De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 14 augustus pagina 1

14 augustus 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

V 790 DE AMSTERDAMMER A°. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 14 Augustus Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrjjgbaar Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel ?1.50, fr. p. post ? 1.65 mail 12. . . , 0.121 ... 0.20 . . 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: C"., naar 't Engelsch. Brieven uit Utrecht, door Giese van don Dom. KUNST EN LETTEREN: Het landjuweel van 15G1 te Antwerpen herdacht, door Pol de Mout. Aanteekeningen Schilderkunst, dooi' V. Prof. Dr. Matthias de A'ries. Henriëtte Heinze-Berg, door Van Milligen. Bayreuth 1892, door Hugo Nolthenius, I. VARIA. SCHAAKSPEL. De aap, naar Paul Ginisty. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Keizer Wilhelm is van zijne zomerreis teruggekeerd. Zeven weken lang heeft hij ? voor zoover dat veroorloofd is aan den souverein, die zelfs nog in de nabijheid van de Noordkaap dagelijks koeriers ontvangt en per telegram regeeringszaken moet afdoen genoten van de frissche zeelucht, jacht ge maakt op walvisschen, aan zeilwedstrijden deelgenomen en geen enkele redevoering gehouden. Het slot der reis was een bezoek aan 'e keizers grootmoeder, koningin Victoria, en zelfs in den komkommertijd konden de vernuftigste politici en de vindingrijkste journalisten aan dit bezoek geen staatkundig tintje geven. Tegelijk met den keizer keerde de heer Von Bismarck terug. Ook hij was zeven weken geleden van zijn landgoederen ver trokken ; ook hij reisde voor zijn gezondheid en om een familiefeest bij te wonen. Maar terwijl de vacantietocht van den keizer iedere politieke beteekenis miste, was Bismarck's pleizierreis eene bijna onafgebroken reeks van demonstratiën en redevoeringen. »Ik mag niet spreken1' -~ had de gewezen rijkskanselier bij het begin zijner reis aan het station te Berlijn gezegd. Maar aan dit consigne, dat hij zich zelf' had opgelegd, heeft hij zich in het minst niet gehouden. In Saksen bleek het reeds, dat de sedert zijn val door hem gevolgde methode, waarbij hij, zooals een Fransch blad het dezer dagen Feuilleton. Naar 't Engelsch. Hij wist niets anders van haar, dan dat zij hem een circulaire gezonden had, een circulaire die bijzonder prachtig was uitge voerd met een Remington-schrijfmachine. De onderhalingen waren met roode inkt en meetkunstig gelijk; het geheel onderscheidde zich door een zeldzame sierlijkheid; de kleine krullen en punten, lees-, dollars-, percents- en al de andere teekens, die in kantoorboeken thuis behooren, waren prach tig en netjes gerangschikt in verschillende monsters. De circulaire deelde mede, dat de iirma Héritage & C0., ergens in Chelsea het viel hem op, dat het adres niet verwees naar de een of andere groote en bloeiende zaak zich belastte met alle soort copiewerk, zoowel handels- als rechtsdocumenten, schrijversmanuscripten, treurspelen, drama's, enz. enz. tot den prijs van zooveel per woord of per blad, en dat zij ook iemand met de machine aan huis zonden voor zooen zooveel per dag. Ieder echter, die maar eenige kennis van de gewone prijzen van zulk soort arbeid had, kon dadelijk zien dat de firma Héritage & C", haren arbeid voor een buitengewoon lagen prijs deed. Intusschen was het Guy Derrick tamelijk onverschillig of hij iets meer of iets minder betalen moest, maar loszinnig als hij was, beroemde hij er zich op n vast principe te hebben, namelijk om economisch te zijn, waar de economie geen moeite kostte. Boven dien was hij het adres van een schrijfmachinefirma, die een zijner kameraden, een treur speldichter, hem aanbevolen had, kwijt ge raakt. In den regel had hij de gewoonte zijn werk zelf over te schrijven, maar dezen keer zat hij erg in het nauw met zijn comedie, die binnen vijf dagen geheel afuitdrukte, »versait les pleurs de son amertume dans Ie gilet du premier journaliste venu", hem niet langer voldeed. Getergd door de instructiën, uit Berlijn aan de otficieele wereld te Weenen gegeven, om hem te behandelen als een man, die geen invloed meer bezat en nooit meer eenigen invloed zou verkrijgen, trad hij op als een echt demagoog. Geen gelegenheid liet hij voorbij gaan, om zijne grieven tegen het nieuwe regime en zijne kritiek van de bestaande toestanden breed uit te meten. Elk audito rium was hem welkom. Bij fakkellicht in het holle van den nacht, in de kille morgenschemering aan kleine stations, in de middag hitte op zonnige marktpleinen, in raadszalen bij plechtige ontvangsten, op balkons, uit rijtuigen en waggons, op tentoonstellingen en in bierhuizen, overal was hij bereid om het woord te voeren, om te klinken en te drin ken met jongen en ouden, met aanzienlijken en geringen. En in toenemende mate trad de oude autocraat, die zoo menigmaal tegen over eene morrende volksvertegenwoordiging zijne politiek met den al te doorschijnenden mantel van den keizerlijken wil had gedekt, en die alle tegenstanders van die politiek jaren lang als vijanden des rijks had ge brandmerkt, op als de toekomstige leider van Zijner Majesteit's allergetrouwste (maar zeker niet alleronderdanigstc) oppositie. Overmaat van consequentie is nooit Bismarck's zwakke zijde geweest en in de hoogeschool van het politiek opportunisme heeft hij wonderen verricht. Waar echter ook dit middel om zijn wil doortedrijven, hem in den steek liet, behandelde hij de volksvertegenwoording met souvereine minachting en trad in den Rijksdag op als een Jnpiter tonans. Maar de constitutioueel-paiiemeutaristische leer, die door den machtigen rijkskanselier steeds met voeten is getreden, wordt door den in ongenade gevallen staats man geprezen en verheerlijkt. Das Unbeschreibliche Hier ist's gethan, konden de Bismarck-vereerders van den ouden stempel zuchten, Goethe citeerende j naar het voorbeeld van hunnen meester, toen deze te Jena op de markt eene toespraak geschreven en voor een eerste repetitie moest ingeleverd zijn aan het Paradox-theater. Hij herinnerde zich den goeden raad van zijn vriend den dramaticus, trok laden open en dicht, wroette in al zijn kasten en vond het adres niet, wel de circulaire van Héritage & C"., die een paar dagen geleden gekomen was. Hij redde zich dus uit deze verlegen heid door een briefkaart aan die iirma te schrijven met verzoek, den volgenden dag iemand met een machine te zenden om een komedie in drie acten, volgens zijn dictaat, op te schrijven. Derrick woonde op de allerbovenste tage van een huis in een der kleine straten tusschen het »Strand" en de »Embankment". Van hier had hij het schoonste uitzicht over de tuinen en het water vanaf Blackfriars tot voorbij Westminster. Een prachtige ver zameling oude meubels en antiquiteiten droeg er het hare toe bij een zekeren artistieken glans over zijn kamers te werpen. Hij was muzikaal; de piano stond altijd open en de muziek zwierf door de kamer. Heden was er ook wanorde op zijn groote schrijftafel, die dwars van het venster in de kamer stond, zoodat hij opziend de geheele waterpartij voor oogen had, want dien mor gen vroeg was hij begonnen de bladen van zijne comedie te nummeren, en zooals zij nu door elkaar lagen was dat geen ge makkelijke zaak. »Er is niets anders aan te doen dan dit te dicteeren?" zei hij bij zichzelve, »maar goede hemel, vijfvoetige jamben te moeten declameeren voor een idioot niet waterachtige oogen, en die bovendien misschien verkou den is ...." Er werd aau de deur geklopt. Het was 10 uur; op zijn »binnen" vertoonde zich een aangename persoonlijkheid en Derrick kon maar niet dadelijk begrijpen wat dat beteekende. Wat wilde een mooi, jong meisje bij hem op dat uur van den dag; een mooi, jong meisje dat hij vroeger nooit gezien had en die een kist van vreemd fatsoen bij zich had 'i Zij was zeer klein en zeer jong, zag er bijna uit als een kind, en er was geen twijfel van den student Viett beantwoordde. »Wij hebben ons" ? zeide de gewezen rijkskan selier »nadat wij den noodzakelijken oor log van 1870 gelukkig hadden ten einde gebracht, veel moeite gegeven om te verhin deren, dat nog meer oorlogen zouden worden gevoerd, en wel om die reden, dat de inwen dige voltooiing van het rijk al on ze krachten in beslag nam, ja zelfs eene soort van dic tatoriale werkzaamheid eischte, welke ik echter niet als eene blijvende instelling zou willen zien beschouwen." Natuurlijk: quod lüet Jovi, non licet bovi. Verbeeld u Caprivi eens als dictator! »0nze gansche aandacht" zoo gaat de heer Von Bismarck voort »hebben wij in de buitenlandsche politiek gewijd aan het behoud van den vrede, in de binnenlandsche aan het bevestigen der rijksinstellingen, in dien zin, dat alle Duitschers zich in de nieuw geschapen toestanden op hun gemak gevoe len. In hoever ons dit gelukt is, moet de tijd leeren. Voltooid is de taak wellicht nog niet. Zij kan dit eerst zijn, wanneer wij werkelijk een sterk parlement hebben. Doch dit kan niet het geval zijn, zoolang het par lement door partijen is verscheurd, zoolang daaruit fractiën en f'ractierjes ontstaan, welker overtuiging (medewerking?) wellicht voor haar geboden partijvoordeelen verkrijgbaar zou zijn. Het is ontegenzeggelijk een ongeluk, wanneer wij in den Rijksdag een fractiehandel toelaten, welks strekking niet in overeenstemming is met onze grondwet. Zon der een Rijksdag, die krachtens eene stand vastige meerderheid in staat is, de plichten der volksvertegenwoordiging daardoor geheel te vervullen, dat hij de regeering critiseert, coni.rAIeert, waarschuwt, zoo noodig zelfs leidt; zonder een Rijksdag, die in staat is, het evenwicht tegen de regeering tot stand te bren gen, dat onze constitutie in de vertegenwoor diging werkelijk had willen vormen,?zonder zulk een Rijksdag ben ik bevreesd voor de stabiliteit van onzen arbeid, voor de instel lingen onzer natie. Wij kunnen thans geen dynastieke politiek meer toepassen, maar wij moeten eene nationale politiek volgen, wanneer wij willen blijven bestaan. Dit is een resultaat der politieke ontwikkeling, die aan dat zij, met haar vriendelijke, donkere oogen. haar lieve bewegelijke trekken, haar fijne teint en het korte, krullend zwarte haar zeer mooi was. «Mijnheer Derrick:'" vroeg zij; hij stond op en boog, terwijl zij de kamer binnen kwam met haar kist, die zij op een stoel zette; zij had ze op de tafel willen plaatsen, maar zij was te zwaar; haar klein persoontje kon haar niet zoo hoog oplichten. »Pardon," zeide Derrick, >-wat is dat?'' »Dat is de Kemington," zei het jonge meisje. »De Remington?" herhaalde Derrick. »De schrijfmachine," luidde 't antwoord. »U wilt toch niet zeggen dat u van Héritage & C", komt.. . ." Hij hield op en zag haar met een bijna komische welwillendheid aan. Derrick was een man met een grooten baard, zeer excentriek van uiterlijk en manieren; zijn vijanden zeiden, dat hij een weinig in de war was; maar zelfs zijn ergste vijanden hadden nooit gezegd dat hij tegen vrouwen niet ridderlijk was. »U verwachtte een heer," zei het jonge meisje kleurend. Het lag hem op de tong om te antwoorden: »In allen geval ver wachtte ik geen kind," maar hij zei: <U ziet er uit alsof u nog op school ging!., mijn lieve jull'rouw, en om een drieakfige comedie, die het moderne universiteitsleven behandelt, orthografisch juist op te schrijven, heeft men kennis noodig van de gewoonten der profes soren, der lèvcs, van het dienstpersoneel en van veel andere zaken, waarvan de jonge dames gewoonlijk niet veel weten." Het jonge meisje glimlachte. Ik ben niet. zoo jong als ik er uitzie," zei ze met zekere waardigheid. »Ik ken natuurlijk niet veel van het universiteitsleven, en als er vreemde, moeielijke woorden in voorkomen, is u mis schien wel zoo vriendelijk die voor mij te spellen. »Ik kan zeer snel schrijven" ging zij voort, «sneller dan de meeste anderen die op de machine schrijven, ook zonder ophouden en ik ben zeker dat u over mij tevreden zult zijn wat orde cu accuratesse aangaat.' in de laatste halve eeuw heeft plaats gehad." Welk -een langen, onvruchtbaren politieken strijd had Bismarck zich kunnen be sparen, als hij niet in de laatste vijftig jaren, maar slechts in de laatste tien jaren deze beginselen had gehuldigd en toege past ! Na het confiteor van den oud-dictator en het credo van den nieuwbakken parlemen tariër volgt eene zelfverdediging, die niets anders is dan een heftige aanval op den «nieuwen koers." «Wanneer men mij verwijt, dat ik ee»e anti-monarchistische politiek toepas, dan moet ik eenvoudig verwijzen naar de bestaande rijksgrondwet, volgens welke de verantwoordelijkheid voor alle maatregelen der regeering niet ligt bij den monarch, maar bij de ministers of bij den rijkskanselier. Deze opvatting is bij ons in merg en been doorgedrongen, en wij hadden ons daarmede reeds vertrouwd gemaakt lang voordat wij eene grondwet hadden." En nu citeert ook vorst Bismarck Goethe, »den grooten geest, die ons hier (te Jena) om zweeft. Deze schildert in Gütz von Berlichingen een den keizer getrouwen ridder, die voor zijn keizer zulk eene aanhankelijk heid en vereering bezit, dat hij op het oogenblik, waarop hij een van zijn beleedigers wil neerslaan, uitbarst in de woorden: Droeg t gij niet het wapen zijner Majesteit dat mij ook in het meest bezoedelde coaterfeitsel eerbied afdwingt, dan zou ik... Dit was dezelfde ridder, die zich niet ont zag, den keizerlijken commissaris, die van hem de overgave zijner burcht eischte, de u allen welbekende, zeer scherpe critiek van zijne handelingen uit het venster in het aan gezicht te werpen." De aanhaling wekte groote vroolijkheid. Geen wonder, want Götz beschrijft den keizerlijken commissaris, wien hij een strop om den hals toewenscht, als ,,een roodgerokten schurk, die vraagt of wij hondsvotten. willen worden" ; hij zegt, dat de opeisching door een paap is gemaakt" en besluit zijne tamelijk krasse rede met de woorden: >Voor Zijne Keizerlijke Majesteit heb ik, als altijd, den vcrschuldigden eerbied. Maar jij, dat >-Hebt u de circulaire geschreven?" vroeg Derrick. »Ja zeker, er is niemand anders." »N iemand anders?'' Hoe vondt u haar? Ik heb er veel moeite aan gehad." »'t Was een mooie circulaire. Een waar kunstwerk. Als u mijn comedio zoo mooi schrijft, mag de souffleur u wel een cadeau. geven.'' Het meisje keek verwonderd op. -Vindt u goed dat wij beginnen?" i.Zekeiy' antwoordde Derrick. »Waar wi! u zitten?" ; Hier, met mijn gezicht tegen het licht, als u er niets tegen hebt." Zij opende het kistje, deed haar hand schoenen uit, haar hoed en mantel af' en legde met de grootste oplettendheid ver schillende zaken, geprepareerd papier, pennemes enz. in orde. (ïedurende dien tijd kon hij haar lief gezichtje met het prachtige haar dat in mooie krulletjes over het voor hoofd viel beschouwen. De kleur was nu van haar wangen geweken, en hij merkte op dat zij marmerbleek was, en blauwe strepen onder de oogen bad, die daardoor nog grooter en liefelijker schenen. Hij ge voelde zich week om het hart worden, hij hield zoo veel van kinderen. »Zij ziet er uit alsof' zij weinig eten krijgt arm kind!" dacht hij, en luid zei hij; u ziet er vermoeid uit, ik ben zeker dat u_ van morgen reeds vroeg ontbeten heeft, eu nu u dat zware ding hebt meegesleept, zult u zekerlijk mag ik u een glas portwijn. aanbieden ? Niets doet zoo goed als een glas port." liet jonge meisje werd weer rood, ging zitten en antwoordde: »Dank u, ik heb geen dorst en drink nooit wijn. Ik ben klaar om te beginnen." Haar houding was nog wat verlegen en ze zag Derrick aan, alsof' zij bang was dat hij haar op wilde eten; toen hij dat bemerkte, werd hij op eens bedaard, nam de beschre ven en verbeterde bladen papier, liep een paar keer heen en weer en begon te dicteeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl