De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 31 juli pagina 8

31 juli 1892 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

No. 788 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Twee honoraire leden van de Vereeniging tot bevordering van de Belangen des Boekhandels. VA N Sa E K HA MOL L DE COMMISSARIS VAN ORDE TOT GuTENBERG EX L.vmiEXs JANS/COX Ko.sTKi;: Als jelui standjes maakt, kom je hier niet in!.... Vecht je geschillen buiten uit!. Aan den Heer BROMMEIJER, Bocht Heerengracht, Alhier. Waarde Brommeijer, Het oogenblik is gekomen dat ik je nede rig mijne verontschuldiging moet aanbieden. Toen wij verleden jaar even yóor de verkie zingen bij Wertheim genoodigd werden om te bespreken wat er gedaan moest worden om den flater van Kerdijk en Hartogh te her stellen, die N.B. zich kandidaat voor de Kamer hadden laten stellen door dat zoodje in de kies vereen iging «Amsterdam", maakte jij je nog al dik over het coquetteeren dier beide heeren met het handjevol radicalen in de hoofdstad. Jij meende toen dat er niets anders opzat dan een schrijven van die hee ren aan de kiesvereeniging, waarbij zij van de eer der candidatuur afzagen. Mijn verzet daartegen, dat ik motiveerde met de verkla ring dat de heer Hartogh mij persoonlijk bekend was als een man die geen gelegenheid laat voorbijgaan om over zijne geavanceerde politieke denkbeelden te spreken, beantwoorddet gij spottend met de opmerking, dat hij in de buurt van de Bocht woont, bevriend is met onzen gastheer en als f'rère-compagnon met den president van de Neclerlandsche Bank, oud-voorzitter van «Grondwet", verkeert. Die opmerking vond ingang. Toen evenwel de brief van Hartogh en Kerdijk aan de kies vereeniging »Amsterdam" gepubliceerd werd, heb ik je verweten mnt het aandringen op die retraite meer kwaad dan goed te hebben ge sticht, want dat zij nu zwart op wit hadden gegeven: besliste voorstanders te zijn der uit breiding van het kiesrecht vóór alles. Wel is waar hielden zij een slag om den arm met te zeggen dat de regeeriny eene regeling moest voorstellen, maar niettemin vond ik dat zij zich te veel hadden blootgegeven. Zij schre ven immers: Ons bescheid luidde, dat wij hoewel stellig overtuigd, dat na de komende verkiezingen de definitieve regeling van het kiesrecht op den aangegeven grondslag als eerste ingrijpende Jtercor/niny door de rcyceriiiij behoort te worden ter hand genomen even stellig weigerden eenige verbintenis te aan vaarden omtrent de door ons te volgen gedragslij_n." Dat laatste had betrekking op het al of niet indienen van een voorstel tot kiesrechthervorming, indien de regaering daartoe niet spoedig overging. Je onschokbaar vertrouwen op den invloed van de omgeving der candidaten, verliet je geen oogenblik. En zelfs toen ik nog onlangs wees op de speech van Hartogh, den 21 en Juni in de Kamer gehouden, luidde je antwoord : »Amice, je behoeft er niet aan te twijfelen, zoowel als hij voor de behandeling der be lasting ontwerpen vóór de kieswet is gewonnen, IK hij, als het er aan toe is, ook vóór de invoering pp l Mei ISD.'j. Het verschil tusschen hem en mijn vriend de Beaufort zit 'm meer in de woorden dan in de daden". Wat was ik verontwaardigd over dat cynisch antwoord. Ik citeerde je die speech van Hartogh uit mijn hoofd: »Daarom wensch ik mij niet te scharen aan de zijde van den heer van Dodem en de behandeling van do nu aanhangige belasting-ontwerpen op Donderdag of de volgende week tegen te gaan. Maar ik voeg er bij. dat, wanneer ik stem vóór het voorstel van den voorzitter, daaruit niet mag worden afgeleid, dat ik het wenschelijk acht deze wets ontwerpen in te roeren, vóór dat over vele dor andere belastingvoorstellen, die in uitzicht zijn gesteld, maar die wij nu nog niet kennen, eene beslissing is gevallen, althans deze ter kennisse der nien/re Kamer zijn gebracht. Ik herhaal, ik we/tf»'.h er den nndrn!; <i]i 1e leggen, dat ik mij door de behandeling geenszins wil binden otn deze wetsontwerpen te doen in voeren op l Mr-i Is: l J, gelijk de Minister voor stelt. .//,? aeht dit rooi'i'dfsno'i ni"l g/'/c.'itxd/i. ii omdat a'lil de Oii'l'r li^t nienir- /,-/V.v/r<7// ij/:h'<>:.CH Kamer dic.n<mi<j-i'indc lui eiirluurtlri'! ?«?li.'toti Ie irord'.n f/clalf/i.,/n-.tar niet ini/idi'r'inid'it. ik 'ineen, dut bij die in roer ing Ie gelijkertijd "'?' he.r'.ientitg rrtn. lic/ )i!'i'ftoiie/d, dr jn'rn"'/n:t/ie </<"/? gronilbcla.ilui.</ en d~ rerr~(ngin<'j rt/ii. //'?/ /r/ten' door il1' beilri/ixljt'/itittny ren ro!dnngrn ff/l li>:j lioort Ie zijn.'' /iezoo dacht ik. nu zal Brom meijer toch .moeten bekennen dat hij met al zijn gezwets over inonsc'.ionkennis hel dit maal bij het verkeerde eind heeft. Met belangstelling volgde ik do beraad slagingen en met ingehouden adem las ik het vej'slag der zitting van 'Jl. Juli. De speech van Pierson stemde mij niet tot gerustheid. Toen de heer Hartogh betoogde dat zijn amendement (om de invoering tot Mei H: il te verschuiven) een vriendschappelijk amen dement was, heb ik teekenen van ongeloof bemerkt. Dat heeft mij bedroefd. //,? /,?'?« di-n | fjraehten, afgevaardigde ui! A»t*/erd.uit » ?!??'/?/ re!'" j jaren, en weel dni hij er niet de >ii'i/i lui'ir /.v otn te zeggen wd liij niet meent, l'; ij^linj' ritu: <:/. .iel.'er aait /Ie oiireel/thcid mijner bcdnrlingt n,." Iets later zeide dezelfde Minister: En uu de heer Hartogh. Evenals ik, haat hij de patent belasting. Hij heeft het in uitnemende be woordingen gezegd: de druk dier belasting is voor den kleinen man te zwaar en voor de gegoeden te licht. (J'est parier d'or." En om te bewijzen hoezeer men op de woorden van den heer Hartogh kan bouwen als op een rots. liet de minister, na met cijfers te hebben aangetoond dat de patentbelasting metterdaad do kleine neringdoenden treft, er op volgen: "-Andermaal een bewijs hoe volkomen de ge achte afgevaardigde uit Amsterdam waarheid sprak, toen hij zeide dat deze belasting vooral den kleinen man trcfi,." Ik beken dat men een ijzeren pantser moet aanhebben om, wanneer men zóó in de hoogte gestoken wordt door een Minister, toch on vervaard te blijven en ongevoelig voor al die vleierijen, trouw aan het volksbelang en het vroeger gegeven woord. Ik hield mijn hart vast: Toen ik evenwel aan het slot',s Minis ters tot do Kamer gerichte smeekbede las: Ik biil U: neem dit laatste, neem dit vijftig ste artikel ongewijzigd aan'', toen verloor ik allo gevoel van zekerheid. Wie zou bij het hooren van zulk een deemoedig verzoek niet smelten'? Tijd, om de oratio van Uöell te lezen gunde ik mij niet; de speech van Yeegens genoot ik maar half, ik snakte naar Ilartogh's antwoord, en daar las ik: Mijn heer de Voorzitter! Met genoegen mag ik verklaren, dat ik nog geheel beu onder den indruk van do wanne woorden, die van de groene tafel gesproken zijn." Jawel, y.o.ide ik lot mijzeh'en, dat is do gewone beleel'dheidsbeUiiging, waarmede men een krachtige ver dediging van eigen overtuiging tegenover die van een ander gaat stellen. Maar ach hemel hoc viel ik uit 't zadel, toen ik weinige regels verder las, tlnl l/ij \,ijn iii>i":i.Inin.'nl iiilruk. »nu de Minister verklaard heeft dal hij zich voorstelt do bedrijfsbelasting reeds op n Moi l^ll.'J to kunnen invoeren.;' E:i pivcies een maand te voren verklaarde hij deze wet NIKT op l Mei iSit'J. gelijk de Minister voorstelde, te willen doen invoe ren n omdat aan do onder iict nieuwe, kies recht gekozen Kamer dienaangaande het eind oordeel behoort to worden gelaten, maar niet minder om lat ik meen, dat bij die invoering to gelijker tijd do herziening van het J'i:uSOVICKL enz. een. ri/'doiige/i. feil. behoort te zijn." I\ u hoeft de liegeering niets hoegenaamd omtrent do herziening van het personeel toe gezegd en toch stemde de heer Hartogh vóór do invoering op l Moi is.lj. dus zonder me dewerking der onder het nieuwe kiesrecht gekoion Kamer, aan wie volgens hem het eind oordeel hfl/oort. Ik beken, Broaiiueijer, dat jij je Pappenhei| mers beter kent dan ik. Het bleek mij even wel dnt je opinie omtrent dezen afgevaardigde in de Kamer wordt gedeeld, want toen Hartogh bezig was zijn radicale uitingen weer op te eten. riep zijn vriend Lieftinck 'daar neemt liij ;?//// draai l" Dat stak hem en hij ver volgde: =Jk hoor daar zeggen: >hij neemt zijn draai.' Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet noodig een draai te nemen. Ik blijf eerlijk staan op het standpunt, dat ik steeds heb ingenomen." Lieve hemel. .... Ik beloof je. Brommeijer, dat ik in het vervolg wat moer waarde aan je menschenkennis en wat minder dito aan ..geavanceerde" verklaringen van onze partijgenooten zal hechten, al worden zulke verklaringen ook en .mei nadruk'' aan den man ge t. t : Je lichtgeloovige vriend, Ja wel, ik heb gelijk gehad. B zelf' moet hef nu erkennen. Wat doet hij ook te behooren tot dat verdoemde idioten-ras, dat oen jnensch in don handel en in de politiek aan zijn woord wil houden? De Beurs is geen kerk en het Binnenhof geen synagoge. Ezel, die je bent. zei ik tot B. na zijn brief gelezen te hebben, als alle menschen j meenden wat zij zeiden, zouden er geen zaken : meer zijn ie doen van welken aard ook. Daarom wordt dan ook van iemand, die nu | wezenlijk eens iets zeggen moet wat heelemaal waar is, een eed gevorderd. En Hartogh had immers zijn vingers niet in de hoogte gestoken. Van Houten hooft wc! gezegd dat in be lastingzaken twee maal twee niet altijd vier is. on nu zou jij in heiastingspeeches twee j maal twee voor vier willen houden. Ook daarl bij. beste jongen, is twee maal twee heel dikj wijls nul. Onthoud dat nu. Val me niet meer | l as tig met. j e vleiend e brie ven,ik heb die niet noo dig. Ik weet zelf wel dat ik altoos gelijk heb. ! Anders zouden ze mij indertijd niet op het j Loo ontboden hebben en zou ik niet even; veel ridderorden en hooge titels kunnen kriji gen als ik vingers aan mijn twee handen heb. Van al die dingen blijf jij koud, omdat l je zoo extra waarlieidlievend bent. ! BJIOMMEIJEK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl