Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na.'781
terwerken zyn. Zelfs stelt een hunner een onaf- J
gewerkte" schildery ten toon om de aanmerkin
gen der critiek uit te lokken.
Het spreekt tan zelf dat wy hier niet in
onderdeelèn kunnen treden; maar behalve het gezegde
hebben wij nog het gelukkig verschijnsel waarge
nomen, hoe vele jongeren van de overdreven
j»cht naar effect (ten koste der natuur!)
terugkomen, en dat de blauwe boomen, en gele
grasvelden, de roode linden, enz. zeldzamer be
ginnen te worden.
Zelfs zijn er enkelen, zpoals Jos. P. De
Pooter, C. Delsaux, Victor Gilsoul, Oscar Halle, Jef
Leempoels, Fr. Proost, Eugène Smits, Henry Rul,
C. P. Theunissen, Flor. Van Caillie en (not least)
Henry Van der Hecht, van wier meeste werken
hier vertoond men kau zeggen, dat zy de natuur
natuurlijk en edel tevens teiuggeven, zoodat de
goedwillige en ontfankelyke beschouwer deelen
kan in de impressie welke de kunstenaar van zijn
voorbeeld schijnt ontvangen te hebben. Dat is een
lof, dien wij gaarne uitspreken, want in deze
gewaarwording ligt een der kenmerken van de
ware, de edelste kunst, die het gemeene, het
smerige, het alledaagsche mijdt, wanneer het
geenen poëtischen klank van zich geeft. Onge
lukkig betreden onze jongeren allen nog niet dien
weg, allen bevlijtigen zich niet enkel door
indrukk'en van edelen aard den kunstbeschermer te
winnen, te verheffen en langs dien weg tot
aank'oopen te stemmen.
Hierna beter, hopen wy.
P. ALBERDIKOK THIJM.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Het Juni-nummw van The Artist biedt in een
opmerkelijk stukje door Charles T. J. Wiatt een
parrellel tusschen Overbeck en de nieuwere
Engelsche prerafaelieten. Nu, een Engelschman die
den grondaard der kunst van Rossetti en
Holnant Hunt en Burne Jones bestudeert, zal allicht
ook met de bizondere verschijning van Overbeck
in de Duitsche kunst van het begin dezer eeuw
zich komen bezig houden. Want er is veel ver
wantschap tusschen die Duitsche Nazareners en
de Engelsche prerafaelieten. Zij kwamen voort
ait n geestelijke strooming. Tegen de geaccep
teerde, kunstopvattingen van hun tijd, tegenover
de doffe uitgaven van klassicisme, die in hunne
perioden de wet stelden, stonden zij met verwandte
neiging tot pieuzer gevoelens, met dezelfde innig
heid van sentimenten, met gelijken kinderlijken
eenvoud van observatie, met n eerbied voor de
heiligheid der kunst. Maar de auteur doet op
merken welk een grcot verschil er ook tusschen
beider, kunstkarakter bleef, en komt er op neer
dat Overbeck zich een strenge religieuze kunst
dacht in enkel religieuze onderwerpen, terwijl die
anderen hun devote gevoelens niet gebonden hiel
den in kerkelijke dogma's. Hun was de godheid
geopenbaard in de boeken van Shakespeare en
Dante, zoowel als in die van Mozes, en gelijk
Wordsworth voelden zij het hoogste ontvouwd in
het groene gebladerte en den fijnen groei van
het gras. Deze Duitschers en deze Engelschen
waren gelijkelijk religieus, maar de Duitschers
waren er theologiesch bij, en een bepaald
kerkgeloof speelde een veel minder bestemde rol in
de Engelsche beweging.
Beiden drongen tot een hartstochtelijke op
rechtheid en argeloosheid, maar terwijl in zijn
kleurlooze kunst Overbeck aan een asceet doet
denken, hebben deze Engelschen het meest ge
schilderd met een devotie die inderdaad sensueele
innigheid was, gebogen liggend voor de bloeiende
mystiek der eeuwige schoonheid.
Voor het Luxembourg-Museum werd door den
Franschen Staat op den Salon van het Champ de
Mars een werk van den forschen Belg Constantin
Meunier en een van Raffaëlli aangekocht. Door
dezen laatsten werd kortelings ook aan het mu
seum van Glajgaw en atut dat van Stockholm
een schilderij verkocht.
De firma Martinus Nijhoff in den Haag, van
meening dat, in vergelijk met die der schilder-,
beeldhouw-, bouw- en pottebakkerskunst, de studie
der oud-Hollandsche goudsmidskunst tot heden te
aeer veronachtzaamd werd, bericht de aanstaande
uitgave van een serie werken met reproducties
naar de oude gravuren van goudsmidswerk, ??een
serie die beginnen zal met het graveerwerk van
Kessel naar de ontwerpen van Adam van Vianen,
en dat in zinco gereproduceerd, en vergezeld van
eenige bladen tekst (door wien wordt niet ver
meld).
De ook hier te lande, en met name door zijn
?uitnemende pastel-teekeningen van leeuwen, voor
eenige jaren in de Haagsche Teekenmaatschappij
geëxpozeerd, zoo hoog aangeschreven Engelsche
schilder Swan, die in den laatsten tijd niet zoo veel
belangrijks had laten zien, heeft dit jaar in de
Royal Academy weder een groot schilderij dat
zeer de aandacht trekt: Tke Panters. Ook inde
New Grallery laat hij een werk zien 'l'lie Storm
Siren, dat tot het meest uitblinkende van de
tentoonstelling gerekend wordt.
In de eerste maanden van 'O.'i zal in de Xew
Grallery te Londen een tentoonstelling gehouden
worden van werken door Edward Burne Jones,
die door den schilder zelf gearrangeerd wordt.
Het schilderij van Rembrandt dat door den
heer Bredius weder is aangekocht, en in het
Mauritshuis geplaatst wordt, zal een aanwinst zijn
voor de Rembrandtcollectie die daar zoetjes aan
bijeen komt.
Het is een eenvoudige portretstudie van den
weibekenden, zooveel door hem geëtsten en geschil
derden kop van zijn vader, en van twee jaar
vroeger dan de Anatomische les. Maar de schil
dering van den in een sobergrijze gamma
aangezetten kop is, zou men zeggen, verder qua per
soonlijkheid van behandeling dan de koppen van
de Anatomische. In dit waarschijnlijk voor zich
geschilderde huiselijke portret, is de artiest al
vrijer, direkter, eenvoudiger dan in die fraaie,
expressieve, maar als onder den druk. van een
deftige opdracht, bijna pijnlijk uitgevoerde koppen
van de fameuze Snijles.
Aan een particulier schrijven ontleen ik over
de tentoonstelling van de Association pour V Art
te Antwerpen het volgende :
Dit is werkelijk de zuiverst artistieke
tentoonstelling die men in Belgiënog gehad heeft. Geen
aanvulsel, alles is interessant.
Idooi, een teekening van Toorop, Vieux
Songeurs crédules, en vooral Les Rödeurs. Voort
brengselen, deze, van een geheel nieuwe en persoon
lijke kunst.
Verder zeer fraaie Van Goghs, die men in Hol
land gezien kan hebben. Een gezicht op Hampton
Cour t door Camille Pissarro, dat een waar mu
seumschilderij is.
Van de Velde heeft interessante dingen, Mej.
Hollman bizar werk, Van Rijsselbergke mooie
portretten, Lautrec die veel vooruit gegaan is
toont zich zeer persoonlijk, Lemmen heeft
decoratieve teekeningen en ontwerpen voor
boekillustratie.
Men betreurt hier dat Bauer er zijn mooie
Legende de St. Julien niet heeft. (Hij had die
juist op den Etsclub in Antwerpen al laten zien),
zijn teekeningen en lithografiën van Constantinopel
zijn ook heel mooi. Het succes is nog niet groot.
Men gaat in het handelsdrukke Antwerpen geen
schilderijen zien die door gekken geschilderd zyn!
V.
VAR IA.
PLASTISCHE KUNST.
In de maand Juli zal op het Museum van Kunst
nijverheid te Haarlem eene tentoonstelling ge
houden worden van het werk der leerlingen van
de Groothertogelijke Badensche School voor Kunst
nijverheid te Karlsruhe, die onder de beste in
Duitschland kan gerangschikt worden.
Daarentegen zullen eenige werkstukken der
School voor Kunstnijverheid te Haarlem gedurende
de maand Augustus in het Kunstnijverheidsmuseum
te Karlsruhe worden tentoongesteld.
De Haagsche Kunstkring heeft gevolg gegeven
aan het voornemen om een afdeeling Kunstnij
verheid" te stichten. In het voorloopig bestuur
hebben zitting genomen de heeren Th. de Bock,
te 's-Gravenhage, Willem Hoeker, te Amsterdam
en C. W. H. Verster, te Leiden. Het plan bestaat,
vanwege deze atdeeling over eenigen tijd een
heraldische tentoonstelling op kleine schaal te
houden, welke gepaard zal gaan met een
Oranjetentoonstelling.
Een jong artist, de heer F. W. Schöttelndreiër,
heeft ais aanbeveling het volgende karakteristieke
biljet verspreid, aardig op oud-Hoüandsch
onafgesneden papier gedrukt, met de letters van den
Staten-bijbel in rood en zwart, omlijst met een
fraaien rand, waarin het motto: Kon&t brïngt
Jonst".
Den vriendelijcken CL de
goedtwilligcn leser, saluut!
Mijn Heer,
Vermidts ick U. E. wete der consten seer ge
negen te sijn, so is het, dat ick mij onderstae
U. E. te adverteeren, mij uu vele jaersn kr-.gh
neerstelick te hebben onleedigh gehouden met de
scone conste, bij den wijdtvermaerden en de
treffelijken Alois Senefelder in den jare CIODCCLXX VI
gevonden, dewelcke is genacmt:
Steenschrijfconst oftewel Lithographia.
Soo het U. K. geliefde ietwes in dese materie
te doen vervaerdighen, soo bidde ik U. E. haer
tot mij te wenden, als die allerhande wercken
van desen aerdt voicomen naar behoren sal vol
voeren. Alles, daeraf men begheert, dat het
sierlijck ende subtijllijck geprint sij, wordt te
voren bij mij constelijck in steen gesneden
(gegriffelt) ende daernae met sonderlinghe sorg op
papier gedruckt.
Het mochte sijn, dat U. E. nochtans grooter
liefhebber (rninnaer) ware der edele ttkenconst;
ten sal daeraen niet schorten; ick verstae mij
daeraf met een ganzeveder ofte ander
tijninstrumentken seer vaerdighlijck te verzieren (ontwer
pen) recht scone brieven Diplomaas" genaemt,
welcke sulcke luyden geerne souden toonen, die
den eersten prijs mochten verwerven op
Lamljuweelen, bij het rhetorijcken, bij wedstrijden" in
het scieten met het musket of ander v uurroer ;
bij het spelen te scaeke, het werpen met den bal,
in het caetsen oi cegelen, cortom welken sport''
men mocht prefereeren.
Oock densulckon, die scone saecken insonden
op exposities of tentoonstellingen" soude men
soodaenigh een diploma" verecren connen.
Oftewel gelieft U. E. ten faveure van eenigh
personaedje van verdienste eene Opdracht" niet
constigh getekende beeldekens, etc. etc.; ick wil
er U. E. geerne in dienen.
Bageert U. E. als regent ofte bestuurder eener
compagnie of vereeniging'' als men huidendaegs
pleegt te zeggen eene lijste aller erenfeste II. II.
leden: mijne
Scoonschrijfconst ofte Calligraphia
sal pogen L". E. er eene trcil'olijckc te besorgen.
Oock sterck gelijckende contert'eitsels, sowel van
mans ende vrouwen als van cleynkinderen, ver
groot naar afbeeldinghen der nieuwe
licht-tekenconst ofte Photographia, werden bij mij
vcrvacrdight met een stucksken crayon oi' s wart crevdt
voicomen naar believen.
Tallen tijde sal ick oock bereidt sijn L'. E.
?«printverbeeldinghen of illustraties" voor boecken,
nieuwswaren oi' courante nouvelles; brieven, etc.
etc. te maecken.
Het sal mijn bedoelen zijn bij a' mijn werck,
l dat daeraf een goede name onder de luyden gaet.
U. E. wete voorts, dat ik poorter ben der wijdt
vermaerde Koopstadt aen d'Aemstcl en het V''
het van oulvx bekende Amstelredamme. Het
gelieve l*. E. slechts in de straet, die den naem
draegt van den doorluchtighen Schildermecster
Albert Cuyp naar bet nommer CXXVIII te
ondervragen.
Mijn lieer,
ick verblijve
l "K. dienstwillighe
F. W. SchV.tclndreiër.
Tot Amstelredamme
A, I). CDDCCC.VJII
Eilieve, gaet ende seg1: het voort'.
TOONEEL EN MUZIEK.
Een salon voor muziek. Uit Parys wordt van
3 Juni geschreven: Tot nog toe had men hier
voor schilderkunst een of liever twee salons."
Weldra zal er EU ook een salon voor muziek"
geopend worden. Het Comitéder Soeiétédes
artistes francais (Salon des Champs-Elyiées) heeft
namelyk besloten, in haar tentoon&tellings-lokaal
het Palais de l'Industrie, een Salon des
musiciens in te richten, waar de toonkunstenaars hunne
nieuwe werken ter opvoering kunnen brengen.
Nog vóór de sluiting van den salon der Champ»
Elysées, voor dit jaar, op 10 en 17 Juni, zullen
twee zulke concerten en wel in den grooten Salon
d'Honneur plaats hebben. Aan alle bekende
componisten (wij willen hopen ook aan de
buitenlandsche) zal eene oproeping gezonden worden,
om werken in te zenden die tot nog toe niet in
't openbaar zijn ten gehoore gebracht. Deze
stukken zullen dan door de meest bekende toon
kunstenaars en door de leerlingen van het con
servatorium, die eerste prijzen behaald hebben,
worden voorgedragen.
Door het weekblad Het feuilleton wordt tevens
een Goedkoope Tooneelliibliotheek uitgegeven
waarvan No. l verschenen is, getiteld Martha",
tooneelspel in 2 bedrijven, door Job. J. Lodewijk;
voor rederijkerskamers en lief heb
berij-tooneelgezelschappen zal deze bibliotheek" zeker wel
kom zijn.
LETTEREN EN WETENSCHAP. '
De Mei-nummers van Eigen Haard bevatten
o. a.: het vervolg van Aleida Ploegers, roman
door Louise B. B.; Een iiitstapje naar Wendit
(Java), door Batavus; Het Vondelxpark, door Mr.
Eduard van Tsoe-Meiren (met illustratiën); Ons
Huis, door J. A. Tours, (met illustratiën, platte
gronden, en portret van den stichter, den heer
P. W. Janssen); De Nachtwacht'' van
Rembrandt, door Joh. Dijserinck, (met illustratiën),
Fr. v. Sodenstedt, (met portret); Met een zieke
naar een badplaats, door Geertruida Carelsen;
Op zolder en Een LentMoem, door A. Peaux;
Geslingerd, (J oor Mattera; Nijverheid in Fries
land, door Hugo Suringar (met illustratie); Wo
ningen te Jleets, (met illustratiën); A. W. von
Hoffmann, door Dr. G. Doyer van Cleeff (met
portret); Onze Koningin in 't Schwarzwald, (met
illustratiën), enz., en als afzonderlijke platen:
Een Studiekop, naar G. Max; Schetsen uit het
?colkxltven ten plattelande. door J. van Oort;
Teniers' Huwelijk, naar Teniers; Aan moeders
knie, naar H. Behm.
Bij dj uitgever B. Pijttersen is een boek ver
schenen, dat in de lecssalons der hotels, op de lees
tafels van kofliehuizen en restaurants, en op de
toonbanken der voornaamste winkels de aandacht
trekken zal, een bijzonder mooi afgewerkt en
mooi gebonden Photor/raphisch Pruclit-AUium voor
Amsterdam. Het bevat advertentiën, verspreid
tusschen uitmuntend uitgevoerde photographieën
en goed gekozen illustraties. Drukkers waren de
heeren Roelofzen & Hübner; photograai de heer
F. Hisgen; binder de heer Elias l', van Bommel,
fabrikanten van het beslag de tirma Becht &
Dyserinck. De photos werden vervaardigd onder
leiding van den heer Lornan, en de illustraties
zijn alle van den heer Wenckebach.
De J urn-aflevering van Nederland bevat: J. J.
Hacker Dirk«, Uit den Franschen tijd; La llocine,
Zorg; A. ,/., Alberdingk Thijm; \Villy, Gezoefde
Romans, IV"; Anna, Het eind van een treurspel:
Kroniek en Poëzie.
Wetenschap.
EEN KON1XGSHUWELIJK IN DE OUDHEID.
In het Britsch Museum is bij bet nieuw in
richten van de tweede Egyptische zaal eene
eereplaats gegeven aan eene nieuw aangekocht ge
denkstuk, dat heel curieus en belangwekkend is.
Het is oen klein aarden schrijftafeltje van acht
Eng. duim bij vier, en bevat ongeveer >8 regels
fijn spijkerschrift. Op het eerste gezicht zou men
het eer voor Assyrisch, dan voor Egyptisch houden.
Toch blijkt het op de goede plaats te zijn, want
het bestaat uit Nijlslib, en bevat een huwelijks
aanzoek van een Pharao om de hand van de
dochter van den koning van Babel. Het is blijk
baar het duplicaat, de minuut, van een brief',
die in l.r>.'!0 vóór Christus, dus ruim vier en der
tig eeuwen geleden, geschreven is.
I i 1888 werden door eenige Arabieren eenige
curieuze antiquiteiten gevonden in de heuvels,
bekend als Tel-Amarna, een groep ruinen, onge
veer 180 mijlen ten Zuiden van Memphis. Het
waren aarden schrijftabletten; eene vrouw ont
dekte ze. en de inboorlingen zagen al spoedig,
dat zij geheel verschilden van de gewone Egyp
tische hieroglyphen-momimenten. Ejn
driehondcrdtal. de geheele collectie, werd langzamerhand
gevonden, en naar de kunstkoopers te Cairo be
zorgd. Hier ontstond reeds spoedig een heftige
wedijver tusschen de musea van Berlijn, Ghizch
en Honden om het bezit van de zonderlinge
documenten, en honden wist er 82 machtig te
worden.
Men was ook al spoedig met den inhoud be
kend, en het bleek dat men het archief van het
Departement van Huitenlamdsche zaken derPharao's.
gedurende de belangrijke periode der achttiende
dynastie, in zijn bezit had. Hier vond men de
brieven van de koningen van Ejyptc. Babyion,
Mithani iXoord Mesopotamiëi, de rapporten van
Egyptische onderkoningon in Tvius, in Sidon,
Go.bal. zelfs .Jeruzalem (tweehonderd jaar vóór
Mozes); een geheele reeks belangrijke, intieme
documenten. De meeste behooren tot (ie
regeeringen van Amenophis 111 en IV. Gedurende
de latere jaren van deze dynastie, na de grootc
overwinning van Ttiothmes III bij Mageddo, was
Egypte meester over Syriëtot bij den Euphraat,
en in nauwe relatie met Assyrii; en Babylonië.
Op een jachtpartij in noordelijk Syrië' maakte
koning Amenophis IV van Egypte kennis met een
prinses uit het koningshuis van Mithani. genaamd
Thi. en trouwde haar; zij werd een der merk
waardigste vorstinnen van het oude Oosten. Xoodra
deze dame aan het hof kwam, veranderde zij er
de geheele levenswijze; bracht er de vereering
van haar lievelingsgod Aten, of de Zonneschijf,
mede, en vestigde er zulk eene krachtige ketterij
dat, toen koning Amenophis IV gestorven was,
haar zoon den dienst van Ammon en de hoofd
stad Thebe verliet, en een nieuwe stad en nieuwe
tempels ging bouwen te Tel-Amarna. Hij noemde
deze naar zich zelven: Khu-el-Aten, roem van
de Zonneschyf," en leefde er omringd door een
hof stoet van Aziaten.
Dit was niet het eenige Aziatische huwelijk,
dat Amenophis tV aanging; reeds in het begin
zijner regeering was hij met eene Babylonische
prinses getrouwd en later huwde hij nog twee
meisjes van dit zelfde volk, dochters van
Kall;masin, koning van Chaldaea. Juist over het laatste
van deze huwelijken handelt het stukje Nijlslib,
dat thans is tentoongesteld. Thi was namelijk
eerste vrouw", en droeg de titels, zooals an
dere gedenkstukken aantoonen, van konink
lijke moeder, koninklijke echtgenoote en koningin
van Egypte." Maar ofschoon Amenophis nu een
zuster en een dochter van den Babyloniër had
getrouwd wilde hij ook de i'ongste, Sukharte, het
kleintje", nog hebben.
Een brief te Ghizeh en twee brieven te Berlijn,
behooren tot deze onderhandeling. De
Babylon'sche koning had niet veel lust om zijn jongste,
zijn lieveling, aan den Pharao te zenden. Eerst
schrijft hij, dat zijn dochtertje nog te jong is om
te trouwen, en verzoekt dan Pharao nog wat te
wachten; Gij hebt my gezegd" schrijft hij, dat
gij mijn dochter tot vrouw wilt, maar sedert mijn
vader u myne zuster gaf, heeft geen mensch deze
meer gezien, en niemand weet of zij dood of levend
is". Hij wil dus het kind niet zenden, vóórdat
hij iets over haar tante vernomen heeft. Hij heeft
reeds een gezantschap gezonden, maar die man
nen waren te jong, om uit te maken wie van de
vrouwen van het hof, die zij bijeen zagen, Thi was.
De Egyptenaar schrijft: zend dan een wijs
man, en laat die haar huisnouding zien, en ge
tuige zijn van de eer, waarmede de koning haar
behandelt".
De Babylonische koning heeft nog andere argu
menten. Hij klaagt dat andere koningen, die niet
zijn dochters getrouwd zijn, hem en zijne gezanten
met rijke geschenken overladen hebben, terwijl
Amenophis niet enkel dit verzuimd heeft, maar
ook de soldaten en de wagens van het escorte
in het land heeft achtergehouden. Hierop ant
woordt Amenophis met warmte, dat bij niets weet
van de verloren troepen, en dat als zij werkelijk
verloren zijn, hetgeen hij betwijfelt, zij zeker door
de Kanaiinieten zijn -buitgemaakt. Gaarne wil hij
alles doen wat andere koningen doen, en nog meer.
Men zou nu meenen dat de Babylonische koning
tevreden moest zijn, maar het Berlijnsche docu
ment geeft het vervolg der correspondentie, en
de werkelijke reden van zijn dralen. Hij zelf,
Kallima-Sin is verlangend naar een Egyptische prinses,
en heeft deze gevraagd, maar een heel ruw ant
woord ontvangen: Dat de dochter van een
koning van Egypte nooit aan iemand van niets
was gegeven." De Babylonische koning neemt dit
intusschen niet zoo kwalijk als het had kunnen
zijn; hij vraagt dat men hem dan inaar een
andere mooie vrouw uit Egypte zendt. Wie zal
zeggen, dat het geen prinses is?" Toch voegt hij
er bij: Gij handelt niet als vriend en broeder.''
Maar Amenophis weigert steeds; en de volgende
brief zegt: Daar ge mij geen vrouw hebt gezon
den, zal ik ook zoo met u handelen, en iedere
dame- uit Babyion beletten, naar Egypte te gaan".
Toch schijnt de zaak in der minne geschikt te
zijn, althans een laatste brief luidt: Met betrek
king tot uw aanzoek om mijn dochter Sukharte,
daar zij nu tot den leeftijd is gekomen om te
trouwen, zal ik haar u, als gij er om schrijven wilt
en de verlangde geschenken geeft, zenden."
Vier en-dertig eeuwen geleden had alzoo eene
Babylonische prinses even weinig stem in zake
haar huwelijk, als eene Europeesche prinses in
do vorige, en misschien nog wel in deze eeuw.
Op de geschenken kwam het het meeste aan.
DE ERFENIS.
liet was avond. Op het erf' van den gegoeden
molenaar T., in de voorstad, hield juist een
vrachtwagen stil, leeg en met zwaar zeildoek over
spannen. De knecht sprong van zijn zitplaats af,
spande de paarden uit en maakte zich gereed
het doek van d_'ii wagen te trekken, toen hij
opeens wrevelig uitriep: Daar ligt bij in den
wagen!':
Wie?" vroeg de meid, die buiten stond.
Niet zoo nieuwsgierig Hanrie," gaf hij ten
antwoord en haal liever den baas. hij moet zelf'
maar zien, wat er gedaan moet worden/'
Eenige oogenblikken later stonden zes meiden
en knechts om den wagen.
Daar binnen ligt byl" herbaalde de knecht.
Wie 'i wie?" vroegen de omstanders. Iemand stak
een kaars aan. en nu verdrongen zich allen om
den wagen. Maar verschrikt weken de vrouwen
terug, want o schrik: in den wagen lag een
onbekende oudu man. met ingevallen en gesloten
oogen, ineengedoken en bewegingloos.
De arme man! Hij is ziek, bij ligt op sterven,"
zeide eene der vrouwen medelijdend.
Ja zeker,'' bromde de knecht.
Waar heb je dien opgedaan, Jozef?" vroeg
de baas.
Ken windvlaag doofde bet licht uit en allen
weken nu schuw van den spookachtigeu wagen ter
zijde.
De knecht vertelde. Hij had op zijn terugweg
den onbekenden zieken man aan de sloot,
naast den weg zien liggen, en de man had
hem verzocht hem naar de stad mee te nemen,
omdat hij zich ziek gevoelde en niet meer in staat
was te loopen. Toen heb ik medelijden met den
armen kerel gehad en heb hem meegenomen,"
besloot hij zijn verhaal.
De aanwezige vrouwen gevoelden eene koude
rilling over den rug.
Maar wat moeten we nu met hem aanvangen?''
vroegen allen.
Intusschen werd het licht weder aangestoken.
,,'t Is werkelijk een lastig geval, nu juist op
dezen tijd!" merkte de molenaar op, een klein.
ineengedrongen man. liet hospitaal ligt te ver
af en het is ook al te laat om hen daar lastig