De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 7 augustus pagina 5

7 augustus 1892 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 789 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een te Rome wonend Nederlandsch kunstenaar «deelde ons dezer dagen omtrent Moleschott en diens eigenschappen in den persoonlijken omgang eenige bijzonderheden mede, aan welke wij gaarne hier eene plaats inruimen. »Een van 's mans hoofdeigenschappen" schrijft hij »schijnt mij zijne aangeboren hartelijkheid en hulpvaardigheid, die telkens opnieuw en verrassend uitkomen, 't zij in een brief, 'tzij door een bezoek, door 't zenden van lectuur, die zijne patiënten waarschijnlijk interesseeren zal, of wel door bij 't binnen komen met veel moeite een paar citroe'nen uit zijn jaszak te halen »pas op 't eigen ter ras geplukt" of een groote bus thee voor den in Rome vreemden patiënt, die ze nergens goed had kunnen krijgen. Bij zoo'n bezoek een altijd op gewekt gesprek, met enthousiasme voor dit en verontschuldigingen over dat, alles getuigende van een helder oordeel, dat altijd bij 't onderwerp blijft en altijd den patiënt eene opwekking is. En dan 's mans ongelooflijk sterk geheugen, ?dat daarbij telkens uitkomt. Waar de huisgenooten niet meer weten of er nog van deze of :gene medicijn, vóór vyf weken 't laatst gebruikt, in huis is, daar zegt professor: »ja er is nog, zoekt u maar eens, er is nog ongeveer tot zóó hoog in de flesch". En het blijkt aldus! En op den uitroep: »maar professor, wat een geheugen hebt u!" is het antwoord: »Dat komt omdat ik het voortdurend oefen; vele menschen doen dat niet en verliezen het met de jaren, ik oefen het altijd ; als ik bijvoorbeeld 's avonds mijn kousen uittrek, ben ik onderwijl bezig Spaansche werk woorden te vervoegen" ! met een ondeugenden lach aan het adres der dames. Een andermaal komt hij opgetogen zijn enthou siasme lucht geven over een nieuwe wetenschap pelijke vinding van professor zu°, die de hoop geeft de profetie van den dichter zoo in vervul ling te zullen brengen, haalt de woorden aan en vertelt de zaak. Dan weder heeft hij met zoo'n voldoening ge werkt in zijn laboratorium, waar de ijzeren na tuurwet gebleken was nog dezelfde te zijn: »dat is zoo heerlijk, als alles zoo precies altijd uit komt; schoon je weet dat het zoo zijn moet, verliest men toch het geloof eraan wel eens en dan wordt men zoo proefondervindelijk weer ge rust gesteld." Altijd heeft hij iets leerrijks en onderhoudends te vertellen, altijd met denzelfden eenvoud en klaarheid en doorspekt met geestige scherts, en ?dikwijls met ondeugende, vriendelijke plagerij. Er is iets meesleepends in die doctorsvisites «n iets gezelligs, waardoor, zonder dat de pro fessor tot den patiënt afdaalt, hij dezen tot zich opheft en de zieke met hem en hij met den patiënt meeleeft. Dat dit algemeen gewaardeerd Schaakspel. 3le Jaargang. 7 Augustus 1892. Redacteur RUD. J. LOMAN te Londen. -Adres: Mira Lodge, Deronda Road, Ilerne Hill. Londen. S. E. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. 3de Prijs (4 zetten) in 't 7de probleemtournooi van den Duitschen Schaakbond. Zwart 7 stukken. a b c d e f g h Wit (10 stukken) geeft in 4 zetten mat. De beide scheidsrechters van den bovenvermelden probleemwedstrijd laten zich als volgt over dit pro bleem uit: De auteur heeft getracht een moeilijk weer te geven idee uit te werken, iets dat bij de beoordeeling in aanmerking dient genomen te worden. Vandaar eenige zwakheden, zooals de minder mooie eerste zet en de nevenoplossing van twee varianten wordt, ook mat het oog op 's mans drukke be zigheden (als senator, als professor, schrijver, als president van verschillende vergaderingen, als praktiseerend geneesheer enz.) spreekt vanzelf. Dit bleek onder anderen nog in 't eind van 't vorige en het begin van dit jaar, toen in zes maanden tijds drie verschillende tijdschriften te Rome hoogst waardeerende artikelen aan hem wijdden met bijvoeging van portret onder de rubriek: Groote mannen. Men begrijpt inderdaad niet waar zoo'n man al den tijd vindt, die hij aan een en ander en alles »con amore" besteedt. Daarnaar gevraagd is het antwoord: »Als mijn hoofd moe is van't eene, rust het uit door de beoefening van 't andere, ook al vereischt dat andere op zich zelve evenveel in spanning''. Bovendien houdt hij veel van muziek en van bloemen ; meestal vroeg op zijnde is zijn eerste werk op het terras de bloemvaasjes te vullen van haar, die hem zoo na aan 't hart ligeen en wie hem aan de piano zag terwijl hij zijne dochter bij haren zang accompagneerde, behield daarvan zeker een diepen indruk." GOUDGRAVERS ONDER DE MIKKEN. In Deutsche Worte schrijft dr. L. Staby : Naar aanleiding van het 400jarige juhilaoum dat men in Amerika zoo luisterrijk zal vieren, heeft men van verschillende kanten in herinne ring gebracht, dat reeds lang voor Columbus de nieuwe wereld door Europeanen werd bezocht; dat in het jaar 1000 de Noor Leif, de zoon van Erik den Rooden, hoogstwaarschijnlijk de eerste Europeaan den bodem van Amerika betrad en wel in het zoogenaamde Winland, het tegenwoor dige New-Schotland, en dat de groote Genuees, niet onbekend met diens tocht, daardoor in zijn plan, Indiëin liet Westen te zoeken, werd ver sterkt. Onlangs heeft een Fransch geleerde trachten te bewijzen dat zelfs de Oude Grieken en Ro meinen het groote land in het Westen gekend moeten hebben; hij steunt zijne bewering op het feit dat Herodotus en eenige eeuwen later l'linius, over de goudgravende mieren van Indie hebben geschreven en deze beestjes noch in Azië, noch in Afrika bekend zijn, doch slechts in Amerika voorkomen. Do oudste mededeeliug over goudzorkende mieren komt voor in liet overoude Indische nationaal epos Mahabarata, waarin van mieren-goud, dat is van door mieren verzameld goud wordt gesproken. Herodotus spreekt over Indische mieren, die grooter dan vossen en kleiner dan honden zijn, in onderaardsche holen wonen en goud graven. l'linius zegt o. a.: -bij de in het Noorden wo nende Indiërs, Dardar genaamd, graven sommige mieren goud. Zij verzamelen dit metaal in den winter en de Indiërs nemen liet hun in den zomer af, wanneer de mieren tengevolge der grootte hitte zich in hunne onderaardsche wonin gen hebben teruggetrokken." Daarop beschrijft do oude natuuronderzoeker nog uitvoeriger de manier daarop de JJardar den mieren het goud ontrooven. Men ziet dus dat de voorstelling van goudgravende mieren in de oude wereld zeer verbreid was, en ofschoon door nieuwere onderzoekingen van Engelsche geleerden vrij duidelijk is aan getoond, dat de mythe van do grootte der mieren en van de buitgemaakte mierenvellen, hoogstwaar schijnlijk betrekking hebben op de gondgravers in het nog ten deele onbekende gebied van HoogTibeth, daar deze nog heden ten dage in holen wonen en met vellen bekleed zijn, het blijft toch karakteristiek dat de sage die goudzoekende individuen mieren heeft genoemd; dit is alleen hierdoor te verklaren dat de Indiërs in den daad goudgravende mieren hebben gekend. Hieruit behoeft men echter niet, zooals de l'Yansche ge leerde, de gevolgtrekking te maken, dat de In diërs het bestaan van Amerika, waar die soort van mieren gevonden worden, bekend moet gewoest zijn, want liet is zeer wel mogelijk dat er in Indiëons tot nog toe onbekende soortgelijke mieren zijn, of dat do andere bekende mieren, door den grooten voorraad van goud in den bodem, toevallig ook goudkorreltjes hebben verzameld en tot de sage aanleiding hebben gegeven. Hoe dit ook zij, in Amerika worden inderdaad mieren ge vonden die goud zamelen en het is wel de moeite van af den 2den en 3den zet. In ieder geval heeft de auteur zich van zijn moeielijke taak voortrefl'elijk gekweten; maar veel bewonderaars zal zijn geestes kind zich niet weten te verwerven, daarvoor is't niet frisch en levendig genoeg. (J. Mieses). Een wijde kloof scheidt dit probleem van zijn beide voorgangers; maar dit neemt niet weg dat 't als een verdienstelijk werk mag aangemerkt worden. De eerste zet is geJjrekkig; maar om een zoo gecompliceerde idee weer te geven moest noodzakelijk iets opgeofferd worden. Indien men deze moeilijkheden niet beseft, zal men licht geneigd zijn dit probleem niet naar waarde te schatten. Een paar nevenvarianten konden aan zulk een degelijk werk geen afbreuk doen. (Dr. H. von Gottschall). Wedstrijden van don Nod. Schaakbond Amsterdam, begonnen l Aug. j.l. Overzicht van den Wedstrijd eerste klasse Donderdag 4 Ang. F. van den rx'i'Lr, Amstt'Keeii. Jlir. A. E. van r'oreest, Amsterdam. J. F. Heemskerk, 's Hüge. K. .1. Loman, Londen. 7~j7 Meijer! Amsterdam. TTcT Olïami, Utnvht. LVV Leiden. -ii i ' on-. : u l ! i.o; :-11' i i i , |o - i/j l O l'V l ; (l '1;2' o ;i:3 o o ? o! n l 3 1/2 3 l ! l l i 4 l U l |3 waard deze diertjes wat nauwkeuriger te bekijken. Nadat reeds in het begin dezer eeuw Alexander von Humboldt eene beschrijving gaf over de, met glinsterende kwartsdeeltjes en andere mineraliën, bedekte mierenwoningen, waaronder zich ook edelsteenen bevonden, vond de natuuronderzoeker Mc. Cook, tien jaren geleden, in de westlijke provin cies der Vereenigde Staten van Noord-Amerika een mierensoort, die eveneens tot sieraad en tot stevigheid harer woningen schitterende delfstoffen gebruikt. Deze mier (Pogonomyrmex occidentalis) bouwt evenals de verzamelmier in Texas, onder den grond groote kunstige woningen, die een groot aantal broeiplaatsen, voorraadschuren en gangen bevatten. Is de woning gereed, dan wordt deze gekroond door een pyramidalen heuvel van pi. m. een voet hoog, die zeer zorgvuldig mozaiekachtig wordt bedekt en bepleisterd. Voor haar materiaal kiest de mier steentjes zoo groot als een graan korrel, en blijkbaar houdt zij van de schitterendste het meest; Cook vond in zulk eene heuvelbedek king kwarts-stukjes, granaten en andere odelgesteenten, en waar de bodem rijk aan goud was, kleine goudkorreltjes en goudblaadjes. De op glinsterende zaken gestelde mier haalt haar voorraad deels van boven, deels uit den grond; soms zelfs graait zij tien voeten diep en komt wér naar boven met een last die tienmaal de zwaarte van haar eigen lichaam overtreft. Evenals ua ?> zuster, de Texaansche verzamel mier, oogst onze goudgraafster zaden en korrels tan planten en brengt die in hare voorraadschu ren, welke ieder een handvol koren bergen; op regenachtige of bewolkte dagen houdt zij zich stilletjes in huis, maar is ook dan onafgebroken bezig. Eiken avond wordt de woning zorgvuldig gesloten. Tegen het ondergaan der zon wordt het zich eenigszins boven den grond verheffende ingangsgat van buiten met een klein steentje dicht gemaakt tot op een klein gaatje waardoor de arbeiders naar binnen kruipen. Ook van binnen wordt het steentje bevestigd, zoodat do mierenstaat zoowel tegen root'/uchtige invallen beschermd als tegen slecht weer is beschut. GENEESKUNDIGE EN HYGIËNISCHE MENGELINGEN. Nu door alle hygiënisten erkend wordt, dat het z.g. stof zeer dikwijls een groot aantal ziektemakende kiemen bevat, is het niet te verwon deren, dat van diezelfde zijde een beweging in het leven is geroepen tot het tegengaan van onoordeelkuudig straat- en kaniervogen. Men heeft den oorlog aan den bezem verklaard! Men kan zich ook niets dommer voorstellen dan b.v. 's zomers bij droogte met eene eenvoudige bezem straten te vegen; men doet hierbij niets anders dan het stof, hetwelk zeer vele schadelijke bestanddeelen kan bevatten, uit den toestand van rust, waarin het op den bodem verkeerde, in de lucht te verspreiden en op deze wijze in de adem halingswegen van menschen en dieren te jagen. Ook in onze kamers wave het beter dat men het stof maar stilletjes in de vloerkleeden liet drin gen, dan het door onhandige vegers en bezems te doen opstuiven en neerslaan op meubels en spijzen en in onze longen. Gelukkig dat, met de door de hygiëne ontdekte feiten, de techniek haar voordeel heeft gedaan, door het in toepassing brengen van verschillende systeemen van mecha nische borstels, zoovel voor de straat als voor de kamer, die, behalve voorafgaande bevoch tiging, een opvegen en gelijkertijd opzamelen van het stof ten doel hebben. Zooals men weet zijn togen zeeziekte reeds tal looze middelen en methoden beproefd. Een van de voorschriften van den jongsten tijd luidt: het beste geneesmiddel tegen zeeziekte is ammoniak, spierbeweging, eenvoudige voeding, gekruide dranken en moreole invloed op den zieke. In ernstige gevallen blijve de zieke in de open lucht, terwijl hij het ammoniakgebruik voortzet. De bekende hongerlijder Sncci is thans krank zinnig geworden en in het Asilc Sainte-Anne te Parijs opgenomen. Men vermoedt, dat zijn onthoudiiigsproeven voor oen niet gering deel daartoe hebben bijgedragen. De domst", zoo niet de onedelste aller praktijken, zegt een Engelsch blad, is die van een man die van vasten een beOverarlu van den Wedstrijd tweede klasse. A. IHeijkmans, Amsterdam, - l O ; Dr. Westendorp "Uocniiu : (. Groningen. L. H. Deelman, Groningen. Amsterdam. G. J. Gantvoort, N. W. van Lennep. 's Gravejand. J. 11. Peet, Hilversum. J. J.~s7i7e"t~""" Breda. Ains'enlam. 10; [0,0 i"~ ! - "; : l i- ! l l 1/2 j l ' 00 000 j - O j i O O ?' l O ' O O l l ! O i ! i . - O i l ! O i O l 4 l 2 l 4J l a l e: l 3 l - o UITSLAG VAN DEN PROBLEEMVv'EDSTliIJD VAN DEN NEDEHLANDSCHEN SCHAAKBOND 1N91 1892. Ie prijs vierzet motto: Sic Volo", W. Ferinie Wzn., Amstelveen. 2e .. ..Black Fawn", C. C. W. Mann, Amsterdam. Ie driezet ..Een vlijtig Beoefenaar", H. Mendes da Costa. Amsterdam. 2e , .. ..Vaarwel", L. N. de Jong, Leiden. Ie tweezet Een vlijtig Beoefenaar", H. Mendes da Costa, Amsterdam. 2e Al dooiideleertmen1', E. H. E. van Woelderen, Kotterdam. roep maakt, een man die zijn brood verdient met te weigeren het te eten. De Beneden-Oostenrijksche stadhouderij heeft, by het naderen van den zomer en het reissaizoen aan alle autoriteiten bericht, dat daar waar nabij steden of op het land huizen of kamers voor zomerverblijf te huur gesteld worden, voor het publiek tabellen ter inzage en raadpleging moe ten beschikbaar gehouden worden, bevattende opgave van al de perceelen, waarin sinds l Januari 11. besmettelijke ziekten voorgekomen zijn. Dr. K. DE DAME MET DEN WITTEN WAAIER. Naar ANATOLE FBANCE. Tchouang-Tson, uit het land van Sung, was een geleerd mandarijn, zoo wijs, dat hij zijn ziel Tan al het vergankelijke had losgemaakt; en daar hij, als een goed Chinees, aan het eeuwige niet geloofde, hield hij voor zijn genot niets anders over, dan het bewustzijn dat hij aan de algemeene dwaling der menschen ontging, die zich moeite geven voor het verkrijgen van nuttelooze rijkdommen en ijdele eerbetooningen. Maar dat genot moet wel heel groot zijn, want na zijn dood prees ieder hem als gelukkig en benijdenswaardig. Gedurende de dagen nu, die de onbekende wereldgeesten hem toestonden, om ze onder een groenen heuvel tusschen bloeiende heesters, wilgen en bamboes door te brengen, was Tchouang-Tsen gewoon te loopen mijmeren in de streek waar hij woonde, zonder te weten hoe of waarom Op een morgen toen hij op goed geluk rondzwierf langs de bloemrijke hellingen van den berg Nam-Hoa, verdwaalde hij langza merhand naar een kerkhof, waar de dooden volgens het gebruik des lands onder graf heuvels van dicht getrapte aarde rusten. Bij het zien van die tallooze graven, die zich nog verder uitstrekten dan de horizon reikte, peinsde de mandarijn over de lotgevallen der menschen. -Helaas" zeide hij, »op dezen kruisweg loopen aller men-schen levenspaden uit. Als men een maal zijn plaats heeft ingenomen in het rijk der dooden. komt men niet terug." Dit denkbeeld was niet oorspronkelijk of ver nuftig gevonden, maar het resumeert de wijsbe geerte van Tchouang-Tsen en van al zijn landgenooten. De Chineezen kennen slechts n leven, dat waar men de pioenen ziet bloeien in den zonneschijn. De gelijkheid der menschen tegen over den dood is hun eene reden van troost of wanhoop, al naar dat zij geneigd zijn tot opge ruimdheid of droefgeestigheid. Daarenboven hebben zij. om hun afleiding te geven, een gansche reeks roode en groene goden, die soms de dooden voor hen opwekken en proeven van goochelkunst afleggen. Maar Tchouang-Tsen, die tot het hoogmoedig ras der philosofen be hoorde, zocht geen troost bij porceleinen draken. Terwijl hij aldus zijn gedachten liet dwalen, mot hemzelven te midden der graven, ontmoette hij plotseling eene jonge dame in rouw gewaad, dat wil zeggen in een wit kleed van grove stof zonder naden. Bij een graf gezeten, bewoog zij voortdurend een witten waaier boven de nog versche aarde van den heuvel. Tchouang-Tsen, nieuwsgierig om de beweeg reden van zulk een zonderlinge daad te weten, groette beleefd de jonge vrouw en zeide: Mag ik u vragen, mevrouw, wie er in dit graf ligt. n waarom gij over de aarde, die het bedekt, zit te wuiven V Ik ben een philosoof; ik zoek naar de oorzaken der dingen, en deze oorzaak ontgaat aan mijn begrip. De jonge vrouw wuifde maar voort, zonder ophouden. Xij bloosde, boog het hoofd en prevelde eenige woorden, die de wijze niet verstond. H\j herhaalde zijne vraag verscheidene malen, maar vergeefs. De jonge vrouw lette niet meer op hem; het scheen alsof hare gansche ziel was overgegaan in de hand die den waaier voerde. * * * Tchouang-Tsen ging met loome schreden heen. Hoewel hij wist dat alles ijdelheid is, dreef zijn geest er hem toe, de beweegredenen van de daden der menschen te zoeken, en vooral van die der vrouwen: dit kleine wezen boezemde hem een niet welwillende maar zeer hevige nieuwsgierig heid in. Hij vervolgde langzaam zijne wandeling, het hoofd van tijd tot tijd omwendend om te zien Eervolle vermeldingen. Vierzet van Een vlijtig Beoefenaar'', H. Mende» da Costa, Amsterdam. de beide Een Zestal", W. B. H. Meiners, Amst. Luctor'', J. F. Kouwenhoven,Warmond. Driezet Al doende leert men", E. H. E. van Woelderen, Kotterdam. de beide Een Zestal", W. B. H. Meiners, Amst. No. l Delectatio", A. C. Papót, Warmond. Sic Volo",W.FermieWzn., Amstelveen. ., BlackPawn.C. C.W. Mann,Amsterdam. Tweezet Luctor", J.F. Kouwenhoven, Warmond. Vaarwel", L. N. de Jong, Leiden. ., Check", H. J. den Hertog, Amsterdam. No. 2 Een Zestal",W. 13. H. Meiuers.Amsterd. No. 2 Delectatio", A. C. Papót, Warmond. UITSLAG VAN DEN GEOOTËN INTERNATIONALEN SCHAAKWEDSTRIJD TE DRESDEN, T 17 Juli?31 Juli 1892. Eerste prij.s (1000 Mark)!Dr-,8iegb161r,t. Ta?ch' f eu1 J 'l renberg, 11 "2 winstpunten. .lul. Makowetz, Buda Pesth, Moritz Porges, Praag, ieder OOMark, 10! .1 winstpunten. Marco, Weenen, en Walbrodt, Berlijn, ieder 250 Mark, 10 winstpunten. Curt von Bardeleben, en Simon Winawer, Warschau, lieder 80 Mark, 9] 2 winst'punten. Tweede Derde Vierde Vijfde Zesde Zevende prijs 700 Mark prijs 500 Mark prijs 300 Mark prijs 200 Mark prijs 100 Mark prijs GO Mark CORRESPONDENTIEWEDSTRIJD. Adres : ChassJstraat 7H, Den Haag. Daar enkele deelnemers mededingen in het tornooi van den Ned. Schaakbond en andere tijdelijk uit de stad zijn, wordt de termijn van verzending van de Ije zttteii va/i Wit vastgesteld op Dinsdag 9 Angustus, T> uur 'a nachts. Zij, die nog wijzigingen mochten willen brengen in de deze week reeds ingezonden zetten, hebben daartoe natuurlijk gelegenheid tot boven vermeld tijdstip. We moeten enkele deel nemers nog even herinneren aan het tijdelijk veran derd adrea voor den C. W. H. J. d. H.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl