De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 21 augustus pagina 5

21 augustus 1892 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 791 DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een christen, vader Estève? Hij wilde me toch nu niet onder den indruk laten dat er juist kort geleden een moord op zijn erf gepleegd was, en daarom haastte hij zich, er bij te voegen : O, wees niet bang, 't is niet gisteren ge'beurd, het is al uit den tijd van de Republiek, toen liier de schat geroofd is. II. Ik had al meer gehoord van dien schatkistroof ?onder de Republiek; nu nog, zestig jaar later, '.praatte men er enkel zachtjes over; de aanzien lijkste namen uit het stadje, waren er, naar men ?beweerde, in betrokken geweest. Er liepen legenden over. Toen ik nog klein was, had ik het eens, bij de waschplaats, bijgewoond, dat de lange Eponine, ?een dorre majeslueuse vrouw, zich de linten van de muts trok van woede en haar grijze furi nlokken als een razende uiteenplukte, omdat de waschvrouwen haar, onder het kibbelen om een goede plaats, gevraagd hadden, hoeveel vijfstuiversstukken er wel in 500 francs gaan. De lange Epouine had, naar het schijnt, aan den diefstal meegedaan, en ook haar portie, evenals ?de anderen, in vijfstuiversstukken gekregen. Toen ?er 's avonds aan het haardvuur over gepraat werd, hoorde men nog meer. Een meisje uit Vilhosc, dat na den roof de dieven ?spekpannekoek had zien eten in een boerenwoning, was later als dienstbode in de stad gekomen. Eens zeide zij, wijzende op een aanzienlijk burger die voorbijkwam: //Dien ken ik wel, dien heb ik ook spekpannekoek zien eten." Toen hadden hare meesters, aan wie het oververteld was, haar naar de fontein gestuurd om water te halen, en daar was zij nooit van teruggekeerd. Er stonden lieden op de loer, die haar haddon gegrepen, een prop in den mond gestoken, gebonden, in een zak ge naaid en haar boven van de oude brug in de Durance hadden gegooid. Dat was nog in den tijd van de Republiek, en deze verhalen vervulden ons tegelijk met afschuw voor die Republiek, wier naam er aan verbonden was, en voor die tragische fontein; wij maakten nu ecu langen om weg als wij 's avonds van school kwamen, en haar in de verte, onzichtbaar, in den somberen hoek van het plein, het water uit haar vier monden hoor den storten. III. Eerst later begreep ik, dat de daad eigenlijk op rekening van de royalisten kwam, en de Republiek de beroofde was. Het was in het jaar VI of VII; de Coup d'Etat van 16 Friictidor had de witte cocarden voor een tijd verschrikt,; generaal lïernadotte kommandeerde te Marseille; de compagnons de Jéhu wa ren verspreid en werden opgejaagd ; Proveuce herademde weer. Alleen eenige verstrooide beuden deden nu en dan van zich hooren door het plun deren van een diligence of een geheimziunigen moord op een agent der regeering. Maar de moor denaars moesten gemaskerd zijn; het voorbeeld van Allier, die als moordenaar geguillotineerd was, ofschoon hij een dolk met leliën erop gebruikt. had, maande tot voorzichtigheid. Nu moest er een schat" van de regeering van Gap naar Digue vervoerd worden, voor het leger in Italiëbestemd. Hij werd bewaakt door gendarmes, die elkaar van plaats tot plaats afwisselden, maar er was ook een compagnie soldaten bij. Maar ook, wat moest het een geld wezen, om zooveel soldaten noodig te maken, Toch minstens 100,000 francs! Dat was de moeite waard. De royalisten zouden den scliat buit maken. Mijnheer Blasé, eengezeten burger uit de stad, een voorzichtig man, die weinig sprak, gaf zijn woord dat op een gegeven oogenblik Schaakspel. 3 le Jaargang. 21 Augustus 1892. Itodacteur RUI). -T. LOMAN te Londen. Adres: Mi ra Lodge. Deronda Road, Herrie Hill. Londen. S. E. Verzoeke nlle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. Van W. Fermie, te Amstelveen. Eerste prijs 4 zetten op den probleemwedstrijd 1W1-!I2 van den Xed. Schaakbond. 2\To. 150. Zwart 11 stukken. 1 a b e d o t' u h Wit (11' stukken) geeft in -l zetten mat. CORRESPONDENTIEWEDSTRIJD. (Adres: Marnixkade 13, Amitterdttm.) 15e Zet van Zwart. B A l P:i5(4 2 D b6 3 dc6 4 y>'es/iif. Tf81'7 '?? e4 L e6 B D (16 7 C 1)6 S'/festót 9 L c 10; ed4 f.", ThöliS C Pb4c3:' 06 IPcGeT 1)6 D c7: Beslist, Pc6e7 L L D D E 0-0 F P c6 c7 h8 :,D L b6 TaSbS e7 j c7 Pb8a6 I) g4 gR$: TaSbS Pg8f6 D c7 Tdsb8 Pd5f4 -) Tb8b4 Pc6e5:Pc6e5: Pf6dö:Pg8f6 «16 Beslist, Pd5b4 L (16 L h3 7 |Pb8c6 L d7 -) D e6 ') Wij nemen dezen zet op zooals de heer Huese hem noteerde. "Waarschijnlijk valt wel uit de positie de troep uit den weg zou zijn, en men alleen met de gendarmen te doen zou hebben. De weg scheen voorbestemd voor een aanval; men had de keus maar. Even buiten de stad, voor bij de oude brug, moest de stoet twee mijlen ach tereen een allergevaarlijkst pad volgen, tusscücn den berg en het water, in de kalkrots gehouwen en vol bochten, met de stroomende Durance op twintig pas diepte er onder. Men had zelfs geen wapenen noodig; eenige afrollende steenblokken kondeu het escorte klein krijgen. Maar: vlak er tegenover lag de geheele stad; men kon van daar, als er alarm gemaakt werd, al de daders herkennen. Dan gaat de weg door het bosch, maar daar waren boerderijen, een gehucht, een kasteel; ein delijk slingert hij een uur lang tusschen laag eiken hout, en hierin werd het punt, waar de Riou en de Vianeon in de Durance vallen, tusschen steeuen en ravijnen, uitgekozen. Er is een uitsteeksel, met struiken bedekt, tusschen de mondingen der beide bergstroomen, als gemaakt voor een hinderlaag. 't Was waar: de lieden van de hoeve Le Borni, vlak bij, konden het hooren en komen kijken, maar mijnheer Blaséknipoogde en uien vertrouwde op zijn wijsheid. Men vertrok dan ieder afzonderlijk, langs ver schillende wegen, en 's morgens kwam men bijeen bij een vuur, in een verlaten hoeve, droogde zijn kleereu, verdeelde het werk, en sprak af waar men weer bijeen zou komen om te deelen. Tusschen tien en elf moest het schot klinken, als sein, dat de stoet, bij de hoeve Le Borni aangekomen, den hollen weg naar beneden insloeg. IV. i-Ik," vervolgde de oude Estève, nadat hij al die bijzonderheden had opgehaald, die ik voor een gedeelte al kende, //ik moest het signaal geven. Ik was toen nog maar veertien jaar, maar ik was al een halfjaar veehoeder op de hoeve: ik bracht de nachten in het bosch door, zonder voor wolven of diereu bang te zijn, met een pistool langer dan ik, dat ik van een ruiter gekregen had. Mijn vader stond voor mij iu. Er waren geen mannen te missen, en ik werd dus op wacht ge plaatst, op die rotspunt, daar tusschen die twee paden uit afgebrokkelde steenen, en er werd af gesproken, dat ik een schot in de lucht zou los sen, zoodra het begin van deu stoet daarboven aan deu weg zou te zien komen. Het staat me nog voor alsof het gisteren ge beurd was; het moet eind September of begin October geweest zijn; ik hoorde in de verte lienuip kloppen. Toen ik er genoeg van had naar deu witten weg te kijken, en honger kreeg, was ik plat op den buik gaan liggen, en amuseerde mij door met een strootje den honig te zuigen uit de nesten van wilde bijen die hier en daar op den weg lagen. Ik vond dat lekker. Plotseling op kijkend, zag ik soldaten bij de hoeve Le ISorni. Hun geweren stonden tesjcu den muur, zij wisen ten zich met de zakdoeken het voorhoofd af, als uitgeput van de oehtcndwarnite. Zij kregen drin ken uit kruiken. Intusschen u'ing de fourgon, al leen met de gendarmen, vooruit, de helling af, en verdween onder de eiken. Het duurde niet lans; ik <reef liet signaal; de onzen komen aauloopen, pit! puf! paf! onder het kreupelhout uit, de postiilou seeft zijn paar den de zweep en komt kantelen op liet afgebrok keld pad, drie blauwrokken Hü'sen op deu grond, en de fourgon was opengemaakt, de geldkist mee genomen, alles verdwenen tussc'ien het palmhout eu het eikcnkreupelbosch, voordat de soldaten, die nog aau 't drinken waren, hadden kunnen vragen wat die geweerschoten beteekcndcu. Hier hield de oude Esii've op, alsof het hem speet, zooveel verteld te hebben. op te maken, welke zet bedoel.l is. Wij moeten dit na'.uurlijk aan de tegenpartij van den heer H. over laten. '') Wij verzoeken den beer rand.sma. zoo spoedig mogelijk den 15en zet van Zwart in /?,' i; te zenden aan den heer l'. F. Falier (Slijk Ewijk. Gelderland) en dien in E 10 aan don heer J. >Vf <'/>?.'/?'/ 'Druten.) De heer Fen, te '« GravelmiJ, abandonneert Partij A 8 (Schotsche l'ayllj}. Het zal ons aangenaam zijn, van hem en van deu heer Meiners de bedoelde partij met hun eigen opmerkingen te ontvangen. H. J. d. H. Van 11. Monde* da fo-ta. Eerste prijs voor .'! zetten ii; den In proldeemwodstrijd van den Xed. Sflmakbond. No. 151. Zwart Miikk,-n. COR11ESPOXDEXTIE. A. W. te A. l?Lel: verhindert mat in '2 zetten. H. J. den II. te A. Gaai-ne i;''1! :li aan uw vt rzo(-k voldaan, maar ik moest onmiddellijk na den wedstrijd afreizen. Wel bedankt voor nw vriendelijk briefje. UIT DE SCHAAKWERELD. Em. Laster heeft ur. Tavra-c'i een uitdaging tot een match om /'liüOO doen ?.?n.-k'imen. Dr. Tatraseh wil zieh niet eerder niet de zaal; inlaten, totdat Lanker een In pi ijs op een internat, tournooi behaald heeft. De volgende twee intere-sint-.1 eiudstollingoii Het eind is akeliger! Ik had mij toch voor genomen er nooit iemand iets van te vertellen. Maar degenen die het gedaan hebben, zijn dood, en met mij, die het gezien heb, zal het ook wel niet lang rneer duren. Hier dan, moet je weten, had men afgesproken den buit te komen deelen; niets te vreezen! De hoeve stond destijds midden in 't bosch. Toen ik mijn beesten had afgesloten, achter een rotsblok, buitelde ik gauw de hoogte af en kwam haastig aan, zooals de anderen. Toen ik kwam, waren ze er haast allen, bezig met eten en drinken, om een groote tafel. Mijn tantes bedienden. Er waren heeren bij uit de stad, gewezen edelen, burgers, handwerkslieden met hun geweer, boeren met de rnestvork, stevig van steel en blinkend van punten. . Ga zitten en eet! zei vader. Van tijd tot tijd kwam er iemand binnen, want de een was deze, de ander dien kant opgegaan. Dan schoven de anderen voor hem in, en men at voort, zonder te praten. Zij luisterden naar eeii geluid van met geld rammelen en opstapelen dat van boven kwam. MVnheer Blaséis aan 't deelen; er moet heel wat zijn, want hij is al een half uur aan 't tellen. Eindelijk werd een man, Le Prieur, een boer uit de voorstad, ongeduldig. Er was gegeten en gedronken, iedereen was present, waar werd nu nog op gewacht? Mijn broer mankeert nog, zeide een jousman van achttien jaren, die sedert eenigen tijd onrustig naar de deur had gekeken. 't Is waar, mijnheer César is er niet. Ik kende mijnheer César; hot was een jonge edel man, die niet had willen dienen en in onze bosschen verscholen was. Hij had mij meer dan eens wat brandewijn uit zijn veldflescli gegeven. Basta! riep Le Prieur; hij houdt van de meisjes; hij zal achtergebleven zsjn, om een her derinnetje ouder de kin te strijken. Toen zei ik: Mijnheer César kan niet lang wegblijven; ik heb hem na het geval ginds in het dal gezien; hij wasciite zijn gezicht en zijn handen. Goed! Dan kunnen we vast beginnen en zijn portie voor hem bewaren. .Tuist kwam uu mijnheer Blaséde trap af, gevolgd door twee mannen die een zwaren koll'er, met ijzer beslagen, droegen. Nu brak de geest drift los. //Vivo lou rey! Een mooie dag! Maar wat aardig van die soldaten, daar te blijven drin ken!" Le Prieur knipoogde, en zei: ,/Dat her innert ons, dat we een portie moeten bewaren voor mijn neef Pierre, van Le Borni; het is niet meer dan billijk, dat de goede mail zijn wijn betaald krijgt." Iedereen begon te lachen. Mijnheer Blasélachte niet. Hij liet den inhoud van de kist midden op de tafel uitstorten en ieder was verbaasd, te zien, dat alles zilver was, En liet goud? Is er geen goud bij? Vrienden, antwoordde mijnheer Blasékalm, wij hebben tienduizend francs te deelen. Tiendui/end francs? Toiiiicrre de Dien '. Het M as Le Prieur die zoo vloekte; van woede stak hij zijn mestvork in deu grond, zoo dat hij er in bleef steken. Du Prieur was een vreeselijk man. Hij deed allerlei voordeelige beroepen, was wijnpei'ser en wijudragcr, hetgeen destijds een machtig en rijk gilde was; ook was hij, vóórdat de revolutie de Kerken had gesloten, koster, droeg een blauw boeteliugeneostuum en haalde uit dat beroep een reeks van emolumenten, zoodat hij, al ware het alleen daarom, de Republiek kwaad gewild zou hebben. Maar nu had hij het niet tegen de Republiek. Tienduizend francs' brulde hij en deed de tafel dreunen van zijn vuistslagen, tienduizend francs, terwijl ze er honderdduizend beloofd liadkwameu voor in 't Mcistcrturnier te Dresden. /wart -- Winawer. ;i 1) e il e t' Wit laekliunie. Wit. Zwart. 41 L h3: 4S I) c2 4S T e3 42 P Ii3: 42 1) f 3 t W I) (12 49 T d3:.' 43 K u'! 43 D !f3t De goede zet was na44 K hl 44 1) Ii3:-|- (uurlijk: D h3 f 50 Kgl, 45 K ui 45 J) if3t 46 K hl 46 P g4 47 T Cl 47 T ;i3 /wart ---- l'anlscv.. L h'! en \vint gemakkelijk. 50 T f s: -(? en pat tableau ! l den! De leiders verkoopen en bestelen ons. Mor gen word ik jacobijn. Maar we kennen het al: de schatmeester te Gap steekt met u onder een deken, mijnheer Blau. U hebt hem geschreven: Houd de groote som veilig thuis; waag die niet op den grooten weg; tienduizend francs pasmunt in den fourgon, dat is voldoende voor de kerels. Als de kist weg is, mist de regeering haar honderdduizend francs, en de rest deelen wij. En de stommerikken die het werk gedaan hebben, zullen zich, al zijn zij niet tevreden, wel niet komen beklagen. Het huis dreunde; mijnheer Blasézag krijtwit. ??Nu 't is goed, zei Le Prieur, die rekening zullen we later wel vereffenen. Nu maar tellen' We moeten uit de voeten zijn, voordat de gen darmes ons opvangen. Die zijn niet heef ge makkelijk iu deu laatsten tijd.' Vijfhonderd francs per portie,zei mijnheer Blas met zijn doffe stem.?Vijf honderd francs. Le Prieur wilde weer uitbarsten; hij hield zich in, iedereen begreep trouwens dat hij daar gelijk aan had en, toen de eerste opwinding voorbij was, en men dat kleine hoopje zilver zag, waarvoor men de steentjes van den Vianeon had roodgekleurd en menschenlevens geofferd, nu men dacht aan de vrouwen en kinderen die thuis waren, en aan de gendarmen die misschien op de loer lagen aan het water poortje van de stad, nu had iedereen spijt van het avontuur en was ongerust. Toen er dan, na het deelen en nadat ieder in stilte zijn portie had opgestoken, aan de deur ge klopt werd, was er niemand die niet wit werd. Zoo klein als ik was, dacht ik hetzelfde als de anderen, en ik zei zacht: Daar zijn de soldaten.' VI. Het was maar een oude vrouw. Zij vertelde dat zij, stroo aan 't oprapen, een jong man aan den weg had zien zitten, bloedend. Miju broer! riep een stem. Hij zei dat hij mijnheer César heette, zei de vrouw. Inderdaad, op honderd pas van het huis vonden wij mijnheer César half liggend tegen deu kant van een droge greppel, zooals men ze langs den kant der wegen maakt, dat de dorre bladeren er iu zullen waaien. Een kogel had zijn dij stukgeslagen; een sabel houw over zijn voorhoofd deed ict bloed over zijn oojen druipen. Gauw, een draagbaar! riep de broeder van mijnheer César; maar Le i'rieur zei: Niet de moeite waard! Toen keken allen elkaar aan, en ik begreep dat er iets vreeselijks zou gebeuren. Ga uit don weg, jongen! zei er een; ik ging mij achter een struik verschuilen en daar hoorde ik den verderen twist. 't Is al bloed genoeg, laat hem leven, we zullen hem wol crgeus verstoppen, zei mijnheer Blasé, c n Le Prieur, altoos nog woedend en met zijn vijfhonderd francs op het hart, antwoordde: Hem verstoppen, gewond!' Terwijl de gezonden zich nauwelijks kunnen bernen? Ken gekwetste alleen te laten, terwijl de gewapende macht ons op de hielen zit? als een woord, n enkel woord j ons TOOI- vijfhonderd francs naar de guillotine l kan helpen? Neen, alleen de doodea spreken niet. En, toen mijnheer Blasénog aandrong : Genoeg! ik heb niets tegen mijnheer César, maar de eeue man is zooveel waard ais de andere, en toen, verleden jaar, na deu aanval op de brug van Ticbasty, is er om mijn ouden vriend PeyreToui zooveel niet te doen geweest. Hij wierp zij u mest. vork weg, en greep het ge weer van iemand die bij hem stond. We zullen doen wat bezworen is! Hetgeen bezworen was. werd iu dien tijd van ellende altoos voor de expeditiën bezworen, na melijk dat men een gekwetste als een dooile zou beschouwen en hem den genadeslag geven om zich niet te verraden door hem achter te laten. Mijnheer César zag, dat hij verloren was. Broer, f Wit. d5! l T d5: Zwart. L c5 had den gevaar2 T do: 2 ed5' lijken pion veroverd. 3 e6! 3 K <* L a4! 6 T e7: 4 e7j Of gfl: 7 LeS:, tg3: f Hier had P f7 f moe- ? * .f2.' f j" "^- T e7 : en L'ebchiedon. IU D b7:, T b, : enz. ten ge&chiedcn. 4 D eS 5 T el a fg5 7 D c7: en wint. Als een pendant van 't Dresdensehe eindspel tnsscliPii Blaekburne en Winawer pnMii'eeren wij de volgende aardige, doeli mislukte poging van den Pool om Hlaekburne denzelt'den poets te spelen, als die vaar bij zelf in Dromden de dupe van was. 't Kindspol kwam voor in bun tournooipartij te Herlijn in l SS]. /wart Winawer. 8 7 (5 5 4 3 '2 1 <j^ '/,/!'//// / 'r : ' ,./, l/ '<? ' -j 'ïf^' Lj '' ^ «a ? a b c d Wit P Wit. 34 li 4 35 b7 35 D f4 -j36 K gl 36 f6 37 I) (-8 37 D <l-2 Blackburne maakte EU een beweging als wilde hij zijn pion naar b8 spe len, waarna 't spel door pat ot' eeuwig sehaak remise was geworden. (38bBD, Del f! 39 Del: pat e!i 39 K b.2, D f 4 f '^%. . . ; i t n <^? - X , ,T,/# "?* ^ , ^ i=^,!=J / * J '; , ; ' / / ??* f ; :, ;dip x- ,xx * '/xxxxxj 0 t' g 1» ' « laeklnirne. /wart. en zwait geel't eeuwig sehaak). Na zieh behoor lijk aau 't onnoozele gozieht, dat \Vinawer zei:e, vergastte hebben, maakte hij plotseling een zijdelingsche beweging met zijn hand en speelde 38 L g6:t en er \va.s wn (.'ind aaa de pret voor \Yiua\vei\

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl