De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 10 juli pagina 2

10 juli 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 785 ter zijde staan, dan zou men misschien op de bladzijde lezen : Content! estote, Begnügt euch mit eurem Kommisbrote. Maar zeer waarschijnlijk zou Bismarck er dan weer onder schrijven : Kömmt doch das Aergerniss von oben. DR. HART. Toen de redactie van dit weekblad mij ver zocht bij het portret van Dr. Hart. een bijschrift te leveren, aarzelde ik geen oogenblik om aan dat verlangen te voldoen. Doctor Hart, zijn tra gisch einde en de plechtige begrafenis vervullen hier allen zóó, dat er over niets anders gedacht, getreurd en gesproken wordt. Waar men zóó van vervuld is, is de taak om er wat over te schrijven niet moeielijk. De bladen hebben allen vermeld wanneer bij geboren werd, waar hij studeerde, wanneer bij tot Doctor be vorderd werd, (dit geschiedde onder toekenning van de hoogste ouderscheiding), zij gewaagden van zijne veel omvattende menschcniiofdo. offer vaardigheid, bescheidenheid, zijn ongeëvenaarde werkkracht. Ten einde daarom niet in herhaling te vervallen zal ik een enkelen greep uit zijn leven hieraan toevoegen, die naar ik meen slechts aan mij be kend is. Toen voor vijf jaren geheel Xieuwor-Amstel en het groote aantal zijner vrienden eu patiën ten te Amsterdam als n man opstonden om zijn yöjarig jubileum als geneesheer op eene schit terende wijze te vieren, stuken enkele invloedrijke mannen de hoofden bij elkaar om de aandacht der hoogo regeoring' te vestigen <>\> het feit, dat een 111.111, die zich gedurende een kwart eeuw tegenover de meuschiieid zoo verdienstelijk had gemaakt, die in tijden van ernstige epidemie, als van cholera en pokken, nooit om eigen rust dacht, doch als een reddende engel zicb dag en acht van bet eene ziekbed naar het andere spoedde, dat nog geen enkel ridderkruis diens borst sierde. Door oene onhandigheid kwam bij iets van dat voornemen te weten en nooit heb ik ernstiger protest geboord dan toen. De man. die een an der nooit iets kon weigeren, was bier tegenover zich zelf onverbiddelijk. Wie echter getuige geweest is van de indruk wekkende demonstratie bij zijne teraurdi'bestelling. \vie gezien lieert hoe honderde mannen. van allen stand, hun dagtaak ter zijde gesteld hebben en zich uit eigen aandrang1, in luimt'' beste kleèreu, eerbiedig achter den rouwwagen schaarden, boe dichte, drommen menschen uit het volk langs den langen weg schouder aan schouder gedrongen stonden om den veel ge liefden man, zij het dan ook op den lijkwagen, nog eenmaal langs den Amsteldijk te zien rijden, die heelt de diepe overtuiging gekregen, dat iemand die zóó door het volk tot ridder geslagen was, iedere erkenning van dat ridderschap van boogerhand overbodig kon achten. Waar een man als prof. van der Mey aan zijn graf getuigde dat hij van zijne grooto kennis genoten had, dat als verloskundige zijn evenknie niet gevonden werd, en waar het met moeite onderdrukte, snikken van zoovele honderden de meest welsprekende getuigenis aflegde hoe hij die grooto gaven tot heil der menschbeid aan gewend heeft, daar schiet mijn pen te kort hem nog meer hulde te bewijzen. Zijne vrienden verliezen in hem hun genees heer, hun vertrouweling : lang zal de plaats, die hij in hunne harten innam, leeg blijven, en wan neer ze ooit gevuld zal worden, dan zal het zijn met de vruchten van het goede, zand dat hun on vergetelijke vriend daarin achterliet. 7.00 zal Hart blijven voortleven nog lang nadat hij gestorven is. K. STAKK. Kuasi en Letteren. HET TOOKEEL TE AMSTERDAM. Artis- Schouwburg: A mor in den regen. (.rand Théatre: Verkochte glimlachjes. Amor in den regen! AVie dacht bij dezen titel terstond aan een der bekendste liedjes van Aimcreon, door latere dichters herhaaldelijk nagezongen, in Frankrijk b. v. door I.afontmno in zijn Contes," bij ons door liilderdijk in >Miju vorlustiging"? De operette schijnt alles te kunnen gebruiken en kan alles gebruiken: de kwestie is maar, hoe men het gebruikt. De hoeren Prevel en Liorat zijn in bet uitwerken en dranmtisoeren van liet Anacroontische liedje weinig gelukkig geweest. Hun operette is een tamme. langdradige paraphrase ervan. In het liedje komt Amor in een hevige regenbui bij den dichter aankloppen en vraagt hem een schuilplaats: als bij zich gewarmd en gedroogd heeft, zegt hij te willen zien of zijn hoog ook door den regen geleden heeft, spant hem, treft den armen dich ter midden in het hart eu trippelt giebelend wen'. In de operette is Amor ('arlo, prins vau Syracuse en de dichter Laiirotto. prinses van Tarente geworden, ('arlo wordt door een hevigen storm op de kust van Tarente goworpon en ontmoet daar baiirotto; zij worden terstond smoorlijk verliefd op elkander: l.aurette staat op het punt mot Ascauio. den leelijkeu en dommon neef van baai1 voogd l'.'impinelli ie trou wen : nu /ij ('ai'lo gezien heeft, kan zij Ascanio niet meer uitstaan: als haar wm^d haar wil dwingen, vlucht zij in bet klooster, «aai1 zij volgens do wellen \an Tarenle vrij on veilig is. Natuurlijk komen n J'ampinelli n ('arhimet .zijne seei'etaris ('asearino vermomd in hi-t kloo>ter; ! even natuurlijk hebben daar tal van vergissingen en verwisselingen plaats- t"n sb-ite -..orl 'i i'a'-io en ('ascai'ino dom' l'ampineUi ontdekt. !)e eerste zal opgesloten worden, doch krijgt .monade als j l.aurette belooft Ascaiiio's vrouw te zullen worden ; l de t\voede zal in zee gedooid worden doch \\eet. | dank zij de hulp van ('atharina. zijn vroeger liefje, ! thans de vrouw van I'ampinelli, te ontluchten. Het derde bedrijf' brengt niet veel meer dan de oiitknooping of wat daarvoor moet door( gaan; ('arlo en Laurette krijgen elkaar. De schrij vers hadden hen al wel wat vroeger gelukkig kunnen maken, doch dit zon tegen alle regelen van bet ilriohodrijng operettestelsel gestreden »0p straat." «Altijd op straat, kan je ze dan niet zeg een, dat ze hier moeten blijven? 't Is een kruis!" En met een forschen ruk de deur open trekkend roept hij zoo hard, dat de heele straat het hooren kan: ->Allo, willen jullie nu wel eens gauw ko men, bengels? Vooruit, 't is etenstijd, denkje dat ik op jullie wil wachten? En gauw, hoor! anders zal ik" Maar de kinderen zijn er al. Ze sluipen onder zijn arm, die de deur vasthoudt, bin nen en zetten zich zwijgend aan tafel. Zoo gaat het bijna alle dagen. 's Avonds, als vader thuis komt van 't werk, en hij vindt de kinderen weer op straat, dan sleurt hij ze ieder bij een arm mee naar huis en stopt ze gauw in bed. »En nu niet janken, maar dadelijk gaan slapen, hoor!" daarmee wordt een einde gemaakt aan den dag. Als Toon zich wat opgeknapt heeft gaat hij de deur weer uit en Fiena weet, dat hij zijn »vrinden" gaat opzoeken en dat ze dan gezamenlijk in een kroeg gaan. Hij komt er immers rond voor uit, dat hij geen loven heeft met dat gezeur altijd thuis. Maar of hij in die kroeg nieuwen levensmoed op doet is nooit gebleken. Als zijn «vrinden" hem onder een paar borrels verteld hebben, dat hij >\vel gek lijkt, om de huishoudster en de kmdermeid van zijn vrouw te zijn", dan vindt Toon dat ze gelijk hebben, en hij vindt zijn lot nog tienmaal zwaarder te dra gen. En dan zet hij »om zijn verdriet te verzetten" er nmj een borrel op. Thuiskomend vindt hij daar altijd het zelfde gehijg en gesteun. *Maar van avond is het niet zoo. Met bovenmenschelijke inspanning is Fiena opgestaan toen kleine Hophie sliep. En ze is heel zachtjes naar het bedje van Jan ge slopen en heeft haar hand op zijn hoofdje gelegd. Dit deed hem verschrikt opkijken. ^Moeder, wat is er ? ben je beter ?" »Jan", zegt ze, »zal je altijd een goeie jongen zijn en de waarheid zeggen T' : Ja, moeder!" »Ja maar, Jan ! nou ook. Vertel me eens, Jan, wat willen ze mij niet zeggen ?'' »Ik ... ik weet niet, moeder !" stottert liet ventje, en verraadt dat hij 't wél weet. »Licg niet, Jan! als ik dood ben, dan heb ik geen rust in m'n graf', Jantje ! als je liegt !" Arme Jan, hij begon te huilen. .Moeder dood, wat zou dat akelig zijn ! Hij was er bang van, en daarom zei hij maar gauw : »Och, moetje! 't is niks ergs, maar buur vrouw het gezegd, da 'k 't Jiiet vertellen mocht!'' »En ik zeg, dat je moet, kom, gauw wat, Jan !" >Nou moeder, maar je mag niks aan buur vrouw zeggen, want dan scheldt ze me weer voor een domme jongen, net as laatst, toen ik school moest blijven voor I'iet, omdat hij den meester uit had gelachen. Maar ik kon d'r niks an doen, want ik most l'iet verrnjen of' zelf school blijven. Maar buurvrouw zei toch, dat ik een hcele, domme jongen was. En je zal zien, dat ze "t nou weer zegt." »(iauw wat, Jantje !'' ;lk weet zelf niet, waarom ik hot niet mag zeggen, want 't is niks ergs, moeder. Alleen maar, dat vader tegenwoordig zoo dikwijls bij Kee komt !" »Bij Kee?" :;Ja, Wilt is daar nou an. Vindt je dat nou zoo erg, moeder? .Ikke niet. Ik kom ook wel eens bij I\ee en Fie ook en dan is ze heel lief voor ons en dan krijgen we koekjes en balletjes van haar!'' »Koekjes balletjes ..... " versuft kijkt Fiena om zich heen. Maar nu zij de vra gende, blauwe kinderoogen ziet, buigt zij zich over haar zoontje heen en zegt snikkend: >Hou je veel van moeder, Jan ? eu zal je later ook nog eens orn moeder denken, :ds je een groote jongen bent geworden. En dat moeder je nooit hét geslagen en dat zij je hebben. Of de operette het op stuk van zaken niet zonder Amicreon's liedje had kunnen doen V ik geloof het wel. Met het eerste bedrijf houdt de overeenkomst tusschen beide op. Voor een aanloopje is zulk een beroemde antiquiteit ech ter niet kwaad en een kind moet nu eenmaal een naam hebben. De muziek vau Varney is bescheiden, melodieus en elegant; bekoorlijk in de aandoenlijke, weinig pakkend in de komische tooneeltjes, niet al te oorspronkelijk, maar ook niet al te banaal. Tot de beste nummers behooren in hot eerste bedrijf de barearolle en do muziek bij het. Amor-liedje; in het tweede het ensemble, waarin ("arlo, in een kooi verstopt en door Laurette voor een colibri uitgegeven, de novices door zijn getjilp in verrukking brengt; in het derde de wals van ('arlo en het lied van ('atharina. Was de orchestratio over het algemeen niet wat te zwaar en luidruchtig V De vertaling van den heer Tekil is niet prachtig, doch ook niet al te onbeholpen: enkele voortreffelijke vertalingen bij ('rot hebben ons misschien oen beetje ver wend ; het verdietscben van libretto's vereischt voel studie, goeden smaak, juist oordeel: het wei nig' elegante en zangerige van zijn vertaling zul len wij den lieer Tekil maar niet al te zwaar aanrekenen. Amor in den regen schijnt te Parijs veel bijval (^70 voorstellingen) gevonden te hebben. Waar schijnlijk was de vertolking uitmuntend, dekte de vlag de lading; hetzelfde zon ook bij ons het geval knnnen zijn. Als de nieuwe operette levenskrachtig blijkt, zal ik voor mij dat bijna geheel op reke ning van den goeden zang van enkele en het luimigo spel vau bijna alle vertolkers stellen. Als ik de dames lïuderman (('arlo) en van Westerhoven ((-atharina), de hoeren Kreeft (('asrarino) en Kelly ^I'ampinelli) genoemd heb en erbij vermeld, dat zij uitstekend op dreef waren, ben ik eigenlijk uitge praat, doch bob tevens genoeg gezegd. Hun naam spreekt voor hen; zij zijn iemand; zij vertegen woordig'on iets; zij bobben ieder voor zich huil emplooi gestempeld: men spreekt van liuderman-, van Kreeft-rollen. De jongere garde kan van hen nog veel leereii.,1 uffrouw Terhoeven (l.anrettejzong allerliefst, zoo lief, dat jiien zon Henschel), dat zij steeds zong.... en niet sprak. Haar sproken is nog steeds onnatuurlijk' en onfraai; het eento nige rabbelen en roffelen klinkt pijnlijk gekun steld, als oen machinetje, dat opgewonden is on afratelt. Haar sp"l wordt bij den dag boter, los ser en levendiger: voor het co(|iiottc minnesprookjo, dat Amor m ri.cn regen wil zijn. is het nog te zwaar en forsch, te goed. te rond I lollandsch. \ all Mevrouw doi'ez (Friteüa) wil ik alleen ver tellen, dat zij in Frasrati juffrouw l'ersoons heette en haar innemend uiterlijk en opgewekt spel haar terstond als zoodanig deden herkennen, van den beer Stevens (Ascanio) dat hij zijn ondank bare rol met prijzoüswaanlige goedmoedigheid on derging. He; k i M ir zong zijn weinige nummertjes met animo; de regie wake or\ oor. dat ilames zich niet te veel in een halven cirkel ut'in de beruchte opera -orde. een rijtje rechts en een rijtje links, plaatsen, liet decoratief \an liet tweede bedrijf. de kloosterhof, \oiid terecht luide bewondering; het doet den heer I'oiitsma alle eer aan; in dat \aii het eerste stak' de leelijke achtergrond bij de u'oo.le zijstukken duidelijk al'. Verkochte filiinlttvlijw, het .lapanscho kijkstuk in bet lirand Théatre is een succes, doch ecu succes van decoratief en mise en-Kcène. liet drama zelf is hij/aak. De schrijfster, .1 ml i tb (ia u t i er, d o d och tor van Théophile, de gescheiden echtgenoote vau ('atiille Meiidés. heeft het een en ander uit bet ('hineesch eu .lapanscli \ertaald; het is dus mo gelijk, dat Verkochte (iliuildchjex echte bostanddeeleii bevat of zelfs geheel echt is; waarschijnlijk is het echter niet: de te pas en te onpas, vaak alleronliandigst aangebrachte uitweidingen over 's avonds altijd hét toegedekt, en dat doe ik nou nog ereis. Dag Jan, dag m'n jongen !"'.... »-Moeder!!'' gilt Jan, en hij is zijn bed uit, ! naast zijn moeder op den grond. «Buurvrouw ! j help toch !" i Een gestommel buurvrouw komt binnen, j AVat is dat hier, wat is er gebeurd 'i" l «Niks 'Duurvrouw, maar moeder is uit 'r bed gekomnicn en ze hield niet op, ol' ik most haar dat vau Kee vertellen, en toen is ze ineens omgevallen." j «Domme jongen !'' zei buurvrouw, terwijl ] ze de zieke 'trachtte op te beuren eu in haar l armen te nemen. En Jan begon hardop ie j builen. Arme Jan, hij had toch niet anders kun- j nen doen, en altijd in zulke moeielijke din gen, als hij niet wist wat hij doen moest, deed hij het verkeerde. Hij moest wel r r;/ dom zijn. Ja, hél erg dom, zóó dom, dat i Jan zijn hcele leven dom is gebleven, want hij is nooit een slecht inensch geworden. Van het harde huilen werd zusje nu ook j wakker en begon te schreien. O Fie'', riep j Jan, «moeder is dood en ik heb het gedaan, j omdat ik zei van . . .'' «Houdt toch stil, kinders !'' riep buurvrouw, «je moeder komt weer bij, maar maakt nou niet zoo'ii kanibaalsch leven.1' Neen, als moeder maar niet dood was, dan zouden ze niet meer huilen. Jan ging op zijn teeneu voor de bedstee staan, waar moeder door de sterke armen van buurvrouw weer was hoengedragen, en vroeg: .-? (Jaal het nou wat beier, moe ?'' «Ja, ja, Jantje ! maar ga nu gauw naar bed, pasop, dat vader je niet vindt." In n sprong is Jan weer in zijn bed. 13uurvroinv schudt de kussens van de zieke wat op, steekt de lamp aan en dan gaat ze weer naar haar eigen huis, waar ze het ver haal met haar gewone breedsprakigheid en opsiersels vertelt aan ieder, die 't hooren wil. Het is of Fiena opeens veel rustiger is geworden. Nu zij weer alleen met de kinderen zeden en gebruiken, de geforceerde verklaringen; der ons geheel vreemde toestanden eu verhou dingen geren liet terstond een nagemaakt exotisch tintje. Het is onnoozel, waar wij het naief; gemaniereerd, waar wij liet natuurlijk, banaal-grof waar wij het hoog-ibrsch zouden wenschen. Het bijkomende moois, de bonte pracht en bedwel mende grilligheid van kleederdracht en milieu houden het hoven water. De vijf'bedrijven worden terecht bij het opgaan van bet scherm even hard beklapt als bij het vallen. De vertolkers trachten door slepende bewegingen, golvende gebaren en ruischend waaierspel de locale kleur zooveel mo gelijk te bewaren. Van den proloog heb ik niet knnnen ontdekken of hij in proza of in verzen was. De voordrager had, geloof ik, meer schuld dan de vertaler; de woorden werden ingeslikt of wogg'ogalmd. De vrije loif, tooneelspel in .'! bedrijven, naar het Dnitsch van llermann Faber, kan ik nog even uitlniden. > Het Xodorlamlsch Tooneel" heeft er niet veel vreugde van beleefd. Het bad twee kapitale gebreken. Het was kleurloos en gerekt en deed iu minstens de helft der personen op meer dan geoorloofde wijze aan Smlormann's >Eer" denken. H. J. M. DE TOESTAND DER MUZIEK ALS SCHEP PENDE KUNST EN DE GEVOLGEN VOOR DE OPERA door W. F. THOOM. I. (Slot.) Ware die stap (Verdi's bekeering) dertig jaar vroe ger en dan meer gematigd gedaan, de muziekwt reld zou een schat van schoone en degelijke werken hebben kunnen bezitten, wier gemis maar al te voelbaar is en niet meer vergoed kan worden. De overige Italiaansche componisten zijn f slechts binnen de grenzen van hun vaderland bekend gebleven of als auteurs van doodgeboren kinderen weer even spoedig verdwenen als ze opgekomen waren. De eerste, die nu weer naar wereldrepntatie dingt, is Mascagni, wiens latere werken echter eerst zullen kunnen uitwijzen, of hier een wezenlijke aanwinst gedaan is dan niet. Wil Itali voor het vervolg nog componisten van werkelijke waarde leveren, dan zal, bij verbeterde tekst-op vatting en dramatiek,ook melodische vinding moeten behouden blijven; zonder dit laatste gegeven ver krijgen we naar alle waarschijnlijkheid slechts na. maak van moderne Duitsche compositie met kopie van Wagnersche instrumentatie, wat tot geen resultaat leidt. Fsn ander beeld vertoont Frankrijk, welks mu zikale productiviteit echter niet consequent ge noeg is in hare verschijnselen, om zich boven den algemeenen toestand te kunnen verheffen. Wel levert dit land thans ook componisten voor de concertzaal, maar die zijn veel te laat gekomen en schrijven in navolging van de jongere Duitschers programma-inuziek. De opera-componisten verloonen in vergelijking met het vorige tijdvak achuitgang. Alieen Guunod is in staat geweest met zijn Fttiixt een algemeen geaccrediteerd werk van hoogere beteekems te leveren. Maar ook deze componist heeft later teleurstelling gebaard, door dien hij onmiddelijk na zijn eerste succes aan eene rusteloose vcclschrijving toegaf, die uit den aard der zaak een noodlottigen invloed moet uitoefenen op de ijualiteit der werken van welken auteur dan ook. Als goed aangeschreven componisten komen vervolgens; in aanmerking Bizet, Deübes, Lalo en Reyer, maar cle twee eerstgenoemdeu zijn te vroeg gestorven, en van de laatsten is nog te w'einig bekend. Nog een oudere tijdgenoot. Vietor klasse, van wien ik in der tijd te Parijs een zeer goede opera Les quatre saisons is eu zij hun regelmatige ademhaling weer hoort, is het of zij een vizioen van licht heeft. liet komt uit de lamp, dat ziet ze wel. Een zee van licht straalt naar beneden, over de tafel, in de kamer, en in dat licht ziet zij haar twee kinderen. Ze spelen en lachen en trekken aan vaders haren, die ze begaan laat en er ook om lacht. /ij ziet haar Toon van vroeger weer terug, opgewekt en gezond van lijf en hart. En ze ziet zich zelf voor 't koflicblad, hoe hij haar toelacht en haar al zijn verdiende weekgeld uitbetaalt. Nu schuift hij zijn kopje toe, en ze schenkt er koiïie in en geeft hem een balletje er bij. Steeds meer licht stroomt er van de lamp, z.ij ziet hoe langer hoe duidelijker al wat er in de kamer is. Wat glimt alles en wat zijn de kinderen eii Toon helder gekleed! Zij voelt zich weer geheel de oude van vroeger, zoo flink eu zoo opgewekt, zoo heerlijk ge zond. Kn, vreemd, het kringetje wordt aldoor grooter ; de kinderen groeien voor haar oogen, er komen nieuwe kinderen bij, twee blozende jongens en een lachend meisje. En allemaal klauteren ze op vaders knieën en lachen en stoeien, tot moeder het jongste oppakt, om bet uit te gaan kleeden, want het is bedtijd. En, tenviji ze dat doet, ziet ze de vrouw, voor 't kof'fieblad, veranderen, langzaam, schier onmerkbaar. Het zijn niet meer Fiena's trekken, ze gaan zachtjes over in die van Kee, zóó ongemerkt, dat Fiena er zich niet. over kan verbazen. Zij vindt alles goed zoo, zij voelt dat het zóó zijn moet, dat het niet anders kan. Zij heeft vrede met alles. Glimlachend ziet zij het lieve tooneeltje zoolang mogelijk aan, totdat zij een groote vermoeidheid over zich voelt komen. O ! wat wordt alles opeens zwaar, ze kan haar oogleden niet meer openhouden... Dan kornt er een diepe, dichte, geluidlooze duisternis over haar. Haar hoofd valt achterover in het kussen, haar mond zakt open, haar oogen breken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl