De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 5 juni pagina 7

5 juni 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 780 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De taptoe ter eere van de Regentes te Berlijn. ST Sire, ik dacht dat u misschien voor uw taptoe ook een doofpot zou noodig hebben. W ...... Dank je, houd jij dat meubel maar te Amsterdam .... SNUIFJES. Ik zie dat aanstaanden Dinsdagavond, in .Miison Stroncken, een vergadering zal wor den gehouden over het Billiton contract. Mr. 7. v. d Bjrgh zal het debat inleiden. Ik vind dat een onbehoorlijk napleiten. Da kies, zooals de heer Braakensiek dit verleden week hsefc voorgesteld, is getrokken, en wat geeft het nu over die kies nog verder te re deneeren. N.u zal man zeggen: de Eerste Kamer moet nog over die zaak beslissen. Het is zoo. Maar als de Eerste Kamer liever dit ontwerp aanneemt, moet dan een volksvergadering trachten haar dit te beletten ? Neen, ik ben het eens met Mr. Lsvy: Een Kamer mpetdeRegaeringnietopdriugen wat deze niet wil, _en het volk moet ook een Kamer niet ?opdringen wat dese niet wil. Wanneer het volk het- de Kamer en de Kamer het de Re geering gaat lastig maken, komt men tot .gespannen verhoudingen en zou men geheel in strijd geraken met een gezonde liberale politiek. * * * Te Groningen wil men ter eere van de Koninginnen, den Martinitoren verlichten. ? Tevens heeft het comité," zoo schrijft een geestdriftig journalist, »een adres gericht aan den raad met eerbiedig verzoek een subsidie te willen, verleenen. Zonder vooruit te loopen ?op de beslissing van dat college, kan toch reeds opgemerkt worden, dat wij eenig ver trouwen hebben in de uitspraak. Geenerlei versiering toch draagt een zoo 'algemeen ka rakter en zal zoozeer de waardeering van alle burgers verwerven als die van den toren. In de gegeven omstandigheden staat men voor een algemeen belang. Deze torenverlichting is de kroon op het groote werk der aanstaande dagen en zal boven^ alles de hooge goedkeuring wegdragen der Koninginnen, aan wier wenschen onze burgerij juist tegemoetkomt door te toonen verlicht Groningen." Wat dat groote w f r k wezen mag, dat de ?Groningers zich voorgenomen hebben te ver richten, hoe groot moet dat wel zijn als de torenverlichting daar de kroon op zet.... hoog is het zeker, maar groot ? En hoe weet nu de man, dat juist die hooge verlichting de hooge goedkeuring zal wegdragen der koninginnen, wijl deze een verlicht Groningen verlangen ? De Regentes moge braaf, god vruchtig en wat dies meer zij wezen, aan gaande haar verlangen naar verlichting is tot dusverre weinig gebleken, en II. M. Wilhelmina heeft bij haar bezoek aan de AmsterdamscheUniversiteit wel gezegd»veel te houden van de studenten en, hun werken," maar het is alleszins te hopen, dat het koninginnetje meer behagen zal scheppen in een verlichten toren, om zijn zelfs wille, dan als symbool van de verlichtheid der Groningsche hoofden. En dat te meer, nu het misschien velen met mij zal voorkomen, dat dit Groningsche hoofd, hetwelk met zooveel opgewondenheid over een torenverlichting kan spreken, zelf niet extra verlicht is. * * * De Utrechtache Oranjeklanten dulden geen socialen, en de Utrechtsche politie, hos wel gezind ook jegens socialistische studenten. kon deze niet beschermen Nu, dit H Oran jeklanten on politie te vergeven. Maar het geval behoeft niet zonder leering te zijn. Men heeft het tegenwoordig nog al druk over Unirersüi/ cxtension, dat is over het op treden van Universiteitsmannen ter leering van de volksklassen. Mij dunkt, hier hebben de Utrechtsche professoren een wenk gekregen, dien zij niet versmaden mogen. Vrouw Blominers houdt haar Oranjeklanten van den slech ten weg af?door deze nogal flink met de borrelrleseh te tracteeren, ,en heeft op die wijze een geheelen aanhang gekregen van lui, die vaderlandsche liederen zingen e.n nooit geen kwaad doen, tenzij een socialist hen tegen kornt,?en dan is het eigenlijk geen kwaad doen,want socialisten tebetrommelen,geschiedt alleen uit lust om het kwaad dat deze stichten, buiten wijk C'. Ie houden. Zou er met die juft'. Blommers niet iets op touw te zetten zijn? DE LOTGEVALLEN VAN EEN ARTIKEL. In het Weekblad van 3 Januari 1802 werd een artikel opgenomen, dat met de letters A.O. was onderteekend en, volgens een bijschrift van de redactie, afkomstig was van een Nederlander, die sedert geruimen tijd in het buitenland had verblijf gehouden. Het artikel was getiteld Ilcl liu/relijk dfr Koningin. De schrijver wees op het groote belang, dat de -keuze van een aanstaanden gemaal voor de jeugdige vorstin zou hebben voor de toekomst van het vaderland. In de buitenlandsche staatkunde van Nederland" zoo schrijft hij zijn geen geheimen. Iedereen kan er zich zclven reken schap van geven, dat Xederland alles te verliezen en niets te winnen heeft bij een Europeeschen oorlog, waarvoor de goede he mel ons werelddeel nog lange jaren behoeden moge. Nederland heeft ongeveer dezelfde grenzen, die het bij den vrede van Munster gekregen heeft. Het verlangt niets ai'te geven en niets te veroveren. Onze nazaten kunnen zich met deze ftrenr^eu tevreden stellen, even goed als het thans levende geslacht binnen die grenzen zijn vrijheid en zijn onaf hankelijkheid genoten heeft. De ervaring leert even wel,dat al de Europeesche oorlogen van de laatste honderd jaren aan een zeker aantal kleine staten en kleine volken hetzij een deel van hun gebied, hetzij hun gehoele onafhan kelijkheid hebben gekost. Er is in de geschie denis geene eeuw te noemen, die zooveel kleine staten van de kaart heeft doen ver dwijnen als de negentiende eeuw. Die bewe ging is, meenen wij, thans tot haar uiterste grens gekomen. Een aantal kleine staten naast elkaar gelegen zonder ouderlingen fedcrat ieyen band, waren steeds een bron van moeielijkhedeu en verkeersbelemmering, waarover de drang der omstandigheden vroeg of laat recht gedaan heeft. Wat er thans in Europa nog aan kleine staten is overgebleven^ kan niet door dit verwijt getroffen worden. Zij zijn 'm aanzijn, omdat zij een staatkundige taak hebben, en omdat zij, dank zij die natuurlijke roeping, hebben wederstaan aan de stropmiiig, die zooveel andere kleine staten heeft weg» gerukt." ' De staatkunde van Nederland was dus, volgens den heer A. O., zoo helder als glas te omschrijven door deze twee uitdrukkingen : vrede in Europa en onzijdigheid tusschen de ; groote mogendheden. ? Van de/.e praemissen uitgaande, ging de i schrijver de rol na, welke vorstelijke huweI lijken in onze geschiedenis hadden gespeeld. j De slotsom van zijn betoog was, dat men wantrouwend moest zijn voor den glans van een huwelijk met een prins, gesproten uit de regeerende familie van eenigen machtigen naburigen staat, en dat het gansche verleden van ons land zulk eene keuze veroordeelde. j Evenmin achtte de schrijver hctgewenscht, dat j door een huwelijk een personeele unie tot stand kwam. tusschen Nederland en België, omdat het karakter van deze beide volken te ; uiteenloopend was. Eene poging om Jangs ?kunstmatigen weg te vereenigen wat niet bij elkaar hoort, zou zeker onverstandig zijn. i Daarentegen zou de verbintenis van ons vorstenhuis met een der Scandinavische dyi uastieün geenerlei bezwaar opleveren. ; Het is zeer opmerkelijk, dat dit artikel, ofschoon het bij zijne verschijning geen aan leiding tot polemiek heeft gegeven, thans uitvoerig wordt vernield door den Haagschen correspondent van den Tcmps. Mogelijk heeft deze correspondent al dien tijd noodig gehad om tot de wetenschap te komen, dat het ar ? tikel. '>j»/lilió dnnn nn< rrmr uérrlaiH/aixc,'' afkomstig was van den Parijschen oorrespoii:' dent der _\if'Htiv HoHrnlaiHxdic Courant, den heer A. L. H. Obreen. een bewering die wij j natuurlijk voor zijne rekening moeten laten. Mogelijk hoeft hij zes maanden noodig gehad om de beschouwingen van A. O. aan te vul len met eenige mededeeliugen over de fami liebetrekkingen tussehen ons vorstenhuis, prins .Ubrecht van .Pruisen, de groothertogin van Saksen-Weimar en den prins Von Wied, en om (c ontdekken dat men in Nederland niet voel op heeft met het Duitsche militarisme. i Wat zal het den man pijnlijk hebbeii_aangedaan, te vernemen dat onze kleine koningin nu zelfs al kolonel '"' In mite is van een Duitsch inf'anterieregiment!) Mogelijk pok heelt de redactie van den Tetnps het artikel opgezouten tot zich door de reis onzer konin ginnen naar Postdam eene goede en effectvolle gelegenheid voor de plaatsing aanbood. Hoe het ook zij, het effect is gekomen. Dat ziet men aan de l'é/'ormc, die het artikel houdt voor eene correspondentie van de Nieuwe Ilotterdamsche Courant en zegt dat deze quaestie *va passionner nos voisins du nord." . Al te veel eer! Wij laten ons ten noorden van _den Moerdijk niet zoo gemakkelijk "passionneeren". Het vermakelijkst is echter het borduur werk, dat de Hefarme zelve op de stelling van A. O. aanbrengt. Volgens het Belgische blad is er tegen eene dynastieke vereeniging van Nederland en Belgiëniets anders in te brengen, dan de religie-quaestie. Maar de Belgen zijn gelukkig geweest onder een Protestantschen koning (Leopold I); waarom zouden zij het niet weer worden onder de kinderen van den zeventienjarigen prins Albert van Belgi en. ... koningin Emma? Aldus te lezen in de I&foniie van 2 Juni 1892. JUFFROUW HENDRIKS' KWALEN. Juffrouw Hendriks woont vlak naast ons en als de Hendriksen gingen verhuizen, zou ik er bepaald spijt van hebben, want de juffrouw is een type- Zij kent allerlei huismiddeltjes, kruiden, drankjes en poeders, die goed voor alles zijn. Zij kan u precies vertellen wat ge doen of gebruiken moet voor elke kwaal, van eene zeere lip af tot een onder een bierkar verpletterd bteu toe. Zoo iemand is goud waard in een dicht bevolkte buurt. Juffrouw Hendriks 'heeft verbazend veel ondervonden, al is ze nog maar even over de vijftig. Zij heeft, volgens haar eigen zeggen koude, heete, scharlaken en galkoorts gehad. Typhus en malaria; kiespijn, tic-douloureux, waterpokken, asthma, longontsteking en bel roos zijn haar niet on bekend, en herhaaldelijk had zij krarupkoliek, hartkloppingen, spruw en andere erupties; daarom weet zij ook hoe al dergelijke gevallen moeten behandeld wor den. Ik zag haar dezer dagen en kon niet nalaten haar eens op déproef te stellen door een advies te vragen. Ze stond aan de deur en kocht, schelvisch; ik sprak haar aan: G'morgen Juffrouw Hendriks!" »Morgen m'neer! je ziet er florissant uit. Hier vrouwtje, 't-is immers dertig centen voor de yisch? l'w's vrouw ook wél?" >(), neen, mijn vrouw is niets wél!" »Js Jongens, s'jongens! Och. mensch! heb je'nou weer niet terug van 'n halven gulden; heeft uwe ook ef'fies vijf dubbeltjes m'neer? en wat scheelt uws vrouw'.'" »Ik vrees dat het philoprogenituur is, juf frouw Hendriks." »'s Jongens, 's jongens! dank u voor 't wis selen. Zeg vrouwtje, m'n levertje, dat hoort bij de visch. Nou dan zal 't goeie mensch erg naar wezen m'neer; ik heb 't ook gehad toen we nog te Harderwijk woonden en in zeventien nachten er geen oog- door toege daan, ??neen zoo'n stukje lever is de peine niet waard on mijn man sliep van den weeromstuit ook met. Laat haar een voetbad nemen zoo nou is 't fatsoenlijk, dankie. Neen, vrouwtje ik heb niets meer noodig. Laat ze mosterdpappen aan d'r kuiten doen." »'K zal 't haar zeggen, maar als ik de ver schijnselen goed naga, dan geloof ik toch eenier dat het contubernaliteit is." --Och! dat's nog veel erger; daar valt niet mee te spotten ; ik rappeleer me nu dat ik, toen men oudste dochter nog aan de borst was, 't «Jok heb gehad, en wel zóó erg, dat, als de dokter me niet dadelijk gelaten had, ik 't hoekje zou zijn omgegaan. Laat uw vrouw dadelijk kamillen met vlier drinken en d'r onderbuik niet warme Eau de cologne en. dooiers van eieren inwrijven." »Nu. dat kan ze licht probeeren, maar zou u niet denken dat 't ook wel sommolentia kon wezen '.' Ze is zoo slaperig soms." Waarachtig, m'n goeie m'neer! dat kan 't heel best wezen, nog geen maand geleden heb ik er erg veel aan gelaboreerd ik kpii d'r geen oog door dicht doen 's nachts, en ik dacht niet anders dan dat m'n goeie Hen driks weduwnaar zou worden. Geef haar direct warme levertraan met notenmuscaat en een griezeltje saffraan, met een heete kruik op haar maag.'1 Hm', ja, daar zegt u wat, een heete kruik; 't is te probeeren, maar van morgen kwam juf frouw Klaassen, van hier achter, even bij haai en die dacht bepaald dat 't inertia was. »Gpeie Genadigheid ! dan mag ze wel oppas sen ; inertia is allemachtig gevaarlijk vooral voor een vrouw, die nog al dikkig is, zo&als de uwe. Daar is mijn tante Saartje ook aan overleden. Ze kreeg het 's morgens eu 's middags was ze een lijk; ik kreeg het door de besmetting, weet U, e.n als m'n man niet dadelijk m'n heele lijf' met patentolii' en knoflook had ingewreven, dan stond ik hier nou niet met u te praten. Wrijf je vrouw dadelijk in en geef haar geraspte pieterseliewortel met bruine suiker." »Dat is gemakkelijk in te nemen maar of dat nu wel good is voor otium want do. apteker, die ik daareven sprak meende dat..." ?Neen! neen' voor opium deugt geen pieterselie dat 's bekend, daarvoor moet je Hotfmann eu rhabarber nemen maarniet te veel. O! dat is toch zoo'n lastige kwaal, daarvan kan ik meepraten. Zevenmaal in n maand gehad m'neer en telken» op den dood af, meiiscb. mensch! ik beklaag de vrouw. Afijn, 't beste meneer, ik moet nu naar binnen om m'ii visch schoon te maken. Van harte 't beste." Den volgende morgen sprak ik juffrouw Hendriks weer en toen ik haar zei dat het nu bleek dat mijn arme vrouw aan torpiditei t leed. sloeg ze meelijdend de armen omhoog en riep: »O, heere!" dat's 'tergste wat'n mensch kan overkomen; 't heb er zeven maanden plat méte bed gelegen. Geef' je vrouw subiet peperiuentwater met 'iiseheutje azijn, en een spaansche vlieg in d'r nek morgen, m neer!' Dr. <J.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl