Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 781
. «orden. Onder het ploegen en eggen komen den
Bnssischon boer soms wonderlijke gedachten in
l*t hoofd, welke juist niet voor zijne eerlijkheid
fielten. Zijn beetje land bewerkende, dat in lange
?trooken tusschen de landerijen zyner buren ge
legen is en doorgaans uitloopt op boschgrond, aan
grootgoedbezitters behoorende, komt hij tot de
slotsom dat het niet kwaad zou zyn, zijn gebied
te vergrooten o;) de goedkoope manier, zooals zyn
vader en grootvader voor hem gedaan hebben.
Dit procédéis hoogst eenvoudig, 's Nachts wor
den de grenspalen omgegooid en weggebracht of
wel eenige vademen verder boschwaarts geplaatst.
De by den paal behoorende kuil wordt dicht ge
ploegd en met gras bedekt. De boomen langs de
grens worden nabij de wortels een weinig
afgegeiald en -drogen dus uit. Nu en dan legt men
een vuurtje daaronder aan en wanneer zon en
?wind medehelpen ontstaat een kale plek, welke
?voetje voor voetje beploegd en bezaaid wordt.
Dit alles gaat niet in eens, doch met taai geduld
wordt daar jaren lang over gewerkt.
Daar de eene boer brutaler is dan de andere,
tojjgt de grenslinie, die volgens de kaart een
rechte lijn vormt, langzamerhand het aanzien van
eee. papierstrook, waaraan de tand des tyds ge
knaagd heelt. Lekt de zaak uit, dan trekt de grond
bezitter gewoonlijk aan het kortste eind, omdat
«te kosten groot zyn en de boeren slechts
.verooreeld worden tot teroggave van het gestolen land,
terwijl de gevolgen niet te voorzien zijn, wanneer
dmsdaoig land reeds tien jaren of langer door de
koeren bewerkt is. De uitgestrektheid der
goedeien, de vele kleine dorpen daarin gelegen, de ver
wisseling van landeigenaar en eindelijk de
omkooptaarheid van bosch- en grenswachters, zijn zoo
vele factoren, die dezen landdiefstal in de hand
werken.
Be Russische wet noemt een dergelijk procéd
jteen diefstal, doch eigenmachtige inbezitneming."
Eveneens onderscheidt de wet twee soorten van
femchdiefstal. Wanneer bewerkte balken ol ander
gehakt boschmateriaal gestolen worden,
onverichillig waar genoemde handelswaar zich bevindt,
*oo is dat dlefstal en worden de dieven gestraft
Bet gevangenis en geldboeten, ten voordeele van
den bestolene en van den staat., Hakt echter
een boer van den stam, dan heet dat eigenmach
tige haiking" en Is de straf voor zulk een
misryl ongelijk lichter, terwy'l men den veroordeelde
ge«n dief mag noemen, op gevaar van door hem
a'a «erroover aangeklaagd te worden. In 't
algenteea beeft de boer geen gevoel voor recht of
billijkheid en noemt alles het zijne wat hij door
geweld of met list meester worden kan.
Toch zouden zij, die zonder blozen lar,d en
feosch stelen, een paardendiefstal beneden hunne
waardigheid rekenen. De paardendief wordt als
k*t non plus ultra van alle spitsboeven aangezien,
en ook het gerecht maakt korte wetten met hen.
Beae categorie van dieven is zoo gevreesd, dat zij
aelis verbannen kunnen worden, ook dan wanneer
itinne schuld niet overtuigend bewezen ia.
Ten dien einde komen de grondbezittende boe
ren in het gemeentehuis bijeen en maken een zoo
genaamde prigowar", dat wil zeggen: de bij de
wet vastgestelde meerderheid der gemeenteleden
Terklaart zich voor verbanning, de gemeente be
taalt de transportkosten naar het
verbanningseord en de ongelukkige is voor altijd uit zijn
woonplaats verdreven. Deze soort van gewettigde
Jynchwet wordt echter zelden toegepast en de in
dividuen, welke ik een dergelijke straf zag onder
gaan, badiUm r«*di jaren lang den omtrek onveilig
gemaakt, terwijl na hunne verwijdering de
diefitaUen geheel ophielden.
Zooals u bekend is, hebben de boeren hun eigen
gerecht, kiezen de rechters uit hun midden,welke
rechtbank gewoonlijk eenmaal 's weeks vergadert,
onder presidium van het gemeentehoofd (eveneens
een boer, door hen gekozen) en meestal onder
pakeUeu gk*«w»ftvond al gestuurd."
»Ja dat's waar. Toen, u weg was vond
3s ze in mijn kajuit en wat heeft hij
gezegd van de kapoenen?'1
«Kapoenen, overste?"
»Ja, kapoenen, ik heb u gevraagd daarom
te denken. Hebt u dat niet gedaan ?"
»Ik weet van niets, overste, de gezagheb
ber heeft me daarover ook niet gesproken."
»En waar bant u'dan al dien tijd geweest ?
>De gezaghebber was niet thuis en moest
opgezocht worden. Ik heb zoo lang gewacht."
Heeft u hem gesproken of niet ?''
Neen overste, ze hebben hem niet kunnen
Tinden !"
jEn hoe weet u dan van de postpakketten ?"
»Wel, overste, dat heb ik aan zijn klerk
gevraagd."
»En kon u toen niet om de kapoenen ook
Tragen ?"
Ik keek hem aan met 't onnoozelste ge
zicht van de wereld en hoopte dat hij er op
mocht iezen: ja als ik daaraan maar ge
dacht had clan had ik dat wel reis kunnen
doen !
Hij merkte dat ik hem verlakte. Waren
't maar dienstzaken geweest, hij had me....
Nu draaide hij zich om, smoorde een vloek
sn ging subito in zijn kajuit.
Ik hoorde de deur achter hem
dichtsmakken, ik hoorde zijn stoel vreeselijk rukkend
schuiven en ik dacht.... jongetje dat zal je
tpbreken. Had 't maar niet gedaan !
We kwamen te Soerabaya. Al dien tijd
had ik aan Jan Karel Simrok niets bijzon
ders gemerkt. Hij was onvriendelijk a
l'ortünaire en teruggetrokken zooals te doen ge
bruikelijk was. Wandelde hij aan stuurboord
zoo fraai ukgedoscht als de oude oversten
dat alleen maar verstonden; een
adelborstenbaaitje met overste uitmonstering, 'n veel te
korte witte broek, te groote schoenen en
Lemeltergende vadermoorder dan merkte
ik aan bakboord niets bijzonders op dat mij
aaaande: Knaap pas op!
leiding van den, door den staat benoemden
gemeente-sjeretaris. Daar de bDeren rechtspreken
volgens eigen meening en'overtuiging, hollen zij
natuurlijk dikwijls buiten spoor en alsdan brengt
de gemeenteschrijver hen met kundige hand weder
op den rechten weg, door hunne uitspraken te
herzien, welke uitspraken meer uit de
brandewijnflesch opkomen, dan wel uit het nuchter brein van
onomkoopbare rechters,
Zooals gezegd, heeft de Russische boer weinig
idee van recht en billijkheid; als bewijs diene het
volgende:
Eenigen tijd geleden werd een boer door de
arrondissementsrechtbank vrijgesproken van eene
zware misdaad, voornamelijk door de getuigenis
van een hem weinig bekenden armen buurman. Niet
lang daarna dagvaardde laatstgenoemde den
vrijgesprokene voor den rechterstoel der boeren en
verklaarde daar het volgende: Op verzoek van zijn
buurman had hij voor de rechtbank een valschen
eed afgelegd en tot loon van zijne hulp zou hij
ontvangen een mud rogge en een halfmud erwten.
De rogge was eerlijk afgegeven, doch de erwten
bleef de ondankbare hem steeds schuldig; thans
sommeerde hij den gedagvaarde tot levering der
zoete peulvrucht en was zeer verwonderd dat in
plaats van in 'c gelijk gesteld te worden, hij eelf
achter slot en grendel ging. Daar heeft hij nu
voldoende tijd het verlies der erwten en tevens
zijner vrijheid te beweensn.
De uitspraken der boerenrechtbank getuigen
echter dikwijls van humor en gezond verstand.
Iemand beklaagde zich over de verwoesting,
welke buurman's haan in zijn pas gezaaide bieten
en wortelbedden had aangericht en gaf breed op
van de winsten, welke genoemde tuin vruchten hem
na maanden hadden kunnen opbrengen. De rech
ters, begrijpende dat de schade gemakkelijk te
herstellen was en de klager als een lastig twist
ziek mensch kennende, veroordeelde den
haan tot 3 dagen eenzame opsluiting, met de be
paling dat de aanklager voor de voeding van den
gevangene zorgen moest.
SIGNALEMENTEN UIT DEN UTRECHT3CHEN
GEMEENTERAAD,
d*oor JAN VAX 'T STICHT.
Zondagsrust. Armzaak. ranjebitter.
Dr. van Eeten, dr. Templeman van der Hoeven,
dr. Brondgeest en dr. Schubart.
Vier menschenredders de twee eersten in
ruste, de beide laatstgenoemden nog in volle
werking!
Deze vier geneesheeren zijn al onze, maar dan
ook onze eenige geneeskundigen in den Raad.
Want, al moge het waar zijn, dat er in geen
enkel wetenschappelijk vak meer geliefhebberd
wordt, dan in dat der geneeskunst, waarvan haast
iedereen verstand heeft, onder onze raadsleden
treft men zulke dilettant-dokters niet aan.
Ten minste in de openbare raadszittingen laten zij
er niets van merken. Thuis mogen zij misschien
op eigen gezag, vóór het naar bed gaan, eens een
lepeltje Engelsch zout innemen of aan hunne
huisgenooten te slikken geven, maar op het stadhuis
toonen zij allen eerbied voor het gezag der weten
schap en vermeten zij zich nooit een woord van
twijfel aan de uitspraken der deskundigen. Of
nu echter die twijfel niet wordt uitgesproken
enkel uit eerbied of bescheidenheid, doch niette
min in den boezem der leeken-leden wel degelijk
oprijst, is eene vraag, die ik niet beslist ont
kennend zou durven beantwoorden. Want de
vier geneeskundigen zijn het meestal over onder
werpen hun vak betreffende, op de meest ver- j
makelijke wijze precies als advocaten vol
komen oneens. In ne zaak zijn zij echter een
stemmig. Nauwelijks komt er in den raad een
onderwerp ter behandeling waar de hygièoe ook
maar even bij te pas gebracht ??al was 't maar
Zoo kwamen wij te Soerabaja.
Dat Indiëis toch een prachtig land!
Alles is er mooi: de bloemen zijn er mooi,
de vogeltjes zijn er mooi . . . ook de meisjes
zijn er mooi. Alles, alles lokt er tot vreugde,
tot genieten !
Ken zeeof'licier is ccn vrijpostig wezen :
overal voelt hij zich 't huis, en overal is hij
gaarne gezien. STu bestaan er in Indii' net
als bij alle andere menschen bruiloften en
op die bruiloften komen de zeeofiicieren
gaarne. Wat is nu eenvoudiger dan dat ze
zich daarbij soms zelf inviteeren?
Het toeval "wilde dat er kort na onze aan
komst zoo'n heuchelijkc ceremonie zou ge
vierd worden. iSiujo Mangronlisno, een ge
moedelijke lipper, trouwde met iNonna Sarina
l'odi, een lief lipslertje, en onder de gaston
bevonden zich drie zecoflieieren en ook de
scheepsklerk, uw onderdanige dienaar.
Wat we daar eeu pleizier gehad hebben
gaat alles Ie boven wal pret is; het, feest
was een rij van leesten en onze volharding
was grenzenloos.
Is daai' nu niet over en over gelegen
heid voor jonge vreemdelingen om verliefd
te raken op iniandschc schoonen?
Zult u 't me dan kwalijk nemen dat mijn
harl klopte voor Del i in Kasoema en dat,
o! vreugde, haar hart wederkeerig ook voor
mij klopte ??met, Oostevsche onstui
migheid.
Jonge liefde vat plotseling vlam en haar
werking is eltectvol, vooral in 'l morgenland!
Wij danslen en spraken haast met nie
mand anders, dan met elkaar, of waar
om zou men bij poëzie ook niet eens waar
zijn ik danste weinig met haar maar sprak
des te meer met de lieve Delini, arm in arm
zalig wandelend om het feestgebouw, op
respectabelen afstand van de rest.
Ik had te weinig kennis van inlandsclie
zeden en gebruiken om te weten of dat nu
juist fatsoenlijk was, -- ik zou wel haast
denken van niet, omdat ik zoo nu en dan
eens een lippertje en eeti lipsterlje giegeicnd
aan de haren er bij gesleept.?kan worden, of zy
staan als n man of zooals dévaderlands
lievende term luidt schouder aan schouder op
de -bres.
Figuurlijk gesproken kan er geen vliegje iets
op den spiegel der raadszaal hebben achtergelaten,
of zij halen de vaan der hygiëne voor den dag
en wisschen ©r de onreinheid mede weg.
De klacht is vroeger wel eens uitgesproken, dat
het beroep op de hygiënische eisenen vaak zeer
overdreven was en ons op hooge uitgaven kwam
te staan. Maar die klacht kan nooit welgemeend
geweest zijn. Want wie, die onze schoone stad
bezoekt, hare ruime, zindelijke straten en
wandelwegen doorkruist, zal niet met blyde verrassing
erkennen, dat Utrecht meer en meer in waarheid
een lustoord wordt; dat een wijze overheid, mis
schien wat langzaam, maar toch met vaste hand
en zonder ophouden voortgaat, afzichtelijke krotten
en stegen op te ruimen, en licht en lucht overal
steeds meer toegang te verschaffen.
De eer van aan dien nog, voortdurend
verbeterenden toestand krachtig te hebben medege
werkt mag aan onze dokters in den Raad niet
onthouden worden.
Vooral Dr. van Eeten, ofschoon zijn hoofd reeds
buigt onder den last der jaren, heeft immer
grooten yver op dit gebied getoond. Als hem maar
een verdacht geurtje in den neus kwam,'«f een
ander verzekerde hem, dat dezen ergens zoo'n
verdacht geurtje in den neus gekomen was, dan
was Dr. van Eeten er bij als een bok op de
haverkist.
En men kon er zeker van zyn, dat bij de eerste
beste gelegenheid de dokter voor zyn medeleden
een schrikbeeld ophing van miasmen, bacillen en
besmettelijke ziekten, dat de eenvoudige menschen
deed huiveren.
Bij dat laten huiveren vond hij dan ook altijd
steun, althans nimmer tegenwerking bij zijne
mede-dikters. '
Maar in andere gevallen was dit niet altijd
zoo ! Vooral met zijnen collega dr. Brondg«e8t kan
de heer van Eeten niet goed overweg. Zij staan
ieder op een eigen verschillend standpunt en
blijven daarop staan, zoo vast als een boer op
zijn klompen.
Zoo moest eens beslist worden of aan de
Hoogere Burgerschool voor meisjes weder les in
de gymnastiek zou gegeven worden.
Gedurende eenige jaren was dit nagelaten we
gens ziekte der toenmalige leeraree, doch vooral
naar het schijnt, omdat zij haren leerlingen wei
nig ontzag wist in te boezemen, en deze zich
onder allerlei voorwendsels aan het deelnemen
aan de lessen poogden te onttrekken. ?
Dit niet alleen was eene reden voor Dr. Brond
geest otn zich tegen het geven van gymnastiekles
aan de meisjes te verzetten, maar ook zijne doc
torale ervariDg, dat er in het leven van hoogere
burgeressen en andere vrouwen omstandigheden
voorkomen, die het maken van lichaamsbewegingen
niet wenschelijk doen zijn. Hij kende zelfs meisjes
die zich daarvoor zouden schamen.
Xu dr. Van Eeten, die niet meer in de praktijk
en vrij wat ouder dan dr. Brondgeest is, herin
nert zich blijkbaar nog de jonge meisjes uit zijn
goeden tijd. die nog geen hoogere burgeressen en
dus ook niet zoo preutsch waren als de jonge
dames van onzen tijd met zijne onvolprezen ver
zachting der zeden." Hij begreep dan ook vol
strekt niet, waarvoor zij. zich schamen zouden.
Er waren toen geen werktuigen in de
gymnastiekzaal, zoodat zij niet behoefden te zwaaien en te
duikelen aan ringen of rekstok. Zij maken slechts
kaïnergymnastiek: flinke beweging van armen en
beenen, marchceren, springen over een touwtje, enz. !
Oyer den jenever zijn deze twee heeren het j
ook al niet eens.
Dr. Bronrtgeest keurt het gebruik van dit vloei
baar vuur ouder alle omstandigheden ten strengste
naar ons zag kijken. Maar ik schreef dat
toe aan afgunst en nijd, en de weinige notitie
die Delira er van nam deed mijn hart goed.
Wal is het toch streelend voor iemands
gevoel van eigenwaarde om een meisje ton
uwen faveure zoo het oordeel <k'f wereld te zien,
braveeren .' Vervoerd door dit heer! ijk verschijn
sel stelde ik haar op een der feestavonden voor
om iiiijii hm! mijn, schip eens te ko
men zien. Eigenlijk verwachtte ik dat ze
zou zeggen: ik dank je wel, dat durf ik niet
te doen, dat 's niet fatsoenlijk ; maar, o !
wonder en o ! vreugde, zij nam mijn voorstel
gaarne aan, wel eenigszins schuchter en wei
felend maar ten slotte toch erg verrukt
en daarom geloof ik nog altijd dat zij tot
het meer geëmancipeerde deel van
Soerabaja's vrouwelijke bevolking behoorde !
Tijd en duisternis en ook plaats en een
prauwtje commandeerden mij om aan het
bezoek den noodigen luister bij te zetten.
Poëtisch van natuur , door de omgeving
bovendien zeer dichterlijk gestemd, ging
ik op den afgesproken avond mijn lieve
Delim uit Soerabaja halen en 't mag wel
een wonder genoemd worden, dal, 't me ge
lukt is haar ongezien, aan boord te brengen
en in mijn hut te introduceer.cn.
Ik verzwijg natuurlijk om 't phantastische
van dit veriiaalljc niet te schaden, dat toen
ik met haar aan boord kwam, de officier
van de wacht, even zijn mondhoek vertrok,
zich omdraaide, van mij afwandelde en met
alle mogelijke belangstelling naar iets aan
den horizon ging staren.
Klassieke vormen hebbon voor mij altijd
een onuitsprekelijke bekoring gehad, l ren
lang kon ik niet grootste genot zitten kijken
in atlassen die ons de Junos, de Omphales,
de Aphrodites, de Xiobes met, hunne rechte
neuzen en starende levcnlooze oogen aan de
vergetelheid ontrukken, en voor de oudheid
begeesterd hing dan ook mijn hut vol van
allerlei classiek nnditni, waarnevens om
ze leerzaam te kunnen vergelijken ook
eenige Anasthasia's, Sidonias etc. der meer
af, maar Dr. van Eeten ziet volstrekt geen
kwaad" in een glas jenever.
Dr. Schnbart laat zich over deze brandende
vraag nooit zoo erg beslist uit, maar iedereen
is overtuigd, dat ook hij tegen een matig glaasje
sterken drank geen bezwaar zal hebben, mits er
maar een dropje Oranje door is.
Want Oranje is, volgens hem, voor eiken Neder.
lander het eenigste en hoogste wat hij noodig heeft.
Oranje by uw werken, Oranje in uwe droomen
en gebeden, Oranje in uwe gesprekken Oranje
in uwen borrel!
Dit is wel de meest kenmerkende <rek van Dr.
Schubart, dat hij in hart en ziel een Oranjeklant
is, die geene gelegenheid verzuimt en ook geen
tijd, moeite of opofferingen ontziet, om aan dat
Oranjeklantisme lucht te geven.
Dr. Templeman van der Hoeven is de kalmste
en bedaardste onzer dokters. Deze bepaalt zich
meestal tot het uitspreken van zeer algemeene
waarheden, die haast nooit tegenspraak uitlokken
en spreekt zelf de anderen ook niet veel tegen.
Hij is blijkbaar niet voor ruzie.
Wat hun lichaamsbouw en verdere physieke
eigenschappen betreft verschillen de vier heeren
ook niet weinig. Dr. vaa Eeten is een oad man
met kalen schedel en zijne voorheen zoo statige
gestalte is thans een weinig gekromd. By zyn
spreken houdt hij de beide handen steeds als een
open geslagen boek voor zich boven de tafel en
tikt met den rug daarvan telkens op het groene
kleed. Om zyn leeftijd wordt hem gaarne de
meesterachtige toon vergeven, die hij in het besef
zijner waardigheid als president der gezondheids
commissie en der plaatselijke schoolcommissie zich
nog wel eens tegen zijn mede-leden veroorlooft.
Dr. Brondgeest zou men mager kunnen noemen;
maar hij ziet er gezond uit, ondanks het gemis
aan Zondagsrust, dien hij aan anderen niet mis
gunt, al moet hij hem zelf ook ontberen.
Dr. Schubart ziet er uit als een patertje
goedleven! Niet groot van gestalte, dik en welge
daan, maakt hij den indruk van een gezellige
dischgenoot te willen zy'n. Gemoedelijk in taal
en manieren, wordt hij als een oprecht en
weimeenend man door ieder gezien en geacht.
Dr. van der Hoeven is een gentlemannetje.
Even keurig in zijne kleeding als in zijn woor
den, spreekt hij in den regel slechts over zaken
die hij wel heeft overdacht, en heeft daardoor het
voorrecht van nimmer bokken te schieten in den
Raad.
Dit zijn onze vier doctoren! Naar uiterlijk en
innerlyk veel vad elkander verschillend, maar allen
vaststaande in de overtuiging dat een menseh
zonder dokter en apotheker niet leven of sterven
kan, en huldigende de leus: Zoolang als er leven
is moet je innernea.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Frascati: Juanita.
Salon des Variétés: Het standbeeld.
Het Frascati- gezelschap is thans geheel volledig.
Ia Juanita hebben de laatst geëngageerde leden
zich Vrijdag, drie dezer, aan het Amsterdamsch
publiek voorgesteld. Begrijpslijkerwijze was men
vooral nieuwsgierig naar Marcelle Lucka, de
nieuwe diva. Den heeren Prot komt een felicitatie
of een complimentje toe; zij ijn bijzonder geluk
kig of bijzonder scherp van blik geweest; zij be
grepen, dat de opvolgster van mevrouw
Buderruan een buitengewone kunstenares moest zijn en
zie! zij hebben een buitengewone kunstenares
weten te vinden. Juffrouw Lucka heeft stormen
derhand de sympathie van het Amsterdamsch pu
bliek veroverd; eigenlijk zou men van inpakken
ot emballeeren moeten spreken; het eerste kan
moderne fransche en duitsche school hun
j plaats gevonden hadden.
En heden avond zou ik daarmee een
Oos: tersche schoone in vivo vergelijken! Een
avond vol kunstgenot!
O
..\mti>i( 'ij/a i/of ''"' -vroeg mij de schuch
tere Delim en inmiddels liet haai- luch
tige klccdij mij toe gewichtige vergelijkingen
te maken tusschen ideaal en werkelijkheid.
-Dat Delim zijn".
\ klop! Klop! aan de deur van mijn hut.
j Wat moet je ?'' riep ik driftig, want 't is
i niet aangenaam als men van plan is een
| cursus te gaan liQudén in de aesthctika door
j prozaïsche dingen gestoord te worden.
Mijn studie kroop als de duivel op de
kooi, en bleek van kwaadheid deed ik de
deur open. Voor mij stond, de hand aan de
pet, met een gezicht, zoo strak als ccn visch,
sergeant Ilappelman en sprak :
Meneer, de overste laat u .roepen !''
Ik schoot al vloekende mijn uniform aan
on ging naar het achterschip.
Met het koelste gezicht van de wereld
stond Jan Karel Simrok voor mij.
:..Meneer, copieert u deze staten eens voor
mij in duplo. Er is haast bij, neemt u hier
maar plaats."
In onbeschrijfelijke stemming ging ik, nog
vol van de geduchte oudheid en gloeiende
voor de moderne realiteit, aan het copieeren
van.... snertlijsten ! Ik zal maar niet vloeken.
maar laat ik er dan niet lang over denkeu,
want anders schrijf ik bepaald eenige dwaas
heden neer ! Eindelijk was ik klaar -?na
een eeuwigheid !
Dank u wel meneer!" zei droogweg
Minirok en als een pijl uit den boog vloog ik
naar mijn studie.
Het bekoorlijk model lag te snorken als
een koe. Ik kuste haar wakker en schooner
dan de ontluikende melatti hare sierlijke
bloemen ontplooit wanneer de zon met haar
brandende stralen den dauw van haren sten
gel kust, ontplooiden zich hare lippen tot eert
lach.