Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.783
In den BatJtskeller, waar ik afgestapt ben,
z\jn twee kamermeisjes, eene keukenmeid en een
kellner. Deze laatste is zoowat vijftien of zestien
jaar; by' draagt dan ook nog geen rok; dat zal
voor herri een teeken van promotie zijn. Hij is
in zwarten pantalon, zwart buis en zwarte das,
heel net en zindelyk, van het hoofd tot de voeten
geborsteld, met pomade in zijn steile haren om
ze buigzaam te krijgen, en zelf steil en buigzaam
in gelijke proportiën, zoo goed, dat ik niet kan
?zeggen of de steilheid wol de eerste van de
twee was.
Het is een klein mechaniekje, bewogen door
principes en een vermakelijk goed humeur. Hy'
komt als er gescheld wordt, heel ijverig, met
een servet, dat hij precies in het midden vast
houdt ; hij blijft stil staan op drie pas, buigt pre
cies de bovenste helft van zijn lichaam over en
licht ze precies recht weer op, en luistert met
evenveel respect en attentie naar de bestelling,
als een soldaat naar de orders. Hij brengt ze
naar de keuken over, en dan komt hij weer om
de tafel te dekken, hetgeen hij met plechtstatige
striktheid doet. Hy spreidt zoo het tafellaken
uit, dat er geen plooitje in is; zet de borden
juist op hun plaats, dan de diepe lepel en de
vork met drie tanden. Nooit raakt hij twee
voorwerpen tegelijk aan, ieder ding moet op zich
zelf an und für sich" behandeld worden".
De messen worden met een bijzondere zorg be
handeld. Hij brengt ze op een blaadje, netjes op
een rijtje, op gelijke afstanden, met het scherp
naar hemzelf gekeerd. Hij neemt ze een voor
een by het handvat en legt ze met een zwaai
naast de vork. Zijn bovenlyf buigt zich altoos
zoo regelmatig als dat van een klokkeluider, en
zoo dikwijls het mannetje in uw buurt komt,
excuseert hij zich met bitte sehön".
Hebt ge Rijn- of Moezeiwijn gevraagd, dan wordt
de flesch u altoos in een blikken emmer met ijs
en water gediend; en ge moet erkennen dat ge
zulk een weelde niet in de sous-préfecture van
uw arrondissement zoudt vinden.
De Weitikarte en de Speigekarte zijn behoorlijk
lang. Natuurlijk krijgt ge hier niet de
cosmopolitische keukens, die de Engelschen aan alle groote
herbergen op hét Continent hebben opgelegd. Ge
eet visch uit de naburige meren en uit de
Duitsche zeeën, op zijn Duitsch klaargemaakt, verkookt,
laf, maar met een luxe van toespijzen: aardap
pelen zonder zout gekookt, verschillende compotes
in een zelfden schotel met vakjes, pruimen of kom
kommers, peren of koolrapen; de eenen in suiker,
de anderen in azijn ingemaakt, en dat alles smaakt
veel beter bij elkaar, dan een Franschman, opper
vlakkig van geest, zou meenen, zeker door een
toepassing van het philosophisch beginsel van de
gelijkheid der tegenovergestelden.
De schotel dien de herbergier mij vooral heeft
aanbevolen, is Wiener Schnitzel, een kalfslapje om
ringd met augurken en and 3r zuur, bestrooid
met broodkruim, en versierd met toevoegsels, die
u op het eerste gezicht nieuwsgierig maken; het
zyn kleine mandjes, op afstanden geplaatst, en
met heel kleine vruchtjes gevuld. Het mandje is
gevlochten van streepjes haring, en de vruchten
zyn kappértjes.
* *
Als het diner gedaan is, wacht de kellner het
oogenblik af om u uw sigaar op te steken. Ge
zoudt hem beleedigen als ge zelf die moeite naamt.
Hg brengt u een steenen aschbakje, vierkant, met
een omgeslagen hoekje als een visitekaartje, en
geïllustreerd. Ik heb in Duitschland *eel
aschbakjes gezien; sommige dragen advertenties, andere
genreteekeningen, bij voorbeeld de exercitie te
Kameroen: een Duitsch onderofficier met rooden
neus brult de kommando's tegen negers, die alleen
een broekje, een Pickelhaube en een geweer aan
hebben, en die, verbijsterd, ? de teenen van hun
zwartgepoetste voeten vooruitsteken, onder een
. zon die schaterend er naar kijkt.
Er zijn ook politieke aschbakjes. Ik las op een
van deze: Wo ist Bismarck V" en het opschrift
was zeker niet van een held; anderhalf jaar ge
leden toch zou hij zich wel gewacht hebben een
grapje te maken op Bismarck.
Ik vond dan ook het aschbakje te Rheinsborg
aardiger; over het midden is een vore gegraveerd
waaromheen geschreven staat : Jhihcplatzchen
für brennende Cigarren. Dat zoudt ge zeker niet
verzonnen hebben, en ik ook niet! Ik
collectionneer die opschriften, ik heb al heel wat van die
documenten bijeen.
* *
Ik ben hier een voorwerp van nieuwsgierigheid.
Toen de hótelhouder mij in zijn
vreemdelingenboek zag opschrijven: Paris", maakte hij een
gebaar van verrassing en trots. Hij vroeg dadelijk
permissie om mij in het Fransch toe te spreken,
want hij was erg bang, dat zijn Fransch wat ver
roest zou zijn sedert hij in 1878, tijdens de expo
sitie, gargon in een hotel te Parijs geweest was.
Hij spreekt het waarlijk heel vloeiend. Hij heeft
natuurlijk niet verzuimd aan iedereen te vertellen,
dat hij een Parijzenaar in huis had, en het
nieuwtje is gauw Rheinsberg rondgegaan. Dat ia
niet alles nog. Ik had ee'n recornmandatiebrief aan
den inspecteur der bosschen, in wiens gebied het
kasteel ligt, dat ik op mijn gemak wilde onder
zoeken. Heel vriendelijk is mijnheer de inspecteur.
een heel beleefd en gedistingeerd man, mij in
het hotel komen opzoeken. Hij gaf mij in tegen
woordigheid van den hótelhouder mijn titel van
Herr Professor; sedert dien tijd vervolgt die
titel mij. De hótelhouder verzuimt nooit, hem
mij in het Fransch op te disschen, waarin hij zon
derling klinkt. De conciërge van het kasteel,
van mijn bezoek verwittigd, heeft mij als
Herr Professor begroet, en is heel beschroomd
tegenover mij. Zooeven heb ik een tochtje op
het meer gemaakt. Het weer was prachtig, de
lucht drukkend. Meeuwen, van de Oostzee hier
heen gelokt door het voorgevoel van een onweer,
dat de visch naar boven zal brengen, beschreven
hun lange witte bogen en vielen op het water
neer met een droefgeestig geschreeuw. Wilde
eenden, wier kleine zwarte kopjes zich blinkend
bewogen, vlogen weg als de boot naderbij kwam;
op den oever stonden reigers met n poot opge
trokken, onbewegelijk en oplettend.
Ik genoot dat gevoel van kalme rust. dat zoo
intiem is in de Noordelijke landschappen, waar
hemel en aarde zich in stille innigheid mengen.
Herr Professor...." zeïde de schipper, en ik weet
niet welke booze geest mij opeens een gehoorzaal
en een candidaats-examen voortooverde.
Gisteren ging ik bij den boekhandelaar binnen
om er een kaart te koopen. HU zette zich stram,
de hielen bij elkaar, en liet de armen hangen.
Herr Professor..." en hij gaat mij bedanken
voor de groote eer die ik hem bewijs. Hij heeft
de kaart niet, die ik moet hebben; hij heeft ze
juist verkocht aan zijn buurman den apotheker;
maar hij zal ze hem gaan terugvragen en zeggen
dat het is voor een Professor an der Universitat
zu Paris.. ." ; u zult haar van avond hebben.
Toen ik wilde heengaan, hield hij mij terug.
Hy vertelt mij dat hij ook studeert; en zelfs
schrijft. Hij hecht er aan; mij zijn compleete
werken cadeau te doen, en geeft ze me inderdaad.
Het zyn twee artikelen die in het Rheinsberger
dagblad verschenen zijn. Hij raadpleegt mij om
trent de juistheid van een regel Fransch, die er
in staat: de Tabondance du coeur, la bouche en
parle." Hij is bang, dat het niet goed gezegd is,
en nadat ik hem heb gerust gesteld, lacht zijn mond
er om, uit de volheid van zijn hart.
's Avonds is hij mij in het hotel komen opzoe
ken, terwijl ik soupeerde. Hij bracht mij de kaart,
die de apotheker hem met genoegen weer had
afgestaan.
Hij rookte en heeft uit beleefdheid zijn sigaar
in het rustplaatsje" neergelegd, waar zij uitge
gaan is. Ik heb hem toen een andere gepresen
teerd, en hij heeft die opgestoken, maar ze
spoedig weer laten 'uitgaan, zooveel had hij te
praten. Hij wilde den naam van mijn uitgever
weten, om hem verlof te vragen het boekje te
vertalen, waarin ik over Rheinsberg spreken zal.
Hij vindt dat het heel mooi van mij is, dat ik
belang stel in de geschiedenis van den grooten
Frederik: also Sie interessiren sich lïtr die
Geschichte unseres groszen Königs".
Na zich nog eens gelukgewenscht te hebben
met de eer van mijn kennismaking, groet hij mij
behoorlijk en vraagt verlof om aus Sparsamkeit"
de sigaar van het aschbakje te mogen meenemen;
dan salueert hij nog eens en gaat heen met zijn
twee uitgedoofde sigaren. Blijkbaar is het een
braaf man ....
VARIA.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
Dank zij den steun van vele belangstellenden
is het voortbestaan van het tijdschrift
OudHolland verzekerd. De pas verschenen eerste
aflevering van den lOden jaargang doet zien, wat
wij verloren zouden hebben, indien de uitgevers
dien steun zouden hebben moeten missen.
De heer G. H, Veth zet zijn aanteekeningen
o^er Dordtsche schilders met zijn bekende nauw
keurigheid voort, en levert een biographie van
Godfried Schalcken, verder toevoegsels tot de
levensbeschrijving van Aert Schouman en oen
korte, notitie over Cornelis van Slingelant. Do
heer J. Gimberg draagt bouwsteenen aan tot de
geschiedenis van de klokkengieters Francois en
Pierre Hemony en den uurwerkmaker Juriaan
Sprakel.
Van het grootste belang is de verhandeling van
dr. A. Bredius over den schilder Johannes van
de Cappelle. In deze aflevering wordt het leven
van dezen zeeschilder, die Willem van de Velde
naar de kroon steekt, uit arciiiefstukken opgediept.
terwijl tot opluistering (?) de afbeelding van een
zijner fraaiste werken, een kalme zee in het bezit
van baron von Carstanjen te Berlijn, gegeven wordt.
In .een latere aflevering zullen zijn werken wor
den opgesomd en besproken. De zeldzaamheid
hiervan zal wel daardoor te verklaren zijn, dat
hij niet om den broode geschilderd heeft, maar
als vermogend carmosynverwer" slechts voor zijn
eigen genoegen, want Johannes van de Capelle
was een van de weinige oud-Hollandsche schilders,
die geen Kampf um's Dasein te strijden hebben
gehad. Daarbij was hij bevriend met de voornaamsten'
van zijn kunstbroeders. In den inventaris van zijn in
boedel treffen we o.a aan. EenConterfeytsel,sijnde
den Overleden, van Rembrant'7, Een dito
Conterfeijtsel van Frans Hals" en Een conterfeytsel,
sijnde den overleden van Eeckhout". Het is nu
verder de taak van Dr. Bredius, onder de vele
portretten die hem van Rembrandt, Frans Halt
en Gerbraml van don Eeckhout bekend zijn, drie
terug te vinden, die denzelfden persoon voor
stellen ; dan hebben we de beeldtenis van een
der grootste schilderhelden van het Amsterdam
der zeventiende eeuw. De opsomming van zijn
rijken inboedel doet ons tevens de buitengewone
vruchtbaarheid van onze oude meesters bewon
deren. We vinden er over de 1100 teekeningen
van Simon de Vlieger in, over de 400 van Jan
van Goyen, en '280 van Rembrandt.
Prof. dr. II. C. Rogge beschrijft een
Amsterdamschen heiligenkalender van de Kie eeuw.
Daar het menigeen zal interesseeren, waar dit
uiterst zeldzame drukwerk zich bevindt, zij hier
vermeld, dat prof. Rogge hel beschreven hec'.'t
naar het exemplaar op de Amsterdamsche
Universiteits-Ribiiotheek. De inboedel van den
schilder Jacob Marrell wordt door den heer A.
C.'de Kruyrïafgedrukt, terwijl dr. H. (i. de Vries
oen brief van den etser en woelwater Romeyn de
Hooghe mededeelt, van wiens leven echter niet
200 weinig bijzonderheden tot ons gekomen zijn,
als verondersteld wordt. Het tegendeel is eerder
waar.
Ten slotte i- de verhandeling over de schilders
familie Ravesteyn, in een vorigen jaargang begon
nen, in deze aflevering voltooid.
In navolging van dergelijke genootschappen in
het buitenland is thans ook een Nederlandsen
Genootschap voor Munt- en Penningkunde opge
richt, onder de kenspreuk, die onze numismaten
op onze oude muntstukken hebben gelezen
Concordia ;rcs parvae erescunt". Een der middelen,
waardoor het Genootschap zijn doe!, de beoefe
ning en verbreiding der munt- en penningkunde,
wil bereiken, is het uitgeven van een tijdschrift.
Dit is een verblijdend feit voor de Ilollandscho
numismaten, die tot heden, bij liet publiceeren
van het een en ander, hun toevlucht moesten
nemen tot buitenlandsche tijdschriften,, of tot
Hollandsche van meer algemeenen aard. En op
hun gebied is nog zooveel te doen, vooral ook
ten bate van de kunstgeschiedenis, want de Hol
landsche stempelsnijkunst heeft in de 17de eeuw
een hoogen trap van volmaaktheid bereikt, en
over hare geschiedenis verkeeren wij nog zoo goed
als in het duister.
Door W. Leo Freiherr von LiUgendorff zal als
Beitrag zur AdeLsgeschichte des 17en
Jahrhunderts" een merkwaardig album amicorum uit het
begin dier eeuw uitgegeven worden (te Hamburg,
bij A. G. Richter), n.l. dat van David von
Mandelsloh. liet album wordt bewaard op de
stadsbibliotheek te Lübeck en bevat tal van zeer
fraai geteekende familiewapens, waaruit een keuze
ter reproductie zal gedaan worden. Ook Hollan
ders hebben bun naam in het album geschreven,
o. a. Ernst Casimir van Nassau, Willem de
Ruyter. Willem van Wynbergen e. a.
W. Curew Hazlitt, The Livery Companies
of the City of London. Their origin,
character, development and social and
political importance. London, Swan
Sonnenschein & Co., 1892. 4o.
Vooral nu, nu het gildewezen weer zoozeer de
aandacht trekt, is de uitgave van den heer Haz
litt welkom. Ofschoon de gilden door hem ook
ook uit een staathuishoudkundig oogpunt bekeken
worden, is het werk vooral van antiquarischen
aard. De schrijver zegt trouwens zelf in zijn
voorrede, dat zi;n doel was, in beknopten vorm een
uitvoerige beschrijving van alle gilden te Londen
aan te bieden, ten gebruike voor hen, die geen
tijd hebben, zelf het onderwerp in zijn bronnen
te bestudeeren. Nu, zoo heel beknopt is het werk
niet geworden, een kleine 700 bladz. 4o, maar
die bronnen waren dan ook zoo ontzettend talrijk.
De heer Charles Welsh, de geleerde bibliothecaris
van de Guildhall-lihrary heeft onlangs een
bibliographie van die gedrukte bronnen samengesteld,
en heeft een beschrijving der ongedrukte onder
handen.
Een menigte van illustraties maakt het werk
te aantrekkelijker. Zoo vinden we een groot
aantal afbeeldingen der gildewapens, zegels, ge
bouwen, waarbij van groote architectonische waarde,
portretten enz. Bij de portretten is b.v. dat van
Sir Thomas Gresham, Merchant Royal,"
behoorende tot het gild der kramers, groot financier
en bekend als de stichter van de beurs te Lon
den, een overheerlijk schilderij van onzen Antonio
Moro, nu nog aanwezig in Morcer's Hall. In
Barbor'sllall wordt een portret van koning Hendrik
VIII door Ilolbein gevonden, enz. Genoeg om aan
te' toonen, hoeveel belangrijks in het werk van
den heer Ilazlitt verscholen is.
E. W. MOES. ?
Pu de Frankfurter sïeitunr/ wordt omtrent de
uitvoering onder directie van don heer Daniel
de Lange, bot volgende geschreven:
De uitvoering .van oud-Ne Jerlandsclio kerkelijke
liederen, welke het a capella koor uit Amsterdam
op zijn doorreis naar de Tooneel-en Muziek-ten
toonstelling te Weonon gisteren alhier gaf, ver
heugde zich in levendige1 belangstelling van
de zijde der muzikale1 kringen te dezer stede. Do
boteokonis der Noderlandscho componisten uit de
XVde, XVTdo on XVlIde eeuw voor de ontwikke
ling der geestelijke muziek, en hun invloel op
het werk van dea beroomdsten meester dor oudere
scholen, Palostrina, is eerst iu don laatstoT tijd door
uitstekende geschïedvorschorsals Ambros.en door de
uiUavo van do Sdinmlung altcrer Meisterwerke der
Niederliindischen ScJmle door Comrnor en Rochlitz
bohoor'ijk aan het licht gebracht. Ontmoette
alzoo de gisteren aangeboden bloemlezing uit de
uitstekend"^1 Nederlanders vooral eene historische
belangstelling, do uitvoering leverde ten doo'o ook
afdoende bewijzen van het rijke monscho'ijk ge
voelsleven en het daaraan go':vonredigd groote
uitdrukkingsvermogen der bedoelde componisten.
ViVïr alles toonden de ten gehoore gebrachte werken
van den Amsterdamschen meester Jan
PietorSweelinck, die zich ook op instrumentaal gebied een
baanbreker getoond heelt, zoowel een buitengewoon
moederschap in de beticoi'sching van het con
trapunt, a's zij een religiouM1 en daarbij diep ge
moedvolle aandoening openbaarden. Zijn psalm
67 Dien nous KOU dou:c". is buitengewoon edel
\an uitdrukking on bewonderenswaardig van
bouw; nog reclitstroeksohor doet do feestelijke
en krachtig blijmoedige muzika'e stemming van
het kerkliod tiodie C/mntits natas ent" aan.
Uitstekend, hoewel strenger en scherper van
uitdrukking, zijn demolieven van den beroemden
Beierschen hofkapolmoostor Orlandus Lassus.
7lf«n!(.s tune Domitie", en het O crux lienedictn"
van Clomens non Papa, zoowol als verscheidene
andere stukken van het programma. De uitvoering
van al de composities door hot uitstekende koor,
geleid door don bekenden voortreffelijke!! dirigent
(Mi muziekbistorieus Daniel de Lange, is den
\varr.iston lof waard.
Het kooi' is klein in aantal leden, maar bui
tengewoon efl'efhol door zijne bezetting met goede
Mommen, ondel' welke do eerste zangkunstenaars
\an Nederland. Opmerkelijk waren met name do
ormangrijke scala van dynamische nuances on do
afgerondheid van do voordracht, welke vonrdoflon
door de gunstige acoiistiek van de St.
Catharinakork uitnemend ondersteund worden."
Het dilottanton-muziokgozelschap Amphion"te
Amsterdam, gi eit op Zaterdag af) Juni een zomer
feest in hef Tolhui-, waarvoor liet programma zal
bestaan uit: concert, mannenkoor, gym n ast
iekuitvooring, besloten door een bal-champétrc op
a ginr.no verlichten balvloer. In den tuin zullen
rut schbn a n, champagne-.bloemen-on eau-do cologne
kiosk de aandacht gedurende do pauseoringen
trekken. Hot bestuur van het
dilct'anten-muziokgozelschap Amphioif heeft tot pro-ident den
heer A. W. de Flines. tot secretaris den hoer
G. Floiimer, Kromboomsloot !>:">; orkest-directeur
is do hooi' David Koning Jr.
De dames Fanny van Biene, Jeanne Mönc.h, |
mevr. A. Fuchs en de heeren llarms, Barendse,
Samson. de Ruytcr, Ternooy Apèl, II<>pker.
janrentius en Van der Horst, zijn sedert Zondag
ly Juni lö!)2 niet meer verbonden aan. het
Theater Tivoli, directie Charles de la Mar. Van
af dien datum hebben zij genoemde directie ver
laten, om voor eigen rekening, zoowel hier ter
stede als elders, tooneelvoorstelüngen te geven.
De hypnotische suggestie. Do Pester Lloyd
schrijft: Oint'cnt het steeds belangrijke vraag
stuk dor hypnotische suggestie, heelt d'c redactie
van het Hongaarsch geneeskundig vakblad Ore.
Hetilap oeno enquête, georganiseerd, wier resul
taten in het nieuwste nommcr van het genoemd
vaktijdschrift zijn modogeieold. Een groot aantal
vakge'eerdon van naam hebben do aanvraag
van do redactie bointwoord en zich vooral
aangaande de juridische en' therapeutische waardo
der hypnotische suggestie zeer dnide'ijk verklaard.
Charcot (Parijs) is het geheel eens met do be
schouwing van zijn gewezen leerling Pitres, vol
gons woike de suggo-t'of-tberapio slechts in een
gering aantal gevallen met succes kan worden
aangewend en wel vooral bij hysterie, ofschoon
ook daar lang niet iejor geval oom1 hypnotische
behandeling tiolaat. Pifoi (Bordeaux) zendt
zijn boek in, L'hystérie et i'hypnotisme1', dat
zijne iimchton aangaande dit go.al bevat, en
voegt er nog bij, dat er in het hypnotHme niets
wonderbaars is, bot is eenvoudig een hoofdstuk
der zonuwpathologio. Lombroso (Turijn) schrijft:
Ik bob nog nooit een misdaad gooien, die op
grond van hypmtische suggestie begaan was. Zeer
zeker kunnen zulke proefnemingen gelaan worden,
maar in het algemeen weigert de patiënt do
uitvoering van de hem gesuggereerde daai, wanneer
deze mot zijne porsoon'ijke goyoelens niet over
eenstemt. Een eerü.fk mensch schrikt derhalve
voor do hom gesuggereerde misdadige handeling
terug en laat deze na, terwijl een slecht mensch
de hom gesuggereerde goede daad niet volbrengt,
ja zelfs aan het bevel, de waarheid te bekennen,
geen gehoor geelt. Ik geloof intusschen wel, dat
door langer durende hypnotische opvoeding vele
individuen daartoe kunnen bewogen worden, togen
hun \vil te hande'en; op eens on duurzaam wordt
deze workinj echter niet verkregen.'"
Grashey (Mü)ichen) verklaart zich voor de straf
baarheid van de gesuggereerde misdaad. Voor
het gerecht plegen zulke lieden de rol van ver
leide te spe'on; nu, zijlijn dan ook even strafbaar
als andoren, die zich tot crimineo'e handelingen
lieten verleiden. De hypnose verhindert niet, dat
de dader van een misdaad van de beteekenis
daarvan bewust wordt, do hypnotische proef tot
verleiding mislukt even dikwijls als de
niet-bypnotische, (MI wanneer zij gelukt, dan mag do verleide
evenmin ongestraft blijven, als iemand, die op do
gewone wijze tot oen misdadige daad verleid is
geworden. Benedikt (Weonon) noemt do hypno
tische sugge-tie een iingeheuerlichor Nonsens''.
Hitzig (Hallo) loochent de geneeskracht van de
suggestie betrekkelijli organieke ziekten,
evenzoo spreekt hij ook twijfel uit aangaande
de cri<iiinoeTo ?ij Ie van het vraagstuk. Moobius
(Leipzig) meent, dat de mogelijkheid niet in
tttij'ol is te trekken, dat door hypnotische sug
gestie misdaden kunnen veroorzaak! worden, toch
logt Ijij er nadruk op, dat liet oiuin is, te be
weren, dat het hypnot'scbe inrlivrdu jijno wils
kracht geheel verloren heeft. Binswan jer (Jena)
beperkt de Miggeroerbaarheid van Hjisdaden tot
individuen, die daartoe in buitengewone mate
pathologisch geprejisponeerd JMJP,. Wat de therapie
betreft, ZOO laten zich zelfs l'ij nenenfe ziekten,
slechts eenige symptomen door suggestie uit don
weg ruimen, doch de hypnose g-eneesf (ie ziekte
zelve nooit volkomen.
Te Sceaux, het bloemrijkn stadje, heeft weer
het jaarfeest der Félibres plaats gehad; er is
weer gedefileerd om de bustes van Florian en
Aubanel, en het pr.-sidium over het feest is aan
genomen door Kmile Zola. Zola en Florian zijn
zeker twee namen, -wel verrast, zich zoo bijeen
te vinden", maar Zola heeft een vrij aardige speech
gehouden. Hij begon:
Ik weet wel, mijne heeren, waarom ge mij de
groote eer hebt bewezen, mij op uw feest te
noodigen. Het is omdat ge, onder mijn vreese
lij ke reputatie van zwart humeur en ruwheid.
in mij een droorner vol aandoening hebt ont
dekt, die altoos gemeend heeft, dat alleen goed
heid en vroolijkheid de wereld eenmaal zonden
kunnen redden; omdat ge u hebt herinnerd, dat
ik bon opgegroeid daar ginds, in het land van
het licht, en ik daarvan den eeuwigen gloed in het
hart heb gehouden.
Ik moet mijzelven wel dteeren, mijne heeren,
om niet, nu ik aanzit aan de tafel der poëten,
beschuldigd te worden vari achterna poëzie te
maken."
Zola citeerde dan uit de Contes a JVinon een
gedeelte dat in lerdaad de po ;zie van het Zuiden
geeft. Hij had meer kunnen vinden; ook in IM
Faute de t'AbhcMiniret en andere zijner werken was
nog genoeg te vinden. Na eenc niet zeer lange
aanhaling besloot hij met een gemoedelijke rede
over de vroolijkheid, juist voldoende voor de ge
legenheid, maar eigenlijk niet zoo geestig of be
langrijk, dat de, bladen baar in haar geheel had
den behoeven over te nemen.
Het gcdenktccken mor Stendliul. Uit Pari j-i
wordt \a;i l!' Juni geschreven
.lle Ion morgen verzamelen zich op het kerkhof
van Montmarirc \elo vrienden en \oreerJors \an
Stondli&l (Heiiri Beyle) aan zijn graf. dat sedert
jaren verlaten en \ergoton, zien in een trourigeii
toestand bevun-1 on tbam mot hunne hulp wat
opgeknapt is. Do eerste aanleiding daarloe ga\ en
de beide ge'iMuwo apostelen van Stondhal,
Cheramy on Casimir Stryienski, die uit de nalaten
schap van Stendhal na elkander de -werken
Amid, Ie Joitnxtl, JLenri Jindanl on Sonrcnirss
d'Egotisme uitgaven. Zij verspreidden een oproe
ping voor bij Iragen tut hot herstellen van
Stendhal's graf, waaraan zich o. a. Paul Kuurgot,
Maurice Barros, Calmann Lévv, Alexandre Dumas.
Kifl'el, Ludovic llalcvy, Meilhac, Itose Carou on
Robori David d'Angors, aansloten. De laaMe, de
zoon van den groeten beeldhouwer, heelt bet me
daillon van Stendhal. een werk van zijn vader,
voor het nieuwe grafteekeu vergroot, liet
graftcokon zelf' l'e.taat uit eeno eenvoudige kleine
zui', waarop hot grafschrift staat, dat door Stendhal
zelf vervaardigd is: Arrigo Boyle.
Milanesc-