Historisch Archief 1877-1940
No. 780
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
altsolo, die een angstig en benauwd karakter
draagt.
Om niet te uitvoerig te worden noem ik in dit
gedeelte na het begin de expressieve overgang bij
de woorden: Doch 't al overstemt n kreet:
Geiiade! de sohoone solo van Charitas: Hoor nmaal
nog Semiaza, en het pakkende slot en kinderkoor.
Deze compositie, waarin de toonzetter met zoo
forsche kleuren gemaald heeft, verlangt van de
vertolkers zeer veel.
Nu ik over de vertolking ga spreken, moet ik
billijkheidshalve vooropstellen, dat ik de algemeene
repetitie en niet de uitvoering heb kunnen bij
wonen, daar ik den volgenden dag op reis was. Op
een uitvoering sluit alles gewoonlijk beter in
elkander (althans wat koor en orkest betreft).
Van de solisten echter krijgt men op de laatste
'repetitie gewoonlijk een gelukkiger indruk, omdat
zy dan nog vrijer zingenen zich rustiger gevoelen.
Dat men met de keuze van sommige solisten
gelukkig is geweest, mag ik niet beweren met
het oog op de groote moeielijkheden in dit werk,
vooral niet wat de beide damessolisteh betreft.
Mevr. Lydia Holm is reeds lang op de muziek
feesten van de N. T. Vereeniging eene goede en
gewaardeerde bekende. Van haar verWijf te Parijs
heett zij echter als souvenir een hinderlijk vibrato
medegebracht dat zeer te betreuren is. Waarom
moest deze begaafde dame nu juist het voor
naamste gebrek van de Franache zangeressen
overnemen ?
Wat zij als lyrische zangeres echter vermocht
toonde zij in hare solo: Hoor eenmaal nog Semiaza.
Iii dit gedeelte heeft zij werkelijk iets goedgemaakt.
Het feit dat de alt-soliste Mej. C. Hecker uit
s' Gravechage eene aankomende zangeres, is noopt
tot toegevendheid. Daar zij nog onder leiding
studeert, mag men haar niet te veel verwijten dat
zij deze gewichtige party, die nog ver boven hare
krachten ligt, heeft op zich genomen. Haar leer
meester, de heer Spoel, had haar dit beslist moe
ten afraden.
Zij toonde eene zeer schoone altstem te be
zitten en hare partij met veel ijver te hebben
bestudeerd, doch dat alles is niet voldoende. De
muzikale eigenschappen verkeeren nog te veel in
het stadium van de leerlingperiode en er moe
ten bij haar (hoewel zij toonde reeds iets geleerd
te hebben) nog te veel momenten geconstateerd
worden, die onmuzikaal genoemd moeten worden.
Ik herinner o. a. aan de vele zware accenten op
zwakke raaatdeelen en vooral het gemis van ex
pressie bij het lieldeduet.
Daarentegen prijs ik hierom het overwinnen
van de moeielijkheden en de intonatie bij de
eerste alt-solo in het derde deel.
Mej. Hecker late zich door deze uitspraak niet
ontmoedigen; zij trede vooreerst alleen nog in be
scheiden partijen en bescheiden kring op, en zij
zal van de schoone stem die zij van de natuur
ontvangen heeft veel satisfactie kunnen hebben ;
ik heb er echter op willen wijzen dat men eene
jonge debutante niet dadelijk aan zulke gewich
tige partijen op zulk een belangrijk muziekfeest
mag wagen.
De heer Rogmans heeft zijne zeer moeielijke
en hoogliggende . partij met veel Ausdauer en
krachtige stem voorgedragen; vooral met de ver
vloeking van Gabriel wist hij veel indruk te ma
ken. De heer Spoel had de gewichtigste partij,
n.l. die \an Semiaza te vervullen. Zijne meester
lijke dictie en levendige voordracht kon men ook
in deze partij waardeeren.
Ik hoor den heer Spoel echter liever in meer
lyrische partijen. Zet hij zijn stem te veel uit,
dan orftstaat een vibrato,» dat nog wel eens de
schoonheid van timbre in den weg staat. Ik ge
loof dat hij dan meer van zijne stem vergt dan
hij eigenlijk kan en mag; zijne artistieke opvat
ting geeft echter steeds veel te genieten.
Een dilettant-baszanger uit 'sGra'venhage werkte
op verdienstelijke wijze in de solo-kwartetten
mede. Het kwartet van de vier elementen gelukte
als geheel niet al te best. Het is dan ook zeer
moeielijk.
De koren waren door het correspondeerend lid
de heer M. W. Petri te Utrecht ingestudeerd er,
hoewel men nog kon merken dat het een repeti
tie en geen uitvoering was, bleek toch uit alles
de degelijke en ernstige voorbereiding. Ook het
orkest (hoewel vaak nog te veel domineerend)
sloeg zich wakker door deze ingewikkelde partitie
'heen.
De heer Nicolaïheeft in Jahveh's wraak een
werk gegeven waarover men, al naarmate men met
de'nieuwer wegen meer of minder is ingenomen,
verschillend zal oordeelen.
Ieder zal echter getroffen geweest zijn door de
wijze waarop de componist heeft geschilderd en
door zijn meesterschap in het aanbrengen van
kleuren.
liet zij mij vergund, den componist geluk te
wenschen met deze nieuwe schepping en de hoop
uit te spreken, dat het hem gegeven moge zijn
nog tal van jaren in het belang van de kunst en
ook van de Ned. Toonk. Vereeniging, (waaraan
hij zich met alle liefdo en kracht wijdt) zegenrijk
te mogen arbeiden.
Naar ik verneem, ontving de componist van de
vele toonkunstenaars, die aanwezig waren, tal van
ovaticn in verschillenden vorm, waarvan de bla
den dan ook reeds melding hebben gemaakt.
VAX Mir.i.n,!?:>:.
AANÏEEKENLVGEN SCHILDERKUNST.
Woensdagmiddag is te Scheveningen de
Sporttentooustcliing geopend.
Er zijn drie lokalen gewijd aan schilderkunst,
drie lokalen, donker, grafkelderachtig, maar met
takt opgevroolijkt door reetjes zonlicht, waardoor
de schilderstukken vanzelf in lijnen toon komen.
Zooals hier onlangs al voorspeld werd dat het
zijn zou, aan verscheidenheid van behandelde
sport-onderwerpen hapert het niet. Men vindt
wielrijders afgebeeld en lawn-tennis spelers,
harddraverijen, roeiers, hengelaars, zeevisschers, wild
en gevogelte, Mazeppa, ringstekerij, bull-doggen,
spaniels, pointers, en andere honden, een aan- |
tal reigers, eenden dood en levend, vorentjes, j
schelvitischen, palingen, bleitjes en nog divers zee- i
banket. Het denkbeeld om een verzameling
sportschilderijen by'een te brengen is dus inderdaad
vruchtbaar gebleken.
Wat nu het hangen aangaap wie zou het in
zijn hoofd krijgen aanmerking te maken op de
plaatsing eener verzameling, waar werken van
Israëls, Jacob Maris, Mesdag niet eens d la rampe
kwamen ?
De gevel van het tentoonstellingsgebouw is een
rronkjuweel, geheel opgetrokken in een
orberispelijken oempah-smaak, en op zij en en trois-quarts
biedt dit kunstwerk, als men er voor heen loopt,
telkens weder allerverrassendste profiel-effekten
aan.
Van het uiterst feestelijke van dien gevel heöft
het feestnummer van het llonwkundig Weekblad
verleden week al een juist idee gegeven door hem
over te teekenen als het samenstel van een groot
Bodega-vat, met stellingen waarop port-glaasjes,
alias griffioenen, alles geflankeerd door
piipenrekken met tabakspakjes er op, Aan deze inter
pretatie mankeerde slechts dat men in de beide
torens nog in het gelid staande llesschen behoort
te zien.
Eerst in de laatste dagen is bovenop het
portvat een kolossaal beeld verschenen, de faam zegt
men. maar deze voorgesteld als een pijprookende
roodhuidenvrouw. Het is waarlijk te hopen dat
geen stormen uit zee aan de standvastigheid van
deze schepping schade zullen komen brengen.
Dicht bij het gebouw van de
Sport-tentoonstelling te Scheveningen trekt de heer De Knyper
uit Rotterdam een gebouw op, waarin bij dezen
zomer een tentoonstelling van schilderijep, waar
onder van groote Franschen, te openen denkt.
Bij de opening van de tentoonstelling te M
nchen kocht de Prins-Kegent een schilderij van
Albert Neuhuys aan.
OP do auctie-Cottier te Parijs werd de heer
H. W. Mesdag verleden week bezitter van een
groot en belangrijk schilderij van Millet. Zoo
wordt in zijn zeldzame verzameling Millet al bui
tengewoon vertegenwoordigd. Want behalve schil
derijen van hem. bezit de heer Mesdag zooals
men weet, ook verscheidene van de beste
teekenitigen van Millet, en daaronder de groote pastei
Kudde schapen bij de hooibergen". En sedert
Januari vindt men in de rijke Ilaagsche verza
meling ook die impozante teekening de
Vii/neron au repost", die voor velen een der machtigste
werken van den grooten schilder is. ?
Het Museum-Mesdag wordt steeds meer een
standaard-collectie.
Ik heb bet genoegen te kunnen melden dat
het huldebliik. door de Nederlandsehe Commissie
aan Jacob Moleschott bij ziin jubilee aan te bie
den, bestaan zal in een schilderij van Jozef Israrls.
Den heer Moleschott zelf was zulk een geschenk
het meest welkom.
Het laatste nummer van T)e Vlunmsclic tfclinnl
bevat een uitnemende beschouwing over de .\.\"
te Brussel door (rust. Vermeylen. Onder degenen
die in het Nederlandwh over schilderkunst
schrijven, dient Vermevlen waarlijk als een der
besten genoemd te worden.
In dezelfde aflevering heeft Pol de Mont een
lofrijk artikel over de Nederlandsche Etsclub te
Antwerpen". Men herkent er een stuk in dat als
Zuid-Nederlandschen brief reeds in het Nieuws
was opgenomen. Maar het stuk is nog wat ge
zuiverd en wat de redactie van bet Nienirs er
willekeurig in schrapte werd er weder ingevoegd.
Het is kurieus dat men nu in België' zoo druk
geschreven heeft over een Vereeniging die elk
jaar in Holland een uitgebreide expositie inricht,
zonder dat er juist veel aandacht aan geschonken
wordt.
Die bewuste brief in het Nii'.nics gaf opn opgaaf
van de Noord-NederlanderV;, die zouden worden
uitgenoodigil bij de Antwerpsche Associatioii }v<nr
V Art. Enkele andere kranten namen die naamlijst
over. Intnsschfin wss die opgaaf onjuist en hadden
wij toen de juiste, hier reeds gegeven. De tentoon
stelling is nu geopend, en werkelijk blijken alleen
Toorop, Bauer, Mej. Ilollman en (wijlen) Van Gogh
uitgenoodigd te zijn. Ken volgend jaar weer
anderen.
Bij Sampson Low, Marston a.nd Co. verscheen
het werk door Gcorge. Somes },ayard : 'he life
and letters rif' ('httrlfx Nu muil Kee.tie. den grooten
l'unch-teekenaar. Bij Mnnnom te Brussel is een
boekje uitgegeven, getiteld l,es secret/t il f. Rnben?,
waarin door Loon Lf<|uimo de procédés en de
werkwijze van Rubens" als voorbeeld worden gesteld.
Pastei cf PusteUistes is de naam van een boekje
met notities over gekleurde krijt-kunst door den
Gentschcn advocaat Albert Dutry.
Het spijt mij dat ik riet eer hier nog een
opwekking heb kunnen schrijven, om de expositie
van Vincent van Gogh in den Haagschen Kunst
kring te gaan kijken, want nu juist na Pink
steren gaat zij sluiten.
De wiJ7.fi waarop bet werk van Van Gogh in de
localen van den kring te uien is, viel mij buiten
gewoon mee. Ik heb de Van Gogh's gezien in
kleine kamers, op een zolder en in gangen, maar
nergens bijlangena voldoden ze zoo goed ak hier,
waar een uitstekende keu/e dan "ok met takt
geschikt werd. Maar juist het zonnige, weer van
de laatste weken was er /eer voordeelig voor.
Het licht maakt ben harmonieus. Hoe sterker het
licht er op. hoe lijner zij doen. En dit is geen
wonder, omdat juist do besten in het zonnige
zuiden van Frankrijk geschilderd zijn. Ook is de
lichte achtergrond, die men tegenwoordig in deze
localen heeft, uitstekend om zulke schilderijen
tegen te zien.
De wand op het licht in het kleine zaaltje
doet prachtig.
Van een ingaan op de karakteristiek Van van
Gogh's werk wil ik in deze korte aanteekcnirgen
mij onthouden. Voor een periodiek hoop ik later
een studie over hem te beproeven.
JAN TE WINKEL'S MAERLANT. (*)
Mocht in 1877 het academisch proefschrift van
den heer Te Winkel een goed voorteeken, op
timum omen", zelfs heeten, als waardoor immers
den jongen doctor in de letteren de graad niet
alleen van doctissimus" maar tevens de eernaam
van doctus" werd gegeven, de tioeede druk van
zijne dissertatie over Maerlant, onlangs in het
licht verschenen, ten tijde, dat hij zijn pro
fessoraat aanvaardde aan de Universiteit van
Amsterdam, strekt den vir clarissimus" tot
hooge eer.
Het is een voortreffelijk boek: ook wie de
zwaarste eis.chen stelt aan den schrijver eener
biografie, zal het niet onvoldaan hebben gelezen ;
een kostelijk boek. Het woord doorwrocht"
moet bij de bestudeering ervan ons telkens op
de lippen komen; en getuigt het van groote be
lezenheid en geleerdheid, het is, niettegenstaande
de vaak lange uitweidingen, die hij zich terecht
veroorlooft eu waardoor het hier en daar allts
behalve lichte lectuur wordt, toch onderhoudend,
zelfs boeiend geschreven, een van die boeken,
die het onmogelijk valt niet uit te lezen, die
pakken". En gewis ock voor hen, die niet bij
voorkeur studie maken van de
middelnederlandsche kunstvoortbrengselen, behoeft het geen ge
sloten boek te blijven. Voor Prof. Te Winkel is
de titel Maerlant's werken beschouwd als spie
gel van de dertiende eeuw" geen ijdele klank
geweest. Niet alleen toch den persoon van
Maerland leert het ons kennen in leven en werken en
invloed, maar het is ook een stuk geschiedenis,
meer bepaald beschavingsgeschiedenis, en boven
dien niet uitsluitend van de dertiende eeuw,
maar met vergezichten op vorige en volgende
tijden. De beoefenaar der kerkgeschiedenis, der
godsdienstwetenschap, der zedenkunde, der histo
riografie, der acsthetiek, der politiek en sociologie
vindt er van zijne gading, en zal, bedrieg ik me
niet ten eenenmale, ook zelfs al is bij speciali
teit, en al zou hij hier en daar wellicht een
forscher kleur of een zwakker tint willen aange
bracht zien, aan den achtergrond van de schil
derij alleszins recht doen -wedervaren. Op de
hoofdfiguur moge het volle licht vallen, ook aan
de andere beelden en groepen is de r.oodigezorg
gewijd. Pin met goeden grond: aan den tact
van den -chrijver danken wij het, dat wij ons
eene richtige voorstelling kunnen maken van de
eigenaardige, geheel eenige, verdiensten van hem,
die. in merg en bloed kind van zijn tijd, tevens
baanbreker en wegbereider van den nieuwen mag
heeten.
Vertrouwd gelijk weinigen met de vele en
lijvige werken van Maerknt, plus minus twee
honderd acht en twintig duizend versregels,
en met de geschriften van zijne tijdgenooten en
voorgangers en volgelingen; in de dertiende eeuw
beter te huis dan menigeen in de negentiende;
gewapend met eene enoyclopaedi; che kennis van
dien tijd, is gewis Prof. Te Winkel de ware man
om het leven eu de werken te beschrijven van
een heros als Maerlant, die zich op zoo velerlei
gebied van menschelijke kunst en wetenschap
heeft bewogen, en het spoor van die lichtende
ster te volgen tot over de grenzen van de der
tiende eeuw.
Een leerzaam boek, een onderhoudend boek,
een geleerd boek; neon, voorwaar, het woord
kostelijk" was geen overdrijving.
Er is meer, dat mij, bij de herdenking der
nuttige en aangename uren aan de lezing be
steed, in de gedachte komt. Maakt soms eene
levensbeschrijving den indruk van eene anato
mische les: Maerlant's biograaf bezit het benij
denswaardig geheim der kunst, den doode te
kunnen opwekken uit zijnen slaap, en hem te
doen opstaan uit het graf, en hem als in levenden
lijve voor onze oogen te aanschouwen te geven.
Ik althans beken gaarne, tijdons de lezing van
het werk te hebben geleefd in de dertiende eeuw
en Maerlant van aangezicht tot aangezicht te
hebben gezien; de met smaak en zorg gekozen
aanhalingen kunnen het hare daartoe hebben bij
gebracht. En -de teekening van het beeld is,
dunkt mij. getrouw en waar. in geen geval een
fantasiebeeld: Prof. Te Winkel penseelt geen j
trek, geen enkelen zelfs, of bij staaft zijn goei! i
recht er. stelt ons in staat hem na te werken j
en te controleeren. Trots den gloed, de warmte.
waarmede blijkbaar menige bladzijde is geschre- j
ven, trots de geestdrift, waardoor de biograaf j
kennelijk voor den allerbesten clerc. die ghebo- i
ren wort ter werelt ye", is bezield, is hij alles be- i
halve blind voor zijn held. Door duidelijk en
scherp te doen uitkomen, wat Maerlant's oor
spronkelijk eigendom is, en wat ik zeg niet ;
geleende veder maar gemeen goed der der- i
tiende eeuw, en door dat onderscheid nauwgezet
in het oog te houden, ontzeilt hij de klip der
overschatting, en alzoo der overdrijving. Geen
enkel vereerend adjectief, dat den indruk maakt
van epitheton ornans'; de lof. Maerlant met
recht uitbundig toegezwaaid, wordt even goed
behoorlijk gemotiveerd als het voorbehoud, dat
de schrijver zich maakt bij de tekortkomingen
van hem. die in menig opzicht in de dwalingen
van zijn levenstijd doelde. (Jon araorc" geschre
ven, is liet bock toch onbevooroordeeld en onpar
tijdig. Do critiek van Prof. Te Winkel is de
eerlijkheid zelve.
Ook mag de verdeeling allerg.-lukkigst heeten ?
lo. Vlaanderen vóór en in Maerlant's tijd; 2o.
Maerlant's leven en werken : ito. Maerlant en de
kerkleer; 4o. Maerlant en het godsdienstig- le
ven: 5o. Maerlant en de geestelijkheid: 'Jo. Maer
lant en de hoogere standen ; 7o. Maerlant en do
wetenschap: 80. Maerlant. en de geschiedschrij
ving: 'lo. Maerlant en de kunst; lOo'. Maerlant
en het nagfslacht."
Is de eerste voorwaarde, en de volstrekte, van
een goed boek eene grondige studie van het
thema, de tweede van meer belang dan op
pervlakkig schijnt is eene doelmatige verdee
ling van de stof, die men door zijn onderzoek te
zijner beschikking beeft verkregen. Ik aarzel j
geen oogenblik den biograaf geluk te wenschen
met eene verdeeling, die, benevens van beheer- |
scbitig der stof. getuigt van bedrevenheid in do j
kunst van compositie. Zijn grondslag van ver
deeling en onderverdeeling maakt, evenals eene
gelukkig geplaatste belvédère, zoowel den blik
op het geheel als de kijkjes op de verschillende
partijen mogelijk en gemakkelijk, 't Gevolg ia,
dat dan ook geen enkel hoofdstuk als di oog zand
aan elkaar hangt en het werk allerminst gelakt
op eenen beredeneerden cataloog of eene
aangekleede kroniek. Want, al is elk hoofdstuk om
zoo te zeggen eene monografie op zich zelve,
de roode draad wordt geen oogenblik uit het
oog verloren.
Doch word ik niet te lang voor eea
weekbladartikel 'l! Toch zij het mij vergund nog
een paar punten aan te stippen. Eu dan aller
eerst de opmerking, dat Mucrlurit's Weiktn ge
tuigt van degelijke en uitgebreide broni.en- en
boekenstudie.
De schrijver heeft zich de weelde niet veroor
loofd ? eene opgave der geraadpleegde geschriften
in zijne inleiding mede. te deelen: had hij het
gedaan, het lijsije zou een alle Achtung" af
dwingen. n dit geldt ook van de
aanteekenin.gen van bibliographibchen aard, waarmede al de
verschillende gedichten niet alleen van Maerlant
maar ook die van anderen worden ingeleid: ik geloof
inderdaad niet, dat iets noemenswaardigs daaraaa
ontbreekt; eindelijk wil ik nog wijzen op de aan
halingen uit Rustebuef en Von Zerclaere enz.
enz., aanhalingen zoo geschikt ter vergelijking
en kenschetsing, en die waarlijk niet uit de
tweede hand zijn nedergeschreven: zij brengen
het ' hare bij, om het licht der vergelijkende let
terkundige geschiedenis op het beeld van Maer
lant te doen vallen. Een rijk boek: en nu moge
het eene gedeelte aangenamer zijn uitgevallen
en alz.oo lezen dan het andere, de overweging,
dat sommige onderwerpen, zooals b. v. de theo
logische en de philosophische vraagstukken der
dertiende, eeuw, nu eenmaal onmogelijk kunnen
worden behandeld op de wijze van de lectuur
voor theetafel of' spoorcoupé, andere, b. v. de
grammaticale en lexicale, uitteraard minder be
haaglijk en bekoorlijk .zijn, verklaart dat
gereedeji.jk-, ook zal ik de laatste zijn om het te
wraken, dat de schrijver zich niet heeft latea
verleiden door de zucht om te behagen, maar
zich het recht voorbehouden, om zoo veel inge
spannen aandacht van zijne lezers te vorderen
als de lectuur van een werk als het zijne mede
breng*-.
Er is nog mser. Prof. Te Winkel is er in
geslaagd onze belangstelling te wekken voor de
i}uestions brfilantes" der eeuw van. Maerlant
door ze voortdurend te behandelen in verband
met ele werken van hem, en er bovendien iets
zoo actueel.s aan te geven, dat ze ons evenmin
koud laten als de aanhangige vraagstukken der
negentiende eeuw. Dat de biografie op die ma
nier een uitnemende commentaar op de werken
van den dichter is geworden, behoeft geen be
toog .... doch ger.oeg, ik mag geen verhande
ling schrijven. Alleen daarom nog dit, dat, al
verschilt men in opvatting van den schrijver ten
opzichte van zijne beschouwingen over aesthetiek
in het alge-neen en aesthetische critiek in het
bijzonder, men het talent zal waardeeren, waar
mede hij het vermeend goed recht zijner theorie
verdedigt.
Naai- aanleiding van den gedenksteen, die te
Damme de plaats zal aanwijzen, waar Maerlant
begraven is, schrijtt mijn hooggeschatte vriend de
volgende woorden:
Dat Maerlant die dankbare hulde waardig is,
dat zijn karakter en zijn talent ieders bewonde
ring, dat zijne werken de zorgvuldigste studie
verdienen, zal tegenwoordig niet licht meer wor
den betwijfeld. Onder zijne landgenooten in de
dertiende eeuw had hij zijn gelijke niet, en naast
zijne tijdgenooten onder de Franscbe en Duitsche
dichters neemt hij eene eervolle plaats in. De
romandichters, van welke hij tevens mededinger
en tegenstander was, en zijne geestverwanten,
zooals Rustebuef, Gniot de Provius, Winsbeke,
Themasin von Zerclaere, Hugo von Trimberg en
anderen, overtrof' bij in veelzijdigheid en geleerd
heid, terwijl bij zich door zuiverheid van taal en
stijl, gemakkelijkheid van versbouw, en in ver
scheidene gedichten ook door dichterlijken gloed.
gemakkelijk met hen kan meten.''
Hoe waardig de gedenksteen moge-worden, dien
Baron Béthune de Villers ter gedachtenis van
Maerlant zal plaatsen op zijn graf, schoener
monument kan hem ter eere nimmer worden ge
sticht dan het werk, dat ik het groot genoegen
had hier aan te kondigen.
Utrecht. >.U. f'. 2;i. H. E. MOI.TZKR.
(:f) Maerlaiit's W Arken, beschouwd als fpicael
van de dertiende eeuw door Dr. Jan te Winkel.
2e druk. !8;iii. Gent bij Vnylsteke, 's
Gravenhage bij Martinus Nijhoff.
EEN NIEUW WERK VAN MAETERLINCK.
De Belgi-che Shakespeare", Maurice
Maeterlinck. de schrijver van La prtnccsse Maleine.
Jj'intruse. Lt'fi (ireii'/lfx en Les sefit prinecsscs,
heeft bij Lacomblez te Brussel, een nieuw
tooneelwerk doen verschijnen, getiteld Pelli'as et Milisande
liet werk is krachtiger, duidelijker, indrukwek
kender dan Les fc/tt )>r-i»cessea, het geeft nu niet
alleen op suggestieve wijs de omtrekken van een
drama, maar is op zich zelf een uitgewerkt
tooneeldicbt, waarin begin, midden en eind is, en
de personen duidelijk uitspreken hetgeen tot
recht verstand do handeling noodig is. Deze
personen zelf zijn geen schimmen meer, in raad
selachtige woorden half voltooide gedachten aan
gevend, maar wezens die leven, handelen en
lijden. Fr is wel iets mysterieus in, maar dit lig-t
in de schaduw van noodlot en misdaad, die als over
de antieke tragedies, ook over Pelli'as et
J\L'lifande schijnt te zweven.
Pelléas is een schoon jonkman, Mélisande eene
schoone jonge maagd, die in het bosch, aan eene
bron. ontmoet wordt door Pelléas' ouderen broeder,
prins Golaud. Beide prinsen zijn kleinzonen van
Arkel, de koning van Allemonde. Golaud trouwt
met de schoone onbekende en verzoekt, na zei
maanden, met haar in het grootvaderlijk paleis
te mogen tcrugkeercn. Hij vreest Arkel's toorn
en schrijft aan zijn jongeren broeder Pelléas:
Indien hij intusschen er in toestemt, haar als
zijn eigen dochter te ontvangen, laat dan den
derden avond nadat gij dezen brief ontvangen