Historisch Archief 1877-1940
No. 788
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Twee honoraire leden van de Vereeniging tot bevordering van de Belangen des Boekhandels.
VA N Sa E K HA MOL L
DE COMMISSARIS VAN ORDE TOT GuTENBERG EX L.vmiEXs JANS/COX Ko.sTKi;: Als jelui standjes maakt, kom je hier niet in!.... Vecht je geschillen buiten uit!.
Aan den Heer BROMMEIJER,
Bocht Heerengracht,
Alhier.
Waarde Brommeijer,
Het oogenblik is gekomen dat ik je nede
rig mijne verontschuldiging moet aanbieden.
Toen wij verleden jaar even yóor de verkie
zingen bij Wertheim genoodigd werden om
te bespreken wat er gedaan moest worden om
den flater van Kerdijk en Hartogh te her
stellen, die N.B. zich kandidaat voor de
Kamer hadden laten stellen door dat zoodje
in de kies vereen iging «Amsterdam", maakte
jij je nog al dik over het coquetteeren dier
beide heeren met het handjevol radicalen in
de hoofdstad. Jij meende toen dat er niets
anders opzat dan een schrijven van die hee
ren aan de kiesvereeniging, waarbij zij van
de eer der candidatuur afzagen. Mijn verzet
daartegen, dat ik motiveerde met de verkla
ring dat de heer Hartogh mij persoonlijk
bekend was als een man die geen gelegenheid
laat voorbijgaan om over zijne geavanceerde
politieke denkbeelden te spreken,
beantwoorddet gij spottend met de opmerking, dat hij in
de buurt van de Bocht woont, bevriend is met
onzen gastheer en als f'rère-compagnon met
den president van de Neclerlandsche Bank,
oud-voorzitter van «Grondwet", verkeert.
Die opmerking vond ingang. Toen evenwel
de brief van Hartogh en Kerdijk aan de kies
vereeniging »Amsterdam" gepubliceerd werd,
heb ik je verweten mnt het aandringen op die
retraite meer kwaad dan goed te hebben ge
sticht, want dat zij nu zwart op wit hadden
gegeven: besliste voorstanders te zijn der uit
breiding van het kiesrecht vóór alles. Wel is
waar hielden zij een slag om den arm met te
zeggen dat de regeeriny eene regeling moest
voorstellen, maar niettemin vond ik dat zij
zich te veel hadden blootgegeven. Zij schre
ven immers: Ons bescheid luidde, dat wij
hoewel stellig overtuigd, dat na de komende
verkiezingen de definitieve regeling van het
kiesrecht op den aangegeven grondslag als
eerste ingrijpende Jtercor/niny door de rcyceriiiij
behoort te worden ter hand genomen even
stellig weigerden eenige verbintenis te aan
vaarden omtrent de door ons te volgen
gedragslij_n." Dat laatste had betrekking op het
al of niet indienen van een voorstel tot
kiesrechthervorming, indien de regaering daartoe
niet spoedig overging.
Je onschokbaar vertrouwen op den invloed
van de omgeving der candidaten, verliet je
geen oogenblik. En zelfs toen ik nog onlangs
wees op de speech van Hartogh, den 21 en Juni
in de Kamer gehouden, luidde je antwoord :
»Amice, je behoeft er niet aan te twijfelen,
zoowel als hij voor de behandeling der be
lasting ontwerpen vóór de kieswet is gewonnen,
IK hij, als het er aan toe is, ook vóór de
invoering pp l Mei ISD.'j. Het verschil tusschen
hem en mijn vriend de Beaufort zit 'm meer
in de woorden dan in de daden". Wat was
ik verontwaardigd over dat cynisch antwoord.
Ik citeerde je die speech van Hartogh uit
mijn hoofd: »Daarom wensch ik mij niet te
scharen aan de zijde van den heer van Dodem
en de behandeling van do nu aanhangige
belasting-ontwerpen op Donderdag of de
volgende week tegen te gaan. Maar ik voeg
er bij. dat, wanneer ik stem vóór het voorstel
van den voorzitter, daaruit niet mag worden
afgeleid, dat ik het wenschelijk acht deze wets
ontwerpen in te roeren, vóór dat over vele dor
andere belastingvoorstellen, die in uitzicht
zijn gesteld, maar die wij nu nog niet kennen,
eene beslissing is gevallen, althans deze ter
kennisse der nien/re Kamer zijn gebracht. Ik
herhaal, ik we/tf»'.h er den nndrn!; <i]i 1e leggen,
dat ik mij door de behandeling geenszins wil
binden otn deze wetsontwerpen te doen in
voeren op l Mr-i Is: l J, gelijk de Minister voor
stelt. .//,? aeht dit rooi'i'dfsno'i ni"l g/'/c.'itxd/i. ii
omdat a'lil de Oii'l'r li^t nienir- /,-/V.v/r<7//
ij/:h'<>:.CH Kamer dic.n<mi<j-i'indc lui eiirluurtlri'!
?«?li.'toti Ie irord'.n f/clalf/i.,/n-.tar niet ini/idi'r'inid'it.
ik 'ineen, dut bij die in roer ing Ie gelijkertijd "'?'
he.r'.ientitg rrtn. lic/ )i!'i'ftoiie/d, dr jn'rn"'/n:t/ie </<"/?
gronilbcla.ilui.</ en d~ rerr~(ngin<'j rt/ii. //'?/ /r/ten'
door il1' beilri/ixljt'/itittny ren ro!dnngrn ff/l
li>:j lioort Ie zijn.'' /iezoo dacht ik. nu zal Brom
meijer toch .moeten bekennen dat hij met al
zijn gezwets over inonsc'.ionkennis hel dit
maal bij het verkeerde eind heeft.
Met belangstelling volgde ik do beraad
slagingen en met ingehouden adem las ik
het vej'slag der zitting van 'Jl. Juli. De speech
van Pierson stemde mij niet tot gerustheid.
Toen de heer Hartogh betoogde dat zijn
amendement (om de invoering tot Mei H: il
te verschuiven) een vriendschappelijk amen
dement was, heb ik teekenen van ongeloof
bemerkt. Dat heeft mij bedroefd. //,? /,?'?« di-n
| fjraehten, afgevaardigde ui! A»t*/erd.uit » ?!??'/?/ re!'"
j jaren, en weel dni hij er niet de >ii'i/i lui'ir /.v otn
te zeggen wd liij niet meent, l'; ij^linj' ritu: <:/.
.iel.'er aait /Ie oiireel/thcid mijner bcdnrlingt n,." Iets
later zeide dezelfde Minister: En uu de heer
Hartogh. Evenals ik, haat hij de patent
belasting. Hij heeft het in uitnemende be
woordingen gezegd: de druk dier belasting
is voor den kleinen man te zwaar en voor de
gegoeden te licht. (J'est parier d'or." En om
te bewijzen hoezeer men op de woorden van
den heer Hartogh kan bouwen als op een
rots. liet de minister, na met cijfers te hebben
aangetoond dat de patentbelasting metterdaad
do kleine neringdoenden treft, er op volgen:
"-Andermaal een bewijs hoe volkomen de ge
achte afgevaardigde uit Amsterdam waarheid
sprak, toen hij zeide dat deze belasting vooral
den kleinen man trcfi,."
Ik beken dat men een ijzeren pantser moet
aanhebben om, wanneer men zóó in de hoogte
gestoken wordt door een Minister, toch on
vervaard te blijven en ongevoelig voor al die
vleierijen, trouw aan het volksbelang en het
vroeger gegeven woord. Ik hield mijn hart
vast: Toen ik evenwel aan het slot',s Minis
ters tot do Kamer gerichte smeekbede las:
Ik biil U: neem dit laatste, neem dit vijftig
ste artikel ongewijzigd aan'', toen verloor ik
allo gevoel van zekerheid. Wie zou bij het
hooren van zulk een deemoedig verzoek niet
smelten'? Tijd, om de oratio van Uöell te
lezen gunde ik mij niet; de speech van Yeegens
genoot ik maar half, ik snakte naar
Ilartogh's antwoord, en daar las ik: Mijn
heer de Voorzitter! Met genoegen mag ik
verklaren, dat ik nog geheel beu onder den
indruk van do wanne woorden, die van de
groene tafel gesproken zijn." Jawel, y.o.ide ik
lot mijzeh'en, dat is do gewone
beleel'dheidsbeUiiging, waarmede men een krachtige ver
dediging van eigen overtuiging tegenover die
van een ander gaat stellen.
Maar ach hemel hoc viel ik uit 't zadel,
toen ik weinige regels verder las, tlnl l/ij \,ijn
iii>i":i.Inin.'nl iiilruk. »nu de Minister verklaard
heeft dal hij zich voorstelt do bedrijfsbelasting
reeds op n Moi l^ll.'J to kunnen invoeren.;'
E:i pivcies een maand te voren verklaarde
hij deze wet NIKT op l Mei iSit'J. gelijk de
Minister voorstelde, te willen doen invoe
ren n omdat aan do onder iict nieuwe, kies
recht gekozen Kamer dienaangaande het eind
oordeel behoort to worden gelaten, maar niet
minder om lat ik meen, dat bij die invoering
to gelijker tijd do herziening van het
J'i:uSOVICKL enz. een. ri/'doiige/i. feil. behoort te zijn."
I\ u hoeft de liegeering niets hoegenaamd
omtrent do herziening van het personeel toe
gezegd en toch stemde de heer Hartogh vóór
do invoering op l Moi is.lj. dus zonder me
dewerking der onder het nieuwe kiesrecht
gekoion Kamer, aan wie volgens hem het eind
oordeel hfl/oort.
Ik beken, Broaiiueijer, dat jij je
Pappenhei| mers beter kent dan ik. Het bleek mij even
wel dnt je opinie omtrent dezen afgevaardigde
in de Kamer wordt gedeeld, want toen Hartogh
bezig was zijn radicale uitingen weer op te
eten. riep zijn vriend Lieftinck 'daar neemt
liij ;?//// draai l" Dat stak hem en hij ver
volgde: =Jk hoor daar zeggen: >hij neemt zijn
draai.' Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet
noodig een draai te nemen. Ik blijf eerlijk
staan op het standpunt, dat ik steeds heb
ingenomen."
Lieve hemel. ....
Ik beloof je. Brommeijer, dat ik in het
vervolg wat moer waarde aan je
menschenkennis en wat minder dito aan ..geavanceerde"
verklaringen van onze partijgenooten zal
hechten, al worden zulke verklaringen ook
en .mei nadruk'' aan den man
ge
t. t :
Je lichtgeloovige vriend,
Ja wel, ik heb gelijk gehad.
B zelf' moet hef nu erkennen. Wat
doet hij ook te behooren tot dat verdoemde
idioten-ras, dat oen jnensch in don handel en
in de politiek aan zijn woord wil houden?
De Beurs is geen kerk en het Binnenhof
geen synagoge.
Ezel, die je bent. zei ik tot B. na zijn
brief gelezen te hebben, als alle menschen
j meenden wat zij zeiden, zouden er geen zaken
: meer zijn ie doen van welken aard ook.
Daarom wordt dan ook van iemand, die nu
| wezenlijk eens iets zeggen moet wat heelemaal
waar is, een eed gevorderd. En Hartogh
had immers zijn vingers niet in de hoogte
gestoken.
Van Houten hooft wc! gezegd dat in be
lastingzaken twee maal twee niet altijd vier
is. on nu zou jij in heiastingspeeches twee
j maal twee voor vier willen houden. Ook
daarl bij. beste jongen, is twee maal twee heel
dikj wijls nul. Onthoud dat nu. Val me niet meer
| l as tig met. j e vleiend e brie ven,ik heb die niet noo
dig. Ik weet zelf wel dat ik altoos gelijk heb.
! Anders zouden ze mij indertijd niet op het
j Loo ontboden hebben en zou ik niet
even; veel ridderorden en hooge titels kunnen
kriji gen als ik vingers aan mijn twee handen
heb. Van al die dingen blijf jij koud, omdat
l je zoo extra waarlieidlievend bent.
! BJIOMMEIJEK.