Historisch Archief 1877-1940
No. 789
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een te Rome wonend Nederlandsch kunstenaar
«deelde ons dezer dagen omtrent Moleschott en
diens eigenschappen in den persoonlijken omgang
eenige bijzonderheden mede, aan welke wij gaarne
hier eene plaats inruimen.
»Een van 's mans hoofdeigenschappen" schrijft
hij »schijnt mij zijne aangeboren hartelijkheid en
hulpvaardigheid, die telkens opnieuw en verrassend
uitkomen, 't zij in een brief, 'tzij door een bezoek,
door 't zenden van lectuur, die zijne patiënten
waarschijnlijk interesseeren zal, of wel door bij
't binnen komen met veel moeite een paar
citroe'nen uit zijn jaszak te halen »pas op 't eigen ter
ras geplukt" of een groote bus thee voor den in
Rome vreemden patiënt, die ze nergens goed had
kunnen krijgen. Bij zoo'n bezoek een altijd op
gewekt gesprek, met enthousiasme voor dit en
verontschuldigingen over dat, alles getuigende
van een helder oordeel, dat altijd bij 't onderwerp
blijft en altijd den patiënt eene opwekking is.
En dan 's mans ongelooflijk sterk geheugen,
?dat daarbij telkens uitkomt. Waar de
huisgenooten niet meer weten of er nog van deze of
:gene medicijn, vóór vyf weken 't laatst gebruikt,
in huis is, daar zegt professor: »ja er is nog,
zoekt u maar eens, er is nog ongeveer tot zóó
hoog in de flesch". En het blijkt aldus! En op
den uitroep: »maar professor, wat een geheugen
hebt u!" is het antwoord: »Dat komt omdat ik
het voortdurend oefen; vele menschen doen dat
niet en verliezen het met de jaren, ik oefen het
altijd ; als ik bijvoorbeeld 's avonds mijn kousen
uittrek, ben ik onderwijl bezig Spaansche werk
woorden te vervoegen" ! met een ondeugenden lach
aan het adres der dames.
Een andermaal komt hij opgetogen zijn enthou
siasme lucht geven over een nieuwe wetenschap
pelijke vinding van professor zu°, die de hoop
geeft de profetie van den dichter zoo in vervul
ling te zullen brengen, haalt de woorden aan en
vertelt de zaak.
Dan weder heeft hij met zoo'n voldoening ge
werkt in zijn laboratorium, waar de ijzeren na
tuurwet gebleken was nog dezelfde te zijn: »dat
is zoo heerlijk, als alles zoo precies altijd uit
komt; schoon je weet dat het zoo zijn moet,
verliest men toch het geloof eraan wel eens en
dan wordt men zoo proefondervindelijk weer ge
rust gesteld."
Altijd heeft hij iets leerrijks en onderhoudends
te vertellen, altijd met denzelfden eenvoud en
klaarheid en doorspekt met geestige scherts, en
?dikwijls met ondeugende, vriendelijke plagerij.
Er is iets meesleepends in die doctorsvisites
«n iets gezelligs, waardoor, zonder dat de pro
fessor tot den patiënt afdaalt, hij dezen tot zich
opheft en de zieke met hem en hij met den
patiënt meeleeft. Dat dit algemeen gewaardeerd
Schaakspel.
3le Jaargang. 7 Augustus 1892.
Redacteur RUD. J. LOMAN te Londen.
-Adres: Mira Lodge, Deronda Road, Ilerne Hill.
Londen. S. E.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
3de Prijs (4 zetten) in 't 7de probleemtournooi
van den Duitschen Schaakbond.
Zwart 7 stukken.
a b c d e f g h
Wit (10 stukken) geeft in 4 zetten mat.
De beide scheidsrechters van den bovenvermelden
probleemwedstrijd laten zich als volgt over dit pro
bleem uit: De auteur heeft getracht een moeilijk
weer te geven idee uit te werken, iets dat bij de
beoordeeling in aanmerking dient genomen te worden.
Vandaar eenige zwakheden, zooals de minder mooie
eerste zet en de nevenoplossing van twee varianten
wordt, ook mat het oog op 's mans drukke be
zigheden (als senator, als professor, schrijver, als
president van verschillende vergaderingen, als
praktiseerend geneesheer enz.) spreekt vanzelf.
Dit bleek onder anderen nog in 't eind van 't vorige
en het begin van dit jaar, toen in zes maanden
tijds drie verschillende tijdschriften te Rome
hoogst waardeerende artikelen aan hem wijdden
met bijvoeging van portret onder de rubriek:
Groote mannen.
Men begrijpt inderdaad niet waar zoo'n man al
den tijd vindt, die hij aan een en ander en alles
»con amore" besteedt. Daarnaar gevraagd is het
antwoord: »Als mijn hoofd moe is van't eene, rust
het uit door de beoefening van 't andere, ook al
vereischt dat andere op zich zelve evenveel in
spanning''.
Bovendien houdt hij veel van muziek en van
bloemen ; meestal vroeg op zijnde is zijn eerste
werk op het terras de bloemvaasjes te vullen van
haar, die hem zoo na aan 't hart ligeen en
wie hem aan de piano zag terwijl hij zijne dochter
bij haren zang accompagneerde, behield daarvan
zeker een diepen indruk."
GOUDGRAVERS ONDER DE MIKKEN.
In Deutsche Worte schrijft dr. L. Staby :
Naar aanleiding van het 400jarige juhilaoum
dat men in Amerika zoo luisterrijk zal vieren,
heeft men van verschillende kanten in herinne
ring gebracht, dat reeds lang voor Columbus de
nieuwe wereld door Europeanen werd bezocht;
dat in het jaar 1000 de Noor Leif, de zoon van
Erik den Rooden, hoogstwaarschijnlijk de eerste
Europeaan den bodem van Amerika betrad en
wel in het zoogenaamde Winland, het tegenwoor
dige New-Schotland, en dat de groote Genuees,
niet onbekend met diens tocht, daardoor in zijn
plan, Indiëin liet Westen te zoeken, werd ver
sterkt. Onlangs heeft een Fransch geleerde trachten
te bewijzen dat zelfs de Oude Grieken en Ro
meinen het groote land in het Westen gekend
moeten hebben; hij steunt zijne bewering op het
feit dat Herodotus en eenige eeuwen later l'linius,
over de goudgravende mieren van Indie hebben
geschreven en deze beestjes noch in Azië, noch
in Afrika bekend zijn, doch slechts in Amerika
voorkomen.
Do oudste mededeeliug over goudzorkende mieren
komt voor in liet overoude Indische nationaal
epos Mahabarata, waarin van mieren-goud, dat is
van door mieren verzameld goud wordt gesproken.
Herodotus spreekt over Indische mieren, die
grooter dan vossen en kleiner dan honden zijn,
in onderaardsche holen wonen en goud graven.
l'linius zegt o. a.: -bij de in het Noorden wo
nende Indiërs, Dardar genaamd, graven sommige
mieren goud. Zij verzamelen dit metaal in den
winter en de Indiërs nemen liet hun in den
zomer af, wanneer de mieren tengevolge der
grootte hitte zich in hunne onderaardsche wonin
gen hebben teruggetrokken."
Daarop beschrijft do oude natuuronderzoeker
nog uitvoeriger de manier daarop de JJardar
den mieren het goud ontrooven.
Men ziet dus dat de voorstelling van
goudgravende mieren in de oude wereld zeer verbreid
was, en ofschoon door nieuwere onderzoekingen
van Engelsche geleerden vrij duidelijk is aan
getoond, dat de mythe van do grootte der mieren
en van de buitgemaakte mierenvellen, hoogstwaar
schijnlijk betrekking hebben op de gondgravers
in het nog ten deele onbekende gebied van
HoogTibeth, daar deze nog heden ten dage in holen
wonen en met vellen bekleed zijn, het blijft
toch karakteristiek dat de sage die goudzoekende
individuen mieren heeft genoemd; dit is alleen
hierdoor te verklaren dat de Indiërs in den daad
goudgravende mieren hebben gekend. Hieruit
behoeft men echter niet, zooals de l'Yansche ge
leerde, de gevolgtrekking te maken, dat de In
diërs het bestaan van Amerika, waar die soort
van mieren gevonden worden, bekend moet
gewoest zijn, want liet is zeer wel mogelijk dat er
in Indiëons tot nog toe onbekende soortgelijke
mieren zijn, of dat do andere bekende mieren,
door den grooten voorraad van goud in den bodem,
toevallig ook goudkorreltjes hebben verzameld en
tot de sage aanleiding hebben gegeven. Hoe dit
ook zij, in Amerika worden inderdaad mieren ge
vonden die goud zamelen en het is wel de moeite
van af den 2den en 3den zet. In ieder geval heeft
de auteur zich van zijn moeielijke taak voortrefl'elijk
gekweten; maar veel bewonderaars zal zijn geestes
kind zich niet weten te verwerven, daarvoor is't niet
frisch en levendig genoeg. (J. Mieses). Een wijde
kloof scheidt dit probleem van zijn beide voorgangers;
maar dit neemt niet weg dat 't als een verdienstelijk
werk mag aangemerkt worden. De eerste zet is
geJjrekkig; maar om een zoo gecompliceerde idee weer
te geven moest noodzakelijk iets opgeofferd worden.
Indien men deze moeilijkheden niet beseft, zal men
licht geneigd zijn dit probleem niet naar waarde te
schatten. Een paar nevenvarianten konden aan zulk
een degelijk werk geen afbreuk doen. (Dr. H. von
Gottschall).
Wedstrijden van don Nod. Schaakbond
Amsterdam, begonnen l Aug. j.l.
Overzicht van den
Wedstrijd
eerste klasse
Donderdag 4 Ang.
F. van den rx'i'Lr,
Amstt'Keeii.
Jlir. A. E. van r'oreest,
Amsterdam.
J. F. Heemskerk,
's Hüge.
K. .1. Loman,
Londen.
7~j7 Meijer!
Amsterdam.
TTcT Olïami,
Utnvht.
LVV
Leiden.
-ii i '
on-. : u
l
! i.o; :-11' i
i i
, |o - i/j
l O l'V l ; (l '1;2'
o ;i:3 o o ? o! n
l 3
1/2 3
l ! l
l i 4
l U
l |3
waard deze diertjes wat nauwkeuriger te bekijken.
Nadat reeds in het begin dezer eeuw Alexander
von Humboldt eene beschrijving gaf over de, met
glinsterende kwartsdeeltjes en andere mineraliën,
bedekte mierenwoningen, waaronder zich ook
edelsteenen bevonden, vond de natuuronderzoeker Mc.
Cook, tien jaren geleden, in de westlijke provin
cies der Vereenigde Staten van Noord-Amerika
een mierensoort, die eveneens tot sieraad en tot
stevigheid harer woningen schitterende delfstoffen
gebruikt. Deze mier (Pogonomyrmex occidentalis)
bouwt evenals de verzamelmier in Texas, onder
den grond groote kunstige woningen, die een groot
aantal broeiplaatsen, voorraadschuren en gangen
bevatten. Is de woning gereed, dan wordt deze
gekroond door een pyramidalen heuvel van pi. m.
een voet hoog, die zeer zorgvuldig mozaiekachtig
wordt bedekt en bepleisterd. Voor haar materiaal
kiest de mier steentjes zoo groot als een graan
korrel, en blijkbaar houdt zij van de schitterendste
het meest; Cook vond in zulk eene heuvelbedek
king kwarts-stukjes, granaten en andere
odelgesteenten, en waar de bodem rijk aan goud was,
kleine goudkorreltjes en goudblaadjes.
De op glinsterende zaken gestelde mier haalt
haar voorraad deels van boven, deels uit den
grond; soms zelfs graait zij tien voeten diep en
komt wér naar boven met een last die tienmaal
de zwaarte van haar eigen lichaam overtreft.
Evenals ua ?> zuster, de Texaansche verzamel
mier, oogst onze goudgraafster zaden en korrels
tan planten en brengt die in hare voorraadschu
ren, welke ieder een handvol koren bergen; op
regenachtige of bewolkte dagen houdt zij zich
stilletjes in huis, maar is ook dan onafgebroken
bezig. Eiken avond wordt de woning zorgvuldig
gesloten. Tegen het ondergaan der zon wordt
het zich eenigszins boven den grond verheffende
ingangsgat van buiten met een klein steentje
dicht gemaakt tot op een klein gaatje waardoor
de arbeiders naar binnen kruipen. Ook van
binnen wordt het steentje bevestigd, zoodat do
mierenstaat zoowel tegen root'/uchtige invallen
beschermd als tegen slecht weer is beschut.
GENEESKUNDIGE EN HYGIËNISCHE
MENGELINGEN.
Nu door alle hygiënisten erkend wordt, dat het
z.g. stof zeer dikwijls een groot aantal
ziektemakende kiemen bevat, is het niet te verwon
deren, dat van diezelfde zijde een beweging in
het leven is geroepen tot het tegengaan van
onoordeelkuudig straat- en kaniervogen. Men heeft
den oorlog aan den bezem verklaard! Men kan
zich ook niets dommer voorstellen dan b.v.
's zomers bij droogte met eene eenvoudige bezem
straten te vegen; men doet hierbij niets anders
dan het stof, hetwelk zeer vele schadelijke
bestanddeelen kan bevatten, uit den toestand van
rust, waarin het op den bodem verkeerde, in de
lucht te verspreiden en op deze wijze in de adem
halingswegen van menschen en dieren te jagen.
Ook in onze kamers wave het beter dat men het
stof maar stilletjes in de vloerkleeden liet drin
gen, dan het door onhandige vegers en bezems
te doen opstuiven en neerslaan op meubels en
spijzen en in onze longen. Gelukkig dat, met de
door de hygiëne ontdekte feiten, de techniek haar
voordeel heeft gedaan, door het in toepassing
brengen van verschillende systeemen van mecha
nische borstels, zoovel voor de straat als voor
de kamer, die, behalve voorafgaande bevoch
tiging, een opvegen en gelijkertijd opzamelen van
het stof ten doel hebben.
Zooals men weet zijn togen zeeziekte reeds tal
looze middelen en methoden beproefd. Een van
de voorschriften van den jongsten tijd luidt: het
beste geneesmiddel tegen zeeziekte is ammoniak,
spierbeweging, eenvoudige voeding, gekruide
dranken en moreole invloed op den zieke. In
ernstige gevallen blijve de zieke in de open lucht,
terwijl hij het ammoniakgebruik voortzet.
De bekende hongerlijder Sncci is thans krank
zinnig geworden en in het Asilc Sainte-Anne te
Parijs opgenomen. Men vermoedt, dat zijn
onthoudiiigsproeven voor oen niet gering deel daartoe
hebben bijgedragen. De domst", zoo niet de
onedelste aller praktijken, zegt een Engelsch
blad, is die van een man die van vasten een
beOverarlu van den
Wedstrijd
tweede klasse.
A. IHeijkmans,
Amsterdam,
- l
O ;
Dr. Westendorp "Uocniiu : (.
Groningen.
L. H. Deelman,
Groningen.
Amsterdam.
G. J. Gantvoort,
N. W. van Lennep.
's Gravejand.
J. 11. Peet,
Hilversum.
J. J.~s7i7e"t~"""
Breda.
Ains'enlam.
10;
[0,0
i"~
! - ";
: l i- !
l
l 1/2 j
l
'
00
000
j - O
j i
O O
?'
l O '
O O l
l ! O
i ! i .
- O i
l !
O i O
l 4
l 2
l 4J
l a
l e:
l 3
l
- o
UITSLAG VAN DEN PROBLEEMVv'EDSTliIJD VAN
DEN NEDEHLANDSCHEN SCHAAKBOND
1N91 1892.
Ie prijs vierzet motto: Sic Volo", W. Ferinie Wzn.,
Amstelveen.
2e .. ..Black Fawn", C. C. W. Mann,
Amsterdam.
Ie driezet ..Een vlijtig Beoefenaar", H.
Mendes da Costa. Amsterdam.
2e , .. ..Vaarwel", L. N. de Jong,
Leiden.
Ie tweezet Een vlijtig Beoefenaar", H.
Mendes da Costa, Amsterdam.
2e Al dooiideleertmen1', E. H. E.
van Woelderen, Kotterdam.
roep maakt, een man die zijn brood verdient met
te weigeren het te eten.
De Beneden-Oostenrijksche stadhouderij heeft,
by het naderen van den zomer en het reissaizoen
aan alle autoriteiten bericht, dat daar waar nabij
steden of op het land huizen of kamers voor
zomerverblijf te huur gesteld worden, voor het
publiek tabellen ter inzage en raadpleging moe
ten beschikbaar gehouden worden, bevattende
opgave van al de perceelen, waarin sinds l Januari
11. besmettelijke ziekten voorgekomen zijn.
Dr. K.
DE DAME MET DEN WITTEN WAAIER.
Naar ANATOLE FBANCE.
Tchouang-Tson, uit het land van Sung, was
een geleerd mandarijn, zoo wijs, dat hij zijn ziel
Tan al het vergankelijke had losgemaakt; en daar
hij, als een goed Chinees, aan het eeuwige niet
geloofde, hield hij voor zijn genot niets anders
over, dan het bewustzijn dat hij aan de
algemeene dwaling der menschen ontging, die zich
moeite geven voor het verkrijgen van nuttelooze
rijkdommen en ijdele eerbetooningen.
Maar dat genot moet wel heel groot zijn, want
na zijn dood prees ieder hem als gelukkig en
benijdenswaardig. Gedurende de dagen nu, die
de onbekende wereldgeesten hem toestonden, om
ze onder een groenen heuvel tusschen bloeiende
heesters, wilgen en bamboes door te brengen,
was Tchouang-Tsen gewoon te loopen mijmeren
in de streek waar hij woonde, zonder te weten
hoe of waarom Op een morgen toen hij op goed
geluk rondzwierf langs de bloemrijke hellingen
van den berg Nam-Hoa, verdwaalde hij langza
merhand naar een kerkhof, waar de dooden
volgens het gebruik des lands onder graf
heuvels van dicht getrapte aarde rusten. Bij het zien
van die tallooze graven, die zich nog verder
uitstrekten dan de horizon reikte, peinsde de
mandarijn over de lotgevallen der menschen.
-Helaas" zeide hij, »op dezen kruisweg loopen
aller men-schen levenspaden uit. Als men een
maal zijn plaats heeft ingenomen in het rijk der
dooden. komt men niet terug."
Dit denkbeeld was niet oorspronkelijk of ver
nuftig gevonden, maar het resumeert de wijsbe
geerte van Tchouang-Tsen en van al zijn
landgenooten. De Chineezen kennen slechts n leven,
dat waar men de pioenen ziet bloeien in den
zonneschijn. De gelijkheid der menschen tegen
over den dood is hun eene reden van troost of
wanhoop, al naar dat zij geneigd zijn tot opge
ruimdheid of droefgeestigheid. Daarenboven
hebben zij. om hun afleiding te geven, een
gansche reeks roode en groene goden, die soms de
dooden voor hen opwekken en proeven van
goochelkunst afleggen. Maar Tchouang-Tsen,
die tot het hoogmoedig ras der philosofen be
hoorde, zocht geen troost bij porceleinen draken.
Terwijl hij aldus zijn gedachten liet dwalen,
mot hemzelven te midden der graven,
ontmoette hij plotseling eene jonge dame in rouw
gewaad, dat wil zeggen in een wit kleed van
grove stof zonder naden. Bij een graf gezeten,
bewoog zij voortdurend een witten waaier boven
de nog versche aarde van den heuvel.
Tchouang-Tsen, nieuwsgierig om de beweeg
reden van zulk een zonderlinge daad te weten,
groette beleefd de jonge vrouw en zeide:
Mag ik u vragen, mevrouw, wie er in dit
graf ligt. n waarom gij over de aarde, die het
bedekt, zit te wuiven V Ik ben een philosoof; ik
zoek naar de oorzaken der dingen, en deze
oorzaak ontgaat aan mijn begrip.
De jonge vrouw wuifde maar voort, zonder
ophouden. Xij bloosde, boog het hoofd en prevelde
eenige woorden, die de wijze niet verstond. H\j
herhaalde zijne vraag verscheidene malen, maar
vergeefs. De jonge vrouw lette niet meer op hem;
het scheen alsof hare gansche ziel was overgegaan
in de hand die den waaier voerde.
* *
*
Tchouang-Tsen ging met loome schreden heen.
Hoewel hij wist dat alles ijdelheid is, dreef zijn
geest er hem toe, de beweegredenen van de daden
der menschen te zoeken, en vooral van die der
vrouwen: dit kleine wezen boezemde hem een
niet welwillende maar zeer hevige nieuwsgierig
heid in. Hij vervolgde langzaam zijne wandeling,
het hoofd van tijd tot tijd omwendend om te zien
Eervolle vermeldingen.
Vierzet van Een vlijtig Beoefenaar'', H. Mende»
da Costa, Amsterdam.
de beide Een Zestal", W. B. H. Meiners, Amst.
Luctor'', J. F. Kouwenhoven,Warmond.
Driezet Al doende leert men", E. H. E. van
Woelderen, Kotterdam.
de beide Een Zestal", W. B. H. Meiners, Amst.
No. l Delectatio", A. C. Papót, Warmond.
Sic Volo",W.FermieWzn., Amstelveen.
., BlackPawn.C. C.W. Mann,Amsterdam.
Tweezet Luctor", J.F. Kouwenhoven, Warmond.
Vaarwel", L. N. de Jong, Leiden.
., Check", H. J. den Hertog, Amsterdam.
No. 2 Een Zestal",W. 13. H. Meiuers.Amsterd.
No. 2 Delectatio", A. C. Papót, Warmond.
UITSLAG VAN DEN GEOOTËN INTERNATIONALEN
SCHAAKWEDSTRIJD TE DRESDEN, T
17 Juli?31 Juli 1892.
Eerste prij.s (1000 Mark)!Dr-,8iegb161r,t. Ta?ch' f
eu1 J 'l renberg, 11 "2 winstpunten.
.lul. Makowetz, Buda Pesth,
Moritz Porges, Praag, ieder
OOMark, 10! .1 winstpunten.
Marco, Weenen, en
Walbrodt, Berlijn, ieder 250
Mark, 10 winstpunten.
Curt von Bardeleben, en
Simon Winawer, Warschau,
lieder 80 Mark, 9] 2
winst'punten.
Tweede
Derde
Vierde
Vijfde
Zesde
Zevende
prijs 700 Mark
prijs 500 Mark
prijs 300 Mark
prijs 200 Mark
prijs 100 Mark
prijs GO Mark
CORRESPONDENTIEWEDSTRIJD.
Adres : ChassJstraat 7H, Den Haag.
Daar enkele deelnemers mededingen in het tornooi
van den Ned. Schaakbond en andere tijdelijk uit de
stad zijn, wordt de termijn van verzending van de
Ije zttteii va/i Wit vastgesteld op Dinsdag 9 Angustus,
T> uur 'a nachts. Zij, die nog wijzigingen mochten
willen brengen in de deze week reeds ingezonden
zetten, hebben daartoe natuurlijk gelegenheid tot
boven vermeld tijdstip. We moeten enkele deel
nemers nog even herinneren aan het tijdelijk veran
derd adrea voor den C. W. H. J. d. H.