De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 28 augustus pagina 3

28 augustus 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 792 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. stelling. Zoo hinderen mij ook zijn zeker te veel aangebrachte portamenti. Dan kan hij blijk baar de gewone praktijken van operazangers om van tijd tot tija eens flink van den persoon tol wien hij het heeft af, naar het publiek gekeerc te zingen, nietvergeten. Volkomen vast is hij in zijn partij ook al niet. Menig angstig blikje naar de plek, waar de dirigent zich bevindt, lieb ik waar genomen. Materiaal is er genoeg: dat hem de Heilige wil nog eens geworde den Gurnemauz te geven, werkelijk een tweede Scaria te zijn. Va.n den Amfortas van den heer Kaschmann, een tot nu toe onbekende uit Milaan, kan ik helaas slechts melden dat van zeer veel goeden wil bleek. Oordeelde ik zooals velen mijner collegas ver slaggevers dan moest ik zeggen; zijn Amfortas was (altijd voor Bayreuth) onvoldoende. Dit is echter een zeer gemakkelijke manier om zich van iets af te maken. Ka een keer hooren gaat het haast niet aan een kunstenaar, en een zanger zeker niet, te beoordeelen. Zonder degelijke bewijzen van bekwaam heid te hebben gehad zal men hem toch niet uitgenoodigd hebben. Eigenlijk moesten de ver slaggevers en vooral de bepaalde critici der groote muzikale bladen niet spreken voor de geheele serie der voorstellingen te hebben bijge woond. Bij een beoordeeling der vier eerste voor stellingen van de 20, zooals ook ik. doe, is voorzichtigheid alleszins aan te raden. Hoe het zij, de heer Kaschmanu was als tooneelspeler dik wijls zeer goed, als zanger toonde hij zicli dien avond zwak: zijn stem was niet groot genoeg, zijn toonformatie onzeker, een leelijk tremoleereu hin derde dikwijls zeer. Over den Klingsor van Fritz Plank valt slechts te herhalen wat ik vroeger van. dezen meester zanger wel heb mogen getuigen, namelijk dat hij voortreffelijk i?, onverbeterlijk. De grootsche indruk, dien het eerste deel van het 2e bedrijf maakt, is voor een zeer groot deel aan hem te danken. Van Lonise Mulder kan ik tot mijn groot ge noegen berichten, dat haar erster Knappe, maar nog veel meer, haar veel belangrijker erstes SoloBlumenmadchen uitstekend zijn geslaagd. In de groep der zes solo-meisjes klonk haar stem zeer opvallend schoon boven de anderen uit. Het sreheele koor der bloemen-meisjes was ditmaal bizouder goed. Zooals ik boven reeds zelde de geheele 2e acte slaagde uitstekend; en alles bijeen ge nomen kan deze Parsifal gerust medegetéld wor den onder de heerlijke voorstellingen, die men zoo slechts te Bayreuth kan bijwonen. De decoratie van den toovertuin is nog steeds dezelfde bron van groote op- en aanmerkingen, vooral voor het groote getal der bezoekers, dat de behoefte niet begrijpt om daardoor ook het verschil tusschen het rijk van den graal uit acte l en 3 en het daaraan vijandige domein van Klingsor, als yincuna tegenover Saitaar/i aan te duiden. Ook de mantels der ridders hebben nos immer dezelfde kleur. Voor de oogen van Hollanders, die aan schilder kunst doen, is dit, naar ik meermalen vernam, erg onaangenaam. Sinds enkele van onze jongere schil ders, omtrent minder stille kleuren ook een ruimer opvatting schijnen te zijn toegedaan, ('t kan verkeereu!) zal in den aangehaalden tegenzin wellicht ook nog eens verandering komen. Zal men de autoriteit van het genie nog eens onvoorwaardelijk erkennen? Het genot, dat men van zijn werken hebben kan. zou er door worden verhoogd; want das Heil wird nimmer d ir gespendet, wenn jeuer Quell sich dir nicht schliesst!'' Ja! wel is het waar: Thoren wir auf Lind'rung da zu hoffen, wo einzig Heilung lindert" die //Heilung" echter verwachten wij toch eens ,/Bekenntniss wird Schuld und Reue enden, Erkenntniss in Siun die Thorheit wenden". Wer ist der Gral". Parsifal's vraag aan Gurnemanz, is als de vraag van velen naar de hooge beteekenis van den Parsifal. Met Gumemanz zou ook daarop te antwoorden zijn: »das sagt sich nicht, doch bist du selbst zu ihm erkoren. bleibt dir die Kunde unverloren". Breke de lichtbrengeude morgen telkens voor meer ingewijden aan, vernemen steeds meer liet hartverkwikkend //He! ho! Walcïhüter ihr! Schlafhüter mitsammeii! So wacht doch mindest ara Morgen!" en worde nog eenmaal door allen, heilig vereend, het heerlijkst loflied aangeheven: i/Selig im Glauben, selig in Liebe! (Wordt v HET LANDJUWEEL TE ANTWERPEN. Thans, dat de drie heugelijke uittochten van de maskerade, door mij in een vorig nummer van dit blad bondig besproken, tot liet verleden behooren, en de jury, samengesteld uit zeven leden: ecu oudheidkundige, deu heer Henry Hymans, n beeld houwer, Julius Dillens, drie kunstschilders, Gustaaf den, Duytf, Juliaau de Vrieudt en Willem Geets, n sioraadschilder, E. Baes, en n bouwmeester, Heudrickx, hare uitspraak heeft doen kennen; thans schijnt mij het oogeublik gekomen, om de onderscheidene afdeelineen van den Autwerpsehen stoet wat meer van nabij en wel in het licht eeuer geheel onpartijdige, maar eeiiigszius strengere critiek te bezichtigen. Al dadelijk /.ij het hier gezegd: in haar geheel en geenszins in de bijzonderheden beschouwd, was de Aiitwerpsche Landjuweelmaskerade niet alleen om rijkdom en aantal veruit de aanzienlijkste, maar tevens om smaakvolle samenstelling, artis tieke opvatting; en gelukkige vinding de mooiste, welke iu Zuid-Nederland sedert 1501 te zien was! Op zich zelf reeds allén mochten, wat de lengte betreft, de beide contingenten, door Jnttceri>e>is Rubenxkriiiy aan de eue?, en De Vriendensclu'iir aan de andere zijde geleverd, voor twee geenszins ge ringe stoeten doorgaan, terwijl verscheidene der groepen, niet alleen door deze maar door heel wat nederiger vereenigiugeu, Dn Verbroeilcrinr/ b. v., bekostigd, door artisticiteit evenzeer als door rijk dom het beste overtroffen, wat in de nieestberoemde onzer vroegere maskerades, die van Sint Raiaiildus te Mechelen, van het Heilig Bloed te Brugge, van de Pacificatie te Geut, ja, van de Vervoermiddelen tloor de eeuwen heen te Brussel, op den besten grond bewonderd werd. De Verbroedering trad op met twee wagens, ver heerlijkende de Geschiedenis en de Vrede, en vervaar digd volgens teekeningen van den kunstschilder Frans van Kuyk, met medehulp van verscheidene beeldhouwers en schilders en van n bouwmeester. Beide wagens legden in gelijke mate getuigenis af evenzeer van de rijke phantazie en den geoefenden smaak als van de groote meesterschap in de knust van groepeeren en typeeren van gemelden artist. Of schoon niet bijster groot, was de eerste wagen een der indrukwekkendste van den geheelen stoet. Bespannen met zes zware, zwarte vossen, rolde hij statig aan, met zijne heerlijke groep historietypen; een Germaan, een Japanees, een Afrikaan en een Roodhuid, de vier oude werelddeelen voorstellende, geschaard, in hun pittoreske kleederdracht, rond Klio, deu Thebaanschen Sphinx in bedwang hou dende, terwijl, beneden haar en hen, zeven zinne beeldige personages de Helleensche, Romeinsche, Joodsche, Arabische, Egyptische, Byzantijiische en Frankische beschavingstijdvakken in beeld brachten, Eenig mooi ook de kranige groep van acht ruiters, typen uit de voornaamste tijdperken der historie: vooral de Rus, de Frank en de Japanner muntten uit door wat de Franschen heeteu: leur grande allure. Zeer eigenaardig van opvatting was de wagen van de Vrc.det voorafgegaan door twee dragers met de spreuk uit Openb. XXI, 5, //Siet! lek makct al nieu!" en door vier speellieden met vedels en bassen. Zes spierwitte paarden trokken dezen geheel in lichte tonen uitgevoerden wagen, een ware hymne van blank en blauw, van zilver en goud, van groen en rose. Vooraan, onder een kanon, dat in stede van kogels rozen braakt, ligt Mars geketend; een kleine Amor zit op het rnoordtuig en zwaait een olijftak rond. Op het achterste deel verrijst, hoog op een zuil, de Vredemaagd, een reusachtigen nimbus om liet hoofd, omgolfd door eenen diep neerhangenden, blank befloersdeu, azuurblauwen mantel, waaronder jeugdige paren in zaligen liefdekout verpoozen. Vóór de voeten der Vredemaagd staat een minnezanger, de luit bespelende, met boven zich de spreuk: Vrede beert glielack, en rond zich de zinnebeelden van nijverheid, weten schap, landbouw en overvloed. Grootscher, breeder, stouter ook wel, was de op vatting dezer wagens van Antwerpen* Rubenskring : de verheerlijking van Qui/iten Mastija, de Italitiunsche Renaissance en de Dichtkunst van de vroegste tijden tot lóöl. Van deze drie, hoe indrukwekkend de laatste met zijn heerlijk geslaagde voorstelling van Apollo ook geweest zij, bevielen mij toch allermeest de twee andere, twee iture meesterstukken. De eerste, welken men ten onrechte van de overtalrijke en dichterlijke groep, liet huwelijk nin Q/iinten met de dochter van Vrinick Floria, zou scheiden, vertoonde, op de voorplecht . . ., als ik het zóó mag heeteu, den jongen Quinteu vóór eene verkleinde voorstelling van de wen Idberoemdc pomp, door hem, volgens eene lieve Autwerpsclie sage, gesmeed, en op de achterplecht, pralende als op een gotisch altaar, ceiie kopij van lust meesterstuk uit zijn bloeiperiode, het tiyptikon door hem voor de kapel van het Schrijnwerkersambacht geschilderd, thans de fraaiste parel vanhet AiitwcrpschoMuzcum. Buiten Quinten /elven, bevonden zich op dezen wagen Appclmans, Cornelis de Vriendt, Orlando Lassus. Jan vau Eyck en Margareta, zijne ziiiier. Nog fraaier, en grootscher van lijnen zeker. was de tweede wagen, zich voortbewegende te midden vau eene drokkc schaar ruiters met de banieren van Firenze, Venetia, Rome, Pisa. Overweldigend in zijn kalme grootschheid de Genius der kunst, onthullende, met wijdoutvouwde wieken, in al het goud zijner glorie, den blaukblinkcndcn Torxa del Belce'/er-, vóór welken zie!', met lager nog Giotto, Raphaelc, Cimabue, da Vinci, Bramante rond zich, Michaële Angelo bevindt. Vooraan een verrukkelijk beeld : de voorstelling door twee levende personen van de Madonna delta Sedia. Een prachtstuk, waardig, als monument, op een openbare plaats te worden opgericht. Wel niet zoo iu en door artistiek, zelfs niet zoo stout eii grandioos, doch oneindig-talrijker en veelveel rijker dan dat van Auticerpens Rtibutskriitr/, was het contingent van De Vriendenscltaar. Ook wel eeuigszins eentonig, om en door de zeer vele rederijkers te voet en te paard, prijkende met dezelfde zilvergezoomde karmozijnkazakken, de zelfde wit e wambuizen, deuzclfdcu rood, blauw en witten gordel. Verrukkelijk mooi, vau snede en kleur, de vele vlaggen, standaards en wirnpeis van deze schaar, op zich zelf genomen zoovele modellen van. ver sieringskunst. Betooverend fraai vele der kostumen, o. a. twee schildknapen iu blauwen fluwecldos, geborduurd met gouddraad: koninklijk in den volsten zin des woorris. Voortreffelijk, als keuze der manschappen, de Roniciiixche Ojitwht ciiii dat l'i'tttx, kerels als eiken eu beuken zoo ferm, zittend, breed eii forseb, op de machtige ruinen en hengsten der naties, met bloote boenen en bloote borst, het hoofd omringd met een enkelen lauwerkrans of bedekt, met den Romeinsclieu helm, opstekende logge standaards met het S. P. Q. R. o!' houdende het brecd-ronde schild en het korte zwaard. De wagens, niet minder dan l o', niet alle van gelijke waarde. Te veel ///'/(/// en kleinwerk aan enkele, wat, al te /eer als mobilair behandeld een paar andere, ik noem: de Heddhomrkunst en de r^cliUderk/iiiat. A\ at banaal ook de laatste vier den zeven praaltooueeleu (kleinere wagens), ontberende de gemoedelijke naïviteit en den pittoresken eenvoud der drie eerste : ,lr:nx c,t ?Ie, Kiiiderkcxs, de Herders in liet Stalleken, -loei en. K ui n. Zeer fraai de wagens der3[it:ick en run di'nOhjinjii'x. De laatste vooral, op recht eigenaardige wijze, zonder in het belachelijke te vervallen, dei) Zangberg voorstellende. Er waren echter ook zwakke, ja, zelfs zeer zwakke plaatsen iu den Autwerpseheu stoet. Van eene enkele vereenigiug leken de kosUuneu te onfrisehoubakken; van andere waren de wagens of alledaagsch-banaal, of vlakaf leelijk eu onbeduidend. Onbeduidend en leelijk was o.a. de wagen, In-t Percttl der gotische knust (Maatschappij De Mur//eiixt(ir) : een vormeloos beschilderd-houten ge vaarte, met klimop begroeid, met ecu smakeloos leelijkenTijd er vóór en een onbeteekeneude vrouwe lijke Genius der i/otiek er achter; banaal waren de wagens, Lodeicijk Herken verheerlijkt (Diiiiiimitbewerkers) en het Wapen van Zuut-Leeuie (de 1 ricndenkring). Al te zeer op een tooueel uit een Fransch opéra-com i que gelijkend de Bekoring van Harieken van Ximicegeii door Satan op den wagen van 1'o,idel; valsch, overigens, de gcheelc voorstelling van dit anders uitstekend gevonden onderwerp: Marie ken als eene Duitsche Gretchen eu de Booze als een mislukt Mephistopheles! Prachtig, iiit.usscb.en, glinsterend van edelge steenten, vorstelijk in de weelderige plooien hun ner zijden tabberds, simarren en mantels, de Oostersche kooplieden, in het Antwerpen uit Berken's tijd ruw diamant te koop biedende, gezeten op Arabische dravers of hooggerugde kameelen, overwuifd door struisvederen en pluimbosseu en om ringd van neger- eu liindoeslaven. Fraai ook de bootwagen: Albrecht Dürer spele varend op de Sr/ielde in 1520 (De Jonge Vlamingen) en De Vereenif/de Xederlanden onder Huryondi (Jfoop en Liefde). Een woord over de zotten of narren. Uit deze «lustighe personagié'n" was meer partij te trekken, dan door de meeste vereenigiugeu ge daan is. Van de veertien groepen bezaten slechts acht, .De Jonge Vlamingen, De Klauicaart*, De Ver broedering, Le club fraternel, De Diaiiiuutclub, De l'rieiidenkring, De llubeniikring en De Vriendenschuur eenigszins merkwaardige narren. Heel goed die nar in zijn kinderloopwagen, roepende: Ik moet er óók ziju"; eu die twee andere, zich eene opgezette poes betwistende, de een met: n Hebban ii hebben en krijgen ix do kunst', de ander met «Geen katje om zonder handschoenen aan te pak ken !" 't Schilderachtigs mooist en tevens 't geestigst van allen waren de narren \a,nDeVerbroederi/ig,\)\i\iclend bij beurten over en onder hun paard, snel lende naar de toeschouwers en halende plots uit den mond van eene of andere schoone eeue overgroote, bloedroode tong, spotlachende dan met broeden grijnsmond het dubbelzinnige : lek vangh al kwaede tongheu". Kortom, en ondanks al wat ik mij veroorloofde af te keuren, eena kunstplechtigheid van hooge beteekeuis, door eu door Vlaamsen eu Nederlandsch in hare eiudelijke triomphantelijke ver wezenlijking evenals in hare allereerste wordings gedachte ; door en door Vlaamsch iu al de frissche en weelderige boutheid der streiighistorische kostu men zoowel als in die treffende gehechtheid aau eigen schoon, sprekende uit- de keuze van alle onderwerpen, en aan eigen taal , zich uitende in de alle uitsluitend Nederlandsche opschrif ten en spreuken; eene uitstekend geslaagde resurrectic op verkleinde, ofschoon nog zeer aanzien lijke schaal, van een geheel eu roemrijk tijdperk uit de Nederlandsche geschiedenis. POL DE MOST. BOSNISCHE MINIATUREN EX MISSALEN. 0]i de tentoonstelling in het Paleis voor Volks vlijt kan men in de kleine expositie dor Oostenrijksche lirma Angeror en Gösehl (midden in de grooie zaal) een vijftal merkwaardige reproducties in matte antieke kleuren bewonderen. Do twee buitenste stellen tapijtwerk voor, do middelste u'ooft eene pagina van een oud missaal, de twee an.ioro -verluchtingen" uit datzelfde missaal, een ridder te paard en een wapenschild van dion/(-'Uiien ridder. De dro platen vormen OOM trodceil'1 niet alleen \an een dor fraaiste werken, door deze tinna geleverd, maar ook van een der merkwaardigste en kostbaarste reproducties van Middeleeuwseho kunst in 't geheid. * * * Een welkom voorwerp van belangstelling voor de Oostenrijksch-Hongaarsclie geleerden en kntistvorschers vormt sedert eenigen tijd do prouncit; Bosnië1. Mot ijver wordt er in kloosters en archie ven allerlei merkwaardigs opgezocht en aan den dag gebracht, bewijzen van den graad van be schaving on weelde die bet. schoono land zes honderd jaar geloden genoot. Drie jaar geleden werd er een Bosnisch-IIerzogowiniseh landsmusouin geopend; in liet vorig jaar werd te \\eenen door de rogeoring een kostbaar document, do gouden bul van don Sorvisohen koning Uros II Milutin, uitgegeven; dit jaar is het bovengenoemd missaal, eenmaal vooreen hertog van Spalato ver vaardigd, een oud-Bosniscli mis- en rituaalboek, met miniatiireii en initialen rijk versierd, waar van do regeering eeno prachtuitgnvo, met -11 repro ducties van platen, heeft laten bezorgen. De bewuste codex is eigenlijk niet in Bosni gevonden; bij berust ook nu nog in het oude sultaiispaleis. Eski-Serai genaamd, te ('onstantinopel, en is er reeds in IS;>1 door den I'rnisischen phiioloog 'Mordtninnn gezien en vermeld. Daarna word in lNi'2 dooi' drie llongaarseho ge leerden. I-'ranz. Kubinyi. Eniorieh Ilens/linann en Arnold Ipolyi. de waarde van het werk erkend. Eindelijk in het jaar l W reisde oene commissie, onder \oor/ittorsehap van den bekenden oriën talist Herman Yambëry. door de Oosienrijksehe Regeering van rijke geldmiddelen voorzien en dooi' (l(4i Sultan erkend, naar Con--tantinopol om naar ovorldijtsolon van do beroemde ('or\ inischo hibliothoek te zoeken, en deze wist liet boek voor de ilongaarsebe Academie van Wetenschappon te Iconen, die het «eer aan de Bosnische la'.idsregcoring tor publiceerin!r afstond. I lo[ handschntt, dat in de o ml - Slovenisch - (Yoatischo fi.'il on Glauolitisoli schrift op porka?hreveii is, bevat de Misgoboden \ oor het k er kj aar, voor oeniue heiligentoosten. i voor bijzondere doeleinden, zooals voor iheil van overledenen, tot behoud van '. verkrijging' van regen, afweer van on weer, vijandelijke invallen en hongersnood, \oor do bestunrdei's voor rei/iü'ers, yeeliedon en andere zaken, daarna don goheeleii feestkah'iuler, eindelijk ook een aantal riliieele formulieren, die ei- niet bijzondere toepassing op de zeden en gebruiken, de 1-ehoeiten del' bewoners van bet land on van (ie bisdommen en vooral den persoon van den bezitter opname in londen. Tot do eerste behoort een gebed, dat moet worden opgezegd, wanneer een knaap voor do eorsti. maal zijn haren geknipt worden do bijzondere plechtigheid van deze ceremonie wasén vast gebruik bij do Zuid-Slaven; oen zegespreuk, om do levenbevorderende kracht van liet zont te vorhoogon ; een tweede, om een goeden wijn-oogst te verkrijgen ; eindelijk oen graan- en gewas/ogen, opdat het vee enz. groeien zou. Ten opzichte vau de persoon van den be steller, don hertog van Spalato, is vooral het liuwelijksformulier interessant, waarin de bruide gom als vorst, de bruid als meesteres wordt aan gesproken. De verbazend talrijke miniaturen en Initialen van de eersten zijn er 92, van de laatsten niet minder dan 415 groote te tellen, om niet van de honderden kleine te spreken stellen episoden, uit het Oude en Nieuwe testament voor, vervol gens do schrijvers der evangeliën, zendbrie ven, enz., eenige heiligen, busten of geheele figuren, eindelijk genreplaatjes, tooneelen van de verschillende bezigheden en beroepen in de ver schillende maanden. Dat een codex, zoo rijk ver sierd, hij de overwinnende Turken, die met de beroemde bibliotheek van Matthias Corvinus, ook van elders talrijke handschriften naar Konstautinopel ontvoerden, liet verlangen naar zijn bezit opwekte, is niet te verwonderen, vooral omdat hy ook het portret te paard en het wapen van hertog Ilervoja bevat, op welks bestelling hij blijkbaar ontstaan is. (Beide deze komen juist op de ten toonstelling voor). Daar deze hertog van 138(5 tot 141(5 leefde, moet tusscheu deze beide jaren het handschrift ontstaan zijn. Het tijdperk is nog juister a/m te wijzen, wanneer men de geschie denis van den vromen Maeceuas nader bekijkt, ja zelfs het juiste jaar is te bepalen. * Het leven van Ilervoja valt in eene periode van politiek verval, toen na de betrekkelijk korte alleen-heerschappij van den grooten koning Twartko (1357?131(1) in Bosniëzoowel als in Italiëallerlei kleine vorsten het hoofd opstaken, tot een andere kleine hun leerde dat het recht van den sterkste een verplaatsbaar recht is. Ilervoja was niet beter, maar een weinig ge lukkiger dan de anderen. Ontsproten uit het oude geslacht Hrvatin, aan de Bans vau Creatie verwant, bekleedde hij reeds onder koning Twartko ecu belangrijke positie en werd na diens dood door den generaal-stedchouder van den minderjarigen koning Ladislaus van Napels, tot Ban van Dalmatiëen Croatif; benoemd. Maar de tegenstander van Ladislaus, de Luxemburger Sigisniund, schoonzoon van koning I.odewijk den Groote van Hongarije, dwong Ilervoja tot onderwerping. Inderdaad alleen voor den schijn; want reeds in het jaar 1398 riep Ilervoja de hulp der Turken in en organi seerde onder de Dalmatiërs, oen opstand ten gunste van don Napolitaan Ladislaus, die in het jaar 1403 zelf naar Dalmatiëkwam eu llervoja's: diensten door do beleening met het westelijk ge deelte van Bosnië1 en door de benoeming tot hertog van Spalato en de naburige eilanden be loonde. Als zoodanig hield Ilervoja niet alleen een schitterend hof, maar oefende ook invloed uit op hot lot der koningen Ostojn en Stephanus Twartko II vau Bosnië, te meer, omdat hij iu bondgenootschap bleef met Sa n dal Ibranic. woj wodo van zuidelijk Bosnië1, die. zijne macht tot in het tegenwoordig Albaniëuitstrekte. Xells Sigisiiiund, die beide koningen onderwierp, be vestigde Ilervoja als hertog van Spalato, en liezeldzame eer. hem tot lid van te K'iieeincn. welke dool' hen! hot toppunt \an yijn roem on -i Horvoja asn hot groote tonrzer Sigisniund in liet jaar 1412 tot viering \an hot juist gesloten tractaat vau Lnbiin en ter eere van koning \Vlavuslaw van Polen, te Ofen organiseerde en dat de bloem der Oostersche en \\esiersclie ridderschap i vreedzamen strijd vereenigde. Maar na do/e bloeiperiode naderde do val. De republiek Venetiëwist den Napoiitaan de vesting ?Jazera (ond-Zara) at' te schacheren, en wachtte nu rustig liet tijdstip af. dat hinnenland.--c.lie twist haar geheel Dalmatië1 als rijpe vrucht in den schoot zou doen vallen. Zij zag hare verwachting spoedig vervuld. Reed* begon Horvoja's ster ten gevolge van de yverzucht der Ilongaarsche grooten aan het hof te Buda te verbiooken, en toen hij ton laatste do bezittingen van zijn gewezen vriend den wojwodo, nu zijn grootste mededinger om de tninst \nn Sigis niund, - gewapenderhand overviel, werd hij door dezen vogelvrij verklaard en Sandal's leger tegel! hem opgeroepen. Vau allen verlaten, zag hij geen anderen uit weg voor zicli, dan weer de hulp der "i'nrl-.en, die aan zijn oproeping gewillig gehoor gevend, in don zomer van 1-115 de Ilontraarsehe troepen bij Doboj. eeno volkomen nederlaag bereidden. Zoo ging Bosniëvoor de eerste maal voor Hongarije ver loren. Hervoin echter, die zijne overwinning niet lang mocht overleven, moest spoedig inzien, dat hij, in de plaats van zijne Idnnenlandseho tegen standers, aan oen veel nmchtigeren builenlanJsehen vijand de heerschappij over zich zelf en zjjn land liet portret van onzon codex, nap.r oen zegel geteekend. en eeno gehcole bladzijde innemend, stolt Ilervoja \oor Ie paard in hot riddertustunm, dat destijds ook in Italië1 in gebruik was. mei tiere trekken, die trots en hebzucht verraden. Aan den linkerarm het wapenschild, in don rechter de lans met een \\it vaandoltje. galoppeert hij o\er eene bloemrijke weide, den krachtfgon scbinimelhengst de stekelige spoorwielon ill deu huik drukkend. Het onniiddolijk daarop \olgonde wapen, dat ook eene geheele bladzijde vult, vormt oen zilveren schild, vau boven door roode banden. doorsneden: daarin een roode twuuslaartigo. leeuw en oen roodo arm, alloen mot een ij/eren olleboogpunt en handschoen voorzien, die een kort rniterzw/iard /«aait. Dexe gepantserde arm, die ]/iter in gelijken vorm in het wapen van geheel Bosniëword overgenomen,- - herhaalt /iehais hohnteoken. Een (ladderende witte banderol vermeldt in zwarte Gothieko letters Hervoja (Chcrvoa) in. zijne waardigheid als hertog van Spalato. Is daarmede uitgemaakt win het handschrift liet vervaardigen, dan kan liet niet voor 1-103, in wolk jaar Ilervoja do hertogelijke waardigheid verkroeg, ontstaan zijn. Nog in 1404 wijdt hem een aanhanger van de godsdieiistsecte der Bognmils, waartoe ook Ilervoja lang behoorde, een manuscript, dat zich tegenwoordig te Bologna bevindt; en dit zou wel niet geschied zijn, als du wojwodo toen reeds tot den Roineiusch-Oosterscheii ritus was overgegaan, waartoe deze codex be hoort. Het ontstaan daarvan valt dus eerst na 1-10-1; daar echter de insignes van do Dra ken-orde, welke in 1408 gesticht is, nog bij liet wapen ontbreken, moet hij vóór 1408 gesteld

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl