De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 12 juni pagina 7

12 juni 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 781 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Nederlandsche Maagd en de heer Vrolik op Zaterdag vóór Pinksteren. Onuitgesproken R?de over de Billiton-quaestie, door W. K. M. VROLIK. ?JULIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER. Ik heb een moei lijke week achter den rug. Dat komt er van als ieder je om raad vraagt. Daar kwam Wertheitn me raadplegen overzijnNutsspeech. Hij wilde absoluut van me weten, wat ik er van dacht, of hij ni3t het oog op het Büliton-con tract, waarover zooveel drukte wordt ge maakt, wel kon schrijven: Het is bo venal de eeuw van ?hei ziclt meer en meer ontwikkelend. gemeenschapsgevoel ? Ik zei: waarom zou je dat niet schrijven ? Het ge meenschapsgevoel onder ons kapitalisten is toch sterker dan ooit.... Ja, antwoordde Wertheim, maar ik bedoel meer het gemeenschapsgevoel tusacheri de ver mogende en niet bezittende klasse ... zoodat wij er naar trachten die laatste door onze offers tot een beteren staat te brengen ... Ik denk bij dat gemeenschapsgevoel aan de gave, waarvan de dichter zegt: Und sagt, wie redet Liebe? Sie redet nicht, S ie Hebt,! Niet in pralende woorden, niet in de groot spraak der zich opdringende dienstvaardigheid uit zij zich, maar zwijgend, onbaatzuchtig, toewijdend, verheffend en verzoekend vervult zij hare heilige taak. Dan worden de plichtsvervulling, de ver standsuiting, het begrip van noodzakelijkheid verlicht en verwarmd door de zonnestraal der humaniteit. En daarom zij voor ons, zonen der Maat schappij tot Nut van 't Algemaen, op het ge vaar af dat de fin-de-siècle twijfelaars ons bespotten en de meer geavanceerden ons mis kennen, het plichtbesef' richtsnoer, hel fslrceeii rec/itcaardig, de arbeid rusteloos, liet idcalisnis praetisch, de liefde overheersclteiul." Zoo wordt »de taak der gemeenschap het bereikbare te verkrijgen," en_ nu vreesik, dat ze zeggen zullen; dat de gemeenschap van de Billitonmaatschappij niet het bereikbare heeft trachten te verkrijgen, maar deze juist heeft in den schoot geworpen, wat anderen toekwam " Ja, hernam ik, dat is altijd het kwaad van dat idealisme, waarin jullie, als je aan het speechen bent, verzeild raken. Het gaat je precies als Quack, die kan niet zwijgen van de sociale rechtvaardigheid, en nu hebben de lui dat woord zoo goed onthouden, dat hij geen vinger in de asch kan steken, of' zij herinneren hem er aan en zeggen: maar als u nu zoo voor de sociale rechtvaardigheid is, waarom helpt u ons dan niet die onrecht vaardige maatschappij omver te werpen Dat is een heel ander geval, zei \Vertheim. Ik ben wel voor idealisme, maar niet voor alle idealisme, alleen voor praetisch idealisme. Goed, als jij nu ook maar het recht had om voor de heele wereld uit te maken, wat praetisch en wat onpractisch idealisme is. Je moogt praten als Brugman, maar het janhagel zal je aan je speeches houden, het zal er een bloemlezing van mooie phrases die liet passen uithalen, en je dan al dat fraais voor je neus zetten en' tergen met de vraag: Hoe voegt nu hierbij de weigering om hongerige kindertjes in den zomer voedsel te verschaffen, of hoe rijm je daarme de 35 miiïioen die ge geven worden aan de aandeelhouders der Billiton maatschappij ? Geloof me Wertheim, dat is niet praetisch, Doe als ik. Ik zeg, daar zijn drie goden: God de Vader, God de Troon en God de Brandkast, en Niemand kan twee heeren dienen." Met die twee stelregels trouw toe te passen, geraak ik nooit in de war. weshalve ik me steeds hou aan den laatste der drie. Wertheim is een goedhartig en.braaf man; als hij Luthersch was, zou ik er niets legen hebben hem ouderling te maken, en ik zou hem wel willen hqoren preken ook; in welsprekendheid zou hij Böhriuger, Hugeiiholtz en van Gorkorn overtreffen, geloof ik. Maar als je 't mij vraagt, is diezelfde Wert heim is de type van een onprneiiwli idealist... En dan Vrolik! Ken paar dagen later 'schelde hij bij mij aan. Hij had mij zijn manuscript yooruitgezonden en wilde eens hooren, wat ik er van dacht. Ken aardige titel, .vindt u niet? 'Onuitge sproken rede door W. K. M. Vrolik.'' Oak hem moest ik te leur stellen. Mijnheer Vrolik, sprak ik. 't is al een ramp dat juilie uitgesproken redevoeringen ook noa: in druk moeten verschijnen, maar hoe UEd. nu zoo dwaas kunt zijn ook je onmtgesproken redevoeringen den lieden voor te zetten, begrijp ik niet. Wil je nu volstrekt het gespuis vat op je geven? Was je een benijder of vijand van de Billiton-maatschappij, ja, dan zou ik zeggen, ga je gang. Maar je bent dien menschen immers niet ongenegen. Neen, zei Vrolik, ik acht het ontwikkelen van industrieele ondernemingen in Indiëvoor ons land letterlijk de levensquaestie. Nu speelt in alle industrie hoe oordeelkundig ook gedreven het geluk la chance een groote rol- Alle industrie blijft altijd min of meer het karakter van een loterij behouden ??en wanneer men de deelneming daaraan niettegenstaande dat eenigzins gewaagde karakter toch wenschelijk acht, dan zou het een kleingeestige, zich zelve straffende politiek zijn, in die loterij geen winners van groote prijzen te kunnen verdragen." Nu, wat voor doel heb je dan? Als je nu iemand als prijs uit de loterij ';],'> millioen gunt, waarom zou je dan jaloersch worden ais hij -10 of 50 millioen trekt? Van zulke fijne on derscheidingen vat ik het nut niet. Maar dat daargelaten, je geeft je nu bloot. Je had nooit moeten vertellen, dat je, op raad «van twee der meest ervaren veteranen" je redevoering niet liadt uitgesproken en dat je met van Houten waart overeengekomen, dat onze beide speechen geen 5 minuten zouden duren, wat wij beiden nakwamen". Mij zal je daarmee niet een slecht idee van je vaderlands- c n yolksliefde geven, en Levy of Rahusen misschien ook niet, maar.het plebs, dat tegenwoordig overal zijn neus insteekt, en niets begrijpt van de kleurschakeering van maatschappelijke toestanden en noodza kelijkheden", zal weer zeggen: kijk, daar had je nu l Kamerleden die in de volkszaak, uit-c zaak. hun plicht hebben verzuimd, en onder die vier was er nog al n met een onuitgesproken rede in zijn zak!" En dan praat je nog van een vijfde, die tegen je ge zegd heeft: al was je op je kop gaan slaan. dat zou geen stem gescheeld hebben": en ver volgens vertel je. dat de lui zich niet eens den tijd gegund bobben de zaak behoorlijk te bestudeeren. eniin, dat liet heele ding «r letterlijk doonyx'".'/'/ is... en nu zal het im mers lieeten: zulk soort van menschen zijn onze volksvertegenwoordigers!! Zelfs als ze over .'!."> millioen ie beslissen hebben, is het hun nog te veel om eene na te rekenen of' het contract wel zuiver is. Ik zou je dus raden geef die rede niet uit.... .Maar natuurlijk, Vrolik zou Vrolik niet geweest zijn, indien hij zich de gelegen heid had laten benemen, zijn eigen glazen in te gooien, 't Is zonde van den man, want hij is zoo glad als een aal en heeft verstand van zaken zoo goed ah ik zelf.. . . Maar dat is dat noodlottig oreeren ! Als Wertheim in het _\'i/l tot de vergade ring gezegd had... Mijne heeren ik refereer me aan mijn vroegere openiiigs-redcvoering; wij en het publiek weten zamen wel wat we willen en vooral wat we niet willen, laat ons nu maar dadelijk tot de zaken over gaan; en had Vrolik in zijn brochure alle overbodige praatjes weggelaten, dan zou geen schep sel hem aan 't lijf kunnen komen, maar nu, je zult het zien, worden ze allebei vervolgd met hun overtollige zinnetjes, en Vrolik zal zoo oud niet worden, of ze zullen wat hij nu geschreven heeft hem inpeperen. »Je bent te laat gekomen, zal men zeggen, je hebt gezwegen toen het tijd van spreken was, je hebt je verslapen ... misschien schelden ze hem wel Lnil/ik ..." En dat nu iemand die zóó uitgeslapen is; zóó den naam heeft van vroeg opstaan! 't Is treurig. SNUIFJES. Ik heb met droefheid mijn stembiljet inge vuld voor de verkiezing van nieuwe leden der Maatschappij voor Nederlandsche Letter kunde te Leiden Met droefheid, omdat het, naar ik vrees, de laatste maal zal zijn, dat ik op deze wijze het Nederlandsen Letterkun dig'Pantheon kan helpen bevolken. Stelt u gerust, lieve vrienden, ik ben zelf* nog kras genoeg. Aan mijn sombere beschou wingen is alleen mr. D. van Eek schuld. Vóór l>sl werd te Leiden de letterkundige glorie uitgedeeld door de aanwezigen ter jaar vergadering, dat wil zeggen door het Leidsche clubje, vermeerderd met de weinigen, die de maaltijd op Zomerzorg en de nabetrachtingen bij de goudvisschenkom naar de sleu telstad lokten. In '81 werd de Maatschappij (de Leidsche bedoel ik) democratisch. Toen mochten ook de honderden, die niet opgin gen om te redekavelen en te smullen, hun. stem uitbrengen, en wel schriftelijk. Ik he'> dat altijd getrouw gedaan. En nu komt mr. van Eek met het voor stel, om door het Bestuur uit de voorgednigenen eene bloemlezing te laten aanbevelen ! Wat zal dan mijne aanbeveling en (zonder u te taxeeren) de iii.cc, lieve vrienden, ver mogen, tegen de recommandatie van de hoog geleerden en de hoogeerwaarden, die aan de bron zitten? Enfin, als er verandering moet komen, laat het dan een radicale zijn. Laat men den heer Van Kek zelf' tot groot-kiezer en oppercensor maken. Aan wien zou die post beter kunnen worden toevertrouwd, dan aan den man, die jaren lang de veteraan van onze Kamer is «?eweest 'i * * Goolam Kader, de exotische oogheelkun dige of -kunstenaar, komt ons goede land met zijne tegenwoordigheid vereeren. Klaar blijkelijk laten de lauweren en de dubbeltjes, diéSequah hier veroverde, hem niet meer rustig slapen. Of zou het waar zijn, dat hij van hoogerhand is uitgenoodigd om het gezichtsvermo gen onzer politie te komen verbeteren ? Wie zich op Pinkstermaandag, vooral des avonds, in de straten van onze goede stad Amster dam waagde, heeft zich zeker verbaasd over de vele honderden overtredingen der drankwet, die de heilige Hermandad maar stilletjes liet passeeren. Dat ^stilletjes" geldt natuurlijk alleen voor de HU. agenten. De delinquenten maakten leven genoeg. Het moet dus aan de oogen, en niet aan de ooren van onze politie hobben gelegen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl