Historisch Archief 1877-1940
No. 791
DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een christen, vader Estève?
Hij wilde me toch nu niet onder den indruk
laten dat er juist kort geleden een moord op zijn
erf gepleegd was, en daarom haastte hij zich,
er bij te voegen :
O, wees niet bang, 't is niet gisteren
ge'beurd, het is al uit den tijd van de Republiek,
toen liier de schat geroofd is.
II.
Ik had al meer gehoord van dien schatkistroof
?onder de Republiek; nu nog, zestig jaar later,
'.praatte men er enkel zachtjes over; de aanzien
lijkste namen uit het stadje, waren er, naar men
?beweerde, in betrokken geweest.
Er liepen legenden over.
Toen ik nog klein was, had ik het eens, bij de
waschplaats, bijgewoond, dat de lange Eponine,
?een dorre majeslueuse vrouw, zich de linten van
de muts trok van woede en haar grijze furi
nlokken als een razende uiteenplukte, omdat de
waschvrouwen haar, onder het kibbelen om een
goede plaats, gevraagd hadden, hoeveel
vijfstuiversstukken er wel in 500 francs gaan.
De lange Epouine had, naar het schijnt, aan
den diefstal meegedaan, en ook haar portie, evenals
?de anderen, in vijfstuiversstukken gekregen. Toen
?er 's avonds aan het haardvuur over gepraat werd,
hoorde men nog meer.
Een meisje uit Vilhosc, dat na den roof de dieven
?spekpannekoek had zien eten in een boerenwoning,
was later als dienstbode in de stad gekomen. Eens
zeide zij, wijzende op een aanzienlijk burger die
voorbijkwam: //Dien ken ik wel, dien heb ik ook
spekpannekoek zien eten." Toen hadden hare
meesters, aan wie het oververteld was, haar naar
de fontein gestuurd om water te halen, en daar
was zij nooit van teruggekeerd. Er stonden lieden
op de loer, die haar haddon gegrepen, een prop
in den mond gestoken, gebonden, in een zak ge
naaid en haar boven van de oude brug in de
Durance hadden gegooid. Dat was nog in den
tijd van de Republiek, en deze verhalen
vervulden ons tegelijk met afschuw voor die Republiek,
wier naam er aan verbonden was, en voor die
tragische fontein; wij maakten nu ecu langen om
weg als wij 's avonds van school kwamen, en haar
in de verte, onzichtbaar, in den somberen hoek van
het plein, het water uit haar vier monden hoor
den storten.
III.
Eerst later begreep ik, dat de daad eigenlijk op
rekening van de royalisten kwam, en de Republiek
de beroofde was.
Het was in het jaar VI of VII; de Coup d'Etat
van 16 Friictidor had de witte cocarden voor een
tijd verschrikt,; generaal lïernadotte
kommandeerde te Marseille; de compagnons de Jéhu wa
ren verspreid en werden opgejaagd ; Proveuce
herademde weer. Alleen eenige verstrooide beuden
deden nu en dan van zich hooren door het plun
deren van een diligence of een geheimziunigen
moord op een agent der regeering. Maar de moor
denaars moesten gemaskerd zijn; het voorbeeld
van Allier, die als moordenaar geguillotineerd was,
ofschoon hij een dolk met leliën erop gebruikt.
had, maande tot voorzichtigheid.
Nu moest er een schat" van de regeering van
Gap naar Digue vervoerd worden, voor het leger
in Italiëbestemd. Hij werd bewaakt door gendarmes,
die elkaar van plaats tot plaats afwisselden, maar
er was ook een compagnie soldaten bij. Maar ook,
wat moest het een geld wezen, om zooveel soldaten
noodig te maken, Toch minstens 100,000 francs!
Dat was de moeite waard. De royalisten zouden
den scliat buit maken. Mijnheer Blasé, eengezeten
burger uit de stad, een voorzichtig man, die weinig
sprak, gaf zijn woord dat op een gegeven oogenblik
Schaakspel.
3 le Jaargang. 21 Augustus 1892.
Itodacteur RUI). -T. LOMAN te Londen.
Adres: Mi ra Lodge. Deronda Road, Herrie Hill.
Londen. S. E.
Verzoeke nlle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
Van W. Fermie, te Amstelveen.
Eerste prijs 4 zetten op den probleemwedstrijd
1W1-!I2 van den Xed. Schaakbond.
2\To. 150. Zwart 11 stukken.
1
a b e d o t' u h
Wit (11' stukken) geeft in -l zetten mat.
CORRESPONDENTIEWEDSTRIJD.
(Adres: Marnixkade 13, Amitterdttm.)
15e Zet van Zwart.
B
A
l P:i5(4
2 D b6
3 dc6
4 y>'es/iif. Tf81'7
'?? e4 L e6
B D (16
7 C 1)6
S'/festót
9 L c
10; ed4
f.",
ThöliS
C
Pb4c3:'
06 IPcGeT
1)6 D c7:
Beslist,
Pc6e7
L
L
D
D
E
0-0
F
P c6
c7
h8
:,D
L
b6 TaSbS
e7 j
c7
Pb8a6 I) g4
gR$: TaSbS
Pg8f6 D c7
Tdsb8 Pd5f4
-) Tb8b4
Pc6e5:Pc6e5:
Pf6dö:Pg8f6
«16 Beslist, Pd5b4 L (16 L h3
7 |Pb8c6 L d7 -) D e6
') Wij nemen dezen zet op zooals de heer Huese
hem noteerde. "Waarschijnlijk valt wel uit de positie
de troep uit den weg zou zijn, en men alleen
met de gendarmen te doen zou hebben.
De weg scheen voorbestemd voor een aanval;
men had de keus maar. Even buiten de stad, voor
bij de oude brug, moest de stoet twee mijlen ach
tereen een allergevaarlijkst pad volgen, tusscücn
den berg en het water, in de kalkrots gehouwen
en vol bochten, met de stroomende Durance op
twintig pas diepte er onder. Men had zelfs geen
wapenen noodig; eenige afrollende steenblokken
kondeu het escorte klein krijgen. Maar: vlak er
tegenover lag de geheele stad; men kon van daar,
als er alarm gemaakt werd, al de daders herkennen.
Dan gaat de weg door het bosch, maar daar
waren boerderijen, een gehucht, een kasteel; ein
delijk slingert hij een uur lang tusschen laag eiken
hout, en hierin werd het punt, waar de Riou en
de Vianeon in de Durance vallen, tusschen steeuen
en ravijnen, uitgekozen. Er is een uitsteeksel, met
struiken bedekt, tusschen de mondingen der beide
bergstroomen, als gemaakt voor een hinderlaag.
't Was waar: de lieden van de hoeve Le Borni,
vlak bij, konden het hooren en komen kijken, maar
mijnheer Blaséknipoogde en uien vertrouwde op
zijn wijsheid.
Men vertrok dan ieder afzonderlijk, langs ver
schillende wegen, en 's morgens kwam men bijeen
bij een vuur, in een verlaten hoeve, droogde zijn
kleereu, verdeelde het werk, en sprak af waar men
weer bijeen zou komen om te deelen. Tusschen tien
en elf moest het schot klinken, als sein, dat de
stoet, bij de hoeve Le Borni aangekomen, den
hollen weg naar beneden insloeg.
IV.
i-Ik," vervolgde de oude Estève, nadat hij al die
bijzonderheden had opgehaald, die ik voor een
gedeelte al kende, //ik moest het signaal geven. Ik
was toen nog maar veertien jaar, maar ik was al
een halfjaar veehoeder op de hoeve: ik bracht de
nachten in het bosch door, zonder voor wolven of
diereu bang te zijn, met een pistool langer dan
ik, dat ik van een ruiter gekregen had. Mijn
vader stond voor mij iu. Er waren geen mannen
te missen, en ik werd dus op wacht ge
plaatst, op die rotspunt, daar tusschen die twee
paden uit afgebrokkelde steenen, en er werd af
gesproken, dat ik een schot in de lucht zou los
sen, zoodra het begin van deu stoet daarboven
aan deu weg zou te zien komen.
Het staat me nog voor alsof het gisteren ge
beurd was; het moet eind September of begin
October geweest zijn; ik hoorde in de verte lienuip
kloppen. Toen ik er genoeg van had naar deu
witten weg te kijken, en honger kreeg, was ik
plat op den buik gaan liggen, en amuseerde mij
door met een strootje den honig te zuigen uit
de nesten van wilde bijen die hier en daar op den
weg lagen. Ik vond dat lekker. Plotseling op
kijkend, zag ik soldaten bij de hoeve Le ISorni.
Hun geweren stonden tesjcu den muur, zij wisen
ten zich met de zakdoeken het voorhoofd af, als
uitgeput van de oehtcndwarnite. Zij kregen drin
ken uit kruiken. Intusschen u'ing de fourgon, al
leen met de gendarmen, vooruit, de helling af,
en verdween onder de eiken.
Het duurde niet lans; ik <reef liet signaal;
de onzen komen aauloopen, pit! puf! paf! onder
het kreupelhout uit, de postiilou seeft zijn paar
den de zweep en komt kantelen op liet afgebrok
keld pad, drie blauwrokken Hü'sen op deu grond,
en de fourgon was opengemaakt, de geldkist mee
genomen, alles verdwenen tussc'ien het palmhout
eu het eikcnkreupelbosch, voordat de soldaten, die
nog aau 't drinken waren, hadden kunnen vragen
wat die geweerschoten beteekcndcu.
Hier hield de oude Esii've op, alsof het hem
speet, zooveel verteld te hebben.
op te maken, welke zet bedoel.l is. Wij moeten dit
na'.uurlijk aan de tegenpartij van den heer H. over
laten.
'') Wij verzoeken den beer rand.sma. zoo spoedig
mogelijk den 15en zet van Zwart in /?,' i; te zenden
aan den heer l'. F. Falier (Slijk Ewijk. Gelderland) en
dien in E 10 aan don heer J. >Vf <'/>?.'/?'/ 'Druten.)
De heer Fen, te '« GravelmiJ, abandonneert Partij
A 8 (Schotsche l'ayllj}. Het zal ons aangenaam zijn,
van hem en van deu heer Meiners de bedoelde partij
met hun eigen opmerkingen te ontvangen.
H. J. d. H.
Van 11. Monde* da fo-ta.
Eerste prijs voor .'! zetten ii; den In
proldeemwodstrijd van den Xed. Sflmakbond.
No. 151. Zwart Miikk,-n.
COR11ESPOXDEXTIE.
A. W. te A. l?Lel: verhindert mat in '2 zetten.
H. J. den II. te A. Gaai-ne i;''1! :li aan uw vt rzo(-k
voldaan, maar ik moest onmiddellijk na den wedstrijd
afreizen. Wel bedankt voor nw vriendelijk briefje.
UIT DE SCHAAKWERELD.
Em. Laster heeft ur. Tavra-c'i een uitdaging tot
een match om /'liüOO doen ?.?n.-k'imen. Dr. Tatraseh
wil zieh niet eerder niet de zaal; inlaten, totdat
Lanker een In pi ijs op een internat, tournooi behaald
heeft.
De volgende twee intere-sint-.1 eiudstollingoii
Het eind is akeliger! Ik had mij toch voor
genomen er nooit iemand iets van te vertellen.
Maar degenen die het gedaan hebben, zijn dood,
en met mij, die het gezien heb, zal het ook wel
niet lang rneer duren.
Hier dan, moet je weten, had men afgesproken
den buit te komen deelen; niets te vreezen! De
hoeve stond destijds midden in 't bosch. Toen ik
mijn beesten had afgesloten, achter een rotsblok,
buitelde ik gauw de hoogte af en kwam haastig
aan, zooals de anderen.
Toen ik kwam, waren ze er haast allen, bezig
met eten en drinken, om een groote tafel. Mijn
tantes bedienden. Er waren heeren bij uit de stad,
gewezen edelen, burgers, handwerkslieden met hun
geweer, boeren met de rnestvork, stevig van steel
en blinkend van punten.
. Ga zitten en eet! zei vader.
Van tijd tot tijd kwam er iemand binnen, want
de een was deze, de ander dien kant opgegaan.
Dan schoven de anderen voor hem in, en men at
voort, zonder te praten. Zij luisterden naar eeii
geluid van met geld rammelen en opstapelen dat
van boven kwam.
MVnheer Blaséis aan 't deelen; er moet
heel wat zijn, want hij is al een half uur aan 't
tellen.
Eindelijk werd een man, Le Prieur, een boer
uit de voorstad, ongeduldig. Er was gegeten en
gedronken, iedereen was present, waar werd nu
nog op gewacht?
Mijn broer mankeert nog, zeide een jousman
van achttien jaren, die sedert eenigen tijd onrustig
naar de deur had gekeken.
't Is waar, mijnheer César is er niet.
Ik kende mijnheer César; hot was een jonge edel
man, die niet had willen dienen en in onze bosschen
verscholen was. Hij had mij meer dan eens wat
brandewijn uit zijn veldflescli gegeven.
Basta! riep Le Prieur; hij houdt van de
meisjes; hij zal achtergebleven zsjn, om een her
derinnetje ouder de kin te strijken. Toen zei ik:
Mijnheer César kan niet lang wegblijven; ik heb
hem na het geval ginds in het dal gezien; hij
wasciite zijn gezicht en zijn handen. Goed!
Dan kunnen we vast beginnen en zijn portie voor
hem bewaren.
.Tuist kwam uu mijnheer Blaséde trap af,
gevolgd door twee mannen die een zwaren koll'er,
met ijzer beslagen, droegen. Nu brak de geest
drift los. //Vivo lou rey! Een mooie dag! Maar
wat aardig van die soldaten, daar te blijven drin
ken!" Le Prieur knipoogde, en zei: ,/Dat her
innert ons, dat we een portie moeten bewaren voor
mijn neef Pierre, van Le Borni; het is niet meer
dan billijk, dat de goede mail zijn wijn betaald
krijgt."
Iedereen begon te lachen.
Mijnheer Blasélachte niet. Hij liet den inhoud
van de kist midden op de tafel uitstorten en ieder
was verbaasd, te zien, dat alles zilver was,
En liet goud? Is er geen goud bij?
Vrienden, antwoordde mijnheer Blasékalm,
wij hebben tienduizend francs te deelen.
Tiendui/end francs? Toiiiicrre de Dien '.
Het M as Le Prieur die zoo vloekte; van woede
stak hij zijn mestvork in deu grond, zoo dat hij
er in bleef steken.
Du Prieur was een vreeselijk man. Hij deed
allerlei voordeelige beroepen, was wijnpei'ser en
wijudragcr, hetgeen destijds een machtig en rijk
gilde was; ook was hij, vóórdat de revolutie de
Kerken had gesloten, koster, droeg een blauw
boeteliugeneostuum en haalde uit dat beroep een reeks
van emolumenten, zoodat hij, al ware het alleen
daarom, de Republiek kwaad gewild zou hebben.
Maar nu had hij het niet tegen de Republiek.
Tienduizend francs' brulde hij en deed de
tafel dreunen van zijn vuistslagen, tienduizend
francs, terwijl ze er honderdduizend beloofd
liadkwameu voor in 't Mcistcrturnier te Dresden.
/wart -- Winawer.
;i 1) e il e t'
Wit laekliunie.
Wit. Zwart.
41 L h3: 4S I) c2 4S T e3
42 P Ii3: 42 1) f 3 t W I) (12 49 T d3:.'
43 K u'! 43 D !f3t De goede zet was
na44 K hl 44 1) Ii3:-|- (uurlijk: D h3 f 50 Kgl,
45 K ui 45 J) if3t
46 K hl 46 P g4
47 T Cl 47 T ;i3
/wart ---- l'anlscv..
L h'! en \vint gemakkelijk.
50 T f s: -(?
en pat tableau !
l
den! De leiders verkoopen en bestelen ons. Mor
gen word ik jacobijn. Maar we kennen het al: de
schatmeester te Gap steekt met u onder een deken,
mijnheer Blau. U hebt hem geschreven: Houd
de groote som veilig thuis; waag die niet op den
grooten weg; tienduizend francs pasmunt in den
fourgon, dat is voldoende voor de kerels. Als de
kist weg is, mist de regeering haar honderdduizend
francs, en de rest deelen wij. En de stommerikken
die het werk gedaan hebben, zullen zich, al zijn
zij niet tevreden, wel niet komen beklagen.
Het huis dreunde; mijnheer Blasézag krijtwit.
??Nu 't is goed, zei Le Prieur, die rekening
zullen we later wel vereffenen. Nu maar tellen'
We moeten uit de voeten zijn, voordat de gen
darmes ons opvangen. Die zijn niet heef ge
makkelijk iu deu laatsten tijd.'
Vijfhonderd francs per portie,zei mijnheer Blas
met zijn doffe stem.?Vijf honderd francs. Le Prieur
wilde weer uitbarsten; hij hield zich in, iedereen
begreep trouwens dat hij daar gelijk aan had en,
toen de eerste opwinding voorbij was, en men dat
kleine hoopje zilver zag, waarvoor men de steentjes
van den Vianeon had roodgekleurd en
menschenlevens geofferd, nu men dacht aan de vrouwen en
kinderen die thuis waren, en aan de gendarmen
die misschien op de loer lagen aan het water
poortje van de stad, nu had iedereen spijt van het
avontuur en was ongerust.
Toen er dan, na het deelen en nadat ieder in
stilte zijn portie had opgestoken, aan de deur ge
klopt werd, was er niemand die niet wit werd.
Zoo klein als ik was, dacht ik hetzelfde als de
anderen, en ik zei zacht: Daar zijn de soldaten.'
VI.
Het was maar een oude vrouw. Zij vertelde
dat zij, stroo aan 't oprapen, een jong man aan
den weg had zien zitten, bloedend. Miju broer!
riep een stem. Hij zei dat hij mijnheer César
heette, zei de vrouw.
Inderdaad, op honderd pas van het huis vonden
wij mijnheer César half liggend tegen deu kant
van een droge greppel, zooals men ze langs den
kant der wegen maakt, dat de dorre bladeren er
iu zullen waaien.
Een kogel had zijn dij stukgeslagen; een sabel
houw over zijn voorhoofd deed ict bloed over
zijn oojen druipen. Gauw, een draagbaar! riep
de broeder van mijnheer César; maar Le i'rieur
zei: Niet de moeite waard!
Toen keken allen elkaar aan, en ik begreep dat
er iets vreeselijks zou gebeuren. Ga uit don weg,
jongen! zei er een; ik ging mij achter een struik
verschuilen en daar hoorde ik den verderen twist.
't Is al bloed genoeg, laat hem leven, we
zullen hem wol crgeus verstoppen, zei mijnheer
Blasé, c n Le Prieur, altoos nog woedend en met
zijn vijfhonderd francs op het hart, antwoordde:
Hem verstoppen, gewond!' Terwijl de gezonden
zich nauwelijks kunnen bernen? Ken gekwetste
alleen te laten, terwijl de gewapende macht ons
op de hielen zit? als een woord, n enkel woord
j ons TOOI- vijfhonderd francs naar de guillotine
l kan helpen? Neen, alleen de doodea spreken niet.
En, toen mijnheer Blasénog aandrong :
Genoeg! ik heb niets tegen mijnheer César,
maar de eeue man is zooveel waard ais de andere,
en toen, verleden jaar, na deu aanval op de brug
van Ticbasty, is er om mijn ouden vriend
PeyreToui zooveel niet te doen geweest.
Hij wierp zij u mest. vork weg, en greep het ge
weer van iemand die bij hem stond.
We zullen doen wat bezworen is!
Hetgeen bezworen was. werd iu dien tijd van
ellende altoos voor de expeditiën bezworen, na
melijk dat men een gekwetste als een dooile zou
beschouwen en hem den genadeslag geven om zich
niet te verraden door hem achter te laten.
Mijnheer César zag, dat hij verloren was. Broer,
f
Wit.
d5! l T d5:
Zwart.
L c5 had den
gevaar2 T do: 2 ed5' lijken pion veroverd.
3 e6! 3 K <* L a4! 6 T e7:
4 e7j Of gfl: 7 LeS:, tg3: f
Hier had P f7 f moe- ? * .f2.' f j" "^- T e7 :
en L'ebchiedon. IU D b7:, T b, : enz.
ten ge&chiedcn.
4 D eS
5 T el a fg5
7 D c7: en wint.
Als een pendant van 't Dresdensehe eindspel
tnsscliPii Blaekburne en Winawer pnMii'eeren wij
de volgende aardige, doeli mislukte poging van
den Pool om Hlaekburne denzelt'den poets te
spelen, als die vaar bij zelf in Dromden de dupe
van was. 't Kindspol kwam voor in bun
tournooipartij te Herlijn in l SS].
/wart Winawer.
8
7
(5
5
4
3
'2
1
<j^
'/,/!'////
/ 'r : '
,./, l/ '<? '
-j
'ïf^'
Lj
''
^
«a
?
a b c d
Wit P
Wit.
34 li 4
35 b7 35 D f4
-j36 K gl 36 f6
37 I) (-8 37 D <l-2
Blackburne maakte EU
een beweging als wilde
hij zijn pion naar b8 spe
len, waarna 't spel door
pat ot' eeuwig sehaak
remise was geworden.
(38bBD, Del f! 39 Del:
pat e!i 39 K b.2, D f 4 f
'^%. . . ;
i t n
<^?
- X , ,T,/# "?*
^ , ^
i=^,!=J / *
J '; , ;
' / / ??*
f ; :, ;dip
x- ,xx * '/xxxxxj
0 t' g 1» ' «
laeklnirne.
/wart.
en zwait geel't eeuwig
sehaak). Na zieh behoor
lijk aau 't onnoozele
gozieht, dat \Vinawer zei:e,
vergastte hebben, maakte
hij plotseling een
zijdelingsche beweging met
zijn hand en speelde
38 L g6:t
en er \va.s wn (.'ind aaa
de pret voor \Yiua\vei\