De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 28 augustus pagina 2

28 augustus 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 792 rede over »De wijsbegeerte, den. mensch met zich zelf verzoenende." Buitengewoon groot was de in druk, dien deze rede maakte en verbitterd de strijd, die door de kerkelijkeu tegen den vrijmoedigen denker werd gevoerd. Een strijdbaar held is deze wijsgeer gebleven, zijn leven lang. Een en al worsteling" zoo schreef Mr. J. A. Levy 1n De Amterdammer «was het oogenschijulijk 200 rustig en effen daarheen vlietend leven van Opzoomer. Worsteling, eerst om te ontkomen aan den diepeji graHfe dien het Calvinisme van geliefde ouders op Eet ontvankelijk gemoed had gemaakt. "Worsteling straks, om de vaan te ontplooien eener wijsbegeerte, die voor zich en anderen hoofd en gemoed, rede en hart bevredigen zou. Worsteling eindelijk, om dag aan dag, uur aan uur, ongestoord en onverschrokken zich te wijden aan den dienst van hl schoone, dat voor hem met het goede en tuit ware samenviel en aan dezen dienst alleen." En -van Opzoomer's optreden als wijsgeer ge tuigt dezelfde beoordeelaar: //Zijn wijsgeerige geloofsbelijdenis was eene bran dende toorts, geslingerd in het kamp dergenen, die van de hoogste aller kennis hand- en spandiensten verlangden. Op verbazing volgde ontroering, zelvedoor wrevel gevolgd. Weldra dreunde de grond ran het strijdgewoel, dat van alle zijden op den jeugdigen, zoo vermetelen geleerde losstormde. Opzoomer ging rustig zijns weegs. Eén bewustzijn schonk hem kracht. Thans nog is die eeretitel zijn luister. Hij had de zelfstandigheid der wijsbegeerte heroverd." Men heeft van Gladstone gezegd, dat indien na vele eeuwen eene verzameling van al het door hem uitgegeTea» door een archaeoloog der toekomst ?werd ontdekt, deze in verlegenheid zou kunnen gnomen, d»at hij Gladstone onder de staatslieden, de lingwïsten en de theologen zou kunnen rang schikken. Iets dergelijks gevoelt men bij het na gaan van Opzoomer's wetenschappelijke!! arbeid, «lie aan drie professoren, n in de wijsbegeerte, n in de rechten, n in de theologie, geen joneer aou hebben aangedaan. Zoo er een onder scheid is, dan is dit in het voordeel van Opzoomer. Bij Gladstone's vertoogen over Homerus en over Vatikaansche dwalingen kan men zich niet aan den indruk van zeker dilettantisme onttrekken; bij Opzoomer heeft men, ook dan, wanneer hij zich beweegt buiten de hem door den Series Lectionum gestelde grenzen, het bewustzijn, een mees ter tegenover zich te hebben. Meer dan veertig jaren heeft Opzoomer te Utrecht gearbeid. Voor een professoraat te Leiden bedankte hij; eveneens voor de portefeuille van Justitie. Sedert 1855 was hij lid, later voorzitter van de Koninklijke Akademie van wetenschappen. Wij kunnen deze korte herinnering niet beter besluiten, daa door de warme woorden weer te geven, welke bij Opzoomer's begrafenis werden ge sproken door Prof. Van der Wijck, eerst zijn leer ling, jarenlang zijn vriend, eu sedert 1890 zijn opvolger te Utrecht. »Een kort woord moet mij van het hart, van dat hart, dat, naarmate het ouder wordt, meer en meer gaat gelijken op een kerkhof, bezaaid met de monumenten van dierbare afgestorvenen. Weinige dagen geleden was het de uitvaart van De Vries : ?thans staan wij aan de groeve, waarin het stof felijk omhulsel van zijn ouden trouwen vriend Opzoomer zal worden neergelaten. Beide mannen zullen leven, zoolang de Nederlandsche taal in eere wordt gehouden. Want beide mannen waren, onder meer, kunstenaars met het woord. Doch helaas, Opzoomer is het niet gebleven tot het einde toe. Door een noodlottige ziekte geteisterd kon hij, de groote redenaar, die vroeger onmiddellijk een volmaakten vorm vond voor zijne gedachten, ternauwernood zich meer uitdrukken. Hij behield te veel goeden smaak om, gelijk andere dergelijke patiënten, verkeerde vormen te gebruiken eu ver koos dus liever te zwijgen, terwijl zijne oogcn u o zoo weemoedig en vriendelijk aanstaarden. In ijne plaats sprak dan zijne vrouw. En wat deed was het lachend antwoord. Maar Rhoda was niet gestemd tot lachen ; zij begreep, dat zij een mal figuur had ge slagen ; telkens als de trein stopte, hoopte zij, dat haar reisgenoot zou uitstappen, en dat zij hem nooit weerom zou zien. Hierin werd zij echter teleurgesteld, want zij naderde het, station harer bestemmingen nog altijd zat de vreemdeling naast haar. «C'.ifville!" riep hij, toen de trein opnieuw werd geremd, en de onervaren reizigster sprong overeind om zich zoo snel mogelijk uit de voeten te maken. »l)an wil ik u groeten," zeide zij triom fantelijk. »O ! daèheeft nog geen haast!'' klonk het onverwachte antwoord. »Ik stop hier ook." »Dat's elletttfiig !" dacht llhoda. ->Xu zal ik hen» telkens ontmoeten. Voor mijn part was de zomer al om !" JlhodaV' vriendinnen stonden op het per ron en -verwelkomden haar met open armen. »Heb je een prettige reis gehad '!" vroeg Mina ownsend, terwijl zij naar het hotel reden. -,Een beetje, eentonig," anlwoordde llhuda. sDuncan llivers is ook met dien trein aangekomen. Ken je hem niet ? Die knappe advokaat, die zoo'n massa geld van zijn oom heeft geërfd ? Je moet hem dunkt, mij gezien hebben. Hij is groot en donker, met een mooien knevel c n draagt feu bril.'' »'k Hete den meenten tijd gelezen," nnlwoordde Khoda ontwijkend, ---en viX'inig oj> de passagiers gelet.'' J-laar vriendin verwonderde zich waarom zij zoo'n kleur krerg. '?< Miilih'gs nar r de oelx:;'!i ga.ind-, (rollen zij den hi-e:' Kivers; hij -ion,l i.'p. om i!;> familie- T<,-wn,<-!id e?n h:i:vi ie :;;ev;:i: :i Mina steïik hem aan haar i) jo/fiavr-'jn:;i-i en vroegere -ichoolmakke1', ji'i!'ro:nv Ulrrht C'lare," voor. zij niet voor hem ? Zonder die liefhebbende gade zou het lijden van den grooten doode in de laatste jaren werkelijk onduldbaar zijn geweest. Met haar was het een leven, waarop nog menige zonnestraal mocht vallen. De zoete gedachte gedurende een lang leven alles voor haar man te zijn geweest moge haar troosten in dezen diepen rouw. En zoo moge het tot troost van de beide zonen en van de dochter in het ver afgelegen Hongarije strek ken, dat het een groot voorrecht en een uitne mende eer is zulk een man tot vader te hebben gehad. //Zal ik trachten te schilderen wat Opzoomer in het begin van zijn schitterende loopbaan en in zijn langdurige bloeiperiode is geweest? Ge weet het hoe zijn katheder door een talrijke schare werd omstuwd, hoe hij ouder zijn hoorders ambtgenooten als Mulder en Buijs Ballot mocht tellen, hoe menig student uren ver gcloopen zou hebben om geen zijner collegies te missen. Ge weet het hoe ook zijn geschreven woord machtigen indruk maakte, hoe er onder de lange reeks zijner geschriften zijn, die even heftig bestreden als vurig verdedigd wer den, maar geen dat onopgemerkt voorbijging. Ge weet het hoe hij als philosoof den eersten rang, als jurist een eersten rang in Nederland innam. De natuur had hem hare beste gaven geschonken: indrukwek kend was zijn uiterlijk, geestig en belangrijk zijn ge sprek ; telkens hoorde men hem iets zeggen wat men niet weer vergeten kon. En wat kon hij zijne vrienden doen lachen door zijn levendige en juiste mimiek! Hoe uitnemend verstond hij de kunst om de be droefden te troosten en zich te verblijden met de verheugden. Hij was een hartelijke vriend voor velen zijner ambtgenooten eu in de eerste plaats voor de leden zijner eigene faculteit. Ik, die de eer heb op den Utrechtschen katheder Opzoomer's plaatsvervanger te zijn, verklaar uit naam en in opdracht dier faculteit, dat hare leden aan hem vele der beste oogenblikken van hun leven te danken hebben gehad en dat de nagedachtenis van den beminnelijken en genialen collega hun steeds dierbaar zal zijn. //Als oud-d'iscipel van Opzoomer matig ik mij tevens het recht aan uit den naam van een onaf zienbare schare te verklaren, dat hij gedurende een lange reeks van jaren door zijn zeldzaam geëven aard onderwijs den studenten der VJtrechtsche hoogeschool geestdrift heeft ingestort voor waar heid, eenvoud en zielenadel. //Nederland zal Opzoomer nooit vergeten, daar hij op meer dan een geslacht den stempel van zijn genie heeft gedrukt. //Zacht ruste zijn assche!" Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Franschelaan-Schouwburg (Xed. Tooneel) : Geluk ia broos. Clo-Clo. Salon des VarieV's: Juffrouw Sakkerloot. Geheel onverwacht en als bij verrassing hoeft »Hct Nederlandsen Toonoel" nog een rmvsp-o kelijk stuk ten beste gegeven, Geluk is fan/o.», tooneelspel in twee bedrijven van M. Constant, de schrijfster van »Lotos". Het spijt mij bette moe ten zeggen, maar de Koninklijke Vereeniging heeft met deze vertooning noch mevrouw Constant, noch zichzelf een dienst bewezen. Geluk is broos is een doodgeboren product, dat bet helle voet licht niet had moeten trotseeren, dat een spoedig, in alle opzichten rechtvaardig uiteinde heeft ge vonden. Of liet vóór »Lotos" is geschreven, weet ik niet; het komt, mij ochter hoogst waarschijnlijk, bijna zeker voor. Het bezit allegehrekon van beginnerswork, in cnsu beginnorst.oonoelwork. liet is gebrekkig van techniek en niet steeds even eigen en oorspronkelijk; het doet aan Dinnus tils en Feiiillet denken. Het curieuste ervan schijnt mij echter, dat het zoo zwartgallig en zwaartillond van grondgedachte, in op/et en uitwerking is. «Juffrouw Clare's gezicht komt mij bekend voor," merkte de advocaat scliclmsch aan. » Waart u van middag niet in den Ireiu r'' Opnieuw werden de rozen op haar Irissche wangen dieper van toon en zochten de don kerblauwe oogcn verlegen den grond. Olifville was geen plaats om in slaap te vallen of' zich te vervelen. De lommerrijke lanen, de schilderachtige omgeving : de trotsche oude bergen, donker neerblikkend op het heldere water in de baai, dat ze lachend weerkaatste, schitterend in den zonneschijn, bleken grooter aantrekkelijkheid voor de jongelui te bezitten, dan het gezellige, ouderwetsche hotel, hoe koel uitlokkend het in de schaduw van het dichte gebladerte den vermoeiden wandelaar ook toelachte. Hoewel ('lifville op dat oogenblik ver scheidene sgoedc partijen" herbergde, d i" er voor eenigc weken verstrooiing kwamon j zoeken, spande Duncan Kivciv toch oniegcnI zorgelijk de kroon, /ijn innemend voorj komen, /.ijn beschaafde manieren on /ijn beleefde attenties voor iedereen gelijkelijk, maar niemand in het bijzonder, maakten, dat de gedachten der jonge dames zich meer j mei hem bezighielden, dim met hen, die zich j blijkbaar uitsloofden om een wit voet-je- bij | haar K; krijgen alleen lihoda'-s niet. Oe j herinnering aan hot eigenaardige compliment, ! dat zij hem in den trein had g"i^even, ' maakte, dut zij zich eirenover hem niet op haar geüii'k gevoelde en z\\ <>ni\ve<k hem zon v oei dat het de wereld door zulke doffe, beslagen, beduimelde brilleglazen bekijkt. Het spoken zien bij helderen dag, het tobben en grübltn is mis schien de meest kenmerkende eigenschap van wordende, zoekende, van zichzelf nog niet zekere auteurs. Wie begon zijn letterkundige loopbaan niet met het samenliaspelen van een treurspel, een treurspel in vijf bedrijven en in verzen, oen treurspel vol leeds en jammers, rookondo van hot bloed, bleekblauw van droom- en geestverschij ning V De traan staat steeds veel eer en ve*1! ge makkelijker te dienste dan de lach. Een aanko mend auteur ziet herhaaldelijk tragisc'hc effecten waar deze in het geheel niet of nauwelijks be staan. Voor het komische in tal van toestanden en verhoudingen heeft hij geen oog. Eerst na veel strijd en veel ondervinding wordt, men vrijer, minder eenzijdig en minder partijdig tegenover het leven. Stelselmatige, hardnekkige, onbewuste zwartkijkerij is de litterariscbe kinderziekte. Mevrouw Constant was er nog geheel het slachtoffer van, toen zij Geluk is broos schreef. Zelfs in »Lotos" is de nawerking ervan nog te bespeuren, gelukkig echter minder sterk en minder storend, omdat het onderwerp zich gemakkelijker tot tragische overdrijving leende, deze eerder en beter verdraagt. In Geluk is broos is een blijspelthema tot een would-be-drama, verbroddeld. Een jonge man, die zijn mooi vrouwtje oprecht en innig liefheeft, maakt op een bal een slimme coquette, die hem sterk aanmoedigt, een beetje het hof. Het jonge vrouwtje is wanhopend en wil zich wreken. Den volgenden dag hebben beiden berouw over hun groote-kinder-stoutheid, hun ontrouw in miniatuur, in duodecimo, biechten zij elkander hun werkelijke of denkbeeldige zonden op. vragen zij elkander vergiffenis en hebben elkander hartelijker lief dan ooit. Is zulk een onschuldig huwelijksincident, een petite misère, niet een grand désastre de la me conjugale, een onder werp voor dramatische spitsvondigheden, voor groote woorden en quasi-diepzinnigheden ? Lopo de Vega zou er een vernuftig iutrigespel, Molière een episode in een zijner groote karakterspelcn, een paar tooneolon dépit amoureux na liet huwelijk, Sardou een prikkelende l'alais Jïoyal-kluoht, een tegenhanger van sDivoroons", van gemaakt hebben. In Geluk is broo-i is er weinig of niets van ge worden, liet banale en tegelijk gezochte geschiedenisje laat hoofd en hart onaangedaan. In het tweede bedrijf' zoggen man en vrouw enkele verstandige woorden; zij treffen niet, om dat de personen zelf geen belang inboezemen. Do man is een sukkel, die niet weet wat bij wil; de vrouw een uanstelster, die zic.h goodkoope heldinne-allnres geeft, die uit zucht naar effect een hult dronken minnaar in de armen rolt. Geluk is wel broos; wanneer het echter zoo broos is als in mevrouw Constant's toonoelspel, kan men bet moeilijk meer geluk noemen. Ken man en vrouw, die elkander, na twee jaar getrouwd te zijn, zoo weinig kennen, stemton en vertrou wen als Victor en Kugenio, zijn jammerlijk onnoozol en verdienen niet beter dan zij krijgen. Ken jonge vrouw. (He geen probater wraakntiddel bij <lo hand hooft dan een minnaar, schijnt mij niet de meest geschikte hoofdpersoon voor een drama, waarin men over huwelijksgeluk den mond vol heeft. In Geluk is faroos word t o ver »Franei l hm" gesproken; hnd mevrouw Constant hot drama van Dumas maar wat beter bestudeerd! Dat Krancillon zich wreekt gelijk zij zich wreekt, wordt ons begrij pelijk, aanneembaar, onaanvecbtbaar gemaakt. Dat. Eugenie zich wreken wil als Kranrillon, is ge wild, gezocht, kunstmatig tooneelett'ect. Waarom is mevrouw Constant niet verstandig genoeg ge weest Geluk is broos als pcc/téde jeitnesse aan de vergetelheid prijs te geven V /ij had voorloopig tevreden moeten zijn de schrijfster van Lotos" ti' zijn. (leve zij ons spoedig een nieuw tooneelwerk. dat dit laatste evenzeer overtreft, als het zelf Geluk in broos in de schaduw liet. Over de vertolking kan ik uiterst kort /ijn. Me\ron\v lloltrop en do heer l lons ^uven zich alle mogelijke moeite van bet raadselachtige echtpaar levende wezens te maken. Terecht hoedden /ij zich voor o\ erdrij', inn', /.oru'den zij er voor llorodos nier fo o\vr)ierode>soii. Hun vertidkirm' was correct in alie opzichten: dat zij niet niooslc"j>ond. aangrijpend, »\ er! uigend was, is niet bun schuld. .Men kent bet oude mept: voor ha/cpc|)er neme men een !i;i;is. en/. Ais de haas ontbreekt, zit de kok met de handen in hof baar. soort te zijn, bet publiek herhaaldelijk in aliorvroolijkste stemming te breiiü'oil. De ee-.-ste twee ! liedrijveu zijn bijna \'oortdui-end amusant: het | derde is /wak; de stof is zoo -;oed uK \erbrnikt: i de vele op- eu aunvnlsols trachten te\ orn'eels dit | te verbergen. Direct nieuw is h"i ^eM'hiodeiiisje j iiie'. Ken handige cocotfe. die ein haar Miorgeweilde ])i'entschh(-id door een o;moozelen bals ve,e.- een toonbeeld \'au deieid en bemie.;ie:ijkheid wordt uum;e'/ieu en ten huwelijk :.;?(-vra.vj'u: die j ile;i jongen man. omdat bij rij i-, i--. ::aari;e 'm het ilU'.i ehjkshont p- /uu !okl;en. ei. , i ~ a i ie.- ,;,; U :\ el l ut ' en; hem in den op^vyatten vaan te laten, die buur o,n-, bijna bereikt, doch nog juist op het laatste i iiiiu'onhlik wordt \erraden en oiitniaskenl wij j 'iel,ben dat herhaaldelijk en herhaaldelijk op de l echter 'liet in tel meer of minder i,i":eho en l kiiischo grap|ii-ii leent het zieii bij uitstek. ('<o( lo \verd bovendien op niter--! ^'e!ukk]j,e, eigenlijk op de e.'iijo '_'. ieil,. u ij/e \er!i'!kl. !'e speiers l ~ti'ti-.!'-.n beV..M huu i-i.lien: d,' a ? iue;: rveüwe-i-iiea waren beter op dreef dan ooit; welk een genot zooveel voortreffelijke artisten te zien samenspelen. Over Juffrouw Sakkerloot in het Salon wil ik erg beknopt zijn. De vertooning was uiterst mid delmatig. Zij had de gebreken, waarop ik dezen zomer herhaaldelijk wees en dio in hoofdzaak neerkomen op gebrekkige toonoelverzorging en onvoldoende rolvcrdeeling. Hijna alle partijen worden vervuld door jonge en onervaren artisten, die er, door den noot! gedwongen, op los spelen-; het geheel krijgt hierdoor iets jammerlijk brutaals, s'lordigs en dilettantachtigs. Juffrouw Sakkerloot is te Parijs 100 maal vertoond; als men het in het Salon ziet, wil men het niet gelooven. De kwestie komt hierop neer. Juffrouw Hukkerloot is een sentimenteel, gemoedelijk, zoet liet'desgeschiedenisje; de verliefde paartjes moeten ens interesseeren; is dit het geval, dan is het pleit gewonnen. In het Salon was hiervan geen sprake. Het coquette, kiesche en keurige in de hij's en zij's liet veel te wenschen over. Of zij elkander krijgen, raakt onze koude kleeren niet. H. J. M. BAYREÜTH 1892 door HUGO NOLTIIEHIUS. II. Parsifal. Doch herdenken wij verder Van Dijck's meester lijke oogenblikken; hetgeen hij op zijn //Amfortas in ganzlicher Entrücktheit" volgen laat, is weer galoos schoon. Nu weet hij dat het leed van Amfortas eigenlijk het leed van Christus zelf openbaart: »Des Heilands Klage da vernehm' ich, die Klage, ach! die Klage urn das verrath'ne Heiligthum: Erlöse, rctte mich aus schuldbefleckteu Handen!" $o rief die Gottcsklage furchtbar kut nür in die Seele. U11 d ich l' Der hor, der Feige? 7.u wilden Knabentiiaten floh' icli Jiin! en na vol waniioop op de knieën te zijn gezonken, jammert hij, zich zelf van schuld bewust: Erlöser! Heiland! Herr der Huid! Wie buss' ich Sünder solche Schuld?'' O! Van Dijck's eenige vertolking dwingt u om dit alles te begrijpen, zijn leed mede te lijden; ook al hadt ge van te voren 't een en ander niet ten volle verstaan. Dan, als Kundry, die nu niet meer op last van Klmgsor verleidend optreedt, maar in Parsifal eindelijk hem meent aangetroffen te hebben, die in staat is haar te verlossen, zelf in volle bewondering en wilden hartstocht voor Parsifal ontgloeit en hem niet wil verlaten, zijn: «Vcrderberm: wcichc vou mir! Ewig-ewig-voii mir!" eu hoe vol majesteit als heilige overwinnaar grijpt hij de heilige speer; terwijl hij daarmee in de hoogste verrukking het teeken van een kruis slaat, klinkt dan geheel bovennieuschelijk zijn: AI i t diesei» ZeiaJicii baim' ich dciueu Z/uiber; wie die A\ uude er schliessCj die nat ihm du sehlugest, in rauer uud nimmer stiirze die trügeude Pracht!" Ook in de derde acte blijft Van Dijck geheel op dezelfde hoogte. Hem ook hierin te volgen gaat niet, want elk woord geeft aanleiding om Hem met dank te herdenken. Van de kunstenaars, die tot nu als Parsifal optraden, laat van Dijct als eerste, de overigen ver achter zich. Men moge zeggen wat men wil, o. a. dat zijn stem, hoe voortreffelijk zijn uitspraak is, tocii altijd nooren doet dut )nj geen Duilsclier is: toegegeven; doch met. (Ie vraag: wat komt het er op aan: '/.ooiang andere zangers, die tegenover v. Dijck eu naast de aanmerkingen op (lezen door sommige critici in boclieniiiiig \vorden genomen, allerhande ver grijpen begaan tegen Cou volkomen <li;ï.!cel,\ rij Duitse!;, behoort, een dergelijke aanmerking mei kracht teruggewezen te worden naar de duistere hoeken van chauvinisme, waaruit zij opiluemt. .Ken enkele vocaal de /'; kou misschien //',-y klankri|ker zijn aS die anders werd gevormo. U at doel. hei. er echter tuu: Al e t ueu ivla:::., dien j \-_ 1)_ op de/e vocaal \ oor! urengt, kan iaën het j /.ekcr besl. stellen. X.ijii uitspraak is ua-treiiiioven j zoo driideb|k als meu net. maar venscheh ^a.i;h}j i behoor! omicr de neer ueniigen. die !en aiicu l ijde ! \olko;raan 'ie \'crsiaaiL /ijn; haast zou il: ? euuvn, l dal heai de lol l,e de/.en op/ichie in d'.: a.ilrL'eri-s!,c l plaats toekom!. Koi-tohi in] uraji! woordt, mij ;i;ui '.-..Mee-i,,;-s uioi aal van ue/.e, liciileiipartij en ik begeer ei,, Jnj. ! die \au .iivek als j arsiial niet trof. den .i'e'-Hal i HOL;- niet gclieel heelt doorleefd. \ an har'-e !;o')p ' .lam.nel' ibl, ]]e1 lell. 10 :;;??! il b, :-;;.'- eeiler j v.-Tii geii'imen : bet vare il,in --e;; niode! - k! iiciu l iUU.'jeil iij'l ui,.| in i ,.;1 'ui jru-e !'e! X e.i'eil. i er llent. -i.' ,:?» ? .i.'u,i(.'Y iii naar iie,|\.- ,M .>.;'.:? ;,".;ic. ? iii: ., lleil uur dass ich dieli wieue, imdck' Over de andere vertolkers moet ik nu w» l korl /.ijii. l'aniiue Mailhac kwam MIJ voer lucci- :I"L' dan '.['oju-e.' \ oor litia.r /'.\are laak berekeitii ie /, ;i; lu ehkeie -cdeelteit iHcrtrel'l, zij beji;i;i:ii :-",> ,,. 11 eeji vaii hare voorkauifsi.ers, o,a. in haar dia:,, ',; met Kün^sor en hiiai' cksl.a! i.-ch Jacltcii aan t tuide da.irvaü, dar, eimiehik in een kramjjaeii!ie; M ..-eklaU'eu (i\ ei'L-u'.H. is /eer aa ngnjpcud. Uok iii de vcfleid i.iiu's.-ei.'ni: is /a u i: srekciiu. i i rl, koslu,,,ii \ ind jk :iii id te weinig ju overeenstemming na-1 iiet voor:.fnril't ./in leiclit verlnilleudcr jihaidie; iseiicr K te, d ui.u1?aaaa.ie: ad arauiseheu M\ les'Mie! \ c j'ha al \au lii-i-/eleide klink' mij l niet \ oor iie , i-i-ste keen v. al, te ii'-l', !' a-iudoeuiijk :i: kuiaa/;. :-. ,::oud. Ju |,e; eerste ijejriii' en ook ;u liet e:'i:--, . , oi,,-. l.ca.ie .''ia-.'dah.-ii1., k''l'!r -''?' als to.jiiceisi,.. t .-: er een \i,jkoli-c:l \ i,'ri>' ,'i il U-. Aicn kaM Hiel a;.'.-,: uaiL liü\.;,ie levrcdei! zijn, \\uinicer men di.'.i lierkcli'k;: i.iL',-!.ei.are- ais Jvaadi'v treft. :cu

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl