De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 12 juni pagina 2

12 juni 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 781 . «orden. Onder het ploegen en eggen komen den Bnssischon boer soms wonderlijke gedachten in l*t hoofd, welke juist niet voor zijne eerlijkheid fielten. Zijn beetje land bewerkende, dat in lange ?trooken tusschen de landerijen zyner buren ge legen is en doorgaans uitloopt op boschgrond, aan grootgoedbezitters behoorende, komt hij tot de slotsom dat het niet kwaad zou zyn, zijn gebied te vergrooten o;) de goedkoope manier, zooals zyn vader en grootvader voor hem gedaan hebben. Dit procédéis hoogst eenvoudig, 's Nachts wor den de grenspalen omgegooid en weggebracht of wel eenige vademen verder boschwaarts geplaatst. De by den paal behoorende kuil wordt dicht ge ploegd en met gras bedekt. De boomen langs de grens worden nabij de wortels een weinig afgegeiald en -drogen dus uit. Nu en dan legt men een vuurtje daaronder aan en wanneer zon en ?wind medehelpen ontstaat een kale plek, welke ?voetje voor voetje beploegd en bezaaid wordt. Dit alles gaat niet in eens, doch met taai geduld wordt daar jaren lang over gewerkt. Daar de eene boer brutaler is dan de andere, tojjgt de grenslinie, die volgens de kaart een rechte lijn vormt, langzamerhand het aanzien van eee. papierstrook, waaraan de tand des tyds ge knaagd heelt. Lekt de zaak uit, dan trekt de grond bezitter gewoonlijk aan het kortste eind, omdat «te kosten groot zyn en de boeren slechts .verooreeld worden tot teroggave van het gestolen land, terwijl de gevolgen niet te voorzien zijn, wanneer dmsdaoig land reeds tien jaren of langer door de koeren bewerkt is. De uitgestrektheid der goedeien, de vele kleine dorpen daarin gelegen, de ver wisseling van landeigenaar en eindelijk de omkooptaarheid van bosch- en grenswachters, zijn zoo vele factoren, die dezen landdiefstal in de hand werken. Be Russische wet noemt een dergelijk procéd jteen diefstal, doch eigenmachtige inbezitneming." Eveneens onderscheidt de wet twee soorten van femchdiefstal. Wanneer bewerkte balken ol ander gehakt boschmateriaal gestolen worden, onverichillig waar genoemde handelswaar zich bevindt, *oo is dat dlefstal en worden de dieven gestraft Bet gevangenis en geldboeten, ten voordeele van den bestolene en van den staat., Hakt echter een boer van den stam, dan heet dat eigenmach tige haiking" en Is de straf voor zulk een misryl ongelijk lichter, terwy'l men den veroordeelde ge«n dief mag noemen, op gevaar van door hem a'a «erroover aangeklaagd te worden. In 't algenteea beeft de boer geen gevoel voor recht of billijkheid en noemt alles het zijne wat hij door geweld of met list meester worden kan. Toch zouden zij, die zonder blozen lar,d en feosch stelen, een paardendiefstal beneden hunne waardigheid rekenen. De paardendief wordt als k*t non plus ultra van alle spitsboeven aangezien, en ook het gerecht maakt korte wetten met hen. Beae categorie van dieven is zoo gevreesd, dat zij aelis verbannen kunnen worden, ook dan wanneer itinne schuld niet overtuigend bewezen ia. Ten dien einde komen de grondbezittende boe ren in het gemeentehuis bijeen en maken een zoo genaamde prigowar", dat wil zeggen: de bij de wet vastgestelde meerderheid der gemeenteleden Terklaart zich voor verbanning, de gemeente be taalt de transportkosten naar het verbanningseord en de ongelukkige is voor altijd uit zijn woonplaats verdreven. Deze soort van gewettigde Jynchwet wordt echter zelden toegepast en de in dividuen, welke ik een dergelijke straf zag onder gaan, badiUm r«*di jaren lang den omtrek onveilig gemaakt, terwijl na hunne verwijdering de diefitaUen geheel ophielden. Zooals u bekend is, hebben de boeren hun eigen gerecht, kiezen de rechters uit hun midden,welke rechtbank gewoonlijk eenmaal 's weeks vergadert, onder presidium van het gemeentehoofd (eveneens een boer, door hen gekozen) en meestal onder pakeUeu gk*«w»ftvond al gestuurd." »Ja dat's waar. Toen, u weg was vond 3s ze in mijn kajuit en wat heeft hij gezegd van de kapoenen?'1 «Kapoenen, overste?" »Ja, kapoenen, ik heb u gevraagd daarom te denken. Hebt u dat niet gedaan ?" »Ik weet van niets, overste, de gezagheb ber heeft me daarover ook niet gesproken." »En waar bant u'dan al dien tijd geweest ? >De gezaghebber was niet thuis en moest opgezocht worden. Ik heb zoo lang gewacht." Heeft u hem gesproken of niet ?'' Neen overste, ze hebben hem niet kunnen Tinden !" jEn hoe weet u dan van de postpakketten ?" »Wel, overste, dat heb ik aan zijn klerk gevraagd." »En kon u toen niet om de kapoenen ook Tragen ?" Ik keek hem aan met 't onnoozelste ge zicht van de wereld en hoopte dat hij er op mocht iezen: ja als ik daaraan maar ge dacht had clan had ik dat wel reis kunnen doen ! Hij merkte dat ik hem verlakte. Waren 't maar dienstzaken geweest, hij had me.... Nu draaide hij zich om, smoorde een vloek sn ging subito in zijn kajuit. Ik hoorde de deur achter hem dichtsmakken, ik hoorde zijn stoel vreeselijk rukkend schuiven en ik dacht.... jongetje dat zal je tpbreken. Had 't maar niet gedaan ! We kwamen te Soerabaya. Al dien tijd had ik aan Jan Karel Simrok niets bijzon ders gemerkt. Hij was onvriendelijk a l'ortünaire en teruggetrokken zooals te doen ge bruikelijk was. Wandelde hij aan stuurboord zoo fraai ukgedoscht als de oude oversten dat alleen maar verstonden; een adelborstenbaaitje met overste uitmonstering, 'n veel te korte witte broek, te groote schoenen en Lemeltergende vadermoorder dan merkte ik aan bakboord niets bijzonders op dat mij aaaande: Knaap pas op! leiding van den, door den staat benoemden gemeente-sjeretaris. Daar de bDeren rechtspreken volgens eigen meening en'overtuiging, hollen zij natuurlijk dikwijls buiten spoor en alsdan brengt de gemeenteschrijver hen met kundige hand weder op den rechten weg, door hunne uitspraken te herzien, welke uitspraken meer uit de brandewijnflesch opkomen, dan wel uit het nuchter brein van onomkoopbare rechters, Zooals gezegd, heeft de Russische boer weinig idee van recht en billijkheid; als bewijs diene het volgende: Eenigen tijd geleden werd een boer door de arrondissementsrechtbank vrijgesproken van eene zware misdaad, voornamelijk door de getuigenis van een hem weinig bekenden armen buurman. Niet lang daarna dagvaardde laatstgenoemde den vrijgesprokene voor den rechterstoel der boeren en verklaarde daar het volgende: Op verzoek van zijn buurman had hij voor de rechtbank een valschen eed afgelegd en tot loon van zijne hulp zou hij ontvangen een mud rogge en een halfmud erwten. De rogge was eerlijk afgegeven, doch de erwten bleef de ondankbare hem steeds schuldig; thans sommeerde hij den gedagvaarde tot levering der zoete peulvrucht en was zeer verwonderd dat in plaats van in 'c gelijk gesteld te worden, hij eelf achter slot en grendel ging. Daar heeft hij nu voldoende tijd het verlies der erwten en tevens zijner vrijheid te beweensn. De uitspraken der boerenrechtbank getuigen echter dikwijls van humor en gezond verstand. Iemand beklaagde zich over de verwoesting, welke buurman's haan in zijn pas gezaaide bieten en wortelbedden had aangericht en gaf breed op van de winsten, welke genoemde tuin vruchten hem na maanden hadden kunnen opbrengen. De rech ters, begrijpende dat de schade gemakkelijk te herstellen was en de klager als een lastig twist ziek mensch kennende, veroordeelde den haan tot 3 dagen eenzame opsluiting, met de be paling dat de aanklager voor de voeding van den gevangene zorgen moest. SIGNALEMENTEN UIT DEN UTRECHT3CHEN GEMEENTERAAD, d*oor JAN VAX 'T STICHT. Zondagsrust. Armzaak. ranjebitter. Dr. van Eeten, dr. Templeman van der Hoeven, dr. Brondgeest en dr. Schubart. Vier menschenredders de twee eersten in ruste, de beide laatstgenoemden nog in volle werking! Deze vier geneesheeren zijn al onze, maar dan ook onze eenige geneeskundigen in den Raad. Want, al moge het waar zijn, dat er in geen enkel wetenschappelijk vak meer geliefhebberd wordt, dan in dat der geneeskunst, waarvan haast iedereen verstand heeft, onder onze raadsleden treft men zulke dilettant-dokters niet aan. Ten minste in de openbare raadszittingen laten zij er niets van merken. Thuis mogen zij misschien op eigen gezag, vóór het naar bed gaan, eens een lepeltje Engelsch zout innemen of aan hunne huisgenooten te slikken geven, maar op het stadhuis toonen zij allen eerbied voor het gezag der weten schap en vermeten zij zich nooit een woord van twijfel aan de uitspraken der deskundigen. Of nu echter die twijfel niet wordt uitgesproken enkel uit eerbied of bescheidenheid, doch niette min in den boezem der leeken-leden wel degelijk oprijst, is eene vraag, die ik niet beslist ont kennend zou durven beantwoorden. Want de vier geneeskundigen zijn het meestal over onder werpen hun vak betreffende, op de meest ver- j makelijke wijze precies als advocaten vol komen oneens. In ne zaak zijn zij echter een stemmig. Nauwelijks komt er in den raad een onderwerp ter behandeling waar de hygièoe ook maar even bij te pas gebracht ??al was 't maar Zoo kwamen wij te Soerabaja. Dat Indiëis toch een prachtig land! Alles is er mooi: de bloemen zijn er mooi, de vogeltjes zijn er mooi . . . ook de meisjes zijn er mooi. Alles, alles lokt er tot vreugde, tot genieten ! Ken zeeof'licier is ccn vrijpostig wezen : overal voelt hij zich 't huis, en overal is hij gaarne gezien. STu bestaan er in Indii' net als bij alle andere menschen bruiloften en op die bruiloften komen de zeeofiicieren gaarne. Wat is nu eenvoudiger dan dat ze zich daarbij soms zelf inviteeren? Het toeval "wilde dat er kort na onze aan komst zoo'n heuchelijkc ceremonie zou ge vierd worden. iSiujo Mangronlisno, een ge moedelijke lipper, trouwde met iNonna Sarina l'odi, een lief lipslertje, en onder de gaston bevonden zich drie zecoflieieren en ook de scheepsklerk, uw onderdanige dienaar. Wat we daar eeu pleizier gehad hebben gaat alles Ie boven wal pret is; het, feest was een rij van leesten en onze volharding was grenzenloos. Is daai' nu niet over en over gelegen heid voor jonge vreemdelingen om verliefd te raken op iniandschc schoonen? Zult u 't me dan kwalijk nemen dat mijn harl klopte voor Del i in Kasoema en dat, o! vreugde, haar hart wederkeerig ook voor mij klopte ??met, Oostevsche onstui migheid. Jonge liefde vat plotseling vlam en haar werking is eltectvol, vooral in 'l morgenland! Wij danslen en spraken haast met nie mand anders, dan met elkaar, of waar om zou men bij poëzie ook niet eens waar zijn ik danste weinig met haar maar sprak des te meer met de lieve Delini, arm in arm zalig wandelend om het feestgebouw, op respectabelen afstand van de rest. Ik had te weinig kennis van inlandsclie zeden en gebruiken om te weten of dat nu juist fatsoenlijk was, -- ik zou wel haast denken van niet, omdat ik zoo nu en dan eens een lippertje en eeti lipsterlje giegeicnd aan de haren er bij gesleept.?kan worden, of zy staan als n man of zooals dévaderlands lievende term luidt schouder aan schouder op de -bres. Figuurlijk gesproken kan er geen vliegje iets op den spiegel der raadszaal hebben achtergelaten, of zij halen de vaan der hygiëne voor den dag en wisschen ©r de onreinheid mede weg. De klacht is vroeger wel eens uitgesproken, dat het beroep op de hygiënische eisenen vaak zeer overdreven was en ons op hooge uitgaven kwam te staan. Maar die klacht kan nooit welgemeend geweest zijn. Want wie, die onze schoone stad bezoekt, hare ruime, zindelijke straten en wandelwegen doorkruist, zal niet met blyde verrassing erkennen, dat Utrecht meer en meer in waarheid een lustoord wordt; dat een wijze overheid, mis schien wat langzaam, maar toch met vaste hand en zonder ophouden voortgaat, afzichtelijke krotten en stegen op te ruimen, en licht en lucht overal steeds meer toegang te verschaffen. De eer van aan dien nog, voortdurend verbeterenden toestand krachtig te hebben medege werkt mag aan onze dokters in den Raad niet onthouden worden. Vooral Dr. van Eeten, ofschoon zijn hoofd reeds buigt onder den last der jaren, heeft immer grooten yver op dit gebied getoond. Als hem maar een verdacht geurtje in den neus kwam,'«f een ander verzekerde hem, dat dezen ergens zoo'n verdacht geurtje in den neus gekomen was, dan was Dr. van Eeten er bij als een bok op de haverkist. En men kon er zeker van zyn, dat bij de eerste beste gelegenheid de dokter voor zyn medeleden een schrikbeeld ophing van miasmen, bacillen en besmettelijke ziekten, dat de eenvoudige menschen deed huiveren. Bij dat laten huiveren vond hij dan ook altijd steun, althans nimmer tegenwerking bij zijne mede-dikters. ' Maar in andere gevallen was dit niet altijd zoo ! Vooral met zijnen collega dr. Brondg«e8t kan de heer van Eeten niet goed overweg. Zij staan ieder op een eigen verschillend standpunt en blijven daarop staan, zoo vast als een boer op zijn klompen. Zoo moest eens beslist worden of aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes weder les in de gymnastiek zou gegeven worden. Gedurende eenige jaren was dit nagelaten we gens ziekte der toenmalige leeraree, doch vooral naar het schijnt, omdat zij haren leerlingen wei nig ontzag wist in te boezemen, en deze zich onder allerlei voorwendsels aan het deelnemen aan de lessen poogden te onttrekken. ? Dit niet alleen was eene reden voor Dr. Brond geest otn zich tegen het geven van gymnastiekles aan de meisjes te verzetten, maar ook zijne doc torale ervariDg, dat er in het leven van hoogere burgeressen en andere vrouwen omstandigheden voorkomen, die het maken van lichaamsbewegingen niet wenschelijk doen zijn. Hij kende zelfs meisjes die zich daarvoor zouden schamen. Xu dr. Van Eeten, die niet meer in de praktijk en vrij wat ouder dan dr. Brondgeest is, herin nert zich blijkbaar nog de jonge meisjes uit zijn goeden tijd. die nog geen hoogere burgeressen en dus ook niet zoo preutsch waren als de jonge dames van onzen tijd met zijne onvolprezen ver zachting der zeden." Hij begreep dan ook vol strekt niet, waarvoor zij. zich schamen zouden. Er waren toen geen werktuigen in de gymnastiekzaal, zoodat zij niet behoefden te zwaaien en te duikelen aan ringen of rekstok. Zij maken slechts kaïnergymnastiek: flinke beweging van armen en beenen, marchceren, springen over een touwtje, enz. ! Oyer den jenever zijn deze twee heeren het j ook al niet eens. Dr. Bronrtgeest keurt het gebruik van dit vloei baar vuur ouder alle omstandigheden ten strengste naar ons zag kijken. Maar ik schreef dat toe aan afgunst en nijd, en de weinige notitie die Delira er van nam deed mijn hart goed. Wal is het toch streelend voor iemands gevoel van eigenwaarde om een meisje ton uwen faveure zoo het oordeel <k'f wereld te zien, braveeren .' Vervoerd door dit heer! ijk verschijn sel stelde ik haar op een der feestavonden voor om iiiijii hm! mijn, schip eens te ko men zien. Eigenlijk verwachtte ik dat ze zou zeggen: ik dank je wel, dat durf ik niet te doen, dat 's niet fatsoenlijk ; maar, o ! wonder en o ! vreugde, zij nam mijn voorstel gaarne aan, wel eenigszins schuchter en wei felend maar ten slotte toch erg verrukt en daarom geloof ik nog altijd dat zij tot het meer geëmancipeerde deel van Soerabaja's vrouwelijke bevolking behoorde ! Tijd en duisternis en ook plaats en een prauwtje commandeerden mij om aan het bezoek den noodigen luister bij te zetten. Poëtisch van natuur , door de omgeving bovendien zeer dichterlijk gestemd, ging ik op den afgesproken avond mijn lieve Delim uit Soerabaja halen en 't mag wel een wonder genoemd worden, dal, 't me ge lukt is haar ongezien, aan boord te brengen en in mijn hut te introduceer.cn. Ik verzwijg natuurlijk om 't phantastische van dit veriiaalljc niet te schaden, dat toen ik met haar aan boord kwam, de officier van de wacht, even zijn mondhoek vertrok, zich omdraaide, van mij afwandelde en met alle mogelijke belangstelling naar iets aan den horizon ging staren. Klassieke vormen hebbon voor mij altijd een onuitsprekelijke bekoring gehad, l ren lang kon ik niet grootste genot zitten kijken in atlassen die ons de Junos, de Omphales, de Aphrodites, de Xiobes met, hunne rechte neuzen en starende levcnlooze oogen aan de vergetelheid ontrukken, en voor de oudheid begeesterd hing dan ook mijn hut vol van allerlei classiek nnditni, waarnevens om ze leerzaam te kunnen vergelijken ook eenige Anasthasia's, Sidonias etc. der meer af, maar Dr. van Eeten ziet volstrekt geen kwaad" in een glas jenever. Dr. Schnbart laat zich over deze brandende vraag nooit zoo erg beslist uit, maar iedereen is overtuigd, dat ook hij tegen een matig glaasje sterken drank geen bezwaar zal hebben, mits er maar een dropje Oranje door is. Want Oranje is, volgens hem, voor eiken Neder. lander het eenigste en hoogste wat hij noodig heeft. Oranje by uw werken, Oranje in uwe droomen en gebeden, Oranje in uwe gesprekken Oranje in uwen borrel! Dit is wel de meest kenmerkende <rek van Dr. Schubart, dat hij in hart en ziel een Oranjeklant is, die geene gelegenheid verzuimt en ook geen tijd, moeite of opofferingen ontziet, om aan dat Oranjeklantisme lucht te geven. Dr. Templeman van der Hoeven is de kalmste en bedaardste onzer dokters. Deze bepaalt zich meestal tot het uitspreken van zeer algemeene waarheden, die haast nooit tegenspraak uitlokken en spreekt zelf de anderen ook niet veel tegen. Hij is blijkbaar niet voor ruzie. Wat hun lichaamsbouw en verdere physieke eigenschappen betreft verschillen de vier heeren ook niet weinig. Dr. vaa Eeten is een oad man met kalen schedel en zijne voorheen zoo statige gestalte is thans een weinig gekromd. By zyn spreken houdt hij de beide handen steeds als een open geslagen boek voor zich boven de tafel en tikt met den rug daarvan telkens op het groene kleed. Om zyn leeftijd wordt hem gaarne de meesterachtige toon vergeven, die hij in het besef zijner waardigheid als president der gezondheids commissie en der plaatselijke schoolcommissie zich nog wel eens tegen zijn mede-leden veroorlooft. Dr. Brondgeest zou men mager kunnen noemen; maar hij ziet er gezond uit, ondanks het gemis aan Zondagsrust, dien hij aan anderen niet mis gunt, al moet hij hem zelf ook ontberen. Dr. Schubart ziet er uit als een patertje goedleven! Niet groot van gestalte, dik en welge daan, maakt hij den indruk van een gezellige dischgenoot te willen zy'n. Gemoedelijk in taal en manieren, wordt hij als een oprecht en weimeenend man door ieder gezien en geacht. Dr. van der Hoeven is een gentlemannetje. Even keurig in zijne kleeding als in zijn woor den, spreekt hij in den regel slechts over zaken die hij wel heeft overdacht, en heeft daardoor het voorrecht van nimmer bokken te schieten in den Raad. Dit zijn onze vier doctoren! Naar uiterlijk en innerlyk veel vad elkander verschillend, maar allen vaststaande in de overtuiging dat een menseh zonder dokter en apotheker niet leven of sterven kan, en huldigende de leus: Zoolang als er leven is moet je innernea. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Frascati: Juanita. Salon des Variétés: Het standbeeld. Het Frascati- gezelschap is thans geheel volledig. Ia Juanita hebben de laatst geëngageerde leden zich Vrijdag, drie dezer, aan het Amsterdamsch publiek voorgesteld. Begrijpslijkerwijze was men vooral nieuwsgierig naar Marcelle Lucka, de nieuwe diva. Den heeren Prot komt een felicitatie of een complimentje toe; zij ijn bijzonder geluk kig of bijzonder scherp van blik geweest; zij be grepen, dat de opvolgster van mevrouw Buderruan een buitengewone kunstenares moest zijn en zie! zij hebben een buitengewone kunstenares weten te vinden. Juffrouw Lucka heeft stormen derhand de sympathie van het Amsterdamsch pu bliek veroverd; eigenlijk zou men van inpakken ot emballeeren moeten spreken; het eerste kan moderne fransche en duitsche school hun j plaats gevonden hadden. En heden avond zou ik daarmee een Oos: tersche schoone in vivo vergelijken! Een avond vol kunstgenot! O ..\mti>i( 'ij/a i/of ''"' -vroeg mij de schuch tere Delim en inmiddels liet haai- luch tige klccdij mij toe gewichtige vergelijkingen te maken tusschen ideaal en werkelijkheid. -Dat Delim zijn". \ klop! Klop! aan de deur van mijn hut. j Wat moet je ?'' riep ik driftig, want 't is i niet aangenaam als men van plan is een | cursus te gaan liQudén in de aesthctika door j prozaïsche dingen gestoord te worden. Mijn studie kroop als de duivel op de kooi, en bleek van kwaadheid deed ik de deur open. Voor mij stond, de hand aan de pet, met een gezicht, zoo strak als ccn visch, sergeant Ilappelman en sprak : Meneer, de overste laat u .roepen !'' Ik schoot al vloekende mijn uniform aan on ging naar het achterschip. Met het koelste gezicht van de wereld stond Jan Karel Simrok voor mij. :..Meneer, copieert u deze staten eens voor mij in duplo. Er is haast bij, neemt u hier maar plaats." In onbeschrijfelijke stemming ging ik, nog vol van de geduchte oudheid en gloeiende voor de moderne realiteit, aan het copieeren van.... snertlijsten ! Ik zal maar niet vloeken. maar laat ik er dan niet lang over denkeu, want anders schrijf ik bepaald eenige dwaas heden neer ! Eindelijk was ik klaar -?na een eeuwigheid ! Dank u wel meneer!" zei droogweg Minirok en als een pijl uit den boog vloog ik naar mijn studie. Het bekoorlijk model lag te snorken als een koe. Ik kuste haar wakker en schooner dan de ontluikende melatti hare sierlijke bloemen ontplooit wanneer de zon met haar brandende stralen den dauw van haren sten gel kust, ontplooiden zich hare lippen tot eert lach.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl