haar weldoener vrien delijk toe, terwijl ze voorzichtig de stoep af ging, om kort daarna mei haastige, korte stapjes in den mist te verdwijnen. De blonde man keek haar even na en trad toen mei, een dikken (raan in het oog zijn bureau weder binnen. Toch voelde hij zich behngel ijker dan een kwartier te voren. Het ongezellige kantoor zag er anders, zag er vriendelijker uit ; het was er xoo kil niet meer, scheen liet. Want daar binnen, in zijn ziel, was een verwar mende, koesterende straal door het nevelfloers van droefheid heeniredrongen. vendig, fatterig heertje sprak al gesticuleerend Poolsch met een leelijke oude dame, donker van uitzicht en min of meer met een knevel versierd. Een paar ernstige Oostzeelanders met lange vlasachtige baarden spraken al etende Lettisch, terwijl de brandewijnfiesch nu en dan werd aangesproken. Net gekleede, gladgeschoren Joden spraken in hun dialect over de scheere" (zaken) en ik ving onder meer de woorden kan kaarrn" 150 roebels), wechsèl" (wissel), en der gelijke op. Nu en dan mengde zich een dikke impertinente Rus, in zijn taal, in hun gesprek, ter wijl hij door zijn halfliggende houding en de vele bagage oorzaak was dat de kinderen Israëls zeer gedrongen zaten. Evenwel beklaagden zij zich niet daarover, ja toen bij een volgend station eene Kransch sprekende preutsche l'eterburgsche dame, met veel lawaai en tamelijk verhit, j de coupékwam birinenstevenen, stond een dier heeren dadelijk op om haar zijn plaats af te staan. Zij nam, er zonder bedanken bezit van, ofschoon de man daardoor genoodzaakt werd drie stations ver zijn gesprek staande te vervolgen. De mannen zijn en blijven hier beleefd tegen dames, ofschoon hunne wellevendheid zelden op prijs gesteld wordt. Ik nam mijn plaats in. bij een paar mij bekende Rigaer kooplieden, die in zuiver Duitsch allerlei interessante gebeurtenissen bespraken. Ik hoorde het gewone Russische gesprek, namelijk men ver maakte zich met slim bedachte en goed uitge voerde schurkenstreken te critiseeren; hoe b.v. meneer A den Jood B had beet gehad en hoe B zich daarover had gewroken. Er werd veel ge lachen. Eenige Duitsch sprekende Russen vertelden op hun beurt geschiedenissen met dezelfde strekking en niemand had een afkeurend woord voor al de schurken.s treken <!ie we te hooren kregen. Men bewondert integendeel hier de ge raffineerde schurken en lacht om hunne domme (?) slachtoffers. Ik kon niet nalaten mijne afkeuring over dergelijke practijken te kennen te geven, doch ik kwam van een koude kermis thuis. Weldra wist de geheele coupédat ik een Hol lander was en vroeg men mij of Holland niet om of bij Amsterdam of Brussel te vinden was, of daar alle menschen niet schatrijk waren tot de badelaars toe en een der Joden verklaarde nauw keurig met Nederland bekend te zijn, want een neef van hem werkte op een Amsterdamsche diamantslijperij. Op gezag van dien neef verklaarde hij: dat alle Hollanders sehr elirliche Leute waren. Na die verklaring keek het geheele gezelschap mij met zeker ironisch medelijden aan en iemand vroeg mij of ik hier ook al bedrogen was; eer lijke lui waren gewoonlijk een beetje dom en lieten zich zoo gemakkelijk foppen. Ik wist allang dat eerlijkheid hier door de moesten als domheid getaxeerd wordt en daar ik juist geen goede repliek vond, keerde ik inij verdrietig om in mijn hoek en keek met aandacht tegen de bevroren ruiten, want wat daar achter lag was door de ijsiaag niet te zien. Ja ik ergerde mij nog meer omdat ik stilzwijgend de lui gelijk moest geven, daar hier veel zaken, dnor Hollanders ondernomen, scheef gaan, niet zoo zeer omdat ze te eerlijk als wel, omdat ze te laks en te dom zijn om do koe bij de hoorns te pakken. Laat ons hopen dat het in andere landen en werekltleelen beter gaat, want hier zijn de Nederlanders goed op weg om hun ouden naam als energieke knappe kooplui te verliezen. Voor ditmaal genoeg van mijn reisje, ik verlaat den trein en wensen mijn lezers een tot weerziens.'1 M. J. BRIEVEN UIT UTRECilT door GIKSK VAX DEX DOM. III. Het gaat hier vreemd toe in de laatste weken! Niet omdat wij zooveel branden achter elkaar hebben.... dat is een gewoon Utrechtsen ouder wetsch verschijnsel. ,Men ziet hier in een geheel jaar geen vlammen en dan plotseling drie- of i minstens tweemaal in a week. Dat zijn we hier gewoon. We hadden ditmaal het genot zelfs i tweemaal op oenen dag. behalve een paar flinke branden in de voorafgaande weken. Ook ia het niet vreemd dat wc bij a! die branden de stoom! spuit zagen zuchten en zwosgen en dcrzelver i kommandcurs hoorden razen en tieren zonder dat j een van allen een drop water gaf alvorens het , gevaar door tnsschenkomst der gewone spuiten i grootendeels geweken was ! Daaraan zijn we ook ! al gewoon, al betreuren we liet dan ook bij elke gelegenheid opnieuw, dat onze met zooveel moeite { bijeengebrachte belastingpenningen voor een <leel zoo nutteloos worden uitgegeven, als aan de stoomafdeeling onzer brandweer het geval blijkt i te zijn. Dat is alles niets nieuws en niets vreemds voor ons. We hebben stoomspuiten, maar, dit | weten we nu eenmaal, middelen om die stoom spuiten op een gegeven en nuttig oogenblik plot' seling in werking te brengen, zijn niet toege| staan zoodat we bet haast evengoed tenzij bij zeer uitgebreide rampen, die we in onze stad bijna niet te verwachten hebben zonder stoom spuiten konden doen. j liet/elfde kan van onze politie gezegd worden. i Daarover wordt al jaar en dag geklaagd en iederj een is overtuigd dat zij niet veel deugt. Zelfs i onze hoofdcommissaris weet dat en heeft dan ook al sedert lang reorganisatieplannen gereed liggen j en aan liet gemeentebestuur kenbaar gemaakt ! maar.... de middelen, dat wil zeggen: het geld ! Er zijn sommigen onder onze raadsleden, die ( moenen dat men niet zoozeer door uitbreiding van bet aantal der politiebeambten, dan wel door verbetering van hun gehalte het peil" van ons l politiecorps moet trachten te verhoogen. Maar, j aannemende dat die raadsleden zelven dan toch l wel op het hoogste peil" zullen staan, zou men i kunnen Dragen of zij bereid zouden zijn om, tegen i welke belooning dan ook. de taak van politiej agent te vervullen V En zoo niet, denken zij dan ; zoo min van alle lieden die in maatschappelijke!! j rang beneden hen staan, dat zij niecnen dat iemand die zich in staat acht op andere, eerlijke wijze zijn brood te verdienen, er de voorkeur aan i zal geven om dit te doen door uren lang op een j post heen en weer te drentelen, van tijd tot tijd i met dronken lui te vechten of dezen naar de i wacht te sleepen, of van dronken studenten het een of ander door de vingers te zien. Hoe noodig en nuttig, ja, eervol zelfs, de be trekking van politiebeambte ook zijn moge, men make zich toch niet de illusie dat men daarvoor ooit menschen zal kunnen werven menschen, zooals het beroep eischt, in de kracht van hun leven, gezond en sterk die nog in een anderen werkkring een goed bestaan vinden kunnen. Me.n zal het altijd met een eenigszins minder allooi moeten doen en slechts strenge tucht, gehand haafd door een krachtige hand, zal onder zoo danige bewaarders der orde, de noodige orde kunnen bewaren. Daarom zal dan ook zeker eene uitbreiding van personeel, als waarop door den hoofdcommissaris alhier reeds sedert lang wordt aangedrongen, veel beter uitwerking hebben dan de door eenigen gewenscbte verbetering van het gehalte". Dat gehalte is hier waarlijk niet slechter dan elders en wanneer men zoo van tijd tot tijd eens verneemt hoe de politieagenten in het buitenland zijn, dan behoeft men inderdaad niet te verlangen dat dezen tot voorbeeld zullen worden genomen. Doch om te komen tot hetgeen hier vreemds omgaat in de laatste weken ! Wij zagen hier het zeldzaam verschijnsel dat twee katholieken zich eenen zetel in den gemeenteraad bekampten. Het orgaan der Roomsch Katholieken (de Utrechtsche Courant van Van Ditmar <fc Van de Weijer) gaf wel aan eenen der beiden de voorkeur omdat hij meer beslist katholiek is, maar van den ander weet toch ook iedereen dat hij een getrouw kerkganger is en zijne plichten als katholiek overigens ook getrouw naleeft. Edoch hij had een gebrek, n!, dat hij was de candidaat van de Utrechtsche Kiesvereeniging (zich noemde de liberale") en van het Utrechtsch Dagblad. Men heeft, wat hier nog nooit is voor gekomen, spotprentjes verspreid, waarop deze candidaat als politieke kikker" is voorgesteld, met een hoogen hoed op (hij is hoedenmaker) en een onderschrift, vertaald naar het bekende coupletrefrein : Es ist ka' Kuh es ist ka Has', Donnerwetter was ist das. * * * ' De dubbeltjes en kwartjes met den nieuwen stempel der beeltenis van onze Koningin hebben sinds eenige weken onze Munt verlaten. De dubbeltjes het is reeds algemeen er kend zijn slecht; de kwartjes daarentegen veel beter, vooral wat het graveeren betreft. Doch ook van deze laatsten kan men niet zeggen dat zij bijzonder volloen. Vooral de uitvoering, het slaan van de munt, schijnt met eenige overhaasting te geschieden, zonder dat de noodige zorg aan den stempel wordt besteed. Mij kwamen toch dub beltjes on kwartjes in handen waarop enkele letters en do Muntteekens geheel ontbreken, wat, dunkt mij, slechts aan het niet behoorlijk reinhouden vae den stempel kan liggen. Dat overigens aan 's Rijks Munt ook echt ar tistiek werk kan geleverd worden, wordt o. m. ook bewezen door de van Regeeringswege uitge geven medaille voor menschlievend hulpbetoon" | waarop de kop onzer Koningin veel fraaier dan ! op de muntstukken, niet met dien recht afgeI sneden bals en rnet de haarlokken in sit-rüjken j wrong over den schouder hangend is afgebeeld. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand-Théitro: Lotus. Artis-Schouwburg: Hart en hand. Eindelijk hebben ook wij Amsterdammers met Jjütos mogen kennis maken. Waarom men ons het bekoorlijke werkje van mevrouw Snijder-van Wissekerke zoolang onthield, begrijp ik niet. Vreesde men soms, dat wij het keurige. Feuilletachtige ervan niet zouden waardeeren ? De uit komst heeft bet tegendeel bewezen. Het (ten ge volge van de warmte?) niet overtalrijke publiek heeft Lutos na het eerste bedrijf met 'welwillendheid, | na de beide laatste met warmte toegejuicht. j De inhoud, juister het thema van het kleine i drama, laat zich in weinige woorden samenvatten. i Leonard Bentbof, lo luitenant der artillerie, was verloofd met een jong meisje, dat hij heeft moei ten verliezen, omdat zij krankzinnig werd. Hij had haar oprecht lief; de gedachte aan haar ver laat hem niet, tot tot bij een ander meisje leert kennen. Cecile Emering, die diepen indruk op hem maakt, wier beeld dat der arme krank zinnige steeds meer voor hem doet verflauwen. ! Een oogenblik denkt hij eraan Cecile te ont' vluchten; zij zelf maakt hem dit onmogelijk. Hij begrijpt, dat hij verwachtingen bij baar heeft j opgewekt, wier vernietiging baar diep ongelukkig j zouden maken. Voor het oogenblik althans zo,ker van zich zelf, geheel opgaande in de nieuwe liefde, ver, ver weg van de oude, biedt hij haar zijn hand aan. L'ecils is gelukkig, doch stil, i dof, bang gelukkig. /ij vreest, raadt, voelt, dat l bun liefde op weinig hechten bodem rust; zij veri trouwt den voorspoed niet. Dat zij reden daartoe j bad, blijkt. Leonard's vroegere verloofde, die men : voor ongeneeslijk krankzinnig hield, is in de j laatste dagen zoozeer vooruitgegaan, dat de dok| ter veel. bijna zekere hoop op herstel geeft. De doode liefde herneemt haar rechten; de levende moet het veld ruimen; Cecile begrijpt dit terstond; l Leonard moet huwen, wie hij het eerst ten huwe' lijk vroeg, /onder bedenken geeft zij hem zijn woord terug; Leonard neemt bet aan. Alsof dit ! otl'er nog niet groot genoeg is. wil zij ook nog het l laatste doen. wat zij voor hem doen kan: sterven. i De dokter hoeft haar chloraal voorgeschreven; zij schenkt een groot glas vol, drinkt het Irnjzaam leeg en sluimert in. Dat velen het geschiedcnisje op zich zelf on| natuurlijk en weinig waarschijnlijk, banaal en ge| zocht tevens zullen oordeelen, kaa ik mij denken. 1 Dat de aanloop tot de handeling eenvoudiger had j kunnen zijn, wil ik niet ontkennen. Ik acht het j bezwaren van weinig belang . en gewicht. Het eigenlijke gescbiodeniye komt, als in alle goede tooneelwerk, eerst in de tweede plaats in aan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl