De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 17 juli pagina 7

17 juli 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 786 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De overwinning van Ooms, JOHN BULL. Goddam ! Dat is nog dezelfde, vlag van Ciiatham! JULIÜS PRUTTELMAN BROMMEIJER. Pierson heeft woord gehouden. Hij zou in de TVeede Kamer de Bocht in de hoogte steken, hij had het beloofd en heeft het gedaan ook. Ik ben trotsch op het Nederlandsche Volk, zoo sprak hij. En waarom was hij trotsch op dat volk ? Omdat hij in de Bocht schatrijke menschen had ont moet, die de pro gressie in de Ver mogensbelasting eer te zwak dan te sterk vonden. Hij wou zeg gen, ik ben trotsch op het Nederland sche Volk . . . om de Bocht. De Bocht is de kern der natie en die kern is volkomen gezondNu dat is geen woord te veel gezegd. Want het is werkelijk zoo. Iemand die buiten de Bocht staat, zal moeilijk zich kunnen voor stellen hoe zuiver van zin, helder van hoofd en edel van hart wij zijn. Maar wij, die dage lijks met mskaiir omgaan, weten dat wel. Óns verrast zoo'n uitspraak niet, want we hebben genoeg te doen met op elkaar te pas sen, opdat de een na den ander er niet toe kome, zichzelf weg te gooien eu zichzelf weg te geven. Het was echter tot lieden niet ge constateerd in het openbaar. Maar nu staat het in de Ilandclinyen zwart op wit gedrukt en daarom is deze week_een vaii de belangrijkte, die de Bocht ooit beleefd heeft. Eu natuurlijk de Bocht niet alleen, maar even als zij, een ieder die wat heel veel in de melk te brokken heeft. Zoo'n verklaring uit dien mond en op die plaats is g^ud waard. Pierson is niet de eerste de beste. Hij kent de Bocht door en door. Hij zou er zelf kunnen wonen. Hij verwondert zich dus niet zoo gauw over iets tl a t hij in de Bocht gehoord of gezien heeft. Hadden wij te doen met een proletariër, een schoolmeester of een deurwaarder, die, toevallig eens in de Bocht gelogeerd, ons had kunnen waarnemen in onze verborgen deugden, en had zoo iemand een gat in de lucht geslagen over onze^ braat heid, liet zou mij niet verwonderen of streelen, want ik zou bij mij/elf zeggen: zoo'n man is natuur lijk in den Jordaan of in de Tweede Leidsched \yarsstraat niet aan zooveel belangen loosheid en zelfverloochening gewoon. Maar Pierson, die met de moedermelk onze bescha ving van geest en gemoed heeft ingezogen, nog versteld te zien staan over de gulle humaniteit en de reeele onbaatzuchtigheid van ons Bochtmensehen, dat grijpt me in de ziel. Nu xoo iemand daar in de Kamer verklaart: -zelfs uit de kringen waartoe de Jfaclit r<tn do Ilec.rcnyrarlil behoort werd mij te kennen gegeven, dat eeuige hoogere opvoering van de progressie bijval zou vinden," nu -.uu iemand moest uitroepen: »ziet, dat heeft mij verheugd, ja, en hel hart warm gemaakt, nu \nn 'n-mnnil sprak: 'dat geeft mij reden om trotsch (c zijn op het Nederlandsche volk.''is het bewijs geleverd, dunkt me, dat de hoogte door onze burgerdeugden bereikt, waarlijk kolossaal is. Daar er nu wel niemand zul zijn. die mij kan logenstraffen, als ik zeg, dat ik de Bocht van d'? Heerengracht representeer, en ik, zonder mij op mijn invloed te verheffen, ge rust mag verzekeren, dat de Bocht van de Heerengracht het aan mij te danken heeft, ?dat zij op zoo verecrende wijs in 's lands ver gaderzaal is vermeld, acht ik mij verplicht wereldkundig te maken, hoe Pier.-on bij deze gelegenheid met de Bocht in aanraking is gekomen, en wie hem eigenlijk het verblijf in de Bocht tot een onvergetelijk uur hebben gemaakt. Men moet dan weten, dat mijn verstand houding met Pierson over de vermogensbe lasting reeds dateert van 8 Mei. Toen schreef ik in het Weekblad eenige goedkeurende aanmoedigende woorden aan Pierson's adres: o. a. Nu ik zijn belastingwetten nog eens bestudeerd heb, zie ik, dat hij ons toch nog al aardig beschermt tegen het grauw. Alles goed overwogen lust ik zijn wet wel! . . . . Zou de Bocht niet een adres aan de Tweede Kamer kunnen zenden, om Z. Exc. te steunen? Daar moet ik Rahustn eens over spreken of Tobi ... in elk geval kan Grondwet het wel doen." Daags daarop kreeg ik al een antwoord van Pierson; hij had met de meeste belang stelling mijn beschouwingen gelezen, meende echter dat ik ten opzichte van de voorge stelde progressie het toch niet geheel met heui eens was, en wenschte aangaande dit onder deel nader mijn gevoelen te loeren kennen. Hoc de Bocht over de progressie denkt, is voor mij hoofdzaak, en wie zou ik daarom trent beter kunnen raadplegen dan u, hooggeachten Brommeijer kom dus, indien gij 't eenigszins schikken kunt, ten spoedigste eens over....' Deze uitnoodiging deed het plan bij mij rijzen, dat ik na Van Tieiihoven's brief reeds meermalen had overwogen. In mijn ontboe zeming van den ]7en April had ik mededeeling gedaan van een schrijven van Van Tienhoven, die mij voorstelde Pierson te logeeren te vragen. «Spreek er met Quack, rïahusen. Boissevain en Wertheim eens over. Wat zou je er van denken, schreef Gijs, als jullie met mekaar Pierson eens te_ logeert n vroegt eu heui mei een zacht lijntje er toe wist te krijgen een stuk of wat fouten in zijn plannen te bren gen of, als hij, wat ik vermoed, met zijn overjas verschijnt, de bedrijfsbelasting en het personeel hem wist te ontfutselen ? Voor zoo'n kleine zakkenrollerij, Brom. ben jij. dunkt me, net de man tenzij een ander dat liever doet.... Enfin, jullie Amsterdammers zult dat, met liet noodig overleg, wel klaarspelen... Eerst zag ik in dien wenk een insi nuatie aan 't adres van de Amsterdamsehe beurs en wilde er niet van weten, maar ua den S->ten Mei en Piersons uitnoodiging ver anderde ik van inzicht en verzocht hem een paar dagen mijn gast te willen zijn. Zoo geschiedde het c n daarop vroeg ik eenige vrienden, allen wonende in of bevriend met lui van de Bocht, meest dus personen met stevige ruggen; mij het genoegen te willen aandoen, thee bij me te komen drinken. j Natuurlijk, zooals Gjs me geraden had. l allereerst Quack, Iv.ihusen, Boissevain en Wertheim. Ik moet zeggen het was een aardig avondje. Allen waren blij Pierson weer eens in hun midden te zien op Ainstordainsehen bodem. en dat nog wel in de Bocht. Hij zag er wat vermoeid uit, van 't vele werken, maai' je kondt zien, dat hij tevreden was over den loop der zaken en zooals Charles zei: meester van de toekomst. Ik had, om niet eenzijdig Atusterdamsch te zijn, ook Lainping en ilintze uit Rotterdam gevraagd, en dut bleek me later een verstandige zet te zijn geweest. Niet wat L'.imping betreft, want deze heeft geen woord gesproken.... de man heei'i van het begin tot het eind Pierson slechts zitten aaui kijken, onafgebroken zooals een Fakir op zijn navel staart, om, eerst nadat Z.Exc. de deur uit was hij ging wat vroeger want hij moest op het Loesmuseuin nog een paar artikeltjes lezen blozend van bewondering uit te roepen: Welk een machtig talent.! Maar Ilintze was bij de pinken. !:i minder dan geen tijd bracht hij Pier.son aan het ver stand, zijn bedrijtsbelasting niet in te dienen. zoolang de vermogensbelasting nog in behan deling was. Hij deed dat bijzonder handig Zie j u. Pierson,7,-j i h ij, was je vermogen s bel as t i n geien gebrekkig stuk werk. dan zou ik zoo niet spre ken, maar 't is een meesterstuk en een mees terstuk maakt een genie, dat weel je ook wel, ! maar eens in zijn heele leven, ^aast zoo'n | vermogensbelasting moei een bedrijfsbelasting l het altoos een beetje afleggen waarom zou je i;u zelf zonder noodzaak schaduw komen j werpen op je eigen licht? Dit was voldoende. Die quaesüe was van de baan. Eu toen kwamen wc aan de progressie. De een had dit, de ander dat, maar Pierson zelf het meest Hij zat vol idees, 't Was of hij er ietwat opgezet van uitzag. Kijk eens, zei hij je kunt het nu ook in zijn kamerspeech lezen, 'lis preeies wat hij niet ons besproken heeft »Op wetenschappelijke en practische gronden j moest ik een progressie voorstellen,"?»maar hoe zou zij worden ontvangen'? Hoeveel i kunnen jullie velen ? Ik dacht van maar een i heel beetje en daarom heb ik mijn progressie niet wetenschappelijk durven maken: zoo goed als geen progressie, eerst een degressie, ! dan weer wat stilstand, daarop nog een ietsje j opklimming1 en reeds met de vermogens van vijf ton heelemaal halt. Met het oog op de Bocht was dat practisch. dacht ik, maar nu weet jelui niet hoe mij dat zeer gedaan heeft als wetenschappelijk niensch.' War,t je voelt wel,daar zat geen theorie in. En wal is een sys teem zonder theorie? Als ik de jenever-accijns met 5 of met '.'> verhoog, heb ik daarvoor een algebraïsche formule en wanneer ik de zoutbelasting van '.) op 5 breng, is dat te beredeneereu als een worteltrekking, maar om een progressie te bedenken, die parallel liep met de patriottische gevoelens van de Bocht, heb ik zoowaar iets moeten geven, dat mij zelf deed blozen.. .. Zou de Bocht me niet kunnen permitteeren, een kleinigheid meer te vragen, niet veel, maar toch iets, dun zou ik in staat zijn een progressietjo te formuleereii, waarbij gij Mijneheeren niet in nood kwaamt en ik weer wetenschappelijk, theore tisch man werd. 't Ilooge woord was er uit. en het was ' Pierson aan te zien dat het In-m moeite had gekost zulk een kras beroep te doen op de e Tervaardigheid van de Bocht, Audi .:uegüii .e;, '.vj!. De stilte was pijnlijk, en Piersons gelaat betrok ; wit werd hij als een doek. Maar toen ben ik opgestaan, en heb ge zegd: Mijnheer Pierson, >ik ben te fier om langer naar evenredigheid te weinig te be talen," leg dan dat ietsje er maar op, maar ik ben ook te tier om te veel te betalen. denk daaraan bij de Bedrijfsbelasting en bij het Personeel. Wat God, Koning en Vaderlaod van mij eischen, en ik weet zeker dat ik spreek uit naam van de heele Bocht geef ik graag. Hier in ,leze kringen" vindt ; de hebzucht geen plaats. Eiken Zondag werp ik eigenhandig een vijfje in het. kerkezakje en geen lijst stuur ik ongeteekend voorbij. Er i zijn er onder ons die vrijwillig meer dan n l percent van hun inkomen voor liefdadige : doeleinden afstaan. Waar vind je zoo iets buiten de lïocht? Neen, wij betalen graag ! schot en lot. Maar het moet je dan ook be- ; j hoorlijk gevraagd worden, en je niet afge! dwongen of liever gezegd afgestolen worden j ! als ware 'teen recht. En dat is tegenwoordig te veel het geval Je wordt omringd door een ': hoop afzetters, die in de:i naam van den staat, de gemeente, de maatschappij beslag op je eigendom willen leggen, als had je het geroofd j l iii plaats van geërfd of verdiend. (Algemeenc j teekenen van bijval). Maar komt nu een ; ! minister, die do Bank en de Bocht op zijn j duimpje kent, met ons overleggen hoe veel liet nog kan lijden, dan verandert de zaak j ' dan zeggen we: kom laat ons het eens uit- j i rekenen lot op ' .., pC't. l Zoo is liet. riep een der Bankiers ;? noblesse ' obligo'' zei Itahusen; zoo iets van sociale rechtvaardigheid hmrdo ik f^uack mompelen, '. en C'harles liep naar me («o in zijn banden klappende en sprak met luider stem: uitste kend, Brom, het is the plu;n connnon sense. { liet nuchtere gezond verstand dat ik hier i het woord hoor voeren. Dus ik zou wel kunnen gaan tot pi.m. _' ' por mille bij een vermogen van /' lo ? nj'i mu. vroeg Pierson met iets opgoruimds hl /ijn blik .... en zouden jullie dan niet fraudeoren ? J k bedoel nu niet <!e indivudeele fraude, maar jullie allemaal te samen, 'wanl het grooistc gevaar is dat fraudeereii reeu wordt' . Wij allen als om strijd stelden hem gerust. Een van de Boissevains wees hem op een vroegere studie van me in 't Weekblad, waarin ik reeds te kennen had gegeven, dat men bij do belastingen, evenals in den han del, een aparte manier van rekenen had, waarbijl1 X -? om met van Houten te spreken, niet altijd -I was en een half of een achtste dikwijls gelijk stond met een heel. En ikzelf voegde er aan toe- dal hij, met inachtneming van deze eerste aller bclaslingwanrheden, op de Bocht kon bouwen als op de Bank. .Mijnheer ISrommeijer je steelt me letterlijk , mijn hart; dat de B >cht zóó edel was heb ik nooit gawdten; dit is de onvergetelijkste i avond van. mijn heele leven, maar, zoo ging j Pierson voor!, en er kwam toch weer iets angstigs zich nestelen om de hoeken van zijn mond. /ouden jullie nu wezenlijk zóó vader landslievend zijn. dat je niet naar Parijs of Brussel verhuizen zult, maar de progressie 2 p. in. zult willen dragen? Zeg het mij eerlijk vóór ik mijn ontwerp wijzig: Want wij moe ten van Nederland niet een laad maken, waarvan men zegt: daar liggen voel angels en klemmen voor de welgevulde porternonlüi'es". Mijiiliferen '/al de Bocht den tiscus niet ontioopsii '.' l'it twaalf kelen stak oen storm van ont kenningen op. . . en als uit n mond klonk het: maar Pierson wat denk je wel van ons... Wat geeft je recht lot zulk een wantrouwen? En toen ik zie het nog - stond de Minis ter van zijn zetel op en sprak bewogen en plechtig: Vergeeft het mij Mijne heeren, ik ben ontdaan van wegp de gevoelsstrooming, waardoor ik in dezen kring gedragen wordt. Ben ik hier in de aardsche Bocht of in het voorportaal der hemelen? Leven er nu waar lijk zulke engelen in mijn vaderstad bij dozij nen ? Ja, ik had l allen miskend, toen ik mijn eerste progressie ontwierp, vreezende, dat de 'Bocht, niet meer zou willen betalen. Maar ik belijd schuld. ->llet ongeloof in de werking der edelmoedige gezindheden, die wonen in ieder menschenhart, is andermaal beschaamd!" »Ziet, dat. heeft mij verheugd, ja, het h.rtrt warm gemaakt." l\ve 'edelmoedige manifes taties'' maken mij het denken moeilijk. Waar blijft mijn gezond verstand bij 'zulk een lan''? (). Brommeijer, sta mij toe. dat ik in U dit schoone gezelschap mijn dank en mijn zegen geve. >Ik ben trotsch op de Nederlandsche natie! ...." Zoo is de speech van Pierson in de wereld gekomen, die nu in het oilieieel verslag der Kaïnerzittingen staat! Alleen i/iijn naam heeft hij er niet in genoemd ; maar dat be hoefde ook niet: want Brommeijer is do Bocht en de Bocht is de natie.... Dat weet ieder. SNUIFJES. De heer A.C. Loifelt schrijft inliet Vnil-rlnml: , lïeeds ^crd mij van verscheidt n kant' n de. vraag e'fdaan, i i' n<ive!listjsche gesehrit'ien in ?."/',; //'in/ ui' elders. e;et .ekend A. O. L., van mijn hand zijn. J meen inrj daarom verplicht ti' /KMI, op.-nlijk te v ; klaren, d,a ik ei- geheel vreemd aan ben. Adls kon i! /.'.? met duor 1. zint(. Ik vrensch mij echter niet do v eren van anderen op den hoed te xien Mekcn. noch d ? veranl wuur ie!'ikk-id voor aiiderer \\erk v>p mij ly n-men. Waarschijnlijk heeft de schrijver der noveileu 1.' a voUte recht die initialen te gebruiken ; doch ware het niet practisclie;1 een andere onderieekeniny Ie kie/c:i, imlien sedert jaren die Ktteis reeds door eeu voorganger ^eljriiiki vvui'delt ? Venvarrine; in de Jttteren dient vermeden Lo worden." Denkelijk bedoelt de heer Lofl'elt verwar ring in de IrllT*. Zoo iets kan heusch lastig worden, als bijvoorbeeld twee gelijk geletterde personen een zelfde bleek gebruiken, of in de dagen van Sint Niklaas een /.elfden ban ketbakker niet hun klaudisic vereeren. De stijl van den heer A. C. Loti'elt heeft misschien weinig eigenaardig.* of kenbaars. maar dit kan toch geen reden zijn. om de epigonen te dwingen, r'.ich te laten verdoopea of een pseudonym aan te nemen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl