Historisch Archief 1877-1940
No. 780
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De taptoe ter eere van de Regentes te Berlijn.
ST Sire, ik dacht dat u misschien voor uw taptoe ook een doofpot zou noodig hebben.
W ...... Dank je, houd jij dat meubel maar te Amsterdam ....
SNUIFJES.
Ik zie dat aanstaanden Dinsdagavond, in
.Miison Stroncken, een vergadering zal wor
den gehouden over het Billiton contract. Mr.
7. v. d Bjrgh zal het debat inleiden. Ik vind
dat een onbehoorlijk napleiten. Da kies,
zooals de heer Braakensiek dit verleden week
hsefc voorgesteld, is getrokken, en wat
geeft het nu over die kies nog verder te re
deneeren. N.u zal man zeggen: de Eerste
Kamer moet nog over die zaak beslissen. Het
is zoo. Maar als de Eerste Kamer liever dit
ontwerp aanneemt, moet dan een
volksvergadering trachten haar dit te beletten ? Neen,
ik ben het eens met Mr. Lsvy: Een Kamer
mpetdeRegaeringnietopdriugen wat deze niet
wil, _en het volk moet ook een Kamer niet
?opdringen wat dese niet wil. Wanneer het
volk het- de Kamer en de Kamer het de Re
geering gaat lastig maken, komt men tot
.gespannen verhoudingen en zou men geheel
in strijd geraken met een gezonde liberale
politiek.
* *
*
Te Groningen wil men ter eere van de
Koninginnen, den Martinitoren verlichten.
? Tevens heeft het comité," zoo schrijft een
geestdriftig journalist, »een adres gericht aan
den raad met eerbiedig verzoek een subsidie
te willen, verleenen. Zonder vooruit te loopen
?op de beslissing van dat college, kan toch
reeds opgemerkt worden, dat wij eenig ver
trouwen hebben in de uitspraak. Geenerlei
versiering toch draagt een zoo 'algemeen ka
rakter en zal zoozeer de waardeering van
alle burgers verwerven als die van den toren.
In de gegeven omstandigheden staat men
voor een algemeen belang.
Deze torenverlichting is de kroon op het
groote werk der aanstaande dagen en zal
boven^ alles de hooge goedkeuring wegdragen
der Koninginnen, aan wier wenschen onze
burgerij juist tegemoetkomt door te toonen
verlicht Groningen."
Wat dat groote w f r k wezen mag, dat de
?Groningers zich voorgenomen hebben te ver
richten, hoe groot moet dat wel zijn als de
torenverlichting daar de kroon op zet....
hoog is het zeker, maar groot ? En hoe weet
nu de man, dat juist die hooge verlichting
de hooge goedkeuring zal wegdragen der
koninginnen, wijl deze een verlicht Groningen
verlangen ? De Regentes moge braaf, god
vruchtig en wat dies meer zij wezen, aan
gaande haar verlangen naar verlichting is
tot dusverre weinig gebleken, en II. M.
Wilhelmina heeft bij haar bezoek aan de
AmsterdamscheUniversiteit wel gezegd»veel te houden
van de studenten en, hun werken," maar het
is alleszins te hopen, dat het koninginnetje
meer behagen zal scheppen in een verlichten
toren, om zijn zelfs wille, dan als symbool
van de verlichtheid der Groningsche hoofden.
En dat te meer, nu het misschien velen met
mij zal voorkomen, dat dit Groningsche hoofd,
hetwelk met zooveel opgewondenheid over
een torenverlichting kan spreken, zelf niet
extra verlicht is.
* *
*
De Utrechtache Oranjeklanten dulden geen
socialen, en de Utrechtsche politie, hos wel
gezind ook jegens socialistische studenten.
kon deze niet beschermen Nu, dit H Oran
jeklanten on politie te vergeven. Maar het
geval behoeft niet zonder leering te zijn.
Men heeft het tegenwoordig nog al druk over
Unirersüi/ cxtension, dat is over het op
treden van Universiteitsmannen ter leering
van de volksklassen. Mij dunkt, hier hebben
de Utrechtsche professoren een wenk gekregen,
dien zij niet versmaden mogen. Vrouw
Blominers houdt haar Oranjeklanten van den slech
ten weg af?door deze nogal flink met de
borrelrleseh te tracteeren, ,en heeft op die wijze
een geheelen aanhang gekregen van lui, die
vaderlandsche liederen zingen e.n nooit geen
kwaad doen, tenzij een socialist hen tegen
kornt,?en dan is het eigenlijk geen kwaad
doen,want socialisten tebetrommelen,geschiedt
alleen uit lust om het kwaad dat deze stichten,
buiten wijk C'. Ie houden. Zou er met die juft'.
Blommers niet iets op touw te zetten zijn?
DE LOTGEVALLEN VAN EEN
ARTIKEL.
In het Weekblad van 3 Januari 1802 werd
een artikel opgenomen, dat met de letters A.O.
was onderteekend en, volgens een bijschrift
van de redactie, afkomstig was van een
Nederlander, die sedert geruimen tijd in het
buitenland had verblijf gehouden.
Het artikel was getiteld Ilcl liu/relijk dfr
Koningin. De schrijver wees op het groote
belang, dat de -keuze van een aanstaanden
gemaal voor de jeugdige vorstin zou hebben
voor de toekomst van het vaderland.
In de buitenlandsche staatkunde van
Nederland" zoo schrijft hij zijn geen
geheimen. Iedereen kan er zich zclven reken
schap van geven, dat Xederland alles te
verliezen en niets te winnen heeft bij een
Europeeschen oorlog, waarvoor de goede he
mel ons werelddeel nog lange jaren behoeden
moge. Nederland heeft ongeveer dezelfde
grenzen, die het bij den vrede van Munster
gekregen heeft. Het verlangt niets ai'te geven
en niets te veroveren. Onze nazaten kunnen
zich met deze ftrenr^eu tevreden stellen, even
goed als het thans levende geslacht binnen
die grenzen zijn vrijheid en zijn onaf
hankelijkheid genoten heeft. De ervaring leert
even wel,dat al de Europeesche oorlogen van de
laatste honderd jaren aan een zeker aantal
kleine staten en kleine volken hetzij een deel
van hun gebied, hetzij hun gehoele onafhan
kelijkheid hebben gekost. Er is in de geschie
denis geene eeuw te noemen, die zooveel
kleine staten van de kaart heeft doen ver
dwijnen als de negentiende eeuw. Die bewe
ging is, meenen wij, thans tot haar uiterste
grens gekomen. Een aantal kleine staten naast
elkaar gelegen zonder ouderlingen fedcrat ieyen
band, waren steeds een bron van
moeielijkhedeu en verkeersbelemmering, waarover de
drang der omstandigheden vroeg of laat recht
gedaan heeft. Wat er thans in Europa nog
aan kleine staten is overgebleven^ kan niet
door dit verwijt getroffen worden. Zij zijn 'm
aanzijn, omdat zij een staatkundige taak
hebben, en omdat zij, dank zij die natuurlijke
roeping, hebben wederstaan aan de stropmiiig,
die zooveel andere kleine staten heeft weg»
gerukt." '
De staatkunde van Nederland was dus,
volgens den heer A. O., zoo helder als glas
te omschrijven door deze twee uitdrukkingen :
vrede in Europa en onzijdigheid tusschen de
; groote mogendheden.
? Van de/.e praemissen uitgaande, ging de
i schrijver de rol na, welke vorstelijke
huweI lijken in onze geschiedenis hadden gespeeld.
j De slotsom van zijn betoog was, dat men
wantrouwend moest zijn voor den glans van
een huwelijk met een prins, gesproten uit de
regeerende familie van eenigen machtigen
naburigen staat, en dat het gansche verleden
van ons land zulk eene keuze veroordeelde.
j Evenmin achtte de schrijver hctgewenscht, dat
j door een huwelijk een personeele unie tot
stand kwam. tusschen Nederland en België,
omdat het karakter van deze beide volken te
; uiteenloopend was. Eene poging om Jangs
?kunstmatigen weg te vereenigen wat niet bij
elkaar hoort, zou zeker onverstandig zijn.
i Daarentegen zou de verbintenis van ons
vorstenhuis met een der Scandinavische
dyi uastieün geenerlei bezwaar opleveren.
; Het is zeer opmerkelijk, dat dit artikel,
ofschoon het bij zijne verschijning geen aan
leiding tot polemiek heeft gegeven, thans
uitvoerig wordt vernield door den Haagschen
correspondent van den Tcmps. Mogelijk heeft
deze correspondent al dien tijd noodig gehad
om tot de wetenschap te komen, dat het ar
? tikel. '>j»/lilió dnnn nn< rrmr uérrlaiH/aixc,''
afkomstig was van den Parijschen
oorrespoii:' dent der _\if'Htiv HoHrnlaiHxdic Courant, den
heer A. L. H. Obreen. een bewering die wij
j natuurlijk voor zijne rekening moeten laten.
Mogelijk hoeft hij zes maanden noodig gehad
om de beschouwingen van A. O. aan te vul
len met eenige mededeeliugen over de fami
liebetrekkingen tussehen ons vorstenhuis,
prins .Ubrecht van .Pruisen, de groothertogin
van Saksen-Weimar en den prins Von Wied,
en om (c ontdekken dat men in Nederland niet
voel op heeft met het Duitsche militarisme.
i Wat zal het den man pijnlijk
hebbeii_aangedaan, te vernemen dat onze kleine koningin
nu zelfs al kolonel '"' In mite is van een
Duitsch inf'anterieregiment!) Mogelijk pok
heelt de redactie van den Tetnps het artikel
opgezouten tot zich door de reis onzer konin
ginnen naar Postdam eene goede en effectvolle
gelegenheid voor de plaatsing aanbood.
Hoe het ook zij, het effect is gekomen. Dat
ziet men aan de l'é/'ormc, die het artikel houdt
voor eene correspondentie van de Nieuwe
Ilotterdamsche Courant en zegt dat deze quaestie
*va passionner nos voisins du nord."
. Al te veel eer! Wij laten ons ten noorden
van _den Moerdijk niet zoo gemakkelijk
"passionneeren".
Het vermakelijkst is echter het borduur
werk, dat de Hefarme zelve op de stelling van
A. O. aanbrengt. Volgens het Belgische blad
is er tegen eene dynastieke vereeniging van
Nederland en Belgiëniets anders in te brengen,
dan de religie-quaestie. Maar de Belgen zijn
gelukkig geweest onder een Protestantschen
koning (Leopold I); waarom zouden zij het
niet weer worden onder de kinderen van den
zeventienjarigen prins Albert van Belgi
en. ... koningin Emma?
Aldus te lezen in de I&foniie van 2 Juni 1892.
JUFFROUW HENDRIKS' KWALEN.
Juffrouw Hendriks woont vlak naast ons
en als de Hendriksen gingen verhuizen, zou
ik er bepaald spijt van hebben, want de
juffrouw is een type- Zij kent allerlei
huismiddeltjes, kruiden, drankjes en poeders, die
goed voor alles zijn. Zij kan u precies vertellen
wat ge doen of gebruiken moet voor elke kwaal,
van eene zeere lip af tot een onder een
bierkar verpletterd bteu toe. Zoo iemand is goud
waard in een dicht bevolkte buurt.
Juffrouw Hendriks 'heeft verbazend veel
ondervonden, al is ze nog maar even over de
vijftig. Zij heeft, volgens haar eigen zeggen
koude, heete, scharlaken en galkoorts gehad.
Typhus en malaria; kiespijn, tic-douloureux,
waterpokken, asthma, longontsteking en bel
roos zijn haar niet on bekend, en herhaaldelijk
had zij krarupkoliek, hartkloppingen, spruw
en andere erupties; daarom weet zij ook hoe
al dergelijke gevallen moeten behandeld wor
den. Ik zag haar dezer dagen en kon niet
nalaten haar eens op déproef te stellen door
een advies te vragen.
Ze stond aan de deur en kocht, schelvisch;
ik sprak haar aan: G'morgen Juffrouw
Hendriks!"
»Morgen m'neer! je ziet er florissant uit.
Hier vrouwtje, 't-is immers dertig centen voor
de yisch? l'w's vrouw ook wél?"
>(), neen, mijn vrouw is niets wél!"
»Js Jongens, s'jongens! Och. mensch! heb
je'nou weer niet terug van 'n halven gulden;
heeft uwe ook ef'fies vijf dubbeltjes m'neer?
en wat scheelt uws vrouw'.'"
»Ik vrees dat het philoprogenituur is, juf
frouw Hendriks."
»'s Jongens, 's jongens! dank u voor 't wis
selen. Zeg vrouwtje, m'n levertje, dat hoort
bij de visch. Nou dan zal 't goeie mensch
erg naar wezen m'neer; ik heb 't ook gehad
toen we nog te Harderwijk woonden en in
zeventien nachten er geen oog- door toege
daan, ??neen zoo'n stukje lever is de peine
niet waard on mijn man sliep van den
weeromstuit ook met. Laat haar een voetbad
nemen zoo nou is 't fatsoenlijk, dankie.
Neen, vrouwtje ik heb niets meer noodig.
Laat ze mosterdpappen aan d'r kuiten doen."
»'K zal 't haar zeggen, maar als ik de ver
schijnselen goed naga, dan geloof ik toch
eenier dat het contubernaliteit is."
--Och! dat's nog veel erger; daar valt niet
mee te spotten ; ik rappeleer me nu dat ik, toen
men oudste dochter nog aan de borst was,
't «Jok heb gehad, en wel zóó erg, dat, als de
dokter me niet dadelijk gelaten had, ik 't
hoekje zou zijn omgegaan. Laat uw vrouw
dadelijk kamillen met vlier drinken en d'r
onderbuik niet warme Eau de cologne en.
dooiers van eieren inwrijven."
»Nu. dat kan ze licht probeeren, maar zou u
niet denken dat 't ook wel sommolentia kon
wezen '.' Ze is zoo slaperig soms."
Waarachtig, m'n goeie m'neer! dat kan
't heel best wezen, nog geen maand geleden
heb ik er erg veel aan gelaboreerd ik kpii
d'r geen oog door dicht doen 's nachts, en ik
dacht niet anders dan dat m'n goeie Hen
driks weduwnaar zou worden. Geef haar
direct warme levertraan met notenmuscaat
en een griezeltje saffraan, met een heete kruik
op haar maag.'1
Hm', ja, daar zegt u wat, een heete kruik;
't is te probeeren, maar van morgen kwam juf
frouw Klaassen, van hier achter, even bij haai
en die dacht bepaald dat 't inertia was.
»Gpeie Genadigheid ! dan mag ze wel oppas
sen ; inertia is allemachtig gevaarlijk vooral
voor een vrouw, die nog al dikkig is, zo&als
de uwe. Daar is mijn tante Saartje
ook aan overleden. Ze kreeg het 's morgens
eu 's middags was ze een lijk; ik kreeg het
door de besmetting, weet U, e.n als m'n man
niet dadelijk m'n heele lijf' met patentolii'
en knoflook had ingewreven, dan stond ik
hier nou niet met u te praten. Wrijf je vrouw
dadelijk in en geef haar geraspte
pieterseliewortel met bruine suiker."
»Dat is gemakkelijk in te nemen maar
of dat nu wel good is voor otium want do.
apteker, die ik daareven sprak meende dat..."
?Neen! neen' voor opium deugt geen
pieterselie dat 's bekend, daarvoor moet je
Hotfmann eu rhabarber nemen maarniet
te veel. O! dat is toch zoo'n lastige kwaal,
daarvan kan ik meepraten. Zevenmaal in
n maand gehad m'neer en telken» op den
dood af, meiiscb. mensch! ik beklaag de
vrouw. Afijn, 't beste meneer, ik moet nu
naar binnen om m'ii visch schoon te maken.
Van harte 't beste."
Den volgende morgen sprak ik juffrouw
Hendriks weer en toen ik haar zei dat het
nu bleek dat mijn arme vrouw aan torpiditei t
leed. sloeg ze meelijdend de armen omhoog en
riep: »O, heere!" dat's 'tergste wat'n mensch
kan overkomen; 't heb er zeven maanden
plat méte bed gelegen. Geef' je vrouw
subiet peperiuentwater met 'iiseheutje azijn,
en een spaansche vlieg in d'r nek morgen,
m neer!'
Dr. <J.