Historisch Archief 1877-1940
F. 780
DE AMSTERDAMMEE
A». 1892.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bvj de Vijzelstraat, 542.
Zondag 5 Juni
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65
Voor Indiëper jaar mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan du Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels./'l.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: Een miskende grootheid door X.
KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Am
sterdam, door H. J. M. Jahveh's wraak, door
Van Milligen. Aant. Schilderkunst, door V.
Jan te Winkel's Maerlant, door Prof. Dr. H. E.
Moltzer. Een nieuw werk van Maeterlinck.
Het stedelyk archief in de St. Anthonieswaag op
de Nieuwmarkt, door E. W. Moes VARIA.
SCHAAKSPEL WETENSCHAP: I. S. Stas.
De weg tot de onsterfelijkheid, (Slot.)?Voor Da
mes, door E-e. ALLERLEI. INGEZON
DEN. RECLAMES. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. AD7ERTENTIEN.
Van verre en van nabij.
Met het pas opgetreden Italiaans'che minis
terie is het verre van gunstig gesteld. Eene
meerderheid van negen of tien stemmen,
verkregen door het medestemmen van alle
in de Kamer zitting hebbende onder-staats
secretarissen en verdere regeeringsambtenaren,
kan eigenlijk bezwaarlijk eene meerderheid
worden genoemd. En toen het er op aan
kwam, de leden der commissie van rapporteurs
over de begrooting te benoemen, bleek het,
dat de candidaten der regeering allen in de
minderheid bleven.
Het is duidelijk, dat onder de tegenwoor
dige omstandigheden slechts n uitweg over
blijft : de ontbinding der Kamer. Want de
heer Giolitti, die nog slechts weinige weken
geleden met klem en kracht betoogde, dat het
programma van Di Rudini, herstel van het
financieel evenwicht zonder verhooging van
belastingen, onuitvoerbaar was, komt thans
met precies hetzelfde program voor den dag.
De strijd loopt nu, natuurlijk niet in de
Kamer, maar achter de schermen, over den
datum der ontbinding en dien der nieuwe
verkiezingen. De regeering wil den termijn
van voorbereiding liefst zoo lang mogelijk
laten duren, en de grondwet zegt, dat de
nieuwe verkiezingen uiterlijk vier maanden
na de ontbinding moeten plaats hebben. Daar
er echter niet de minste kans bestaat om
vóór de ontbinding de begrooting te doen
aannemen, vraagt .de regeering zes
zoogenoemde voorloopige twaalfden, d. i. handha
ving der begrooting van het vorige dienstjaar
voor zes maanden. De oppositie wil slechts
Feuilleton.
Een miskende grootheid,
H is tori s c h.
De straten en grachten op de zooge
naamde eilanden van Amsterdam,
Kattenburg en Witten burg, leveren den vreemdeling
nu juist niet het bewijs van rijkdom
en welvaart, 't Zou ook niet kunnen. De
bevolking van dit stadskwartier wordt groo
tendeels gevormd door scheepstimmerlieden,
boot- en. dokwerkers, sjouwers en dergelijke
menschen.
De huizen zijn er hoog, drie, vier, vijf,
zes verdiepingen, en van het onderhuis tot
op de tochtige zolders zijn arbeidersgezinnen
bijeen gepakt, 't Krioelt 's zomers dan ook
in die straten van kinderen, van allerlei
leeftijd, en in 't koude jaargetijde kan men
de jeugd meest bijeen vinden in de portalen
of op de trappen dier menschelijke bijen
korven, zoodat het dikwijls halsbrekend werk
is, langs de veelal steile trappen, eene hoogere
verdieping van dergelijke huizen te be
reiken.
't Is eigenlijk dwaas om na het boven
staande er nog op te wijzen dat men de
patriciërs en den adel van Xeerlamls hoofd
stad nu juist niet op de eilanden moet gaan
zoeken, maar juist omdat ik 'zelf 't meest
daarvan overtuigd was, was ik verbaasd toen
ik voor eenige dagen in die buurt- een gezin
van hoogen adel aantrof.
't Gebeurde op een avond dat ik in die
buurt zoekende naar een ons aanbevolen
stukadoor, door de Groote Witten burger
straat kwam.
Naar de nummers der huizen kijkende, in
een waarvan de man, dien ik voor mijn eega
eens zou opduiken, moest wonen, viel mijn
oog op een zwart plankje, op een der deu
ren bevestigd en waarop in witte letters
getwee voorloopige twaalfden toestaan, en van
de halve vrienden (Crispi en diens geestver
wanten) zijn niet meer dan yier twaalfden
te verkrijgen. Dit laatste is eigenlijk al een
breken met de beginselen der linkerzijde,
die steeds heeft volgehouden, dat de verte
genwoordiging in de tijdsruimte tusschen
ontbinding en algemeene verkiezingen haar
budgetrecht niet mag prijsgeven en die in
1880, onder leiding van Crispi en Zanardelli,
aan het kabinet Cairoli-Depretis niet eens
een voorloopig budget van vier weken wilde
toestaan.
De heer Giolitti heeft een week geleden
aan den koning ontslag gevraagd uit de hem
pas opgedragen betrekking van minister
president. Hij ziet klaarblijkelijk in, dat het
hem niet zal gelukken, de parlementaire
hindernis te nemen. De koning weigerde dit
ontslag te verleeuen, en de heer Giolitti
heeft waarschijnlijk het ontbindingsdecreet
reeds in den zak: Maar zooals men ziet,
helpt hem dit weinig. Vóór hij een nieuw
paard kan bestijgen, moet hij met het oude
nog eenige kunststukken uitvoeren, die voor
staatslieden van meer ervaring dan hij hals
brekend zijn geworden.
»De drijfveer der werkzaamheid en der
werkkracht van den ouden staatsman is zijn
onvernietigbaar egoïsme; bij hem zijn de
kategorische imperatief van het geweten en
de meest verfijnde overwegingen der
verkiezings-strategie te zaïnen gekomen in eene
gelukkige en zeldzame overeenstemming,
toen hij, onder het ministerie van >Sir liobert
Peel, van het zuiverste toryïsme overging
tot het vrijhandelsstelsel; toen hij, na in
een beroemd boek de vereeniging van Kork
en Staat te hebbeu verdedigd, zeil' de schei
ding van Kerk en Staat i^ÈJerland tot
stand bracht; toen hij, na qjRi uitgeput te
hebben om het vraagstuk van het zuster
eiland door altijd krasse, maar ook altijd
onwerkzame middelen op te lossen, zich ten
slotte tot het beginsel van llnmc-Jlide be
keerde."
Ziedaar in weinige woorden ccne uitmun
tende karakteristiek van den heer Gladstone,
den grooten tacticus, die met zijne scherp
zinnigheid en welsprekendheid allereerst en
allermeest zich zelf bekeert, en daardoor in
zijne langdurige politieke loopbaan het
voorschilderd stond: F. P. Jzn. van den Burg
graaf van Lyonel van Egmont.
Ik kon mijn oogen haast niet gelooven.
Hoe kwam zulk een adellijk heer, den haam
dragende van een onzer meest beroemde
voorzaten, in de volksbuurt, te midden van
smeden en sjouwers en den stukadoor, die
ons plafond zou witten 'i
Ik begreep het niet, doch wilde er meer
van weten. Daarom ging ik de drie treden
hooge stoep op; de deur stond aan, en haar
open duwend zag ik in de lialfdonkere gang,
die den vorm had van een elleboog, drie
meisjes op den grond zitten spelen.
» Woont hier zekere Burggraaf?''vroeg ik.
De kinderen, blijkbaar niet aan dergelijk
bezoek gewoon, zeiden niets, doch stonden j
op en verdwenen om den hoek der gang.
/e kwamen spoedig terug met eene vrouw
van naar schatting .'J-.1?.'!"> jaar. Zij had een
helder gelaat, droeg een vrij zindelijke ka
toenen japon, waarover een bont schort en
zag er niet erg gezond uit; snaar het lijn j
besneden gelaat bewees dal zij niet behoorde
tot de vrouwen der eigenlijk gezegde volks
klasse, (hit zij zich bevond in eene omgeving
beneden haar stuud.
»l~ wcnscht mijn man gesproken te hebben,
mijnheer l'" zei ze, hij is op 't oogen blik ;
niet thuis, maar in de buurt, even naar
Ie post, hij /.:il wel dadelijk terug komen,
maar als u voor de zaak komt, kan ik u
misschien wel helpen." \
Neen, juffrouw," zei ik, voor de zaak j
j o ra ik niet, want eerlijk gezegd weet ik
niet wat soort zaak uw man heeft. Ik ben
lier binnen geloopen uit louter
nicuwsgierigicid. De naam hier op de deur trok mijn
aandacht, 't Verwonderde mij een naam van j
ioo adellijken klank in deze straat te zien
311 ik zou gaarne eens willen weten, als u
t niet te onbescheiden vindt, of ik hier wer
kelijk een Burggraaf van Egmont aantref,
dan wel of het maar een aangenomen
naam is."
recht heeft gehad, met den gloed der innigste
overtuiging de meest uiteenloopende mee
ningen te kunnen verdedigen. Het is ge
makkelijk, den heer Gladstone een politieken
cbamaeleon te noemen, maar het is niet
gemakkelijk, zoo onbevangen als hij met een
politiek verleden te breken en het nieuw
ingenomen standpunt met zulke treffende en
verrassende argumenten te verdedigen. Het
is een gewoon sterveling niet ten kwade te
duiden, dat het hem moeite kost, de onver
wachte evolutiën van dezen twee en-tachtig
jarigen politicus, die het geheim der eeuwige
jeugd schijnt te bezitten, in hetzelfde tempo
rnede te maken. Maar al wekt de politiek
van den heer Gladstone meer verbazing dan
vertrouwen, zij is tegen alle moeielijkheden
opgewassen.
In den thans begonnen verkiezingsstrijd
zijn die moeielijkheden niet gering. De heer
Gladstins heeft den J lm» r. llulc voor Ierland
op zulk eene in het oogloopende wijze tot
het hoofdpunt van zijn program, llic plank of
hls platform, gemaakt, dat hij in dit opzicht
niet meer terug kan gaan. Doch het
Engelsche volk gevoelt voor dien maatregel
geenerlei geestdrift, en wanneer het op ta
melijk lustelooze wijze zijne toestemming
geeft, dan verbindt het daaraan in elk geval
de voorwaarde, dat de rechten van de lersche
minderheid, maar bovenal de rechten van
Engeland geëerbiedigd zullen blijven. En
deze voorwaarde is juist buitengewoon ge
schikt om de Ieren met wantrouwen jegens
hun ouden vijand en tcgenwoordigen vriend
Gladstone te vervullen.
Toen nu de heer Gladstone een paar
dagen geleden in de Memorial-Hall te Lon
den optrad voor de leden der liberaal-radi
cale ('me, heeft hij niet uit het oog verloren
dat Londen de sleutel is van de vijandelijke
positie en dat de overgang der hoofdstad
alleen van de zijde der Tories naar die der
Gladstonianen voor den uitslag der verkie
zingscampagne beslissend zou zijn. Hij heeft
daarom hervormingen op den voorgrond
gesteld, die Engeland, en Londen vooral,
vrij wat meer aangingen dan zij Ierland
raakten : de overdracht van het bestuur der
wereldstad aan den ('unnltj ('uuncil (die
bij de laatste verkiezingen eene krachtige
liberale meerderheid verkreeg), de wettelijke
bescherming van den arbeid, en de
afschaf
rMijn man zal er u graag alles van ver
tellen, mijnheer, 't Is aardig van u dat u
belang stelt in dien naam, de meeste men
schen lachen er om, meenen dat mijn man
te trotsch is om als de andere bewoners in
de buurt een gewonen naam te dragen, en
er zijn er, die hem voor gek houden. .Maar
heusch, mijnheer, dat is zoo niet, komt u
mee, dan zal ik mijn man laten roepen en
dan zult u hooren dat hij werkelijk graaf
van Egmont is."
Ik volgde de vrouw de gang door naar
eene achterkamer, waar zij mij bij een
potkachel een stoel aanbood. Het was een vrij
ruim vertrek, dat er zindelijk uitzag en
dat, zoo al geen weelde, dan toch ook geen
armoede verried. Aan het raam, dat op een
binnenplaats uitzag, grenzende aan de gracht,
stond een ronde tafel, waarover een ver
schoten tafelkleed. Op den vloer lag in 't
midden een oud karpet, terwijl het overig
meubilair bestond uit een zich in vrij goeden
staat bevindende mahoniehouten linnenkast,
een ouderwetsehe kanapémet lederen zitting
en eenige sloelen.
: Mijn man is werkelijk van adel, mijn
heer," hernam de vrouw, terwijl zij aan het
raam, tegenover mij plaats nam, »hij is de
afstammeling in de rechte lijn van de graven
van Egmont, heer van Vianen, van Leiden,
van Twente, van . . . ik kan al die titels niet
onthouden, mijnheer... Toe ga jij vader eens
roepen, zeg dat er een heer voor hem is,"
voegde zij een meisje, van naar schatting
achttien jarigen leeftijd toe, dat juist de kamer
binnentrad.
Het meisje liep heen en de moeder ver
volgde : ?? Wij hebben al wat moeite ge
daan, mijnheer, om onze rechten erkend
te zien. Ilekwesten aan de Kamer, aan den
Koning en Koningin:'t hielp niets. Eindelijk
heeft mijn man het opgegeven en is verleden
naar Beverwijk gegaan om bezit te nemen
van het huis Axemburg.''
Van het huis Axemburg l' Daar ging mij
h'ng van het meervoudig stemrecht. En ten
slotte werd de lersche quaestie er zoo na
tuurlijk mogelijk bijgebracht. Al deze
gewenschte hervormingen waren noodig, drin
gend noodig, maar zij zouden onmogelijk
te verkrijgen zijn als men den steun der
Ieren niet had, as long as Ireland bars the
Lord Salisbury en de heer Balfour heb
ben den heer Gladstone op eigenaardige
wijze zijne taak vergemakkelijkt. Men moet
wel aannemen, dat zij zelven wanhopen aan
den uitslag der verkiezingen, om te verkla
ren, dat zij een zoo roekeloos spel spelen.
De bedreiging met den opstand der lersche
Protestanten en met een conflict tusschen
het Lagerhuis en het ganschelijk uit den
tijd geraakte Huis der Lords is natuurlijk
koren op den molen van den heer Glad
stone, die dadelijk van inccndiary lanijuage
spreekt.
Na dezen uitval kwam de slimme Grand
Old Ma u nog eens op Londen terug. Als
de Londensche kiezers hun plicht maar
deden voor de regeling van de Home
Rule([uaestie (dat wil zeggen, als zij op de can
didaten van den heer Gladstone stemden),
dan zou de stad Londen in de oogen der
gehcele wereld een modelstad worden.
Wij hopen het, voor de Ieren, voor de
Londen aars, en voor den heer Gladstone.
Ongetwijfeld zijn er grove onbillijkheden
goed te maken tegenover Ierland, onbil
lijkheden waaraan ook de heer Gladstone
schuld heeft. En het is een gezond beginsel,
dat politieke billijkheid de grondslag moet
zijn van alle andere hervormingen.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Fransehelaan-Schouwburg (Ned. Tooneel):
Groule-stad's lucht.
Salon des Variétës: Vel/uut van denheer
P. II. Lamberts Jr.
Grootc-stad's lucht, aldus de foeileelijke
Hollandsche titel van een vermakelijk Duitsch
kluchtspel van Oscar Blumenthal en Gustav
Kadelburg, door de Koninklijke Vereeniging Het
Nederlandsch tooneel" Dinsdag avond met
welverdienden bijval voor het voetlicht gebracht.
Blumenthal's kunst had mij tot heden steeds ont
stemd en geërgerd; in haar onbeschaamd nabauwea
plotseling een licht op. Ik herinnerde mij
onlangs in een courant te hebben gelezen
van een krankzinnige, die, bewerende eigenaar
te zijn van de ruïne van Axemburg bij
Heemskerk, deze in beslag kwam nemen
en beginnen wilde met het vellen van
boomen. Zou ik toevallig bij dien man te land
zijn gekomen -1 Daar moest ik 't mijne van
hebben.
»Is uw man dan die krankzinnige
i pardon, ik bedoel die netgekleede heer
gej weest, die onlangs met een grooten bijl op
die ruïne werd gevonden ?"
»Zeker, mijnheer, dat was mijn man, mijn
man ! Maar krankzinnig, neen, mijnheer, dat
is hij niet, dat zult u zelf wel zien waar
blijft hij toch?" viel zij' zich zelf in de reden
met een blik op de deur, «krankzinnig, neen !
Hij heeft recht op al die ruïnes : Axemburg,
Brederode, weet ik al wat, 't is alles zijn
I eigendom, 't is hem ontnomen. lïekwesten
j hielpen niet, geld om te 'procedeercn hebben
j wij niet, wat moet hij dun doen ? Wij heb
ben. Goddank, ons brood ; mijn man heeft
een betrekking, kranendraaier weet u, maar
toch, als men vrouw en acht kinderen heeft,
kan men geen processen voeren. Ze zeggen
dat hij gek is en nu wilde mijn man door
die boomen om te hakken hen dwingen hcrri
een proces aan te doen, dan zou 't uitkomen dat
hij eigenlijk baas is over 't heele land. Maar
er is geen proces-verbaal opgemaakt, want
ze durven hem niet voor de rechtbank te
halen."
Ik begon allengs te gelooven dat de arme
vrouw aan verstandsverbijstering lijdende
was, aan grootheidswaanzin. En toch dat
fijn besneden gelaat, die reinheid in dit ver
trek, in deze buurt zoo vaak eene zeldzaam
heid, bracht mij weder terug van die ge
dachte. Maar was dan haar man krank
zinnig:'
Daar hoorde ik stappen in de gang. Het
meisje kwam terug, op den voet gevolgd
door een flink gebouwd man. Hij had een