Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 779
ders gewoon, voor mijn fooi, een geheele bank
in bezit te nemen, waarop men met pelsen, reis
dekens, gummikussens enz. zich een comfortabel
bed maken kan, doch nu kreeg ik ter nauwernood
een zitplaats. Twee lange banken waren in
bezitgenomen door een familie, bestaande uit de ouders
en drie spruiten. Ze waren al eenige dagen op reis
en kwamen waarschijnlijk uit de Krim of den
Kaukasus. Twee der kinderen lagen in hansoppen rustig
op de banken te slapen op hoopen kussens en dekens
en mama was juist bezig met nummer drie
uit te kleeden en naar bed te helpen, terwijl de
oude heer met verlangend gezicht, over de bank
heen, naar een paar Joodsche heeren keek die
thee dronken. Verbeeld u, thee drinken in den
wagon! Warm water hadden ze op een station
in hun trekpot gekregen, thee en suiker was in
hun opengeslagen valies ; gerookte zalm, witte
brood, koschere worst, een paar appels, kortom
van alles kwam te voorschijn, genoeg om een
hongerig mensch te doen watertanden. Op de
korte banken,» bij het closet, zaten twee oude
?wel doorvoede heeren met speelkaarten in de
handen, in afwachtende houding. Toen de trein
weer in beweging was, kwam de hoofdconduc
teur b\j hen zitten en het onderbroken spel, zes en
zestig, kon weder voortgang hebben. Een jonge
dame, op een bank uitgestrekt, volbracht in ge
lukkige vergetelheid de lange reis. De plaatsen
roor bagage, boven en onder de banken waren
met wat manden, valiezen en andere dingen
bezet; alles wordt gewoonlijk in een Russische
eoupémedegesleept. Na eenigen tijd de spelers
en theedrinkers te hebben aangekeken, stapte ik
door den wagen, die geen zij-, doch voor- en
achterdeuren hebben, en kwam in een andere
afdeeling. Daar heerschte een schrikkelijke hitte.
De heetwaterbuizen onder de banken, de dubbele
vensters, de gaslampen, doch bovenal de uitwa
seming van circa dertig menschen, in schapenpelsen,
veroorzaakten een temperatuur en een stank die
een gewoon Hollander dadelijk hoofdpijn bezor
gen zouden. Daar eenigen der reizigers nog
machorka" (een gemeen soort groene tabak) uit
kleine pijpjes of papirossen (sigaretten) rookten,
werd de lucht er niet beter op. Eenigen sliepen,
geleund op hunne bagage, anderen lagen hoog
boven hunne medepassagiers in de planken voor de
bagage bestemd, terwijl de niet-slapenden zich
gemoedelijk pratend den tijd verdreven. Eenige
Joden in gescheurde, smerige, lange jassen staken
juist niet voordeelig af bij de, in rood of wit ge
verfde schapenpelsen gehulde Russische boeren.
Ziende dat ik hen aankeek, vestigden zij hunne
scherpe, nadenkende oogen op mij en het verwon
derde mij niet, dat spoedig een van hen mij
rondweg vroeg, waar ik heenreisde. Na mijn
antwoord daarop kwam de vraag: waar van daan ?
Toen begon het visschen naar mijn stand, be
trekking, enz. 't Was bepaald voldoende om een
grof antwoord te geven. Doch ik kende mijn volk
en kwam dus met de kalme wedervraag: wat hem
dat alles aanging ? En nu volgde het gewone Jood
sche excuus dat men toch vragen mag en ik vol
komen vrij was om te antwoorden of niet. Opmer
kelijk is het feit dat de man mij zonder aarzelen in
'tJoodsch (een leelijk vervalscht Duitsch) aansprak
en als bij instinkt scheen te weten dat ik dat dialect
verstond. Direct daarop werden dezelfde vragen
aan een paar boeren gedaan, en daar zij minder
achterhoudend waren, had de man het genoegen
binnen eenige minuten geheel op de hoogte te
a\jn van hunne bezigheden, welstand, processen
met buren enz. enz. Met een papiros in den
mond vervolgde ik mijn wandeling door den trein,
opende de deur van mijn wagon en stapte over het
ijzeren brugje in een tweeden. Hier heerschte een
irisscher lucht, daar er niet gerookt mocht wor
den. Al dadelijk bij mijn intrede riep een iorsche,
baardige Rus mij toe dat 'trooken verboden was.
Ik herkende in den man een zoogenaamde oud
geloovige" of zooals hunne officiëele naam is :
een Zaskolnik. Daar aan die luitjes het rooken
»Zoo, zoo ! Xou, ik vind jou ook een heel
zoet, lief meisje, hoor! En daarom krijg je
nu van mij die mooie pop weer terug. Ik
ben al een beelje te groot, om er mee te
spelen, is 't niet:'"
Een trek van teleurstelling trok als een
onweerswolkje over het roode gezichtje, on
danks het begeerlijke van het aanbod.
»P^n de eieren voor moetje dan '?''
De commies trok glimlachend zijn beurs,
schoof de ringen op zijde en een rijksdaalder
glinsterde een oogenblik in den Hikkerschijn
van het dansende gaslichtje bij liet loket.
»Kijk eens hier", zei hij, *daar is geld voor
eieren en voor nog veel meer. Wacht, we
zullen hem netjes in een papiertje rollen.
Zie', zoo, en als je dat nu als een knappe
meid aan moeder brengt, zonder het op straat
te verliezen, dan zal moe wel zeggen, watje
daarvoor moet gaan koopen, hoor l INCCIII jij
die pop nu maar weer gerust mee, hoor
vrouwke!"
Annetje strekte op dit toovcrwoovd onmid
dellijk de ronde armpjes uit, als om het ver
loren kleinood zoo spoedig mogelijk weder
in ontvangst te nemen. Een glans van heer
lijke vreugde verspreidde zich over liet ge
zichtje ; de donkere kijkers hield ze onafge
broken gevestigd op de pop, die om het
hoekje van het loket lag en wier beenen ze
nog te zien kon krijgen.
Toen de blonde man zich voorover boog,
om door het loket de groote pop in de ver
schoten katoenen jurk voorzichtig weder in
de armpjes van het wachtende kind te leg
gen, ging Annetje op haar teentjes staan,
hief het gelaat naar boven en drukte met
haar warme mondje, kinderlijk aardig,
als om te bedanken, een kusje op de
koude wang van de» ambtenaar. Een zange
rig stemmetje klonk : <>Dientje krijgt geen
zoentjes hoor! anders gaat de was er af,
zegt moeder. Gauw onder den doek !"
»Engel!" fluisterde de jonge man in
door hun godsdienst verboden is, reizen zij alleen
in niet-rook wagons en dulden ook niet dat an
dere reizigers het verbod overtreden. Ik doofde
dus mijn papiros uit, ging bij den man zitten en
ving een amicaal praatje aan 'over den oogst,
't uitstaande winterkoorn en meer dergelijke za
ken die een boer na aan 't hart liggen. Midde
lerwij l was de trein aan een klein station geko
men en zag ik dat een mij bekend heer zich in
een andereu coupébegaf. Nadat de trein weder
voortreed vroeg ik een conducteur naar de plaats
door den nieuwen passagier ingenomen en welwil
lend bracht de man mij door een lange wagen
reeks naar een coupétweede klasse, waar de
gezochte zat. Daar heerschte ook al een muffe hooge
temperatuur, alle banken waren met slapenden be
dekt en ik kon ongestoord een praatje maken tot
dat ook mij de slaap overviel. Ik sliep heel vast
en gerust, in spijt van mijn derde klasse billet.
's Nachts om twee uur kwamen we in Dunaburg
aan. Hier heerscht steeds een eigenaardige toe
stand, zooals men in het buitenland zelden aan
treffen zal. Alle sopha's worden na aankomst van
eiken trein, in den nacht, onmiddellijk bestormd
door reizigers, die zich er languit opwerpen en
oogenblikkelijk in een vasten slaap schijnen te
vallen. De dameskamer wordt door vrouwen en
kinderen ingenomen, die, bij gebrek aan canapé's,
op den grond, op stoelen, overal bedden
improviseeren waar maar plaats te vinden is. In de
heerenkamer heerscht ook een-en-al bedrijvig
heid. Allen haasten zich, de stof van 't lijf te
laten borstelen en onder de talrijke kranen gezicht
en handen te -reinigen van slaap en vuil. Dat
voorbeeld volgde ook ik, 't kost slechts een fooitje
en doet ontzettend goed. Middelerwijl zijn de
thee- en kofiietafels goed bezet, terwijl ook som
mige reizigers zich aan warme spijzen te goed
doen. Ook aan 't buffet wordt op Russische wijze
menige borrel brandewijn in eens naar binnen
geslagen en dadelijk gevolgd door een stukje
brood met kaas, zalm of ham. Zonder zulk een
nahapje (zakoeschka) zal geen Rus sterke drank
gebruiken, 's Morgens om 6 uur vervolgde ik mijn
reis. Nauwelijks gezeten, werden de passagiers al
dadelijk lastig gevallen, door een haveloos gekleede
Jo'din, die om eenig geld vroeg, daar zij niet
genoeg bezat om haar einddoel te kunnen bere.'ken.
Bijna allen gaven wat, want de Russen zijn goed
hartig voor bedelaars, al geven ze zeer ongaarne
fooien. Tegen zonsopgang kwam er »ekere onrust
onder de talrijke Joodsdhe reizigers en begreep ik
wat er gebeuren zou, want ik had de nu vol
gende scène al veel maal bijgewoond. Verbeeld v.
dat die heeren zonder verdere plichtsplegingen
hunne jassen uittrokken, een lange dunne riem
om den ontblooten arm wonden', een klein zwart
kistje op hun voorhoofd bevestigden an ten slotte
oen wit en zwart gestreopten doek over de
schouders hingen. Alzoo uitgedost leunden
allen met het gezicht tegen den wand. pre
velden, zuchtten, steunden en gonsden alsof een
bijenzwerm den trein overvallen had. De Chris
ten passagiers letten er verder niet > p en zijn
er aan gewoon dat de Israëlieten op dio manier
hun gebed verrichten. Alleen geef i u '!e
r-pi.ierkiug ten beste, dat het op zijn minst gcnt.iuen
stuitend is te zien dat de liiddenden nu en dan
hun gebed staken om door allerlei vragen te
bewijzen dat zelfs .nu nog do zaken hen door
't hoofd spoken. Ik ging naar mijn coupéterug;
ook daar was veel geurom en gegons, doch nie
mand scheen er te bidden, integendeel, er werd
druk over allerlei zaken geredeneerd. In te
genstelling met den reizenden Hollander praat
de Rus gaarne in den trein en dat L« een goed
aanwendsei. Stel u voor dat men dagen en nach
ten tegen over elkander zou zitten en geen woord
spreken, men zou immers tegen wil en dank
trappisl worden voor hot eerste etmaal voorbij was.
Men kon zich voorstellen de Babylonische spraak
verwarring mede te maken, want er werden in
minstens vijf talen gesprekken gevoerd. Een
lezich zelf.
»Weet je nu met dat leelijke misligc weer
wel goed. den weg naar huis, Annetje?''
?;<() ja, mijnheer, ik woon hier vlak bij in
de tweede dwarsstraat.''
? Ga dan maar gauw heen, anders wordt je
moeder ongerust. Wacht, ik zal de deur
voor je open doen.''
Hij wendde zfch van het loket ai', opende
een deur en stond weldra naast, bet kind.
Annetje hield met haar rechterarm de pop
stijf tegen haar lijfje gedrukt onder het wol
len doekje; slechts de slappe beenen van
haar zaagsclig kind kwamen er uit te
voorschijn en bungelden been en weer. /ij
legde haar andere bandje, waarin de rijks
daalder geklemd zal in de zijne, ten teeken
dal zij klaar was, om methem mede te gaan.
Terwijl hij den korten weg u'ing door bef
tochtige portaal tot op de stoep, met bet
kleine, wanne vnistje in zijn koude band,
was het hem, alsof' hij met /ijn eigen lieve
ling liep, (lic van hem was heengegaan.
Dag mijnheer! Jk bedank u heel erg!''
zei Annet.je op de stoep gekomen, met zekere
verrukking in de stem - blijdschap over
haar gelukt, plannetje en denkend aan
moeders vreugde bij hel zien van zooveel
geld, >.ik zal moeder nu maar alles
verlellen !'' en ze knikte haar weldoener vrien
delijk toe, terwijl ze voorzichtig de stoep af
ging, om kort daarna mei haastige, korte
stapjes in den mist te verdwijnen.
De blonde man keek haar even na en
trad toen mei, een dikken (raan in het oog
zijn bureau weder binnen.
Toch voelde hij zich behngel ijker dan een
kwartier te voren. Het ongezellige kantoor
zag er anders, zag er vriendelijker uit ; het
was er xoo kil niet meer, scheen liet. Want
daar binnen, in zijn ziel, was een verwar
mende, koesterende straal door het
nevelfloers van droefheid heeniredrongen.
vendig, fatterig heertje sprak al gesticuleerend
Poolsch met een leelijke oude dame, donker
van uitzicht en min of meer met een knevel
versierd. Een paar ernstige Oostzeelanders met
lange vlasachtige baarden spraken al etende
Lettisch, terwijl de brandewijnfiesch nu en dan
werd aangesproken. Net gekleede, gladgeschoren
Joden spraken in hun dialect over de scheere"
(zaken) en ik ving onder meer de woorden kan
kaarrn" 150 roebels), wechsèl" (wissel), en der
gelijke op. Nu en dan mengde zich een dikke
impertinente Rus, in zijn taal, in hun gesprek, ter
wijl hij door zijn halfliggende houding en
de vele bagage oorzaak was dat de kinderen
Israëls zeer gedrongen zaten. Evenwel beklaagden
zij zich niet daarover, ja toen bij een volgend
station eene Kransch sprekende preutsche
l'eterburgsche dame, met veel lawaai en tamelijk verhit,
j de coupékwam birinenstevenen, stond een dier
heeren dadelijk op om haar zijn plaats af te staan.
Zij nam, er zonder bedanken bezit van, ofschoon
de man daardoor genoodzaakt werd drie stations
ver zijn gesprek staande te vervolgen. De mannen
zijn en blijven hier beleefd tegen dames, ofschoon
hunne wellevendheid zelden op prijs gesteld wordt.
Ik nam mijn plaats in. bij een paar mij bekende
Rigaer kooplieden, die in zuiver Duitsch allerlei
interessante gebeurtenissen bespraken. Ik hoorde
het gewone Russische gesprek, namelijk men ver
maakte zich met slim bedachte en goed uitge
voerde schurkenstreken te critiseeren; hoe b.v.
meneer A den Jood B had beet gehad en hoe B
zich daarover had gewroken. Er werd veel ge
lachen. Eenige Duitsch sprekende Russen vertelden
op hun beurt geschiedenissen met dezelfde
strekking en niemand had een afkeurend woord
voor al de schurken.s treken <!ie we te hooren
kregen. Men bewondert integendeel hier de ge
raffineerde schurken en lacht om hunne domme (?)
slachtoffers. Ik kon niet nalaten mijne afkeuring
over dergelijke practijken te kennen te geven,
doch ik kwam van een koude kermis thuis.
Weldra wist de geheele coupédat ik een Hol
lander was en vroeg men mij of Holland niet om
of bij Amsterdam of Brussel te vinden was, of
daar alle menschen niet schatrijk waren tot de
badelaars toe en een der Joden verklaarde nauw
keurig met Nederland bekend te zijn, want een
neef van hem werkte op een Amsterdamsche
diamantslijperij. Op gezag van dien neef verklaarde
hij: dat alle Hollanders sehr elirliche Leute waren.
Na die verklaring keek het geheele gezelschap
mij met zeker ironisch medelijden aan en iemand
vroeg mij of ik hier ook al bedrogen was; eer
lijke lui waren gewoonlijk een beetje dom en
lieten zich zoo gemakkelijk foppen. Ik wist allang
dat eerlijkheid hier door de moesten als domheid
getaxeerd wordt en daar ik juist geen goede
repliek vond, keerde ik inij verdrietig om in mijn
hoek en keek met aandacht tegen de bevroren
ruiten, want wat daar achter lag was door de
ijsiaag niet te zien. Ja ik ergerde mij nog meer
omdat ik stilzwijgend de lui gelijk moest geven,
daar hier veel zaken, dnor Hollanders ondernomen,
scheef gaan, niet zoo zeer omdat ze te eerlijk als
wel, omdat ze te laks en te dom zijn om do koe
bij de hoorns te pakken. Laat ons hopen dat het
in andere landen en werekltleelen beter gaat,
want hier zijn de Nederlanders goed op weg om
hun ouden naam als energieke knappe kooplui
te verliezen. Voor ditmaal genoeg van mijn reisje,
ik verlaat den trein en wensen mijn lezers een
tot weerziens.'1
M. J.
BRIEVEN UIT UTRECilT
door GIKSK VAX DEX DOM.
III.
Het gaat hier vreemd toe in de laatste weken!
Niet omdat wij zooveel branden achter elkaar
hebben.... dat is een gewoon Utrechtsen ouder
wetsch verschijnsel. ,Men ziet hier in een geheel
jaar geen vlammen en dan plotseling drie- of
i minstens tweemaal in a week. Dat zijn we
hier gewoon. We hadden ditmaal het genot zelfs
i tweemaal op oenen dag. behalve een paar flinke
branden in de voorafgaande weken. Ook ia het
niet vreemd dat wc bij a! die branden de
stoom! spuit zagen zuchten en zwosgen en dcrzelver
i kommandcurs hoorden razen en tieren zonder dat
j een van allen een drop water gaf alvorens het
, gevaar door tnsschenkomst der gewone spuiten
i grootendeels geweken was ! Daaraan zijn we ook
! al gewoon, al betreuren we liet dan ook bij elke
gelegenheid opnieuw, dat onze met zooveel moeite
{ bijeengebrachte belastingpenningen voor een <leel
zoo nutteloos worden uitgegeven, als aan de
stoomafdeeling onzer brandweer het geval blijkt
i te zijn. Dat is alles niets nieuws en niets vreemds
voor ons. We hebben stoomspuiten, maar, dit
| weten we nu eenmaal, middelen om die stoom
spuiten op een gegeven en nuttig oogenblik
plot' seling in werking te brengen, zijn niet
toege| staan zoodat we bet haast evengoed tenzij
bij zeer uitgebreide rampen, die we in onze stad
bijna niet te verwachten hebben zonder stoom
spuiten konden doen.
j liet/elfde kan van onze politie gezegd worden.
i Daarover wordt al jaar en dag geklaagd en
iederj een is overtuigd dat zij niet veel deugt. Zelfs
i onze hoofdcommissaris weet dat en heeft dan ook
al sedert lang reorganisatieplannen gereed liggen
j en aan liet gemeentebestuur kenbaar gemaakt
! maar.... de middelen, dat wil zeggen: het geld !
Er zijn sommigen onder onze raadsleden, die
( moenen dat men niet zoozeer door uitbreiding
van bet aantal der politiebeambten, dan wel door
verbetering van hun gehalte het peil" van ons
l politiecorps moet trachten te verhoogen. Maar,
j aannemende dat die raadsleden zelven dan toch
l wel op het hoogste peil" zullen staan, zou men
i kunnen Dragen of zij bereid zouden zijn om, tegen
i welke belooning dan ook. de taak van
politiej agent te vervullen V En zoo niet, denken zij dan
; zoo min van alle lieden die in maatschappelijke!!
j rang beneden hen staan, dat zij niecnen dat
iemand die zich in staat acht op andere, eerlijke
wijze zijn brood te verdienen, er de voorkeur aan
i zal geven om dit te doen door uren lang op een
j post heen en weer te drentelen, van tijd tot tijd
i met dronken lui te vechten of dezen naar de
i
wacht te sleepen, of van dronken studenten het
een of ander door de vingers te zien.
Hoe noodig en nuttig, ja, eervol zelfs, de be
trekking van politiebeambte ook zijn moge, men
make zich toch niet de illusie dat men daarvoor
ooit menschen zal kunnen werven menschen,
zooals het beroep eischt, in de kracht van hun
leven, gezond en sterk die nog in een anderen
werkkring een goed bestaan vinden kunnen. Me.n
zal het altijd met een eenigszins minder allooi
moeten doen en slechts strenge tucht, gehand
haafd door een krachtige hand, zal onder zoo
danige bewaarders der orde, de noodige orde
kunnen bewaren. Daarom zal dan ook zeker eene
uitbreiding van personeel, als waarop door den
hoofdcommissaris alhier reeds sedert lang wordt
aangedrongen, veel beter uitwerking hebben dan
de door eenigen gewenscbte verbetering van het
gehalte". Dat gehalte is hier waarlijk niet
slechter dan elders en wanneer men zoo van tijd
tot tijd eens verneemt hoe de politieagenten in
het buitenland zijn, dan behoeft men inderdaad
niet te verlangen dat dezen tot voorbeeld zullen
worden genomen.
Doch om te komen tot hetgeen hier vreemds
omgaat in de laatste weken ! Wij zagen hier het
zeldzaam verschijnsel dat twee katholieken zich
eenen zetel in den gemeenteraad bekampten.
Het orgaan der Roomsch Katholieken (de
Utrechtsche Courant van Van Ditmar <fc Van de
Weijer) gaf wel aan eenen der beiden de
voorkeur omdat hij meer beslist katholiek is, maar
van den ander weet toch ook iedereen dat hij
een getrouw kerkganger is en zijne plichten als
katholiek overigens ook getrouw naleeft.
Edoch hij had een gebrek, n!, dat hij was de
candidaat van de Utrechtsche Kiesvereeniging
(zich noemde de liberale") en van het Utrechtsch
Dagblad. Men heeft, wat hier nog nooit is voor
gekomen, spotprentjes verspreid, waarop deze
candidaat als politieke kikker" is voorgesteld,
met een hoogen hoed op (hij is hoedenmaker) en
een onderschrift, vertaald naar het bekende
coupletrefrein :
Es ist ka' Kuh es ist ka Has',
Donnerwetter was ist das.
* *
*
' De dubbeltjes en kwartjes met den nieuwen
stempel der beeltenis van onze Koningin hebben
sinds eenige weken onze Munt verlaten.
De dubbeltjes het is reeds algemeen er
kend zijn slecht; de kwartjes daarentegen veel
beter, vooral wat het graveeren betreft. Doch ook
van deze laatsten kan men niet zeggen dat zij
bijzonder volloen. Vooral de uitvoering, het slaan
van de munt, schijnt met eenige overhaasting te
geschieden, zonder dat de noodige zorg aan den
stempel wordt besteed. Mij kwamen toch dub
beltjes on kwartjes in handen waarop enkele
letters en do Muntteekens geheel ontbreken, wat,
dunkt mij, slechts aan het niet behoorlijk
reinhouden vae den stempel kan liggen.
Dat overigens aan 's Rijks Munt ook echt ar
tistiek werk kan geleverd worden, wordt o. m.
ook bewezen door de van Regeeringswege uitge
geven medaille voor menschlievend hulpbetoon"
| waarop de kop onzer Koningin veel fraaier dan
! op de muntstukken, niet met dien recht
afgeI sneden bals en rnet de haarlokken in sit-rüjken
j wrong over den schouder hangend is afgebeeld.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand-Théitro: Lotus.
Artis-Schouwburg: Hart en hand.
Eindelijk hebben ook wij Amsterdammers met
Jjütos mogen kennis maken. Waarom men ons
het bekoorlijke werkje van mevrouw Snijder-van
Wissekerke zoolang onthield, begrijp ik niet.
Vreesde men soms, dat wij het keurige.
Feuilletachtige ervan niet zouden waardeeren ? De uit
komst heeft bet tegendeel bewezen. Het (ten ge
volge van de warmte?) niet overtalrijke publiek
heeft Lutos na het eerste bedrijf met 'welwillendheid,
| na de beide laatste met warmte toegejuicht.
j De inhoud, juister het thema van het kleine
i drama, laat zich in weinige woorden samenvatten.
i Leonard Bentbof, lo luitenant der artillerie, was
verloofd met een jong meisje, dat hij heeft
moei ten verliezen, omdat zij krankzinnig werd. Hij
had haar oprecht lief; de gedachte aan haar ver
laat hem niet, tot tot bij een ander meisje
leert kennen. Cecile Emering, die diepen indruk
op hem maakt, wier beeld dat der arme krank
zinnige steeds meer voor hem doet verflauwen.
! Een oogenblik denkt hij eraan Cecile te
ont' vluchten; zij zelf maakt hem dit onmogelijk.
Hij begrijpt, dat hij verwachtingen bij baar heeft
j opgewekt, wier vernietiging baar diep ongelukkig
j zouden maken. Voor het oogenblik althans zo,ker
van zich zelf, geheel opgaande in de nieuwe
liefde, ver, ver weg van de oude, biedt hij haar
zijn hand aan. L'ecils is gelukkig, doch stil,
i dof, bang gelukkig. /ij vreest, raadt, voelt, dat
l bun liefde op weinig hechten bodem rust; zij
veri trouwt den voorspoed niet. Dat zij reden daartoe
j bad, blijkt. Leonard's vroegere verloofde, die men
: voor ongeneeslijk krankzinnig hield, is in de
j laatste dagen zoozeer vooruitgegaan, dat de
dok| ter veel. bijna zekere hoop op herstel geeft. De
doode liefde herneemt haar rechten; de levende
moet het veld ruimen; Cecile begrijpt dit terstond;
l Leonard moet huwen, wie hij het eerst ten
huwe' lijk vroeg, /onder bedenken geeft zij hem zijn
woord terug; Leonard neemt bet aan. Alsof dit
! otl'er nog niet groot genoeg is. wil zij ook nog het
l laatste doen. wat zij voor hem doen kan: sterven.
i De dokter hoeft haar chloraal voorgeschreven;
zij schenkt een groot glas vol, drinkt het Irnjzaam
leeg en sluimert in.
Dat velen het geschiedcnisje op zich zelf
on| natuurlijk en weinig waarschijnlijk, banaal en
ge| zocht tevens zullen oordeelen, kaa ik mij denken.
1 Dat de aanloop tot de handeling eenvoudiger had
j kunnen zijn, wil ik niet ontkennen. Ik acht het
j bezwaren van weinig belang . en gewicht. Het
eigenlijke gescbiodeniye komt, als in alle goede
tooneelwerk, eerst in de tweede plaats in
aan