Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 785
ter zijde staan, dan zou men misschien op
de bladzijde lezen :
Content! estote,
Begnügt euch mit eurem Kommisbrote.
Maar zeer waarschijnlijk zou Bismarck er
dan weer onder schrijven :
Kömmt doch das Aergerniss von oben.
DR. HART.
Toen de redactie van dit weekblad mij ver
zocht bij het portret van Dr. Hart. een bijschrift
te leveren, aarzelde ik geen oogenblik om aan
dat verlangen te voldoen. Doctor Hart, zijn tra
gisch einde en de plechtige begrafenis vervullen
hier allen zóó, dat er over niets anders gedacht,
getreurd en gesproken wordt.
Waar men zóó van vervuld is, is de taak om
er wat over te schrijven niet moeielijk. De bladen
hebben allen vermeld wanneer bij geboren werd,
waar hij studeerde, wanneer bij tot Doctor be
vorderd werd, (dit geschiedde onder toekenning
van de hoogste ouderscheiding), zij gewaagden
van zijne veel omvattende menschcniiofdo. offer
vaardigheid, bescheidenheid, zijn ongeëvenaarde
werkkracht.
Ten einde daarom niet in herhaling te vervallen
zal ik een enkelen greep uit zijn leven hieraan
toevoegen, die naar ik meen slechts aan mij be
kend is.
Toen voor vijf jaren geheel Xieuwor-Amstel
en het groote aantal zijner vrienden eu patiën
ten te Amsterdam als n man opstonden om
zijn yöjarig jubileum als geneesheer op eene schit
terende wijze te vieren, stuken enkele invloedrijke
mannen de hoofden bij elkaar om de aandacht
der hoogo regeoring' te vestigen <>\> het feit, dat
een 111.111, die zich gedurende een kwart eeuw
tegenover de meuschiieid zoo verdienstelijk had
gemaakt, die in tijden van ernstige epidemie, als
van cholera en pokken, nooit om eigen rust dacht,
doch als een reddende engel zicb dag en acht
van bet eene ziekbed naar het andere spoedde,
dat nog geen enkel ridderkruis diens borst sierde.
Door oene onhandigheid kwam bij iets van dat
voornemen te weten en nooit heb ik ernstiger
protest geboord dan toen. De man. die een an
der nooit iets kon weigeren, was bier tegenover
zich zelf onverbiddelijk.
Wie echter getuige geweest is van de indruk
wekkende demonstratie bij zijne
teraurdi'bestelling. \vie gezien lieert hoe honderde mannen.
van allen stand, hun dagtaak ter zijde gesteld
hebben en zich uit eigen aandrang1, in luimt''
beste kleèreu, eerbiedig achter den rouwwagen
schaarden, boe dichte, drommen menschen uit
het volk langs den langen weg schouder aan
schouder gedrongen stonden om den veel ge
liefden man, zij het dan ook op den lijkwagen,
nog eenmaal langs den Amsteldijk te zien rijden,
die heelt de diepe overtuiging gekregen, dat
iemand die zóó door het volk tot ridder geslagen
was, iedere erkenning van dat ridderschap van
boogerhand overbodig kon achten.
Waar een man als prof. van der Mey aan zijn
graf getuigde dat hij van zijne grooto kennis
genoten had, dat als verloskundige zijn evenknie
niet gevonden werd, en waar het met moeite
onderdrukte, snikken van zoovele honderden de
meest welsprekende getuigenis aflegde hoe hij
die grooto gaven tot heil der menschbeid aan
gewend heeft, daar schiet mijn pen te kort hem
nog meer hulde te bewijzen.
Zijne vrienden verliezen in hem hun genees
heer, hun vertrouweling : lang zal de plaats, die
hij in hunne harten innam, leeg blijven, en wan
neer ze ooit gevuld zal worden, dan zal het zijn
met de vruchten van het goede, zand dat hun on
vergetelijke vriend daarin achterliet.
7.00 zal Hart blijven voortleven nog lang nadat
hij gestorven is.
K. STAKK.
Kuasi en Letteren.
HET TOOKEEL TE AMSTERDAM.
Artis- Schouwburg: A mor in den regen.
(.rand Théatre: Verkochte glimlachjes.
Amor in den regen! AVie dacht bij dezen titel
terstond aan een der bekendste liedjes van
Aimcreon, door latere dichters herhaaldelijk
nagezongen, in Frankrijk b. v. door I.afontmno in zijn
Contes," bij ons door liilderdijk in >Miju
vorlustiging"? De operette schijnt alles te kunnen
gebruiken en kan alles gebruiken: de kwestie
is maar, hoe men het gebruikt. De hoeren
Prevel en Liorat zijn in bet uitwerken en
dranmtisoeren van liet Anacroontische liedje weinig
gelukkig geweest. Hun operette is een tamme.
langdradige paraphrase ervan. In het liedje komt
Amor in een hevige regenbui bij den dichter
aankloppen en vraagt hem een schuilplaats: als
bij zich gewarmd en gedroogd heeft, zegt hij
te willen zien of zijn hoog ook door den regen
geleden heeft, spant hem, treft den armen dich
ter midden in het hart eu trippelt giebelend
wen'. In de operette is Amor ('arlo, prins
vau Syracuse en de dichter Laiirotto. prinses
van Tarente geworden, ('arlo wordt door een
hevigen storm op de kust van Tarente
goworpon en ontmoet daar baiirotto; zij worden
terstond smoorlijk verliefd op elkander: l.aurette
staat op het punt mot Ascauio. den leelijkeu en
dommon neef van baai1 voogd l'.'impinelli ie trou
wen : nu /ij ('ai'lo gezien heeft, kan zij
Ascanio niet meer uitstaan: als haar wm^d haar
wil dwingen, vlucht zij in bet klooster, «aai1
zij volgens do wellen \an Tarenle vrij on veilig
is. Natuurlijk komen n J'ampinelli n ('arhimet
.zijne seei'etaris ('asearino vermomd in hi-t kloo>ter;
! even natuurlijk hebben daar tal van vergissingen
en verwisselingen plaats- t"n sb-ite -..orl 'i i'a'-io
en ('ascai'ino dom' l'ampineUi ontdekt. !)e eerste
zal opgesloten worden, doch krijgt .monade als
j l.aurette belooft Ascaiiio's vrouw te zullen worden ;
l de t\voede zal in zee gedooid worden doch \\eet.
| dank zij de hulp van ('atharina. zijn vroeger liefje,
! thans de vrouw van I'ampinelli, te ontluchten.
Het derde bedrijf' brengt niet veel meer dan
de oiitknooping of wat daarvoor moet
door( gaan; ('arlo en Laurette krijgen elkaar. De schrij
vers hadden hen al wel wat vroeger gelukkig
kunnen maken, doch dit zon tegen alle regelen
van bet ilriohodrijng operettestelsel gestreden
»0p straat."
«Altijd op straat, kan je ze dan niet zeg
een, dat ze hier moeten blijven? 't Is een
kruis!"
En met een forschen ruk de deur open
trekkend roept hij zoo hard, dat de heele
straat het hooren kan:
->Allo, willen jullie nu wel eens gauw ko
men, bengels? Vooruit, 't is etenstijd, denkje
dat ik op jullie wil wachten? En gauw,
hoor! anders zal ik"
Maar de kinderen zijn er al. Ze sluipen
onder zijn arm, die de deur vasthoudt, bin
nen en zetten zich zwijgend aan tafel.
Zoo gaat het bijna alle dagen.
's Avonds, als vader thuis komt van 't
werk, en hij vindt de kinderen weer op straat,
dan sleurt hij ze ieder bij een arm mee naar
huis en stopt ze gauw in bed. »En nu niet
janken, maar dadelijk gaan slapen, hoor!"
daarmee wordt een einde gemaakt aan
den dag.
Als Toon zich wat opgeknapt heeft gaat
hij de deur weer uit en Fiena weet, dat hij
zijn »vrinden" gaat opzoeken en dat ze dan
gezamenlijk in een kroeg gaan. Hij komt er
immers rond voor uit, dat hij geen loven
heeft met dat gezeur altijd thuis. Maar
of hij in die kroeg nieuwen levensmoed op
doet is nooit gebleken. Als zijn «vrinden"
hem onder een paar borrels verteld hebben,
dat hij >\vel gek lijkt, om de huishoudster
en de kmdermeid van zijn vrouw te zijn",
dan vindt Toon dat ze gelijk hebben, en hij
vindt zijn lot nog tienmaal zwaarder te dra
gen. En dan zet hij »om zijn verdriet te
verzetten" er nmj een borrel op.
Thuiskomend vindt hij daar altijd het
zelfde gehijg en gesteun.
*Maar van avond is het niet zoo.
Met bovenmenschelijke inspanning is Fiena
opgestaan toen kleine Hophie sliep. En ze
is heel zachtjes naar het bedje van Jan ge
slopen en heeft haar hand op zijn hoofdje
gelegd. Dit deed hem verschrikt opkijken.
^Moeder, wat is er ? ben je beter ?"
»Jan", zegt ze, »zal je altijd een goeie
jongen zijn en de waarheid zeggen T'
: Ja, moeder!"
»Ja maar, Jan ! nou ook. Vertel me eens,
Jan, wat willen ze mij niet zeggen ?''
»Ik ... ik weet niet, moeder !" stottert liet
ventje, en verraadt dat hij 't wél weet.
»Licg niet, Jan! als ik dood ben, dan heb
ik geen rust in m'n graf', Jantje ! als je liegt !"
Arme Jan, hij begon te huilen. .Moeder
dood, wat zou dat akelig zijn ! Hij was er
bang van, en daarom zei hij maar gauw :
»Och, moetje! 't is niks ergs, maar buur
vrouw het gezegd, da 'k 't Jiiet vertellen
mocht!''
»En ik zeg, dat je moet, kom, gauw wat,
Jan !"
>Nou moeder, maar je mag niks aan buur
vrouw zeggen, want dan scheldt ze me weer
voor een domme jongen, net as laatst, toen
ik school moest blijven voor I'iet, omdat hij
den meester uit had gelachen. Maar ik kon
d'r niks an doen, want ik most l'iet
verrnjen of' zelf school blijven. Maar buurvrouw
zei toch, dat ik een hcele, domme jongen
was. En je zal zien, dat ze "t nou weer
zegt."
»(iauw wat, Jantje !''
;lk weet zelf niet, waarom ik hot niet
mag zeggen, want 't is niks ergs, moeder.
Alleen maar, dat vader tegenwoordig zoo
dikwijls bij Kee komt !"
»Bij Kee?"
:;Ja, Wilt is daar nou an. Vindt je dat
nou zoo erg, moeder? .Ikke niet. Ik kom
ook wel eens bij I\ee en Fie ook en dan is
ze heel lief voor ons en dan krijgen we
koekjes en balletjes van haar!''
»Koekjes balletjes ..... " versuft kijkt
Fiena om zich heen. Maar nu zij de vra
gende, blauwe kinderoogen ziet, buigt zij
zich over haar zoontje heen en zegt snikkend:
>Hou je veel van moeder, Jan ? eu zal je
later ook nog eens orn moeder denken, :ds
je een groote jongen bent geworden. En dat
moeder je nooit hét geslagen en dat zij je
hebben. Of de operette het op stuk van zaken
niet zonder Amicreon's liedje had kunnen doen V
ik geloof het wel. Met het eerste bedrijf houdt
de overeenkomst tusschen beide op. Voor een
aanloopje is zulk een beroemde antiquiteit ech
ter niet kwaad en een kind moet nu eenmaal
een naam hebben. De muziek vau Varney is
bescheiden, melodieus en elegant; bekoorlijk in
de aandoenlijke, weinig pakkend in de komische
tooneeltjes, niet al te oorspronkelijk, maar ook niet
al te banaal. Tot de beste nummers behooren
in hot eerste bedrijf de barearolle en do muziek
bij het. Amor-liedje; in het tweede het ensemble,
waarin ("arlo, in een kooi verstopt en door
Laurette voor een colibri uitgegeven, de novices
door zijn getjilp in verrukking brengt; in het
derde de wals van ('arlo en het lied van ('atharina.
Was de orchestratio over het algemeen niet wat
te zwaar en luidruchtig V De vertaling van den
heer Tekil is niet prachtig, doch ook niet al te
onbeholpen: enkele voortreffelijke vertalingen
bij ('rot hebben ons misschien oen beetje ver
wend ; het verdietscben van libretto's vereischt
voel studie, goeden smaak, juist oordeel: het wei
nig' elegante en zangerige van zijn vertaling zul
len wij den lieer Tekil maar niet al te zwaar
aanrekenen.
Amor in den regen schijnt te Parijs veel bijval
(^70 voorstellingen) gevonden te hebben. Waar
schijnlijk was de vertolking uitmuntend, dekte de
vlag de lading; hetzelfde zon ook bij ons het geval
knnnen zijn. Als de nieuwe operette levenskrachtig
blijkt, zal ik voor mij dat bijna geheel op reke
ning van den goeden zang van enkele en het
luimigo spel vau bijna alle vertolkers stellen. Als
ik de dames lïuderman (('arlo) en van Westerhoven
((-atharina), de hoeren Kreeft (('asrarino) en Kelly
^I'ampinelli) genoemd heb en erbij vermeld, dat zij
uitstekend op dreef waren, ben ik eigenlijk uitge
praat, doch bob tevens genoeg gezegd. Hun naam
spreekt voor hen; zij zijn iemand; zij vertegen
woordig'on iets; zij bobben ieder voor zich huil
emplooi gestempeld: men spreekt van liuderman-,
van Kreeft-rollen. De jongere garde kan van hen
nog veel leereii.,1 uffrouw Terhoeven (l.anrettejzong
allerliefst, zoo lief, dat jiien zon Henschel), dat
zij steeds zong.... en niet sprak. Haar sproken
is nog steeds onnatuurlijk' en onfraai; het eento
nige rabbelen en roffelen klinkt pijnlijk gekun
steld, als oen machinetje, dat opgewonden is on
afratelt. Haar sp"l wordt bij den dag boter, los
ser en levendiger: voor het co(|iiottc minnesprookjo,
dat Amor m ri.cn regen wil zijn. is het nog te
zwaar en forsch, te goed. te rond I lollandsch.
\ all Mevrouw doi'ez (Friteüa) wil ik alleen ver
tellen, dat zij in Frasrati juffrouw l'ersoons heette
en haar innemend uiterlijk en opgewekt spel
haar terstond als zoodanig deden herkennen, van
den beer Stevens (Ascanio) dat hij zijn ondank
bare rol met prijzoüswaanlige goedmoedigheid on
derging. He; k i M ir zong zijn weinige nummertjes met
animo; de regie wake or\ oor. dat ilames zich
niet te veel in een halven cirkel ut'in de beruchte
opera -orde. een rijtje rechts en een rijtje links,
plaatsen, liet decoratief \an liet tweede bedrijf.
de kloosterhof, \oiid terecht luide bewondering;
het doet den heer I'oiitsma alle eer aan; in dat
\aii het eerste stak' de leelijke achtergrond bij
de u'oo.le zijstukken duidelijk al'.
Verkochte filiinlttvlijw, het .lapanscho kijkstuk
in bet lirand Théatre is een succes, doch ecu succes
van decoratief en mise en-Kcène. liet drama zelf
is hij/aak. De schrijfster, .1 ml i tb (ia u t i er, d o d och tor
van Théophile, de gescheiden echtgenoote vau
('atiille Meiidés. heeft het een en ander uit bet
('hineesch eu .lapanscli \ertaald; het is dus mo
gelijk, dat Verkochte (iliuildchjex echte
bostanddeeleii bevat of zelfs geheel echt is; waarschijnlijk
is het echter niet: de te pas en te onpas, vaak
alleronliandigst aangebrachte uitweidingen over
's avonds altijd hét toegedekt, en dat doe ik
nou nog ereis. Dag Jan, dag m'n jongen !"'....
»-Moeder!!'' gilt Jan, en hij is zijn bed uit, !
naast zijn moeder op den grond. «Buurvrouw ! j
help toch !" i
Een gestommel buurvrouw komt binnen, j
AVat is dat hier, wat is er gebeurd 'i" l
«Niks 'Duurvrouw, maar moeder is uit 'r
bed gekomnicn en ze hield niet op, ol' ik
most haar dat vau Kee vertellen, en toen
is ze ineens omgevallen." j
«Domme jongen !'' zei buurvrouw, terwijl ]
ze de zieke 'trachtte op te beuren eu in haar l
armen te nemen. En Jan begon hardop ie j
builen.
Arme Jan, hij had toch niet anders kun- j
nen doen, en altijd in zulke moeielijke din
gen, als hij niet wist wat hij doen moest,
deed hij het verkeerde. Hij moest wel r r;/
dom zijn. Ja, hél erg dom, zóó dom, dat i
Jan zijn hcele leven dom is gebleven, want
hij is nooit een slecht inensch geworden.
Van het harde huilen werd zusje nu ook j
wakker en begon te schreien. O Fie'', riep j
Jan, «moeder is dood en ik heb het gedaan, j
omdat ik zei van . . .''
«Houdt toch stil, kinders !'' riep buurvrouw,
«je moeder komt weer bij, maar maakt nou
niet zoo'ii kanibaalsch leven.1'
Neen, als moeder maar niet dood was,
dan zouden ze niet meer huilen. Jan ging
op zijn teeneu voor de bedstee staan, waar
moeder door de sterke armen van buurvrouw
weer was hoengedragen, en vroeg: .-? (Jaal het
nou wat beier, moe ?''
«Ja, ja, Jantje ! maar ga nu gauw naar
bed, pasop, dat vader je niet vindt."
In n sprong is Jan weer in zijn bed.
13uurvroinv schudt de kussens van de zieke
wat op, steekt de lamp aan en dan gaat ze
weer naar haar eigen huis, waar ze het ver
haal met haar gewone breedsprakigheid en
opsiersels vertelt aan ieder, die 't hooren wil.
Het is of Fiena opeens veel rustiger is
geworden. Nu zij weer alleen met de kinderen
zeden en gebruiken, de geforceerde verklaringen;
der ons geheel vreemde toestanden eu verhou
dingen geren liet terstond een nagemaakt exotisch
tintje. Het is onnoozel, waar wij het naief;
gemaniereerd, waar wij liet natuurlijk, banaal-grof
waar wij het hoog-ibrsch zouden wenschen. Het
bijkomende moois, de bonte pracht en bedwel
mende grilligheid van kleederdracht en milieu
houden het hoven water. De vijf'bedrijven worden
terecht bij het opgaan van bet scherm even hard
beklapt als bij het vallen. De vertolkers trachten
door slepende bewegingen, golvende gebaren en
ruischend waaierspel de locale kleur zooveel mo
gelijk te bewaren. Van den proloog heb ik niet
knnnen ontdekken of hij in proza of in verzen
was. De voordrager had, geloof ik, meer schuld
dan de vertaler; de woorden werden ingeslikt of
wogg'ogalmd.
De vrije loif, tooneelspel in .'! bedrijven, naar
het Dnitsch van llermann Faber, kan ik nog even
uitlniden. > Het Xodorlamlsch Tooneel" heeft er niet
veel vreugde van beleefd. Het bad twee kapitale
gebreken. Het was kleurloos en gerekt en deed
iu minstens de helft der personen op meer dan
geoorloofde wijze aan Smlormann's >Eer" denken.
H. J. M.
DE TOESTAND DER MUZIEK ALS SCHEP
PENDE KUNST EN DE GEVOLGEN
VOOR DE OPERA
door W. F. THOOM.
I.
(Slot.)
Ware die stap (Verdi's bekeering) dertig jaar vroe
ger en dan meer gematigd gedaan, de muziekwt reld
zou een schat van schoone en degelijke werken
hebben kunnen bezitten, wier gemis maar al te
voelbaar is en niet meer vergoed kan worden.
De overige Italiaansche componisten zijn f slechts
binnen de grenzen van hun vaderland bekend
gebleven of als auteurs van doodgeboren kinderen
weer even spoedig verdwenen als ze opgekomen
waren. De eerste, die nu weer naar
wereldrepntatie dingt, is Mascagni, wiens latere werken
echter eerst zullen kunnen uitwijzen, of hier een
wezenlijke aanwinst gedaan is dan niet. Wil Itali
voor het vervolg nog componisten van werkelijke
waarde leveren, dan zal, bij verbeterde tekst-op
vatting en dramatiek,ook melodische vinding moeten
behouden blijven; zonder dit laatste gegeven ver
krijgen we naar alle waarschijnlijkheid slechts na.
maak van moderne Duitsche compositie met kopie
van Wagnersche instrumentatie, wat tot geen
resultaat leidt.
Fsn ander beeld vertoont Frankrijk, welks mu
zikale productiviteit echter niet consequent ge
noeg is in hare verschijnselen, om zich boven den
algemeenen toestand te kunnen verheffen. Wel
levert dit land thans ook componisten voor de
concertzaal, maar die zijn veel te laat gekomen
en schrijven in navolging van de jongere Duitschers
programma-inuziek. De opera-componisten
verloonen in vergelijking met het vorige tijdvak
achuitgang. Alieen Guunod is in staat geweest met
zijn Fttiixt een algemeen geaccrediteerd werk van
hoogere beteekems te leveren. Maar ook deze
componist heeft later teleurstelling gebaard, door
dien hij onmiddelijk na zijn eerste succes aan eene
rusteloose vcclschrijving toegaf, die uit den aard
der zaak een noodlottigen invloed moet uitoefenen
op de ijualiteit der werken van welken auteur
dan ook. Als goed aangeschreven componisten
komen vervolgens; in aanmerking Bizet, Deübes,
Lalo en Reyer, maar cle twee
eerstgenoemdeu zijn te vroeg gestorven, en van de
laatsten is nog te w'einig bekend. Nog een oudere
tijdgenoot. Vietor klasse, van wien ik in der tijd
te Parijs een zeer goede opera Les quatre saisons
is eu zij hun regelmatige ademhaling weer
hoort, is het of zij een vizioen van licht heeft.
liet komt uit de lamp, dat ziet ze wel. Een
zee van licht straalt naar beneden, over de
tafel, in de kamer, en in dat licht ziet
zij haar twee kinderen. Ze spelen en lachen
en trekken aan vaders haren, die ze begaan
laat en er ook om lacht.
/ij ziet haar Toon van vroeger weer terug,
opgewekt en gezond van lijf en hart. En ze
ziet zich zelf voor 't koflicblad, hoe hij haar
toelacht en haar al zijn verdiende weekgeld
uitbetaalt. Nu schuift hij zijn kopje toe, en
ze schenkt er koiïie in en geeft hem een
balletje er bij.
Steeds meer licht stroomt er van de lamp,
z.ij ziet hoe langer hoe duidelijker al wat er
in de kamer is. Wat glimt alles en wat zijn
de kinderen eii Toon helder gekleed! Zij
voelt zich weer geheel de oude van vroeger,
zoo flink eu zoo opgewekt, zoo heerlijk ge
zond. Kn, vreemd, het kringetje wordt aldoor
grooter ; de kinderen groeien voor haar oogen,
er komen nieuwe kinderen bij, twee blozende
jongens en een lachend meisje. En allemaal
klauteren ze op vaders knieën en lachen en
stoeien, tot moeder het jongste oppakt, om
bet uit te gaan kleeden, want het is bedtijd.
En, tenviji ze dat doet, ziet ze de vrouw,
voor 't kof'fieblad, veranderen, langzaam,
schier onmerkbaar. Het zijn niet meer Fiena's
trekken, ze gaan zachtjes over in die van
Kee, zóó ongemerkt, dat Fiena er zich niet.
over kan verbazen.
Zij vindt alles goed zoo, zij voelt dat het
zóó zijn moet, dat het niet anders kan. Zij
heeft vrede met alles. Glimlachend ziet zij
het lieve tooneeltje zoolang mogelijk aan,
totdat zij een groote vermoeidheid over zich
voelt komen.
O ! wat wordt alles opeens zwaar, ze
kan haar oogleden niet meer openhouden...
Dan kornt er een diepe, dichte, geluidlooze
duisternis over haar.
Haar hoofd valt achterover in het kussen,
haar mond zakt open, haar oogen breken.