De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 10 juli pagina 1

10 juli 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 785 DE AMSTERDAMMER A'. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Zondag 10 Juli Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Adverlentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel ?1.50, fr, p. post/1 1.65 . . . _ . mail?12. , . 0.12' . . 0.20 , . 0.40 l \ H O U 1>: «VAN VERRE EN VAN NAm.L FEUIL LETON: Ecu strijd, oorspronkelijke schots door A."V. (L Tacke. L>r. Hart, door E. Stark. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Am sterdam, door H. J. M. De toestand der mu ziek als scheppende kunst en tle gevolgen voor de opera, door A>V. E. Thooft. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Een boek van geluk, Extaze, door Louis Couperus, beoordeeld door C. H. den Hcrtogh. I. VAliTA. SCHAAK SPEL. Naaste huren, door M. \V. Op de koord. Voor Dames, door E-e. ALLER LEI. RECLAMES. PEN- EN l'OTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN. Van verre en van nabij. Vorst Bismarck heeft de verwachtingen van zijne vrienden beschaamd. Toen bij na zijn tamelijk plompe uitvailen te Weenen tegen den »nieuwen koers" in het algemeen en den heer Von Caprivi in 't bjjzonder, te München op kalmer toon sprak, en daarbij liet uitkomen, dat hij allerminst oppositie wilde voeren tegen zijn opvolger, die hem nooit iets in den weg had gelegd, mocht men ho pen dat aan de ontboezemingen en aan de daardoor veroorzaakte pijnlijke incidenten een einde zou zijn gekomen. Maar de Bismarck-bladen met name de Hamburger Nachrichten, de Keulsche Westdeutsche Al c/emeine Zeitung en de Münchencr Allgemeine Zeitnng., hebben de campagne tegen het te genwoordige régime op geruchtmakende wijze voortgezet, en zich daarbij schuldig gemaakt aan eene reeks van grofheden en insinuat en, die moeilijk onbeantwoord konden blijven. Van de zijde der regeering werd het eerst de ook thans weder officieuse Xbrddeutschc Allgemeine Zeitung in het vuur gezonden, en deze gaf duidelijk te verstaan, dat het voor den heer Von Bismarck zelven zeer onaangename gevolgen zou kunnen hebben, indien hij voortging met de regeering van zijn land in discrediet te brengen. De Bismarck-pers vroeg het wachtwoord te Kissin gen, en weldra vernam men van den een : »'t is maar tooneel-donder achter de coulissen, wat de Norddeutsche laat hooren l" Van den ander: »men kan toch waarlijk de ar tikeltjes van den Kommissionsratlt Pindter Feuilleton. EEN STRIJD. Oorspronkelijke Schets door A. VAK DEK TACKE. Een loorae, zwaarmoedige stilte hangt in het kleine bedompte kamertje. De haard is zwart, er glimt geen kooltje, een ijzeren pot met aardappels staat er naast, en op de ta fel een paar kopjes met de koffiedik er nog in, en een koffiekan. Maar geen bedrijvigehuis vrouw, die 't vuur in den haard zou doen opflikkeren en de aardappels te koken zetten, die liet kamertje netjes in orde zou maken tegen l'2 uur als 't schaftijd is en ook de kinderen uit school komen. Ach! ze was al zoo lang ziek, de arme Fiena, en ze werd maar niet beter. Het harde stroo in de bedstee kraakt en de ademhaling van de zieke wordt nu ook hoorbaar. Het is een benauwd halen en piepen, en dan weer een zacht of een pijnlijk gekreun. O, die pijnen, die stekende pijn telkens in haar zij ! Met moeite verschuift ze het gordijn wat, en drinkt een paar drup pels melk uit een kopje, dat op een stoel voor de bedstee staat. Haar vermoeide blik dwaalt nu ook door het kamertje en zij ziet de vuile kopjes staan en de aardappelen bij den haard, zij ziet, dat haar vloer niet geschrobd is en dat de gordijntjes voor het raam vuil zijn. Over een stoel hangen een paar kinderkousen met gaten »n een vuil boezeroen van haar man kijkt haar met grimmigheid en verwijtend aan. Pijnlijker kreunt de zieke, maar hoor! daar gaat de klink van de deur over en buurvrouw steekt haar hoofd naar binnen. »Wel, hoe is 't vandaag, stumper ? al tijd nog benauwd?" -?-Och, bure! bure! 't is weer zoo naar. niet op rekening van den heer Von Caprivi zetten !" Van een derde: »Vorst Bismarck zelf .zegt: dor lach ick ivat werl" De heer Von Bismarck, die den heer Pind ter jaren lang als spreektrompet heeft ge bruikt en in diens blad de phiolen van zijn toorn placht uit te gieten, weet zelf zeker het best, welk eene mate van zelfstandigheid mag worden toegekend aan den journalist, die het : altijd officieus" in zijn vaandel heeft geschreven. Bepaald vermakelijk was het te zien, hoe de heer Pindter het onverwacht compliment aan zijn zelfstandigheid beant woordde, door te verzekeren, dat de artikelen van de Hamburger Nachrichten niet door den ex-kanselier waren geïnspireerd, maar het eigen werk waren van den redacteur Hartmeyer. Bij deze schermutseling, die door velen als het einde van den strijd werd beschouwd, bleef het echter niet. Was de officieuse pers niet duidelijk genoeg geweest of wilde men haar niet verstaan, dan zou de officieele Rciehsanxeiger spreken. Eerst ging het heel kalm. Het Staatsblad verklaarde, in geen zakelijke wederlegging te zullen treden van de door de Bismarckpers ingebrachte beschuldigingen. Dit was voor de regeering ten eenenmale overbodig. Wel moest echter worden geconstateerd, dat de heer Von Caprivi vóór zijn benoeming tot rijkskanselier nooit eene politieke werk zaamheid had gezocht, en dat hij evenmin betrekkingen had gehad of' had trachten aan te knoopen met politieke partijen, ook niet met die welke tegen vorst Bismarck waren. Ware de discussie van de zijde der regee ring met deze verklaring gesloten, dan zou men hebben moeten erkennen, dat zij met buitengewone gematigdheid was te werk ge gaan. Doch Donderdag bevatte de lifiichsanzeiger weder twee documenten, welker publicatie rechtstreeks tegen Bismarck was gericht. Het eerste was een Erlasti aan de verschillende politieke vertegenwoordigers van Duitschland en van Pruisen in het bui tenland. Het was gedagteekend van 2;> Mei 1800, en luidde als volgt: Het zal u niet ontgaan zijn, dat tegenwoordig meermalen de stemming en de beschouwingen van vorst Bismarck, hertog van Lauenburg, door de pers worden openbaar gemaakt. Ofschoon de regeering van Zijne Majesteit, in de volste waardcering der Zoo benauwd geweest van-nacht en nou weer zoo'n pijn in m'n zij !" »Is 't waar? Och ja, mensch! dat is het hart. 'k Zeg gisteren nog tegen m'n man: die bure van ons hét geen leven met al dat sjagrein da ze nog bij al d'r pijnen hét. Hoe is 't toch mogelijk, zeg ik, dat een mensch zóó kan handelen tegen een arme, zieke vrouw en d'r bloeien van kinder.?." »Och Ka!" kermt de zieke, »hij was vroe ger toch zoo goed, en als ik weer beter ben zal hij ook wel weer goed voor me worden, maar altijd een zieke vrouw en dan de ver leiding van de vrinden moet-je rekenen!" »Ja; ga jij hem nog verdedigen, arme ziel! gelukkig weet je niet alles. Maar geloof mijn, 't was veel beter dat je d'r maar uit was. En ik heb het teeken ook al gezien, je weet wel toen kleine Fransie gestorven is, toen heb ik het ook vooruit gezien, 't Arme kind, ik zie hem nog liggen in z'n kistje, net zoo rustig of ie sliep, 't Zat hem in z'n her sentjes, as de dokter zei...." Buurvrouw ging voort uit te weiden over zieke Fransie, maar Fiena hoorde haar niet meer. Ze merkte ook nauwelijks op, dat buurvrouw den haard aanstak en de aard appelen overhing. O, wat bonst het in haar j hoofd! Wat had Ka toch gezegd l-1 Ze /ei: »Arme ziel, je weet gelukkig niet alles!" Wat wist zo dan niet? Ze weet toch, dat haar man dikwijls dronken thuis komt, als hij door vrinden in de kroeg is gelokt. Was dat dan niet alles ? Gestolen kon hij toch niet hebben, want hij had in tijden van nood altijd gezegd. »clat hij niet graag iemand zou willen benadeeleii, want dat hij van veel te goede familie en veel te groot.-ch daar voor was." Maar wat is het dan 't >-Ziezoo Fiene, nou kennen ze langzamer hand thuis komen. Je vloertje is aange veegd en ik heb de koppies wat aan kant gedaan en voor ieder een bord gezet, kijk ereis, of 't nou niet goed is." »Ja, heel goed. Ka! je bent heel goed voor me. maar zeg me nou eens, wat is er. onsterfelijke verdiensten van den grooten staatsman, hierover zonder bedenken kon zwijgen, zoolang deze uitlatingen zich beperkten tot persoonlijke verhou dingen en binnenlandsche politiek, moest zij zich toch, sedert ook de buitenlandsche politiek daarbij betrokken werd, de vraag stellen, of eene dergelijke reserve ook ia het vervolg zon zijn te rechtvaardi gen en of zij niet in het buit nland aanleiding zou kunnen geven tot onjuiste opvattingen. Zijne Siajesteit de keizer is intusschen overtuigd, dat of weder van zelf een rustiger stemming zal intreden, óf dat de feitelijke waarde van het door de pers medege deelde mettertijd ook in het buitenland steeds jnieter zal worden beoordeeld Men behoefde niet te vreezen, dat door de verspreiding van subjectieve, meer of minder juist opgevatte, hier en daar ongetwijfeld opzetttlijk vervalschte en door personen, wier vijand schap tegen Duitï-chland bekend was, gedane uit latingen, een blijvend nadeel zou kunnen ontstaan. Zijne Majesteit maakte onderscheid tusschen vorst Bismarck in vroogeren tijd en thans, en wenschte van de zijde der regeering alles vermeden te zien, ?wat zou kunnen bijdragen, om voor de Duitsche natie het beeld van haren grootsten staatsman te verduisteren. Terwijl ik n hiermede in kennis stel en u machtig, u. wanneer het noodig mocht blijken, in dezen geest uit te laten, voeg ik er gaarne aau toe, dat ik de hoop koester, dat ook van de zijde der regeering, bij 'welke gij geaccrediteerd zijt. aan de uitlatingen van de pers met betrekking tot de ziens wijze van vorst Bismarck, geen actueele waarde zal worden toegekend." En om te bewijzen, dat de heer Von Bisrnarok zich in twee en een half jaar tijds nog niet had bekeerd van de dwalingen zijns wegs, of dat althans de regeering hare meening omtrent hem in geen enkel opzicht had gewijzigd, publiceerde de Ilf.ichnntize.il/cr een tweede schrijven van den heer Von Ca privi, ditmaal alleen gericht aan den Duitschen gezant te Weenen, prins iveuss, en gedagteekend van !) Juni IS!):!. De rijks kanselier schreef: Met het oog op het aanstaande huwelijk van graaf Ilerbert Bismarck te Weenen, heb ik de eer, na hierover met Z. Jt. den keizer te hebben gecon fereerd, u nn-do te deelcn : Ten opzichte van de gc-vuc'vt"'! "ver eene toenadering van vorst Bismarck tut Z. jU. «n ):^ izei' ontbreekt allereerst de onmis bare onderstelling, dat van de zijde van den gewez>-n riikskanselier eene eerste schrede zou zijn ge daan. l)e toenadering zou echter, zelfs wanneer zulk oene schrede werd gedaan, nooit zoo ver gaan, dat de opunbare meening het recht verkreeg om aan te nemen, dat vorst Bismarck weder eenigerlui invloed op de leiding dor zaken zo'i verkrijgen. Voor het geval, dat do vorst of zijne familie /ich met hot huis van uwe doorluchtigheid in betrekking wilde stellen, verzoek ik u, u te beperken tot het beant woorden der conventioncele vormen, maar u aan eene evcntueeie uitnoodiging voor de bruiloft te onttrek ken. Deze gedragslijn behoort ook te worden gevolgd dat ik niet weet?" »Och mensch! leg daarover niet te malen. Je moet maar denken, dat ik niks gezegd heb. Kom, wil ik je kussen ereis opschud den en je dekens eens recht trekkenr Lieve ziel! wat heb je weer liggen woelen, wel, wel! wat ziet je bed er uit: och ja, een ziek mensch is een stumper, hè? en je bent tot niks nut. Kwam de goeie Goeie God maar, dat hij je uit je lij-en nam. Nou, 't zal niet lang meer duren, hooi'! wees nou maar stil. Dag buurvrouw! leg ie goed? Koman, dan ga ik nou m'n eigen arepeltjcs eens ver zorgen!" Och, die goedhartige, praatzieke buurvrou wen, ze weten niet wat een kwaad ze dik wijls doen! Bij al het lichamelijk lijden, dat Fiena te verduren had, bij al de smart, die zij uit stond om haar machteloosheid, die haar on- ' bekwaam maakte om haar woning tot een aanlokkend thuis voor man en kinderen te maken en haar plichten ais huisvrouw te verrichten, kwam nu nog dat ne, waarvan buurvrouw gesproken had, wat voor haar verborgen werd gehouden en wat zeker veel erger was, dan al het andere te zamen. Dat | eene, vreeselijke, zij ,\<ji( en ze ntoa.it het weten. In oogenblikken van moedeloosheid, als j zij zoo stil en onmachtig neerlag, had zij God wel eens gebeden, dat hij haar uit haar lijden mocht nemen, lu de grootmoedigheid van haar liefhebbende ziel had zij begrepen, dat haar ziekte het geluk van haar man en l kinderen in den weg stond en daarenboven nog al zijn zuurverdiende penningen ver- j verslond. Ach, als zij maar gestorven was, dan i zou Toon wel gauw een andere flinkere vrouw ! vinden, met wie hij nogmaals gelukkig kon j zijn en die hem in het rechte spoor zou houden en voor de kinderen een zorgzame moe der zou zijn. En dan bad zij: :-Goede God, neem mij weg, voordat het te laat is." ' Maar nu bidt zij niet. Staroogeiid kijkt ! zij naar het witsel van de bedstee en zenuw- ' door hot personeel der ambassade. Ik voeg hierbij, dat Z. M. van het huwelijk geen notitie zal nemen. Aan Uwe Doorluchtigheid wordt opgedragen, hiervan onmiddellijk mededeeling te doen aan graaf Kalnoky, in den vorm die u het meest gepast schijnt." De Rcicliscmzeiger heeft woord gehouden : in eene zakelijke wederlegging der beschul digingen van Bismarck en diens organen is hij niet getreden. Maar wat hij deed was nog heel wat erger. Want voor een goed verstaander beduiden de brieven alleen, dat Bismarck, sedert hij »op verzoek" uit al zijne ambten en betrekkingen is ontslagen, niets meer beteekent en niets meer zal beteekenen ; dat men zich aan zijn uitvallen en zijn inval len in het minst niet behoeft te storen, en dat de officieele wereld zich met hem niet behoort in te laten en te nauwernood de alledaagsche hoffelijkheidsvormen in acht mag nemen. Meer nog: wil Bismarck, als een berotiwhebbend zondaar, tot den keizer terugkeeren en zijne excuses aanbieden, dan zullen die excuses genadiglijk worden aan genomen, maar hij zelf zal blijven wat hij is, de afgedankte en afgedane staatsman. Geen complimenten en huldigingen aan »Duitschland's grootsten staatsman" en aan diens ^.onsterfelijke verdiensten" kunnen de bittere pil vergulden. Al die eer en die waardeering geldt den Bismarck van vroeger. De Bismarck van heden is niets meer. Zoo wil het de keizer, en : si<prcma kx rer/it, fol'iirt/af. »Des Keizers wil is de hoogste wet'" schreef Wilhelm II in het Gouden Boek te München. En in dat zelfde München riep het volk dezer dagen den frondeur Bismarck toe : » \\'ir tastten ron nnsen» Bismarck nicht !'" De plotselinge, spontane, schoon wellicht niet van zeer bevoegde zijde komende uitin gen van sympathie hebben den ouden staats man de voorzichtigheid uit het oog doen verliezen, het antagonisme tusschen hem en den keizer verscherpt en de hoop op zijn terugkeer tot zijne vroegere positie voor goed verijdeld. Ook Bismarck heeft te München zijn naam geschreven op eene bladzijde van het'Gouden Boek. Maar hij schreef er geen spreuk bij : men zal hem daarvoor later het blad toezen den als hij weder te Friedrichsruh is. Kon de keizer hem bij het invullen als raadsman achtig verfrommelt zij de deken tusscheH haar magere vingers. Nu heeft ze maar n wcnsch, die haar bloed sneller door de ade ren jaagt: ze wil leven, leven, om dat ne, vreeselijke te weten. In haar koortsig brein neemt dat onbekende de verschrikking van een vormeloos .spooksel aan. Het is of het haar toegrijnst, zij wil er naar grijpen, maar dan verdwijnt het. Toch ziet zij liet nu weer op een andere plaats, o, wat heeft zij \j benauwd loodzwaar drukt het op haar borst Plotseling klikklakt het metalen geluid van de klink; vier klompjes worden uitgeschopt, er is gelach en gepraat van kinderstemmen, de kamerdeur wordt wijd opengegooid en haar twee kinderen komen stoeiend binnen vliegen. »Dag moe! is vader nog niet thuis, moe, en krijgen we haast eten?" O, zaligheid, die werkelijke klanken! Al snijden ze de zieke moeder als messen door haar verhit hoofd, ze jagen het afgrijselijke spooksel toch op de vlucht. Maar hun 'o-estoei, dat den lossen vloer doet dreunen, kan ze toch niet verdragen en zacht vraagt ze: »Och toe, maak niet zoo'n leven, moeder is zoo ziek!" :>Moeder is ook altijt! ziek,'' zeat kleine Sophie, -en 't is hier ook nooit eens vrooiijk." »Hou toch je mond," zegt Jan, »wat -hoef je dat nou Ie zeggen. Kom, ga mee naar straat, dan zullen we nog eens lol hebben." De zieke kreunt. Ze wil niet, dat de kin deren altijd straat-opvliegen en daar allerlei kattekwaad uitvoeren, maar dat ze leven maken binnenshuis kan ze ook niet verdragen. Kn zoo gaat het aWe dag, haar ziekte is voor alles het struikelblok. Weer gaat de klink over en haar nfka komt thuis. Hij kijkt even in de bedstee, maar hij vraagt niet hoe het haar gaat. Met een onwillig gebaar rukt hij de aardappels van 't vuur, giet ze af op 't kleine plaatsje en zet ze op tafel. -Waar zijn de kinders nu weer?" bromt hij.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl