De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 19 juni pagina 7

19 juni 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 782 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hoe Grondwet" de verkiezingen voorbereidt. STEM VAN DE BESTUURSTAFEL. Mag ik den lieer X. verzoeken, het stembureau uit te maken ?'' EENTG AANWEZIG LID. Wacht u nog even, meneer de voorzitter, ik geloof dat daar nog een lid aankomt." EEN VLAAMSCH KIEZER. Allo,'jong! a' ge noit 'ne vloamsche kiezing 'ebt biegewoond, möde seö'ens es meêgoan ; ge zult oe noit beter 'ebben geamu seerd, zei mijn vriend August, dien ik te Brussel bezocht tijdens de verkiezingen. Ge zijt 'ier noe accidentellement en veur 'nen auteur is 't 'n veritable curiositeit, om zoo wat te zien, allo! gegoat mé, niewaor? August's wangen gloeiden van opwinding; zijn anders goedige blauwe oogen schitterden onder zijn rossige wimpers en terwijl hij met -de linkerhand zijn moustache krulde, sloeg hij plotseling met de vlakke rechterhand hevig op tafel en vervolgde -in zijn ver makelijk mengsel van Vlaamsch en Fransch : Verdikke, kerel, ge mot 't partput biewonen; naturellement kunde gij 'ier niet voteeren, moar 'n 'andje 'elpen oan de liberoale zoak kun'de toch; 't zal vandpag spannen, want de clericoalen en conservatieven hebben al gedoan wat ze konden om de boereu ier'een te 'oalen; moar wie zult ze kloppen, ces rustres, ces anes voteurs. 't, Venyonderde mij dat mijn anders zoo kalme vriend zich zoo voor de verkiezingen te Brussel opwond, want zoolang ik hem in Holland had gekend, was 't mij nooit op gevallen dat hij zich bijzonder met poli tiek bemoeide en toen ik hem dat zei riep hij : Awel zulle, da geleuf ik geerne 'ier is 't anders dan bie oe in Olland ; gijlui zijt makke schoapen, gij 'ebt geen lan. Moar 'ier mpaken ze oe 't bloed wel oan. 't gisten en ge zult zien da, we kerels bint; allóns! a'je mee wilt, amice, dan word't tijd; ik 'eb met nog drei vrinden 'n rendez-vous oan de porte de Laeken?in den Soleil d'Or doar komen de anderen van onzen ?cercle ook. Hij schoot intusschen zijn demisaison aan, nam een pet uit de kast en zei: M'nen 'oed loat 'k ier thuis, vat ge want die is seffens noar de moan;?wacht ik heb veur oe pok nog 'n casquet. _?Lachend protesteerde ik tegen dat hoofddeksel, maar hij riep: Non, non, serieusement, ge mot d'n 'oed thuis loaten, doar 'edde moar last mee en 'ier , hij gaf me 'n dikken stok in de hand, hier 'ebt ge 'n stek, 'n toaien, die hij probeerde hem op zijn knie te buigen die heeft résistance, hij zwaaide er eenige keeren heftig mee door de lucht doar zit slag in, c'est un casse-tête allo, pak oan. Waarom? 'k heb geen stok noodig. Ah, mais I dat zulde seffens wel anders zien en leg oe boord, manchetten en 'orloge maar zoolang in den tiroir, doar en .... Maar August je gelooft toch niet dat ik, nu ik voor mijn plezier een dag of wat in Belgiërondzwerf hier deel zal nemen aan een vechtpartij? Lachend om mijn angstig gezicht antwoordde hij: 'n Bataille? Zoo erg goat 't wel niet, moar klappen, joa, die worden wel rondge deeld moar ziede, mon cher, die ze uitdeelen c'est nous, die ze ontvangen, zin de boerenbiesten allons, en route! Terwijl we met gezwinden pas. naar den Soleil d'or marcheerden, vertelde August mij dat hunne vereeniging had vernomen, dat een groot aantal boeren, onder aanvoering van eenige partijhoofden, uit de omliggende buurt schappen en dorpen op karren naar Brus sel waren gereden en daar in verschillende herbergen waren afgestapt, waar ze bijeen bleven tot dat het uur der stemming naderde. Inmiddels werden zij daar op schellekes hesp (ham) en Lambiek en Faro onthaald terwijl zij hunne stembriefjes lieten afstempelen om -er dan mede naar de stembureaux te gaan. En zoo góat 't noe ier aan de porte de Laeken niet alleen, maar pareillement oan verschillige andere ploatsen; overal komen in de estaminets vanaf' Molenbeke St. Jean, St. Josse ten Noode enz. enz. de boeren ; doar geven ze overal gratuitement bier, hesp en sigoaren en probieren de clericoalen ons de \ stemmen af te stelen.?August lachte hartelijk terwijl hij verder vertelde:?Mais nous avons téavertis wie ebben onze precauties geno men; wie ebben ons verdeeld; ier twintig man, [ doar dartig man, op '11 andere ploats tien of vijftien; c'est selon Ie besoin wij posteeren ons clandestinement, met 'n stekken in. de vuist, oan iedere deur van den estaminet. Comprenez vous? j Jawel, August, maar wat helpt jelui dat? Elle est bonne celle-la V lachte hij terug, i wat dat 'elpt'? Mais sapristi! Wannier wij j moar genóg liberoalen ebben, oan lederen estaminet, dan komt d'r gien ieuen^boer oan de bureaux om te voteeren, vat ge? Neen! C'est pourtant simple comme bonjour: figureer oe ge stoat oan de deur met oe stekken in de hand ge ziet 'nen boer, die zijnen kop'noar buiten steekt. Flang! ge j sloat 'em seffens de harsens in. i God zal me bewaren! i Cela va tout seul, ge sloat er moar op, i woar ge roakt, roakt ge ze en als ge' nen oan voerder ziet, dan sloat ge twieruaal.zoo i 'ard. i ? Maar August, dat 's toch alles behalve liberaal om op dergelijke manier aan de kiesbevoegden te beletten te ... ; Mais sacrénom, meent ge dan dat ze 't ons niet zouden doen a leur tour? allons ; mpn cher, marcheer een beetjen oan, 't is j bijna noen en ... i Nu maar ik dank je, ik maak rechtsom keert; ik heb met jelui kiezingen niets te maken en ik wil geen ingeslagen boerenhoof'd op mijn geweten hebben, salut! Ah, bah, ge zijt toch geen poltron? : dat zou me van oe tegenvallen, kom ge 'ebt zelf niets geen gevoar; ge stoat immers bui- ; ten au grand air en eenen uitval moaken j die grasknauwers noit, allons, wie hebben j geerne 'n kerel van oe postuur bie ons. .. Neen! ik pas adieu! Den volgenden morgen, voor ik naar Luik vertrok, wilde ik nog even afscheid van August nemen ; op zijn kantoor was hij niet; Monsieur est encore chez lui, zei me zijn klerk en toen ik aan zijn woning kwam ver telde mij de bonne a tout faire, die juist met une tasse de chocolat naar binnen ging dat: Monsieur n'etait pas tout a fait bien. Ik werd echter dadelijk in zijn slaapkamer toegelaten en vond daar mijn vriend, in ka merjapon en met een doek om 't hoofd. Victoire! riep hij mij toe ons candidaat is er door, 'ij is gekozen! en terwijl ik tegenover hem ging zitten merkte ik op dat hij een paar voortanden miste en een blauw oog had. Glimlachend vroeg ik: gaat dat hier altijd zoo met de kiezingen? Mais' décidément, t' is nu nog besonders kalm gegaan ; niets geacharneerd! Nu dan hoop ik dat je nooit'n acharnement bijwoont want dan kun je meteen je testament wel maken. Allons! lachte hij ca ne vaut pas la peine; we 'ebben 'ier excellente dentisten 't is eene victoire parfaite, ons candidaat is er door! J. v. M. -Ir. EEN SCHRIJVEN VAN JULIUS l'RU ELMAN BROMMEIJER AAN DEN HEER VAN GENIEP. Hooggeachte lieer VAN GEXXEP! Een enkel woord om u mijn dank te be tuigen voor uwe flinke rede, die gij in de Eerste Kamer hebt uitgesproken. Gij hebt dien proletariers, die u en uw collegaas met adressen over de Billiton-gcschiedenis kwa men lastig vallen, het eens ongezouten ge zegd. Ja, wat verbeeldt d tt tuig zich wei, om bij het hoogste aller liciiamen, de kamer der hoogst-aangeslagencn, te durven aanko men en u Hoogmogenden een raad te geven in den vorm van een verzoek! L'Ed.Gestr. moet bij het hooren optellen van al die adressen van werklieden, zelfs van kappers en baardscbrapers, een gevoel gehad hebben als onze lieve Heer, toen Hij die aardwurmen daar beneden onder zijn voeten een toren zag bouwen, met de intentie om naar den hemel te kruipen. Wat mij betreft, ik zou het niets verwonderlijk hebben gevonden als Gij uit Uw Hojg verblijf een soort van zondvloed op hen had uitgegoten, bij wijze van een stortbad tot afkoeling van de hitte hunner hoogmoed en inbeelding. Ik wil L'Ed.Gestr. ten minste wel zeggen, dat, indien ik lid van deEersteKamerderStaten-Geueraal' was geweest en mijn huisknecht of mijn bar bier had het hart. gehad van zijn constitutio neel recht gebruik t?maken, ik nog heel wat anders zou gedaan hebben dan hem voor een «politieke titmegieter" uit te schelden, Ik had den lummel bij mijn thuiskomst dadelijk met de punt van mijn laars in zijn. kuiten geprikt maar het spreekt van zeil', UEd.Gestr. heeft evenmin als ik een knecht of een haarsnijder, die zich tot zoo iets zou kunnen verstouten; dat is eenvoudig ondenkbaar, dat kornt bij menschen van onze educatie niet voor. f)ie gedachte verkwikt mij. Ik gevoel zoo dat u precies gevoelt als ik zelf'. Wij zijn n van geest. Uit n stof ge vormd, met n sop overgoten. Eén van geest wat de qualiteit aangaat, alleen in de quuntiteit bestaat verschil. UEdgestr. heeft niccr geest dan ik. Dat «politieke tinnegieters" was duivels knap gevonden. Wat \yas hij raak' Juist als dat rapaiile over titi \v i l gaan meepraten, het zoo'n»scnuitje"naarhethoofd in de Tweede Kamer zeggen ze tegenwoordig kop '?te gooien,dat noem ik nu eenonbetaaibareu zet. Jelui bent maar politieke tinnegie ters, wou l'Ed- Gestr. zeggen, en van de ware tinnegietenj heb jelui geen benul. Waren jullie ;ds de Biiliton-aandcelhouders echte tinnegieters dan zou je zoo rijk zijn, dat je ook van de rest verstand kreeg, maar nu je niet in tin doet, en zoo arm als Job bent, doe je in politiek. Enfin, daar zit veel in. W u ik zoo aan het schrijven ben, kan ik me niet weerhouden, wat familiaar te worden. Al heb ik je nooit gezien, het is of ik je al jaren lang heb gekend, alsof je mijn eigen broer waart. Toe, als je Amsterdam aandoet, kom me eens opzoeken. Je zult het best hebben, want al heb ik geen aandeelenBillitoh-maatschappij, ontbloot van middelen ben ik niet. Ik zie zoo zelden een echten geestverwant. Maar juilie daar te Rotterdam hebt er meer zoo, o. a. Hintzen; groet die ook eens hartelijk van me. Tot ziens zeg ik maar. Je oprechte vriend, JULIUS PE. BROMMEIJER. JOHAN UIT DE POORT". J ^7 2 - 21 Juni 1892. Voor Haarlem was het voorrecht weggelegd, dat Johan Meeuwis aldaar pp den Gen No vember J s 19 het eerste levenslicht aanschouw de. Zijne ouders hadden er een logementen stalling, die onder den eigenaardigen enlandelijken naam van de Bloemkool" bij bui ten l ui en doortrekkende artisten goed aange schreven stonden. Onze held is dus wat men noemt: ..nourri dans Ie sérail" en op hem zou van toepassing zijn het: Zijn wieg stond tusschen bitterg]aa?jes En goed gevulde flesschen in". Vooral op dien gedenkwaardigen G Novem ber was het druk in de Bloemkool", daar het juist paardenmarkt was en dobbelende en drinkende boeren, die de eerste kreten van den jongen wereldburger overstemden, zich dooreenmengden met artisten, die denzelfden avond een voorstelling zouden geven. Ouder deze kunstjongeren bevond zich ook mevrouw Kleine, die bereidvaardig in de kraamkamer een handje kwam helpen en o. a. den baby zijn eersten luier aandeed een onderschei ding waarop zeker al zeer weinige bekende tijdgenooten zich kunnen beroemen. Later verhuisde Jiet gezin naar Amsterdam en reeds op twaalfjarigen leeftijd begon Johan zijn eigenaardige loopbaan. Hij zette zijn eerste schreden op dat pad als markeur in Doctrina et Amicitia. Hem stap voor stap te volgen, dat gaat niet; genoeg dat hij in die betrekking,waarbij hem zijn vlugheid en flink stemgeluid goed te stade kwamen, een drietal jaren bleef, om, na eerst nog eenige jaren zoowel in caféSuisse als in het Poolsche Koffiehuis te zijn werk' zaam geweest, eindelijk nu juist 20 jaren geleden een ppengekomen plaats in die Port van Cleve" in te nemen. «Johan uit de Poort" wie kent hem niet, die welgedane verschijning met zijn reeds grij zende haren, zijn vluggen, eenigszins zeuuwachtigen stap en zijne bijzondere manier, om de verschillende bestellingen af te roepen? Verwonderlijk is het, hoe goed hij al zijne klantjes kent en hoe bijvoor de meestereefis besteld heeft, vóórdat zij hebben plaats ge nomen. Hij is een niet ongezellig prater en weet, als hij eens aan den gang is. heel wat uit zijn loopbaan op te dissclien. Zijn geheugen. is in menig opzicht bijzonder sterk, en van daar dat liet meermalen voorkomt, dat hij iemand aanspreekt met: »Wel, meheer, het is al verscheidene weken geleden dat ik u lier. laatst bediende" als de aangesprokene zoo juist, na een afwezigheid van tien jaren of langer, uit Incliüterugkeerde. Ook vraagt men hem meermalen, daar hij in zijne vriju oogenblikkeii heel wat kranten leest, waar het een of' ander heeft ingestaan, en het antwoord laat '/Ach dan zelden wachten. Zoo heeft deze jubilaris zijne eigenaardig heden, die hem een eerste en bijzondere plaats onder zijn vakgenooten doen innemen. Hij mag zoo langzamerhand waarlijk wel onder de oud-gedienden gerekend worden, want het is nu al tal van jaren dat hij bij het Amstes> damsch publiek goed aangeschreven staat. i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl