De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 5 juni pagina 3

5 juni 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 780 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. altsolo, die een angstig en benauwd karakter draagt. Om niet te uitvoerig te worden noem ik in dit gedeelte na het begin de expressieve overgang bij de woorden: Doch 't al overstemt n kreet: Geiiade! de sohoone solo van Charitas: Hoor nmaal nog Semiaza, en het pakkende slot en kinderkoor. Deze compositie, waarin de toonzetter met zoo forsche kleuren gemaald heeft, verlangt van de vertolkers zeer veel. Nu ik over de vertolking ga spreken, moet ik billijkheidshalve vooropstellen, dat ik de algemeene repetitie en niet de uitvoering heb kunnen bij wonen, daar ik den volgenden dag op reis was. Op een uitvoering sluit alles gewoonlijk beter in elkander (althans wat koor en orkest betreft). Van de solisten echter krijgt men op de laatste 'repetitie gewoonlijk een gelukkiger indruk, omdat zy dan nog vrijer zingenen zich rustiger gevoelen. Dat men met de keuze van sommige solisten gelukkig is geweest, mag ik niet beweren met het oog op de groote moeielijkheden in dit werk, vooral niet wat de beide damessolisteh betreft. Mevr. Lydia Holm is reeds lang op de muziek feesten van de N. T. Vereeniging eene goede en gewaardeerde bekende. Van haar verWijf te Parijs heett zij echter als souvenir een hinderlijk vibrato medegebracht dat zeer te betreuren is. Waarom moest deze begaafde dame nu juist het voor naamste gebrek van de Franache zangeressen overnemen ? Wat zij als lyrische zangeres echter vermocht toonde zij in hare solo: Hoor eenmaal nog Semiaza. Iii dit gedeelte heeft zij werkelijk iets goedgemaakt. Het feit dat de alt-soliste Mej. C. Hecker uit s' Gravechage eene aankomende zangeres, is noopt tot toegevendheid. Daar zij nog onder leiding studeert, mag men haar niet te veel verwijten dat zij deze gewichtige party, die nog ver boven hare krachten ligt, heeft op zich genomen. Haar leer meester, de heer Spoel, had haar dit beslist moe ten afraden. Zij toonde eene zeer schoone altstem te be zitten en hare partij met veel ijver te hebben bestudeerd, doch dat alles is niet voldoende. De muzikale eigenschappen verkeeren nog te veel in het stadium van de leerlingperiode en er moe ten bij haar (hoewel zij toonde reeds iets geleerd te hebben) nog te veel momenten geconstateerd worden, die onmuzikaal genoemd moeten worden. Ik herinner o. a. aan de vele zware accenten op zwakke raaatdeelen en vooral het gemis van ex pressie bij het lieldeduet. Daarentegen prijs ik hierom het overwinnen van de moeielijkheden en de intonatie bij de eerste alt-solo in het derde deel. Mej. Hecker late zich door deze uitspraak niet ontmoedigen; zij trede vooreerst alleen nog in be scheiden partijen en bescheiden kring op, en zij zal van de schoone stem die zij van de natuur ontvangen heeft veel satisfactie kunnen hebben ; ik heb er echter op willen wijzen dat men eene jonge debutante niet dadelijk aan zulke gewich tige partijen op zulk een belangrijk muziekfeest mag wagen. De heer Rogmans heeft zijne zeer moeielijke en hoogliggende . partij met veel Ausdauer en krachtige stem voorgedragen; vooral met de ver vloeking van Gabriel wist hij veel indruk te ma ken. De heer Spoel had de gewichtigste partij, n.l. die \an Semiaza te vervullen. Zijne meester lijke dictie en levendige voordracht kon men ook in deze partij waardeeren. Ik hoor den heer Spoel echter liever in meer lyrische partijen. Zet hij zijn stem te veel uit, dan orftstaat een vibrato,» dat nog wel eens de schoonheid van timbre in den weg staat. Ik ge loof dat hij dan meer van zijne stem vergt dan hij eigenlijk kan en mag; zijne artistieke opvat ting geeft echter steeds veel te genieten. Een dilettant-baszanger uit 'sGra'venhage werkte op verdienstelijke wijze in de solo-kwartetten mede. Het kwartet van de vier elementen gelukte als geheel niet al te best. Het is dan ook zeer moeielijk. De koren waren door het correspondeerend lid de heer M. W. Petri te Utrecht ingestudeerd er, hoewel men nog kon merken dat het een repeti tie en geen uitvoering was, bleek toch uit alles de degelijke en ernstige voorbereiding. Ook het orkest (hoewel vaak nog te veel domineerend) sloeg zich wakker door deze ingewikkelde partitie 'heen. De heer Nicolaïheeft in Jahveh's wraak een werk gegeven waarover men, al naarmate men met de'nieuwer wegen meer of minder is ingenomen, verschillend zal oordeelen. Ieder zal echter getroffen geweest zijn door de wijze waarop de componist heeft geschilderd en door zijn meesterschap in het aanbrengen van kleuren. liet zij mij vergund, den componist geluk te wenschen met deze nieuwe schepping en de hoop uit te spreken, dat het hem gegeven moge zijn nog tal van jaren in het belang van de kunst en ook van de Ned. Toonk. Vereeniging, (waaraan hij zich met alle liefdo en kracht wijdt) zegenrijk te mogen arbeiden. Naar ik verneem, ontving de componist van de vele toonkunstenaars, die aanwezig waren, tal van ovaticn in verschillenden vorm, waarvan de bla den dan ook reeds melding hebben gemaakt. VAX Mir.i.n,!?:>:. AANÏEEKENLVGEN SCHILDERKUNST. Woensdagmiddag is te Scheveningen de Sporttentooustcliing geopend. Er zijn drie lokalen gewijd aan schilderkunst, drie lokalen, donker, grafkelderachtig, maar met takt opgevroolijkt door reetjes zonlicht, waardoor de schilderstukken vanzelf in lijnen toon komen. Zooals hier onlangs al voorspeld werd dat het zijn zou, aan verscheidenheid van behandelde sport-onderwerpen hapert het niet. Men vindt wielrijders afgebeeld en lawn-tennis spelers, harddraverijen, roeiers, hengelaars, zeevisschers, wild en gevogelte, Mazeppa, ringstekerij, bull-doggen, spaniels, pointers, en andere honden, een aan- | tal reigers, eenden dood en levend, vorentjes, j schelvitischen, palingen, bleitjes en nog divers zee- i banket. Het denkbeeld om een verzameling sportschilderijen by'een te brengen is dus inderdaad vruchtbaar gebleken. Wat nu het hangen aangaap wie zou het in zijn hoofd krijgen aanmerking te maken op de plaatsing eener verzameling, waar werken van Israëls, Jacob Maris, Mesdag niet eens d la rampe kwamen ? De gevel van het tentoonstellingsgebouw is een rronkjuweel, geheel opgetrokken in een orberispelijken oempah-smaak, en op zij en en trois-quarts biedt dit kunstwerk, als men er voor heen loopt, telkens weder allerverrassendste profiel-effekten aan. Van het uiterst feestelijke van dien gevel heöft het feestnummer van het llonwkundig Weekblad verleden week al een juist idee gegeven door hem over te teekenen als het samenstel van een groot Bodega-vat, met stellingen waarop port-glaasjes, alias griffioenen, alles geflankeerd door piipenrekken met tabakspakjes er op, Aan deze inter pretatie mankeerde slechts dat men in de beide torens nog in het gelid staande llesschen behoort te zien. Eerst in de laatste dagen is bovenop het portvat een kolossaal beeld verschenen, de faam zegt men. maar deze voorgesteld als een pijprookende roodhuidenvrouw. Het is waarlijk te hopen dat geen stormen uit zee aan de standvastigheid van deze schepping schade zullen komen brengen. Dicht bij het gebouw van de Sport-tentoonstelling te Scheveningen trekt de heer De Knyper uit Rotterdam een gebouw op, waarin bij dezen zomer een tentoonstelling van schilderijep, waar onder van groote Franschen, te openen denkt. Bij de opening van de tentoonstelling te M nchen kocht de Prins-Kegent een schilderij van Albert Neuhuys aan. OP do auctie-Cottier te Parijs werd de heer H. W. Mesdag verleden week bezitter van een groot en belangrijk schilderij van Millet. Zoo wordt in zijn zeldzame verzameling Millet al bui tengewoon vertegenwoordigd. Want behalve schil derijen van hem. bezit de heer Mesdag zooals men weet, ook verscheidene van de beste teekenitigen van Millet, en daaronder de groote pastei Kudde schapen bij de hooibergen". En sedert Januari vindt men in de rijke Ilaagsche verza meling ook die impozante teekening de Vii/neron au repost", die voor velen een der machtigste werken van den grooten schilder is. ? Het Museum-Mesdag wordt steeds meer een standaard-collectie. Ik heb bet genoegen te kunnen melden dat het huldebliik. door de Nederlandsehe Commissie aan Jacob Moleschott bij ziin jubilee aan te bie den, bestaan zal in een schilderij van Jozef Israrls. Den heer Moleschott zelf was zulk een geschenk het meest welkom. Het laatste nummer van T)e Vlunmsclic tfclinnl bevat een uitnemende beschouwing over de .\.\" te Brussel door (rust. Vermeylen. Onder degenen die in het Nederlandwh over schilderkunst schrijven, dient Vermevlen waarlijk als een der besten genoemd te worden. In dezelfde aflevering heeft Pol de Mont een lofrijk artikel over de Nederlandsche Etsclub te Antwerpen". Men herkent er een stuk in dat als Zuid-Nederlandschen brief reeds in het Nieuws was opgenomen. Maar het stuk is nog wat ge zuiverd en wat de redactie van bet Nienirs er willekeurig in schrapte werd er weder ingevoegd. Het is kurieus dat men nu in België' zoo druk geschreven heeft over een Vereeniging die elk jaar in Holland een uitgebreide expositie inricht, zonder dat er juist veel aandacht aan geschonken wordt. Die bewuste brief in het Nii'.nics gaf opn opgaaf van de Noord-NederlanderV;, die zouden worden uitgenoodigil bij de Antwerpsche Associatioii }v<nr V Art. Enkele andere kranten namen die naamlijst over. Intnsschfin wss die opgaaf onjuist en hadden wij toen de juiste, hier reeds gegeven. De tentoon stelling is nu geopend, en werkelijk blijken alleen Toorop, Bauer, Mej. Ilollman en (wijlen) Van Gogh uitgenoodigd te zijn. Ken volgend jaar weer anderen. Bij Sampson Low, Marston a.nd Co. verscheen het werk door Gcorge. Somes },ayard : 'he life and letters rif' ('httrlfx Nu muil Kee.tie. den grooten l'unch-teekenaar. Bij Mnnnom te Brussel is een boekje uitgegeven, getiteld l,es secret/t il f. Rnben?, waarin door Loon Lf<|uimo de procédés en de werkwijze van Rubens" als voorbeeld worden gesteld. Pastei cf PusteUistes is de naam van een boekje met notities over gekleurde krijt-kunst door den Gentschcn advocaat Albert Dutry. Het spijt mij dat ik riet eer hier nog een opwekking heb kunnen schrijven, om de expositie van Vincent van Gogh in den Haagschen Kunst kring te gaan kijken, want nu juist na Pink steren gaat zij sluiten. De wiJ7.fi waarop bet werk van Van Gogh in de localen van den kring te uien is, viel mij buiten gewoon mee. Ik heb de Van Gogh's gezien in kleine kamers, op een zolder en in gangen, maar nergens bijlangena voldoden ze zoo goed ak hier, waar een uitstekende keu/e dan "ok met takt geschikt werd. Maar juist het zonnige, weer van de laatste weken was er /eer voordeelig voor. Het licht maakt ben harmonieus. Hoe sterker het licht er op. hoe lijner zij doen. En dit is geen wonder, omdat juist do besten in het zonnige zuiden van Frankrijk geschilderd zijn. Ook is de lichte achtergrond, die men tegenwoordig in deze localen heeft, uitstekend om zulke schilderijen tegen te zien. De wand op het licht in het kleine zaaltje doet prachtig. Van een ingaan op de karakteristiek Van van Gogh's werk wil ik in deze korte aanteekcnirgen mij onthouden. Voor een periodiek hoop ik later een studie over hem te beproeven. JAN TE WINKEL'S MAERLANT. (*) Mocht in 1877 het academisch proefschrift van den heer Te Winkel een goed voorteeken, op timum omen", zelfs heeten, als waardoor immers den jongen doctor in de letteren de graad niet alleen van doctissimus" maar tevens de eernaam van doctus" werd gegeven, de tioeede druk van zijne dissertatie over Maerlant, onlangs in het licht verschenen, ten tijde, dat hij zijn pro fessoraat aanvaardde aan de Universiteit van Amsterdam, strekt den vir clarissimus" tot hooge eer. Het is een voortreffelijk boek: ook wie de zwaarste eis.chen stelt aan den schrijver eener biografie, zal het niet onvoldaan hebben gelezen ; een kostelijk boek. Het woord doorwrocht" moet bij de bestudeering ervan ons telkens op de lippen komen; en getuigt het van groote be lezenheid en geleerdheid, het is, niettegenstaande de vaak lange uitweidingen, die hij zich terecht veroorlooft eu waardoor het hier en daar allts behalve lichte lectuur wordt, toch onderhoudend, zelfs boeiend geschreven, een van die boeken, die het onmogelijk valt niet uit te lezen, die pakken". En gewis ock voor hen, die niet bij voorkeur studie maken van de middelnederlandsche kunstvoortbrengselen, behoeft het geen ge sloten boek te blijven. Voor Prof. Te Winkel is de titel Maerlant's werken beschouwd als spie gel van de dertiende eeuw" geen ijdele klank geweest. Niet alleen toch den persoon van Maerland leert het ons kennen in leven en werken en invloed, maar het is ook een stuk geschiedenis, meer bepaald beschavingsgeschiedenis, en boven dien niet uitsluitend van de dertiende eeuw, maar met vergezichten op vorige en volgende tijden. De beoefenaar der kerkgeschiedenis, der godsdienstwetenschap, der zedenkunde, der histo riografie, der acsthetiek, der politiek en sociologie vindt er van zijne gading, en zal, bedrieg ik me niet ten eenenmale, ook zelfs al is bij speciali teit, en al zou hij hier en daar wellicht een forscher kleur of een zwakker tint willen aange bracht zien, aan den achtergrond van de schil derij alleszins recht doen -wedervaren. Op de hoofdfiguur moge het volle licht vallen, ook aan de andere beelden en groepen is de r.oodigezorg gewijd. Pin met goeden grond: aan den tact van den -chrijver danken wij het, dat wij ons eene richtige voorstelling kunnen maken van de eigenaardige, geheel eenige, verdiensten van hem, die. in merg en bloed kind van zijn tijd, tevens baanbreker en wegbereider van den nieuwen mag heeten. Vertrouwd gelijk weinigen met de vele en lijvige werken van Maerknt, plus minus twee honderd acht en twintig duizend versregels, en met de geschriften van zijne tijdgenooten en voorgangers en volgelingen; in de dertiende eeuw beter te huis dan menigeen in de negentiende; gewapend met eene enoyclopaedi; che kennis van dien tijd, is gewis Prof. Te Winkel de ware man om het leven eu de werken te beschrijven van een heros als Maerlant, die zich op zoo velerlei gebied van menschelijke kunst en wetenschap heeft bewogen, en het spoor van die lichtende ster te volgen tot over de grenzen van de der tiende eeuw. Een leerzaam boek, een onderhoudend boek, een geleerd boek; neon, voorwaar, het woord kostelijk" was geen overdrijving. Er is meer, dat mij, bij de herdenking der nuttige en aangename uren aan de lezing be steed, in de gedachte komt. Maakt soms eene levensbeschrijving den indruk van eene anato mische les: Maerlant's biograaf bezit het benij denswaardig geheim der kunst, den doode te kunnen opwekken uit zijnen slaap, en hem te doen opstaan uit het graf, en hem als in levenden lijve voor onze oogen te aanschouwen te geven. Ik althans beken gaarne, tijdons de lezing van het werk te hebben geleefd in de dertiende eeuw en Maerlant van aangezicht tot aangezicht te hebben gezien; de met smaak en zorg gekozen aanhalingen kunnen het hare daartoe hebben bij gebracht. En -de teekening van het beeld is, dunkt mij. getrouw en waar. in geen geval een fantasiebeeld: Prof. Te Winkel penseelt geen j trek, geen enkelen zelfs, of bij staaft zijn goei! i recht er. stelt ons in staat hem na te werken j en te controleeren. Trots den gloed, de warmte. waarmede blijkbaar menige bladzijde is geschre- j ven, trots de geestdrift, waardoor de biograaf j kennelijk voor den allerbesten clerc. die ghebo- i ren wort ter werelt ye", is bezield, is hij alles be- i halve blind voor zijn held. Door duidelijk en scherp te doen uitkomen, wat Maerlant's oor spronkelijk eigendom is, en wat ik zeg niet ; geleende veder maar gemeen goed der der- i tiende eeuw, en door dat onderscheid nauwgezet in het oog te houden, ontzeilt hij de klip der overschatting, en alzoo der overdrijving. Geen enkel vereerend adjectief, dat den indruk maakt van epitheton ornans'; de lof. Maerlant met recht uitbundig toegezwaaid, wordt even goed behoorlijk gemotiveerd als het voorbehoud, dat de schrijver zich maakt bij de tekortkomingen van hem. die in menig opzicht in de dwalingen van zijn levenstijd doelde. (Jon araorc" geschre ven, is liet bock toch onbevooroordeeld en onpar tijdig. Do critiek van Prof. Te Winkel is de eerlijkheid zelve. Ook mag de verdeeling allerg.-lukkigst heeten ? lo. Vlaanderen vóór en in Maerlant's tijd; 2o. Maerlant's leven en werken : ito. Maerlant en de kerkleer; 4o. Maerlant en het godsdienstig- le ven: 5o. Maerlant en de geestelijkheid: 'Jo. Maer lant en de hoogere standen ; 7o. Maerlant en do wetenschap: 80. Maerlant. en de geschiedschrij ving: 'lo. Maerlant en de kunst; lOo'. Maerlant en het nagfslacht." Is de eerste voorwaarde, en de volstrekte, van een goed boek eene grondige studie van het thema, de tweede van meer belang dan op pervlakkig schijnt is eene doelmatige verdee ling van de stof, die men door zijn onderzoek te zijner beschikking beeft verkregen. Ik aarzel j geen oogenblik den biograaf geluk te wenschen met eene verdeeling, die, benevens van beheer- | scbitig der stof. getuigt van bedrevenheid in do j kunst van compositie. Zijn grondslag van ver deeling en onderverdeeling maakt, evenals eene gelukkig geplaatste belvédère, zoowel den blik op het geheel als de kijkjes op de verschillende partijen mogelijk en gemakkelijk, 't Gevolg ia, dat dan ook geen enkel hoofdstuk als di oog zand aan elkaar hangt en het werk allerminst gelakt op eenen beredeneerden cataloog of eene aangekleede kroniek. Want, al is elk hoofdstuk om zoo te zeggen eene monografie op zich zelve, de roode draad wordt geen oogenblik uit het oog verloren. Doch word ik niet te lang voor eea weekbladartikel 'l! Toch zij het mij vergund nog een paar punten aan te stippen. Eu dan aller eerst de opmerking, dat Mucrlurit's Weiktn ge tuigt van degelijke en uitgebreide broni.en- en boekenstudie. De schrijver heeft zich de weelde niet veroor loofd ? eene opgave der geraadpleegde geschriften in zijne inleiding mede. te deelen: had hij het gedaan, het lijsije zou een alle Achtung" af dwingen. n dit geldt ook van de aanteekenin.gen van bibliographibchen aard, waarmede al de verschillende gedichten niet alleen van Maerlant maar ook die van anderen worden ingeleid: ik geloof inderdaad niet, dat iets noemenswaardigs daaraaa ontbreekt; eindelijk wil ik nog wijzen op de aan halingen uit Rustebuef en Von Zerclaere enz. enz., aanhalingen zoo geschikt ter vergelijking en kenschetsing, en die waarlijk niet uit de tweede hand zijn nedergeschreven: zij brengen het ' hare bij, om het licht der vergelijkende let terkundige geschiedenis op het beeld van Maer lant te doen vallen. Een rijk boek: en nu moge het eene gedeelte aangenamer zijn uitgevallen en alz.oo lezen dan het andere, de overweging, dat sommige onderwerpen, zooals b. v. de theo logische en de philosophische vraagstukken der dertiende, eeuw, nu eenmaal onmogelijk kunnen worden behandeld op de wijze van de lectuur voor theetafel of' spoorcoupé, andere, b. v. de grammaticale en lexicale, uitteraard minder be haaglijk en bekoorlijk .zijn, verklaart dat gereedeji.jk-, ook zal ik de laatste zijn om het te wraken, dat de schrijver zich niet heeft latea verleiden door de zucht om te behagen, maar zich het recht voorbehouden, om zoo veel inge spannen aandacht van zijne lezers te vorderen als de lectuur van een werk als het zijne mede breng*-. Er is nog mser. Prof. Te Winkel is er in geslaagd onze belangstelling te wekken voor de i}uestions brfilantes" der eeuw van. Maerlant door ze voortdurend te behandelen in verband met ele werken van hem, en er bovendien iets zoo actueel.s aan te geven, dat ze ons evenmin koud laten als de aanhangige vraagstukken der negentiende eeuw. Dat de biografie op die ma nier een uitnemende commentaar op de werken van den dichter is geworden, behoeft geen be toog .... doch ger.oeg, ik mag geen verhande ling schrijven. Alleen daarom nog dit, dat, al verschilt men in opvatting van den schrijver ten opzichte van zijne beschouwingen over aesthetiek in het alge-neen en aesthetische critiek in het bijzonder, men het talent zal waardeeren, waar mede hij het vermeend goed recht zijner theorie verdedigt. Naai- aanleiding van den gedenksteen, die te Damme de plaats zal aanwijzen, waar Maerlant begraven is, schrijtt mijn hooggeschatte vriend de volgende woorden: Dat Maerlant die dankbare hulde waardig is, dat zijn karakter en zijn talent ieders bewonde ring, dat zijne werken de zorgvuldigste studie verdienen, zal tegenwoordig niet licht meer wor den betwijfeld. Onder zijne landgenooten in de dertiende eeuw had hij zijn gelijke niet, en naast zijne tijdgenooten onder de Franscbe en Duitsche dichters neemt hij eene eervolle plaats in. De romandichters, van welke hij tevens mededinger en tegenstander was, en zijne geestverwanten, zooals Rustebuef, Gniot de Provius, Winsbeke, Themasin von Zerclaere, Hugo von Trimberg en anderen, overtrof' bij in veelzijdigheid en geleerd heid, terwijl bij zich door zuiverheid van taal en stijl, gemakkelijkheid van versbouw, en in ver scheidene gedichten ook door dichterlijken gloed. gemakkelijk met hen kan meten.'' Hoe waardig de gedenksteen moge-worden, dien Baron Béthune de Villers ter gedachtenis van Maerlant zal plaatsen op zijn graf, schoener monument kan hem ter eere nimmer worden ge sticht dan het werk, dat ik het groot genoegen had hier aan te kondigen. Utrecht. >.U. f'. 2;i. H. E. MOI.TZKR. (:f) Maerlaiit's W Arken, beschouwd als fpicael van de dertiende eeuw door Dr. Jan te Winkel. 2e druk. !8;iii. Gent bij Vnylsteke, 's Gravenhage bij Martinus Nijhoff. EEN NIEUW WERK VAN MAETERLINCK. De Belgi-che Shakespeare", Maurice Maeterlinck. de schrijver van La prtnccsse Maleine. Jj'intruse. Lt'fi (ireii'/lfx en Les sefit prinecsscs, heeft bij Lacomblez te Brussel, een nieuw tooneelwerk doen verschijnen, getiteld Pelli'as et Milisande liet werk is krachtiger, duidelijker, indrukwek kender dan Les fc/tt )>r-i»cessea, het geeft nu niet alleen op suggestieve wijs de omtrekken van een drama, maar is op zich zelf een uitgewerkt tooneeldicbt, waarin begin, midden en eind is, en de personen duidelijk uitspreken hetgeen tot recht verstand do handeling noodig is. Deze personen zelf zijn geen schimmen meer, in raad selachtige woorden half voltooide gedachten aan gevend, maar wezens die leven, handelen en lijden. Fr is wel iets mysterieus in, maar dit lig-t in de schaduw van noodlot en misdaad, die als over de antieke tragedies, ook over Pelli'as et J\L'lifande schijnt te zweven. Pelléas is een schoon jonkman, Mélisande eene schoone jonge maagd, die in het bosch, aan eene bron. ontmoet wordt door Pelléas' ouderen broeder, prins Golaud. Beide prinsen zijn kleinzonen van Arkel, de koning van Allemonde. Golaud trouwt met de schoone onbekende en verzoekt, na zei maanden, met haar in het grootvaderlijk paleis te mogen tcrugkeercn. Hij vreest Arkel's toorn en schrijft aan zijn jongeren broeder Pelléas: Indien hij intusschen er in toestemt, haar als zijn eigen dochter te ontvangen, laat dan den derden avond nadat gij dezen brief ontvangen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl