Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 787
EEN BOEK VAN GELUK.
III.
De bezwaren, die mej. Cornélie Huygens tegen
mjjn eerste artikel over Extaze heeft ingebracht,
verplichten mij om nog even op een en ander
terug te komen. Want ofschoon de geëerde schrijf
ster naar haar onbetwist recht eenvoudig haar
impressie tegenover de mijne wil stellen, schijnt
het mij toe, dat de oppervlakkige stelling: alle
critiek is subjectief, toch ook haar laatste woord
niet is. Al kunnen wij van het wezen der schoon
heid slechts langs empirischen weg de voor
naamste kenmerken ontdekken, toch blijft het
schoone een voorwerp van wetenschappelijk on
derzoek en behoeft men volstrekt niet tot de
hopelooze conclusie te komen, dat alle uitkom
sten van dergelijk onderzoek op ne lijn ge
steld moeten worden. Ook
schoonheidsimpresgies kunnen gekeurd worden, en analyse en
vergelijking zijn hier eveneens de aangewezen
middelen. Alleen behooren de keurmeesters een
tamelijke mate van wantrouwen in hun eigen
resultaten te hebben en goed doordrongen te zijn
van de noodzakelijkheid eener wederkeerige con
trole.
Van dat wantrouwen meen ik genoeg blijken ge
geven te hebben, om het verwijt te mogen afweren,
dat er van mijn geschrijf een »storm van afkeu
ring" zou uitgegaan zijn. Dat is onredelijk van mej.
H. Ik heb duidelijk genoeg doen uitkomen, dat
ik den heer Couperus voor een kunstenaar houd.
op wien we zuinig moeten zijn. Ook bij mij ont
breken de dankbaarheid en de bewondering niet;
maar daarmede is liet eerlijk uitspreken van. be
denkingen niet onvereenigbaar. Het is ook een
manier van een kunstenaar te eeren, als men hem
zich nog grooter kan voorstellen, dan hij reeds is.
Meer recht heeft mej. H., als zij mij de opmer
king maakt, dat ik zelfbeschouwingen van Quaerts
op rekening van den auteur gesteld heb. Het is
mij inderdaad niet ontgaan, dat de bladzijden,
waaraan ik mijn citaat ontleend heb, een ontle
ding bevatten van de stemming, waarin Quaerts
op de canapézijn drieweeksche orgie ligt te
rumineeren, walgend van den misselijken nasmaak.
Het is een voorbeeld van de moeielijkheden, waarop
men stuit, als men naar de les van Sainte-Beuve
achter het papier den mensch tracht te vinden.
Dat is altijd een hachelijk werk, niet ten onrechte
in sommige gevallen bij het zoeken naar een
naald in een voer hooi vergeleken, en het behoort
te geschieden met de uiterste voorzichtigheid.
Toch zal mej. H. wel willen toegeven, dat. in de
voorstelling, die een auteur van een zaak geeft,
in den regel een appreciatie gelegen is. Den
eenen keer is dat duidelijker dan den ande
ren, maar in het aangehaalde citaat, komt het
m. i. zeer helder uit, hoe de auteur in Quaerts'
onvermogen tot «schipperen", evenals later in de
onmatigheid van diens schynmensch enzielemensch
een merk zijner superioriteit erkent. En wil men
door een mechanisch experiment nagaan, in hoe
verre het juist is, dat hier meer de auteur over
Quaerts, dan Quaerts over zich zelf aan het
mediteeren is, dan leze men eens liet citaat in den
len persoon:
Maar die tact tot zelflciding ontbreekt mij geheel eu
al; ik leef zooals ik voel: geheel in uitersten: er is
geen halfheid in mij. E» dit is zoowel mijn trots, als
mijn levensleed: mijn trots, dat ik geheel" voel of dit
of dat, dat ik. niet schipperen kan met mijne gevoelens;
en mijn leed: dat ik niet schipperen kan en niet tot
harmonie kan brengen, wat telkens in mij tegen
elkandev stoot".
Is het aannemelijk, vraag ik, dat in Quaerts
een zoo klare voorstelling van zijn zielstoestand
en de gevolgen daarvan zou aanwezig hebben
kunnen zijn, zonder een einde te maken aan de
onmacht van zijn intellect, van zijn bewustzijn
op zijn gevoel? En is de verklaring niet natuur
lijker, dat wij te doen hebben met de helderziendheid
van den auteur-psycholoog, die de tribulatiën
in de ziel van zijn patiënt met zijn verklaringen
begeleidt, maar daardoor ook de verantwoorde
lijkheid draagt voor de termen halfheid en schip
peren? Mej. H. neemt daarentegen de mogelijkheid
aan van »een kleine, hetzij toevallige, hetzij
opzettelijke slordigheid van techniek". De aan
dachtige lezer kieze.
Immers, ik kan dit bewijsstuk best prijsgeven,
zonder dat daardoor mijn hoofdbezwaar verdwijnt,
het feit, dat de lieer Couperus de machteloosheid
van Quaerts en het zelfbedrog van Cecile voor
stelt als leidende tot geluk, en wel tot een cul
minatiepunt van geluk, tot extase, tot die ---sfeer
van geluk, het hoogste en lichtste, (die) niet
betreden mag worden, (die) slechts tot ons stralen
mag als eene zon, en (die) wij niet in mogen
gaan, in hare heilige zonnekern." Tot een der
gelijke voorstelling komt men niet, zonder een
mystiek idealisme, dat het aardsdie als
troehelhe'id, zwartheid, inktduisterheid en modder lastert,
en daarop heb ik gewezen als een zwakheid in
de manier van zien van den heer Couperus, waar
door zijn kunst gevaarlijk bedreigd wordt.
Mej. II. erkent wel, dat dit alles ziekelijkheid
is maar in haar oogon is liet sublieme zieke
lijkheid en zij heeft er .een sterke sensatie
van hooge mooiheid" van ontvangen. Maar
maar menigeen had zeker, als ik, wel gewenseht,
dat de geachte schrijfster die .'diepe en machtige
impressie'1 eens nader aangeduid had. Is het alleen
bewondering voor de gave d er psychologische in
tuïtie, die de Couperus in zoo hooge mate bezit en
de zeldzame woordkunst, waarin hij zijn ontdekkin
gen weergeeft? Mej. II. wijdt een groot deel van
haar betoog aan de echtheid zoowel van Cecile
als van Quaerts. "Welnu, ook dit zij toegegeven;
ik heb trouwens alleen bedenking geopperd tegen
de waarheid der teekoning van Cecile, /onder
informatie bij den auteur zelf is liet ook niet
mogelijk uit te maken, uit hoeveel doelen waar
neming en hoeveel doelen vinding zijn schep
pingen bestaan, en blijft hot bovendien steeds
waar, dat de werkelijkheid soms onwaarschijnlijker
is dan de verdichting. Doch daar ligt de grond
van het verschil in opvatting en waardeering niet.
Die is hoofdzakelijk te vinden in de tondenz,
die door het geheele boek heensehijnt. en uit
gesproken wordt in don titel: een bock van geluk.
Daar schuilt de onwaarheid, en voorzoovor ik
mej. II. ken uit haar werken, zal zij zich ook
zeker geweld hebben moeten aandoen, om die
niet te voelen.
Voor wie in de quaestie belangstelt, is er nog
een middel om haar omvang en beteekenis te
doorzien, wanneer hij de moeite noemt, om
Eene illusie 1) van Couperus te herlezen, de
prototype van Extase. Daar is het Carel Ar
mand, die na een leven van harde practijk
en woelige, gloeiende polygamie een retraite
zoekt in de dichterlijke vrouweziel van de jonge
Tila. In haar behoefte om te geven, doet zij
nog een aanvankelijke poging om zijn illusie
tot werkelijkheid te doen worden, en er vrede
mee te hebben, dat hij in haar alleen do dich
teres bemint en contemplatie geeft voor passie.
Toch doorziet zij ondanks haar maagdelijke
naïeveteit weldra de onmogelijkheid van de door
Armand gezochte illusie: >:geen actie, alleen een
gevoel, een zijn, een mooi zijn " mét haar.
En spoedig volgt dan het scheiden in tranen en
ellende. Willig geeft men zich hier over aan de
emoties, door den auteur bedoeld. Do eindindruk
is, dat wij hier te doen hebben met een ongemeen
leed, dat een zuivere aandoening van deernis
wekt, eerst met de »arme gewonde van liefde,"
maar daarnaast ook met hem, die haar wondde. Niet
zonder voorbehoud nochtans: de gedachte, dat het
nu voortaan voor hem »nooit zóó mooi" zal zijn, als
hij zich had gedroomd, is een te voornaam ele
ment in zijn wanhoop. Maar toch, men voelt
zich ontroerd door den jammer en de radeloos
heid van den rampzaligen kerel, als hij, in de
duisterheid van den nacht het bosch ingegaan,
aan den vijverkant ligt te «snikken van mede
lijden, van machteloosheid, van woedende mach
teloosheid."
Dan vergelijke men deze impressie met die,
welke de lezing van Extaze nalaat, waar een
geheel gelijksoortig leed wordt voorgesteld als
een doordringen in de verboden sfeer van het
hoogste en lichtste geluk, waar de gewonde zelf
de machteloosheid verheerlijkt met een: »llij is
beter dan een van ons allen," en de machtelooze
van geen andere wroeging blijken doet, dan een
stamelende salonvervloeking bij het afscheid:
»Ik weet het niet; ik dacht, dat u zoo lijden
zou, ik. . . ik vervloekte mezelven. .. !"
En dan beantwoorde men voor zich zelf eerlijk
de vraag, of hier niet een achteruitgang van een
klaar en mooi-ziende, fijn en voornaam-voelende
werkelijkheidszin tot een bodemloos-mystische
miskenning van de realiteit te betreuren valt.
Ik hoop, dat deze vernieuwde uiteenzetting van
mijn hoofdbedenking mej. Iluygens en anderen
zal doen inzien, dat dit verzet uit niets anders
voortkomt dan uit een levendig besef van de
hooge waarde der kunst als opvoedingsmiddel eu
de zeer vaste overtuiging, dat de beer Couperus
nog rijzende is naar zijn hoogtepunt. Wanneer
men hem daarbij met zeer zelfstandige, maar
daarom niet minder wanne belangstelling volgt,
heeft men ook het recht met door waardeering
getemperde rondborstigheid zijn teleurstelling uit
te spreken. Wat den heer Couperus steeds naar
die typen van willoosheid heentrekt, is vnij on
bekend. Maar met dezen wensch wil ik sluiten,
dat te avond of morgen een zaad van hooge vreugde
zijn kunstenaarsziel bevruchte, opdat hij ons nog
eens te zien en te genieten geve een afbeelding
van echt, gezond geluk.
C. H. DKN llKKTOi;.
1) Elzeviers Geïllustreerd maandschrift I, afl. ij
MIRZA SCIIAFFY EN BODKNSTKDT.
De vraag naar het wezenlijke of gefingeerde
? van »Mirza Schaffy", den wijze van Titlis, heeft
lang de litteraire wereld bezig gehouden. Kerst
hield men den Kan!;asisehen zanger van wijn on
wijsheid voor geheel verdicht; toon. na
Modonstedts verklaringen, hield men de liederen voor
enkel vertaling, en dit vermoeden schoon beves
tigd te worden, toon van al Modenstedts latere
werken geen enkel bet verbazend succes van do
Mirza-Sehaffy-licderen nabij kwam. Alleen een
bundel Nachlass des Mirza-Schafly kwam een
weinig met liet debiet van den eersten overeen.
liet was zelfs voor Modenstedt oen bron van bit
terheid, uut men hom niet anders dan inde
Oostorsclie verklooding wilde genieten, en al zijn
ander novellistisoh, poëtisch en kritisch werk
als derde rang beschouwd wevd. Het verschil was
te grooter, omdat het succes van Mirza-Seliatfy
zoo buitengewoon was: 1ÜO edities hebben dit.
nog niet uitgeput, en het boek is in alle
Kuropeesche talen vertaald, zelfs in het Hobreeuwsrh,
in den stijl van het Hooglied. Curieus is het. dat
in dat oorlogsjaar 1870 het debiet zoo bijzonder
groot was ; aan het leger op weg naar Frankrijk
zijn 8000 exemplaren verkocht.
Wat is nu de waarheid omtrent Mirza-Sehaffy
en zijn aandeel in hot werk van Modoiistodt ?
liet voornaamste ervan is in lM7s door don dich
ter in eono voordracht in de vrijmetselaars-loge
te I'ressburg meegedeeld; maar het was toon ver
boden aan de pers oen overzicht nioetedoelon.
Korst later is zoo nu on dan hot oen en ander er
bij gevoegd ; tot ten slotte door Robert -Miscb uit
Bodonstodts persoonlijke mododoeliugon en nala
tenschap bot geheel is samengesteld.
Modonstedt kwam, l'l jaar oud. te Titlis, de
onder Russische soevereiniteit staande hootdslad
van Georgië, om er Perzische en .\nnoniseho taal
en litteratuur te stiideeren eu er land en
nionschon te loeren kennen. Hij maakte er kennis
met oen jong Duitsch geleerde. Dr. Roson. die
er voor rekening der lierlijnscho Academie mot
hetzelfde doel vertoefde. De beide jongelieden
zochten een onderwijzer, en vonden dien in Mirza
Schaffy, bijgenaamd do wijze van Gjandsha. Mirza
liotoekont schriftgeleerde, ongeveer doctor. Mirza
had in de Modresse, de priesterlijke hoogosehool
van (ijandscha, gestudeerd, maar was er. als te
liberaal, uitgestooten. Hij was in 17!):.' geboren:
zijn vader was oen streng orthodox Tataar,
Kerholav-Sadvk, do vertrouwde en bouwmeester
van don laatslen Khan van Gjands''a. Po \or-t
viel in eon oorlog tenen do Ru>son. die het
l\hanant aan hunne soevereiniteit onderwierpen, maar
des Ivhan's dochter en erfgename, prinses I'iistii. als
schijnvorstin behielden eu handhaafden, l!ij de/.e
prinses werd Mirza Schaffy hetgeen zijn vader
bij haar vader geweest was, intendant en ver
trouwde, tevens voorlezer, geheimsecretaris, cor
rector van haar dichtproeven en spreuken, onder
wijzer in taal en litteratuur.
Dit was Mirza Schaffy's gelukkigste tijd, maar
er kwam een gewelddadig einde aan. De over
winningen van een Perzisch prins, Abbas Mirza,
die tot Gjandscha vooruitdrong, veroorzaakten
een opstand der Kaukasische Tataren, die echter
door een groote overwinning der Russen onder
generaal l'askiewitsch in 182(> onderdrukt werd.
Gedurende den veldslag verdween prinses l'üsta
op geheimzinnige wijs uit haar huis en is nooit
meer gezien; vermoedelijk is zij als offer der
Russische politiek gevallen. Mirza Schaffy was
nu broodeloos, hij kwam later als leeraar aan
het Tataarsch gymnasium te Tiflis, en stierf daar
in 1852, in den ouderdom van 00 jaar, een jaar
dus na het verschijnen der liederen die zijn naam
onsterfelijk gemaakt hebben.
* *
Eigenlijk is Mirza Schaffy nooit poëet geweest,
ofschoon hij nu en dan wel eenige verzen maakte.
Dit behoort toch in het Oosten tot het beroep
van onderwijzers en geleerden. Later, na het
succes der Mirza Schaffy-liederen, liet de Rus
sische staatsraad Berger officieel in den Kaukasus
informeeren naar de gedichten van Mirza Schaffy,
maar bij alle Medressen kreeg men ten antwoord,
dat hij niet als dichter bekend was. Dit resultaat
is in eene Russische brochure openbaar gemaakt.
Naar zijn levensphilosophie en leer behoorde
Mirza Schaffy tot het suphisme. De suphis trachten
er naar, door innerlijke vrijmaking van alle dogma's
en door contemplatieve afzondering van de wereld,
reeds in dit leven in onmiddellijke vereeniging
met de godheid te geraken. Zij streven er naar,
het lage in hun eigen natuur te overwinnen, het
goede alleen om den wil van het goede te doen,
zonder het oog te hebben op belooning of straf,
hiernamaals of op aarde. liet is dus eigenlijk
geen leer, geen secte, en toch kan men het
suphisme een Oostorsch-religieus geheim genoot
schap, merkwaardig georganiseerd, liberaal en
mystiek noemen. De grootste dichters van het
Oosten, bv. Ilah'z, hebben er toe behoord. In
Bodenstedts Mirza Schaffy, zoowel als in zijn geheel
oorspronkelijke geschriften, kan men duidelijk
don invloed ervan bespeuren.
Do leerlingen waren spoedig innig aan hem
gehecht, /ijn reinheid van zeden, zijn ernst en
tevredenheid waren zij begrepen hot spoedig
geen koelheid, maar het resultaat van zelfverloo
chening en edele wijsheid, die eon warm en sym
pathiek hart behoorschton. Hadden zij destijds
gedacht, dat Mirza-Schaffy's naam door een zijnor
leerlingen wereldberoemd gemaakt zou worden,
zij hadden wel over hem geschreven en ook in
Titlis had men moer notitie van hom genomen.
Nu dood zich het zeldzaam geval voor, dat oen
man in Ktiropa terecht vereerd en geliefd word,
terwijl in het gansche jnuzelmanscbe Oosten nie
mand zich zijne, toch historische, persoonlijkheid
bewust was.
Hot onderricht van den leermeester bestond
daarin, dat hij op wonderlijke, echt Oostorsche
wij/.e, zijn leerlingen liedjes eu spreukjes
voorzoug, hun kleine geschiodenisjos vertelde, en zij
die moesten naschrijven. Modenstedt nu kon niet
nalaten van tijd tot tijd de spreuken on spreek
woorden die in do verhaaltjes vervat waren, tot
oen Duitscli rijmpje om te werken, de liedjes te
vertalen, on zoo kwam ongevoelig, door ongewilde,
half bewuste samenwerking van leeraar on leer
ling, de kleine verzameling tot stand. Soms
hechtte Modenstedt aan den Oosterschon vorm,
ghazelen of andere rijmverbindingen ; soms
maakte hij op eigen hand er oen conpletje of
liedje van ; soms gaf hij eono letterlijke ver
taling, soms eene omwerking; terwijl er noch
aan opzettelijk letterkundig bedrog, noch aan ge
schiktheid voor de pers eigenlijk gedacht werd.
Het eerste cahier, dat Modonstedt steeds bewaard
hoeft, is half inkt half potlood; er staan
teokeningen in, schetsjes uit Tiilis. l'erzischo regels,
Duitsche regels, Engelsche verzon aan eene dame
te Titlis, en ook Russisch, want dr. llosen die
Russisch kende, diende vaak als tolk tnssohen
Modonstedt die nog oen beginner was. en den
geloerde, die een bootje slecht Russisch als eerste
aanknoopingspunt met zijn leerlingen had. Van
do Kngolsche gedichten, opeen platonische liefde
voor eon lïussische generaalsvrouw doelend, kan
men er ook oen paar onder de afdeeling llatiza.
in bot Duitsch vertaald en in Oosterscho travestie.
lezen. Deze liefdeshistorie heeft Modonstedt op
snphistischo wijze, onder don invloed van zijn
leermeester, ook bedwongen, en men kan in Ilafiza
lozen :
Der schwere Kampt' ward ausgerungen,
7u doinem wie zn moinom Glück:
Deun uur das Nied're ward bezwungen,
l'nd alles HiJchsto blieb zuriick.
Doch hort os .leder. Niemand glaubt os !
\Vir aber lornten mis verstoh'n.
l'nd diirfen lioclierhob'iion llanplcs
i." n s umi dor Wek ins Aiigo soh'n.
Davidsberg. 's Avonds bracht hij. alvorens te gaan
slapen, gewoonlijk eenigon lijd op do galerij voor
die woning door, om zich van de indrukken van
den dag rekenschap te geven. Hij kon van daar
uit de gansche stad overzien, met hare paleizen.
koepels, toren--, minarets. en de halt ondoraardsoho
<aklis of aardhntton, die ook in zijne liederen
vermeld worden. Het \va- eon sprookje der dui
zend en n nacht. Schaduwrijke tuinen lagen
midden in de sprookjesstad, en do bruisende
Koer" stroomde i-r door hoon. om verder kron
kelend Insschen de groene heuvelen te verdwijnen.
In zulke avonden spiegelde zich de maan, bijna
lodder als do zon. in de rivier, blonk ver op do
toppen \;\n don Kankasus on omzwootdo mi) mot
geheimziiiiiigon glans. Dit was de omgeving waar
in vele mijner liederen ontstaan zijn."
De/.e eerste /.oud hij niet artikelen uit het
Oosten aan den uitgever Cotta, die zo in de1
Aii(/!il>nrri<'i' AU;iemfine liet verschijnen. Later in
het kasteel Hsrheliorg bij Kassei voltooide hij
uit de herinnering de- collectie, en eenige van de
in Europa het meest geliefde zijn daar ontstaan.
Het is dus inderdaad, ook nadat alles opge
helderd is, nog moeielijk met juistheid aan te
geven, aan wien, aan Bodenstedt of aan Mirza
Schaffy, het grootste en ernstigste aandeel in de
poëtische verzameling toekomt.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De tentoonstelling van zilverwerken in het Mu
seum van Kunstnijverheid te Haarlem zal l Au
gustus geopend worden; zij zal bestaan uit twee
afdeelingen, eene van oude en eene van nieuwe
werken.
Door verschillende Nederlandsche fabrikanten
zijn moderne door hen uitgevoerde werken toe
gezegd, ook door particulieren zijn reeds vele
oude zilverwerken afgestaan. De inzendingen
worden behoorlijk tegen brandschade verzekerd
en na afloop der tentoonstelling franco aan de
inzenders teruggezonden, terwijl voor goede be
waking de noo.dige voorzorgen genomen worden.
Oswald van Wolkenstein Uit Tirol wordt be
richt: Reeds ten tijde der onthulling van het
Walther-monument te Bozen, is de gedachte op
gekomen, dat ook Oswald van AVolkenstein, »de
laatste minnezanger'' wel een standbeeld zou ver
dienen. De beeldhouwer Max Prugger heeft nu
een borstbeeld vervaardigd, ofschoon alleen de
bekende grafsteen van den Wolkensteiner te Brixen
den kunstenaar eenigen steun voor het portret
kon verschaffen, en het gelaat van den trou
badour waaraan het eene oog ontbreekt, nogal
veel moeielijkheden bood, sdie echter," zegt de be
richtgever, >overwonnen kunnen worden genoemd."
Hot borstbeeld zal in de stadszaal te Innsbruck
worden opgericht.
TOONEEL EN MUZIEK.
De guillotine op het tooneel. Tot nog toe had
de dramatische kunst het koord ot' de bijl van
den beul achter de coulissen gebannen. Thans
echter moet do guillotine ook op het tooneel in
werking voorgesteld worden. Het tragische einde
van de schoone prinses Lamballe, de jonge vriendin
van Marie Antoinette, is bekend. De prinses
werd door het l'arijsche gepeupel door de straten
vervolgd en naar de Place de la Grove gesleept,
waar zij onder de guillotine haar leven eindigde.
Deze tragische scène wordt in het stuk Paul
Courer, in het Balduin-theater te San Francisco
tegenwoordig opgevoerd. De guillotine is geheel
eene copie van het instrument, dat
inhetNationaal-museum te Washington wordt bewaard on
de scherprechter treedt er in eon
streng-historisch costuum op. De heldin van het stuk, die
tot de valbijl veroordeeld is, wordt door hem bij
clo haren naar do guillotine gesleept. Voor de
oogen van een schreeuwend publiek op het too
neel valt het bliksemend mes schijnbaar op don
hals van het angstig om hulp roepende jonge
meisje en ten slotte houdt do scliorprechter don
toeschouwers een bloedend vrouwenhoofd voor,
gevormd naar eon portret van prinses Lamballo,
dat zich in de bibliotheek te New-York bevindt.
Om in zulk oen trick" genoegen te kunnen
vinden, moet men zeker een Amerikaansch zenuw
gestel bobben.
Ken inzender in de Frank/mter merkt op, dat
Schiller ook in Fteseo voorschrijft: Do Moor
wordt op eenigen afstand opgeknoopt"; do regis
seur noemt intusschon ook dien afstand tot ach
ter de coulissen.
Hot mnsée de Cluny heeft eene verzameling
lappen stof uit verschillende tijdvakken aange
kocht, waarbij allermerkwaardigste zijn. Behalve
de Arabische, Byzantijnsche, Koptiseho. Indische,
zijn er ook Middoloouwsch-Duitseho
goedkoojie stoften, die tot nog toe miskend waren
en toch curieus zijn. als patroon on als weefsel.
De laatste leveren het bewijs dat in do do en
lodo eeuw er in /uid-Duitschland fabrieken waren
van gedrukt linnen, geheel overeenkomend met
de tegenwoordige indiermc-x en paarse katoontjos,
en ook door bot volk gezocht. Daarentegen zijn
er tluwoelon on zijden stoffen, uit het jaar 1000.
uit (iranada, uit l'alermo en allerlei gebeid ver
gane steden. Arabische industrie, wi"r kleuren
pracht, technische afwerking, eu vernuftig arti
stieke patronen later nauwelijks geëvenaard zijn.
Sarah Bernhardt is weer te Parijs, maar niet
om o]> te treden, /ij komt alleen oen weinig
uitrusten om krachten te verzamelen voor nieuwe
tochten. Te Londen toch hooit zij in acht weken
lio voorstellingen gegeven ; on over eene maand
begint eone nieuwe Knropeoselie rondreis, die
zes maanden duren zal, door België, Oostenrijk.
Denemarken, Noorwegen. Nederland, Zwitserland
on Rusland, misschien ook Italië. Het repertoire
bestaat voornamelijk nog uit do reeds geziene
stukken La 'l'osca. La dame aii.c cawéliaa,
Thi'odora, Cli'r>)iütrc, 'l'liidre, voorts Jeanne d'Are,
Pauline Jllanchard, en eono Muric Stunrt, die
door de Kngolschon Walter Pollack on Ilichard
Davey voor haar is samengesteld.
l.KÏTKRKX KN WKTFASCIIAP.
Werilier-teiitoonstelling in het Goethe-huis.
Ei- wordt uil Frankfort van eind ,lul) .geschreven :
Kono beroemde liefdesgeschiedenis, die l L'O jaar
geleden (zomer 1772) doorleefd werd, en aan do
geheel e beschaafde wereld bekend is. is alhier in
bare akten on reüqnion aanschouwelijk voorge
steld on bijna in bet loven teruggeroepen. Den
'J lm Mei 177'J had (ioethe, de jonge Fraukfortor
advocaat, zich in de registers van de Ifijkskamor
te Wotzlar laten inschrijven; don Hn Juli leerde
hij Charlotte lïuft' kouneu; don l Ou September
verliet hij mot oen bloedend hart de geliefde ;
den i'On Oetohcr maakte Karol Wilhelm
.lernsalom door een doodelijk schut" oen eind aan
zijn onbevredigd bestaan on in September 1(71
vér-ebeen te Leipzig het boek: liet lijden van
don jongen Werther". Het gaf terstond aanleiding
tot eon buitengewone sensatie, ja tot de beruchte
\Yerther-koorts", die in de litteratuur on in do
cultuur-gesohiedenis voor altijd oen belangrijk