De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 19 juni pagina 2

19 juni 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 782 iacht; in het romantische en hyperromantische drama gevoelen zij zich thuis en op hun gemak, Veidoen zy' in bijna alle opzichten aan de eischen, die het genre stelt. En waarom zou men geen me lodrama's vertoonen? Een deel van het publiek, het hooger gezeten vooral, doch lang niet alleen, is «Terzet op. Eerzanre kruideniers en geen mensch kwaad doende burgerjuffers schijnen er behoefte aan te hebben althans van tijd tot tijd de heilige aüedaagschheid eens van zich af te schudden, adcji, zy' het ook slechts voor enkele uren, zij kei ook slechts in gedachte en door medeleving, in monsters van wreedheid, moordlust en Woedgierigheid te herscheppen. Vraag Joris Goedbloed en echtgenoote, of een drama hun Toldeed; byna steeds zal het antwoord zijn, dat let lang niet zoo vreeselijk" was als zij dachten en.,., hoopten; het laatste zeggen zij er echter niet by. Men zou omtrent den smaak en het oordeel van een deel, van een zeer belangrijk deel van het publiek, amusante, verrassende, zeker niet van nut en leering ontbloote onder vindingen kunnen opdoen. Voor de bezoekers van het schellinkje bestaat er in zake dramatiek lleehts n criterium: als er een tapijt op het tooneel ligt, weten zij terstond waaraan zij zich te houden hebben; de tooneel vertooning zal hun sanwelyks bo'eien of, zooals zy' het zeggen, het het is voor hen niets gedaan. Als de engelen" in hun bak" zijn, hebben zy' de alledaagsche werkelykheid beneden gelaten, en willen liefst «oo weinig mogelijk daaraan herinnerd worden. Mr. Barnes van New-York, een melodrama in 5 tafereelen, door een Engelschen charpentier uit een Engelschen sensatie-roman getrokken, speelt grootendeels in van tapijten voorziene salons; de ftise-en-scène is echter zoozeer bijzaak, de geschie denis op het eerste gezicht zoo ijzingwekkend en Ibaarstraubend, dat de meesten zich gaarne over deze kleinigheid .zullen heenzetten en met hart en nel in de gruwelen zullen opgaan. Toch is het mo derne melodrama, vooral het moderne Engelsche melodrama in inijn oog een der jammerlijkste " kunstuitingen van onzen tijd. ? Het Fransehe rit het midden dezer eeuw was het eenig ware, het eenig aangrijpende en overtuigende. Wat in de latere en laatste jaren is gekomen, «emjnt alles namaak, knutselwerk en kinderspel;' de personen imponeeren en impressioneeren niet meer; da verraders zijn banale schurken, de helden yhilosopheerend* praarjesmakers geworden. Het ? realisme is de dood van het melodrama geweest. Mr. Barnes van New-York werd reeds vroeger vertoond ; de inhoud mag bekend worden veron dersteld. De quasi-afgrijselijke, op de gropte aan plakbiljetten, die onze muren weer eenigen tijd in vuur en vlam zullen zetten, als zoodanig voor gestelde vendetta-geschiedenis is in den grond van vry onnoozelen aard; Marina Paoli, de Corjiiaansche wreekster, is een lammetje, geen tijgerin, een poseuse, die zich door een paar mooie soannenoogen laat bedwelmen, die een beetje redeneert en niets uitvoert. Colomba", de bekende novelle van Prosper Mérimée, geeft in haar kloeke beknoptheid en voorname soberheid veel machti ger indruk van de tegelijk geraffineerd- en brutaal-wreede vendetta dan het snorkende Engeliche melodrama. Juffrouw Cuypers vervulde de rol van Marina, de zwaar beproefde Corsicaansche; in de eerste bedrijven xaaakte haar vertolking nu meer dan minder, doch OTer het algemeen geen buitengewonen indruk; eerst in het laatste verraste en imponeerde zij door een fcolossale, iedereu band en boei verbrekende uitbar«ting van hartstocht. Daar de overbekende reper toirestukken, waarin juffrouw Cuypers gewoonlijk ?ptreedt, weinig aanleiding tot bespreking geven, BOg enkele woorden over de jonge Vlaamsche. Bij haar verschijning heeft zy hier terecht de aan dacht getrokken; de eerste de beste is zij niet; even roepen om mij gezelschap te houden, 'k Moet eens zien hoe zij met het borduurwerk staat, dat ik haar in Londen heb willen eeren." ;»O, mevrouw!" was Adéle's antwoord. »Marie meende dat u haar vaii avond niet meer Jioodig zou hebben en is al een uur geleden uaar bed gegaan." »Zoo'n luilak!'' riep Madame Vestris la chende. »Nu, laat haar maar slapen; ik kan intusschen mijn rol in het nieuwe stuk nog eens repeteeren totdat je terug bent." Adele vertrok e» madame Yestris bleef alleen, alleen in het verschrikkelijk bijzijn van den boosdoener, die voor geen moord zou terugdeinzen, indien een onvoorzichtige be weging harer voet onder de tafel of zelfs een Terraderlijke trilling harer stem zijn ver moeden wakker maakte. Maar al deed die gedachte het bloed bijna in haar aderen stollen, zij had zich tot ?.taak gesteld een rol te spelen, zooals zij nog nooit had gespeeld en schitterend hield zij die tot het einde toe vol. Telkens en tel kens repeteerde zij haar partij, zuiver en ielder jubelden trillers en roulades in de nachtelijke' stilte van het vertrek. Zij zong op een wijze, die het oor van duizenden zou verrukt hebben, en dat alles voor dien eneleii moordzuchtigen, loerenden toehoorder, wiens gedempte ademhaling zij, terwijl zij even poosde, nu en dan meende te kunnen hooren en wiens tegenwoordigheid zij op.nog geen bandbreedte afstand van hare trillende ledematen gevoelde. Gedurende al die gedwongen luchthartiglieid was zij aan den onbeschrijflijksten ziels angst ten prooi. De seconden kropen voorbij als minuten, de minuten schenen uren, en eindelijk toen zij hare stem nagenoeg had uitgeput, zonk zij met een zucht achterover in haar stoel en vergenoegde zich met zachtjes voort te 'neuriën. Eindelijk, na verloop van een uur, dat Saar een eeuwigheid moet hebben toege schenen, begon haar hart verruimd te klopwie en wat zij eigenlijk is, valt niet gemakkelijk te bepalen en weet zy zelve, geloof ik, allerminst. In het romantische en hall-moderne drama trad zy op ; in het laatste voldeed zij matig, in het eerste beter; het feit heeft natuurlijk zijn beteekenis. Juffrouw Cuypers heelt een fraai gevormd,doch koud, strak en weinig beweeglijk gelaat; alleen in machtige uitbarstingen van hartstocht krijgt het on gewone uitdrukkingskracht, trilt het van gloed en leven ; haar gebarenspel is óf onbeduidend óf over weldigend, het laatste weer in de hartstocht-passages waarin een geheime kracht haar schijnt voort te zweepen en te bezielen. Dit alles wijst op een onge woon, doch niet modern dramatisch temperament; juffrouw Cuypers is klassiek-hartstochtelijk, niet/mrfe-siède-nerveus; onder haar schijnbaar passieloos masker sluimert machtige hartstocht, die zich in golvend pathos, in breed gebarenspel, in majes tueuze onstuimigheid den weg baant. £en trutj dicnne in den dop V De tyd zal het moeten uitmaken. Voorloopig is zij nog slechts een ge lukkig begaafde jonge vrouw, die blindelings haar temperament volgt, die niet creëei't, doch zichzelf speelt, die de grondbeginselen van naar kunst nog niet eens op haar duimpje kent. Over haar woor den en haar sleep struikelt zy nog herhaaldely'k; natuurkind is zij nog zoo zeer, dat zij zich hoe genaamd niet weet te kleeden en haar schoon heid vaker geweld aandoet dan tegemoet komt. Van opvatting en verdediging ervan is nog weinig sprake; een rol bestaat voor haar op het oogenblik nog alleen uit de scherpe hoeken en kanten; de stu die zal alles moeten bijslijpen en bijvijlen. Mogen de vroegtydige lauweren haar niet van den rechten weg breugen, moge zij begrijpen dat zij den gelukkigen aanleg, haar geschonken, moet Leeren verdienen, door hem vruchtbaar en levenskrachtig te maken. Over de verdere vertolkers zal ik korter zijn. Wat deed het een genoegen mevrouw Albregt-Engelman (lady Ciiarteris) en don heer V'eltman (TomassoJ weer eens te zien optreden; hoe zeer trof de eerste door kieschheid on voornaam heid, de laatste door soberheid en overtuiging. Een dankbaar enfant temWe-rolietje vond in juiirouw Albregt een gelukkige vertolKster; tegen iiet al te drukka en oudewijfjesachtige, het lispelende en mummelende in de voordracht, het scmchtige en rammelende in gebarenspel dient zij bij voort during te strijden. Van de overige dames en heeren trad niemand in het bijzonder op den voorgrond; de heer Ducaju (mr. Barnes) bleef zelfs te veel in het donker. Zyn Vlaamsch klappen is afschuwelijk, doch niet het eeuige; van de niet ondankbare partij bracht hij weinig of niets terecht. Het gemoedelijke, prettige, inficmende van den Tugendlield ontbreekt nein ten eeuenmale; zijn spel wa^ hard, stijf en eentonig. Voor hoofdrollen komt hij voorloopig nog niet m aanmerking. H. J. M. VAN HET G9e NIEDEIIHHKINISCIIE" MUZIEKFEEST, gehouden te Keulen van 5 tot 7 Juli j.l. Wees kort," zegt de redactie, 'k Zal trachten !... Alle muziek voor zulk leest geschikt is reeds lang gehoord! Hiladel's oratoriums V Bah! H-muimis of Magni/icat, Bah! Paulus, Elias, tieheppmg en tutti ytianti, Bah!.... Gevonden! Die Tonkunst im 19. Jahrhundert!"... Niet: Oie Tonkunst des neunzchnten Jahrhunderts'!.Meyerbeer, Halévy, Bennett, Spolir, Kever! Oamogelijü! Zooajs de bevoegde kunstcriucus dr. Otto Klauwell duidelijk kee.ii gemaakt, in de belangrijke Voorrede van het tekstboek. Maar Borodine, Tschaïkowsky, Dvordk, Brückner, César Franck, Grieg?.... Het was: allerlei aus dem' 19. Jahrhundert"... Rarekiek van de edelste soort: l kwartier Bruch. pen, bij het geratel van wielen voor het hotel. Ken oogenblik later trad Adele de kamer in, maar zoo bedaard eu gewoon, dat haar meesteres in het eerst vreesde, dat de boodschap verkeerd was overgebracht. Doch Adele was zelf min of meer actrice eu achter haar slopen zachtjes anderen de trap op, die uitkomst en veiligheid brachten. Zij werd bijna op den voet gevolgd door drie politieagenten, die op hun beurt weder gevolgd werden niet alleen door den heer Vernoe, maar ook door den heer Mathews, madame Vestris' echtgenoot, dien zij onderweg aan een der schouwburgen hadden afgehaald. Zoodra de moedige vrouw haar man zag, gaf zij een gil en vloog in zijn armen, met een totaal vergeten van haar verstuikteu voet, waarvan zij zich later nooit reken schap kon geven. Op hetzelfde oogenblik wierpen de agenten de tafel om en stortten zicli op den verbor gen booswicht er onder. Hij bood een wanhopigen tegenstand, want hij was een stoere kerel en tot, de tanden gewapend, maar hij werd na een korte worsteling overmand eu gevankelijk weggevoerd, nadat de moedige vrouw in korte woorden had verklaard, hoe zijn aanwezigheid ontdekt en door \velke list zij hem in de val had gekregen. De misdadiger bleek een uit oulon ont snapte galeiboef, Dufresne, Ie zijn, die zich vroeger in het zuiden van Frankrijk door van misdaden berucht had gemaakt. zij krij een serie Hij was een doortrapte en min of' meer origineele booswicht en moet zich tijdens het verhoor met de meest mogelijke onverschil ligheid hebben laten ontvallen: »'t Was een genieene streek van haar, mij er zoo te laten inloopen, maar eigenlijk kan ik er toch niet goed boos om zijn. Parbleu! ik ben een uur lang de eeni^e toehoorder geweest van de grootste zangeres en actrice van Europa, die haar beste beentje heeft voorgezet om mij te diverteeren." (Schön Ellen), 1A uur Berlioz (llomeo), l kwar tier Rubinstein (ILacjar), l kwartier Mendelssohn (114 Ps.), l kwartier Liszt (Ps. 13), l kwartier Brahms (Triumphlied, Hiindel-achtig. maar zon der perspectief), 3 ouVerturen van 10 minuten: Ewryanthe, bont overspringende op Als Iirael aus Egypten zag, Jnacreon, zonder Anacreon, en Léonore zonder Fidelio Belachelijk! Spot op de program-muziek! Ironie den Sehickials!.... Schicksal'. Dat heerlijke, heerlijke, woord fin de siècle. Justus van MaurikJr. had groot gelijk, toen hij het publiek bespotte, dat in eene sinfonie (zonder anderen titel dan dien) litteraire, plastische (!) gedachten zoekt!... Papa A. hoort een krijgsrumoer, waar nichtje B. eene liefde scène verneemt; schoolvos C. denkt aan een boerenkermis, waar luitenant D. het geluk van den vrede erkent. Niet zoo, wie R i c bard Strauss hoort. Deze man (een geniale kerel) komt er rond voor uit (na Aus Italien (sinfonie), dom vertaald: En Italië, nog ronder): Tod und Verklantng (Km Saté). Dit laatste was nieuw voor 't meeste volk, nu 2 maal in Gürzenich uitgevoerd. 'lod und Verkleining.' Geene kleinigheid: NB.! Het vijftiende werk van het feest (veel voor je geld!); de IXe ingesloten! Bij 25°Reaumur: Tud und Verklarung. Waar bevindt zich de stervende? mag nu het publiek vragen, buitengewoon gelukkig van te kunnen uitroepen: Ik hoor den man duidelijk sterven, in?in do eenzaamheid, of in een hospitaal; in elk geval zonder toespraak, zonder troost Ja, hij schijnt de handen in 't haar te slaan van vertwijfeling over den naderenden dood; ?hij rijst op, springt uit zijn bed, stormt als een razende Roeland door de zalen en loopt bijna den wachter omver. Het begeleidende gedicht geeft aan 't publiek gelijk (?Kort! kort!1'): Kleine Kammcr... Liclitttwnpf... lodesniiJte. Dit wordt beduid door onregelmatige zuchten in 't orkest, waaruit zich, met, harp begeleiding, eene liefelijke melodie ontwikkelt: Trimmt... ron der Kindlieit... Doch... Kaïtipf! Hingen!... L)an weder: Jünglings-spiel... Mfinnerkampf. Drieërlei 'herkenbare motieven van drie levens perioden. Hij zoekt altijd nog in Todcasehweiss l Eindelijk denkt de hoorder: Waar blijft nu de VerkUïmny't Helaas!' De midden-Site welke de VerMarung schijnt aan te kondigen, wordt afge broken door een hevige ophicleide: Prrrrt! en wij bemerken dat de goede man nog... ademen kan. (?Wees kort!"). Eindelijk wordt het orkest natuurlijker van aard. wij zien klaarder... doch... slechts eenige maten, en 't stuk is uit. lod und Verklamng is een werk van wóndervolle orchestratie. De componist speelt met de effecten, als wierp hij met virtuositeit rotsen en sterren door elkaar; men erkent den kunstenaar van stontmoodigen en veolomvattenden aanleg; maar het gedicht maakt zijn werk belachelijk, omdat het den hoorder misleidt, verdomt. Do uitvoering was meesterlijk, zooals trouwens Wiillners leiding onvergelijkelijk kleurrijk is, ook in de IXe." Welk een schrede hebben de muziekfeesten i sedert 1818 gedaan, wanneer men de toenmalige programma's (onder Burgmüer, later Mendels- j sohu, enz.) met die van heden vergel ijkt l Doch j thans werden te veel schotels opgedischt; de .ware harmonie tusschen de werken ontbrak, want een beeld der l'Je eeuwsche ontwikkeling kreeg men toch. niet; te minder omdat het licfjuiem van Verdi eene hoofdplaats innam. In 1877 had Hiller dit Requiem op 't feestprogram laten zetten, uit erger dat men hem Wagner wil'de opdringen, die voor de muziek feesten niet kon dienen". Toon trok Verdi, met lange lokken, zelf dirigeerende, honderden menschen tot aan don voet van 't orkest, thans trok de bontheid van het feestprogram niet minder volle zalen. De solisten, vooral de vrouwen (Leisinger, Malten, Hulin), waren voortreffelijk gekozen. De tenoor Birrenkoven onthield zich van sidderen en beven, gelnk hij onlangs op den eersten dag van 't mu ziekfeest te Dortmund deed; maar, zong hij overi gens goed, de innigheid ontbrak. Perron (bariton) was in de baspartijen. .. bedenkelijk, meestal veel te plechtig van voordracht, zonder juist steeds zuiver te zingen. En nu Sarasate... dan! (?Wees kort!") Denk ervan wat gij wilt, lezer hij speelde spaansche (!) muziek van Lalo in de Liebes/ee van Ratt', die jonge meisjes zeker gaarne hooren on een toe schoteltje dat ons verveelde. Men weet dat Sarasate de Plantéonder de violisten is. Nu nog Schumann D-Moüy... Uitmuntend! Roe rend! Ook de vioolsolo van chradieck. uit Ham burg. Berlioz' llomeo und Julie(hybridisch werk). Uitmuntend voorgedragen! Siegfneda begrafenis enz. Kuixermarsch (slot) en dan nog Lieder, Lie<ler, Lieder alles te zamen 2G muziekstukken, groot en klein. Medewerkers. Koor en solisten: 557. Speeltuigen: 151 (waaronder ook.de violoncellist VVillem A. Engel, uit Rotterdam voorkomt). Summa (+ Liederkrnnz. achter de schermen) 825, waar onder 8 trompetters die altijd te hard blazen. De orkestdirecteuren zonnen goed doen bij de oefeningen hier en daar midden in de zaal te gaan luisteren naar 't evenwicht der klanken, hunnen staf eenigo oogenblikken aandenconcerimeester toevertrouwende. Daardoor zouden menige volzinnen duidelijker ten gchoore komen. Overi gens, Prosif.' Vivat' Crescat '. P. ALB.JTii. ^IKUALUIKKE MODELLEN?' ..Is in alle takken van kunst on nij verheid tegenmmrdig een streven naai vooruitgang op te merken, een zoeker naar verbetering, de U'(tpeH/,-/(iixt maaki hierop, helaas eene treurige uitzondering zooveel ons Vaderland betreft. AVani in den vreemde, voornamelijk in Duitsch land is men krachtig werkzaam haar ui liet verval, waarin zij langzamerhand is. geraakt weer op te haffen." J. A. KOOPMANS, Nijmegen, (2 Maart 1879). Nog altijd i en wij schrijven 1892) dragen on Nederlandsche voortbrengselen op kunstnijverheid waarbij wapens te pas komen, ten duidelijkste den stempel van gemis aan kennis der heraldische rege len, en gebrekkige toepassing van heraldische kunst. Zoowel de onlangs te Dordrecht plaats gehad hebbende tentoonstelling, als die, welke thans te Ainsterdam in het Paleis voor Volksvlijt wordt gehouden, leveren daarvan, in 't algemeen, ten duidelijkste het bewijs. Sedert de in 1879 te Arnhem gehouden Heraldische Tentoonstelling (door den heer Koopmans), en de Orav.je-Nassau expositie te 's Hage, is er svel verbetering te be speuren, maar nog lang niet genoeg. Merkwaar dig, eigenlijk hoogst bedroevend, is het, ria te gaan hoe ons muntwezen, onze postzegels, brief kaarten enz,, onze Rijkswapens aan Post- en Telegraafkantoren, tollen etc. een volslagen ge mis aan stijl kenmerken. Slaan wij voor een wijle een blik op onze na buren, de Duitschers, dan moet ons het schaam rood naar de kaken vliegen. Bij hen toch wordt zooveel waarde gehecht aan een stijlvol goed he raldiek model, dat zelfs door iemand als den genialen EmüDoepler d J. een opdracht wordt gegeven een goed gestiliseerden adelaar te ont werpen, en van regeeringswege een circulaire wordt verspreid (door den Keizer en Bismarck onderteekend) met het model van deze heraldische figuur. Van ons land koesteren wij dergelijke ver wachtingen niet! Maar bovendien zien in Duitschlar.d en Oosten rijk talrijke werken op Wapenkundig en Wapenliunstig gebied het licht, en verschijnen er perio dieke met zulke schoone modellen, dat men met recht eerbied gaat gevoelen voor den ijver en de bekwaamheid der medewerkers. En in ons land is nog altijd geen Heraldiek Modellenboek ! Wel kunnen wij, met vrucht, vele voorbeelden m<- die Duitsche werken overnemen (o. a. wat de Oude- en Nieuwe Gothiek betreft), maar ons Renaissance-tijdperk in de Heraldieke kunst heeft een eigenaardig apart karakter, dat wij niet dienen te verloochanen. Wij voor ons gelooven dat het gemis aan een goed modcllenhock de oorzaak is van den blijvend heerschenden wansmaak op wapenkunstig gebied. Wapens zijn en blijven nu eenmaal dankbare attributen voor versiering, maar slechts dan wan neer zij mooi van vorm, goed geatiliseerd en heraldisch juist zijn, zullen zij een beoogd deco ratief effect verhoogen. Daarom kunnen wij een voorgenomen uitgave op dit gebied (van den heer Lion) niet anders dan ten zeerste toejuichen. Binnenkort zal nl. van zijn hand het licht zien: Heraldieke Modellen, ten dienste van decoratieschilders, graveurs, zegelsnijders, beeldhouwers enz., saamgesteld door J. M. Lion, wapenschildor en cailigraaf van II. M. de Koningin-Weduwe en van den Hoogen Raad van Adel. Wij waren heden in de gelegenheid de teekeningen te bezichtigen, -wij vinden deze in n woord uitmuntend. Siaaf'sche navolging van deze platen wenschen wij niet. maar wij hopen en vertrouwen dat menige decoratie-schilder on teekenaar in dim lande op deze modellen zal worden geïespireerd, en wij eindelijk zullen verlost worden van de honden en katten, die o. a. nog altijd voor Nederlandsche leeuwen dienst moeten doen. Het werk, dat thans reeds ter perse is, wordt hierbij een welverdiend succ es toegewenscht! C. W. II. VERSTKR, Heraldicus. Leiden, 10 Juni 1892. AANTEEKENINGEX SCHILDERKUNST. De heer A. J. Darkinderen heeft aan de auto riteiten in den Bosch en aan nog enkele beken den, in druk, een korte zeer merkwaardige be schouwing toegezonden over de wijze waarop de rcchtsche zijwand in de vestibuul van het Bossche Stadhuis, in verband tot bestomming en constructie van dien voorhal en ook tot den reeds voltooiden linkerwand, moet worden versierd. I u de elementen der constructie van den voorhal ziet de schilder een mooien grondslag. Maar rnet passend gevoel", zoo zegt hij het waardigiijk, in het zeer doordacht exposé, dienen deze ele menten, de lijnen en proporties van den liouu\ te worden uitgesponnen en vergeestelijkt tot het lijnen- en kleuren-samenstel der beschildering, op dat de vóór vele jaren gebouwde Halle, ge oeld als een deel nog van ons leven, voltooid worde tot eene den inwoners en gasten waardige entree in het Huis der Gemeente." Ze zijn'', die bloote wanden der Halle, niet volmaakt door alleen te zijn elementen der materieele samenstelling, want hun karakter en plaatsing bestemt hen tot dragers van verbeel dingen en symbolen". Als evenwicht tot de stichting der Stad, die op den linkschen wand verbeeld is, ,.zal alleen te plaatsen zijn de herinnering aan de voltooiing der kathedraal. Want schooner dan eenig ander feit uit het verleden, verbindt de Sint Jans Kerk de stad aan wat de glorie zal blijven der christelijke tijden. In geen hunner handelingen zijn de be woners der kleine stad nader gekomen aan de hoogste hoogten die menschenverlangens zich bouwen kunnen." ,,'s-Hei'togenbosch vierde zijn grootste macht in de dagen der Kathedraal-voltooiing; de kathedraal is het monument van het bloeitijdperk der stad" De kunstenaar die op het linksche muurvlak reeds dat schoone monumentale schilderij van de Stichting voltooien mocht, zet dan, in bewonde renswaardige klaarheid nader uit een, naar welke breede en diepzinnige kunst-gedachte, in wat indeeling, en door welke figuren en groepeering, hij dien kerkbouw aan den rechterwand verbeeld wou zien. En dit zeer overtuigd geschriftje eindigt met het kort relaas van een niet onbekend verhaal: In het begin der A'Ve eeuw was het DogenPaleis te Venetië.... zeer in verval gekomen. De armelijkheid van het gebouw. ... verdroot den Venetianen, en voortdurend werd er aangedrongen op verzorging van het Paleis. Maar de omstandigheden bevalen spaarzaamheid en voorzichtigheid, en om zich voor goed te ontdoen van de zorg voor een artistieken arbeid die nieuwe geldely'ke offers eischen zou besloot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl