Historisch Archief 1877-1940
No. 792
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
stelling. Zoo hinderen mij ook zijn zeker te
veel aangebrachte portamenti. Dan kan hij blijk
baar de gewone praktijken van operazangers om
van tijd tot tija eens flink van den persoon tol
wien hij het heeft af, naar het publiek gekeerc
te zingen, nietvergeten. Volkomen vast is hij in
zijn partij ook al niet. Menig angstig blikje naar
de plek, waar de dirigent zich bevindt, lieb ik waar
genomen. Materiaal is er genoeg: dat hem de
Heilige wil nog eens geworde den Gurnemauz te
geven, werkelijk een tweede Scaria te zijn.
Va.n den Amfortas van den heer Kaschmann, een
tot nu toe onbekende uit Milaan, kan ik helaas
slechts melden dat van zeer veel goeden wil bleek.
Oordeelde ik zooals velen mijner collegas ver
slaggevers dan moest ik zeggen; zijn Amfortas was
(altijd voor Bayreuth) onvoldoende. Dit is echter
een zeer gemakkelijke manier om zich van iets af te
maken. Ka een keer hooren gaat het haast niet aan
een kunstenaar, en een zanger zeker niet, te
beoordeelen. Zonder degelijke bewijzen van bekwaam
heid te hebben gehad zal men hem toch niet
uitgenoodigd hebben. Eigenlijk moesten de ver
slaggevers en vooral de bepaalde critici der
groote muzikale bladen niet spreken voor de
geheele serie der voorstellingen te hebben bijge
woond. Bij een beoordeeling der vier eerste voor
stellingen van de 20, zooals ook ik. doe, is
voorzichtigheid alleszins aan te raden. Hoe het
zij, de heer Kaschmanu was als tooneelspeler dik
wijls zeer goed, als zanger toonde hij zicli dien
avond zwak: zijn stem was niet groot genoeg, zijn
toonformatie onzeker, een leelijk tremoleereu hin
derde dikwijls zeer.
Over den Klingsor van Fritz Plank valt slechts
te herhalen wat ik vroeger van. dezen meester
zanger wel heb mogen getuigen, namelijk dat hij
voortreffelijk i?, onverbeterlijk. De grootsche
indruk, dien het eerste deel van het 2e bedrijf
maakt, is voor een zeer groot deel aan hem te
danken.
Van Lonise Mulder kan ik tot mijn groot ge
noegen berichten, dat haar erster Knappe, maar
nog veel meer, haar veel belangrijker erstes
SoloBlumenmadchen uitstekend zijn geslaagd. In de
groep der zes solo-meisjes klonk haar stem zeer
opvallend schoon boven de anderen uit. Het sreheele
koor der bloemen-meisjes was ditmaal bizouder
goed. Zooals ik boven reeds zelde de geheele
2e acte slaagde uitstekend; en alles bijeen ge
nomen kan deze Parsifal gerust medegetéld wor
den onder de heerlijke voorstellingen, die men
zoo slechts te Bayreuth kan bijwonen. De decoratie
van den toovertuin is nog steeds dezelfde bron
van groote op- en aanmerkingen, vooral voor het
groote getal der bezoekers, dat de behoefte niet
begrijpt om daardoor ook het verschil tusschen
het rijk van den graal uit acte l en 3 en het
daaraan vijandige domein van Klingsor, als yincuna
tegenover Saitaar/i aan te duiden. Ook de mantels
der ridders hebben nos immer dezelfde kleur.
Voor de oogen van Hollanders, die aan schilder
kunst doen, is dit, naar ik meermalen vernam, erg
onaangenaam. Sinds enkele van onze jongere schil
ders, omtrent minder stille kleuren ook een ruimer
opvatting schijnen te zijn toegedaan, ('t kan
verkeereu!) zal in den aangehaalden tegenzin wellicht
ook nog eens verandering komen.
Zal men de autoriteit van het genie nog eens
onvoorwaardelijk erkennen? Het genot, dat men
van zijn werken hebben kan. zou er door worden
verhoogd; want das Heil wird nimmer d ir
gespendet, wenn jeuer Quell sich dir nicht schliesst!''
Ja! wel is het waar: Thoren wir auf Lind'rung da zu
hoffen, wo einzig Heilung lindert" die
//Heilung" echter verwachten wij toch eens
,/Bekenntniss wird Schuld und Reue enden,
Erkenntniss in Siun die Thorheit wenden".
Wer ist der Gral". Parsifal's vraag aan
Gurnemanz, is als de vraag van velen naar de hooge
beteekenis van den Parsifal. Met Gumemanz zou
ook daarop te antwoorden zijn: »das sagt sich
nicht, doch bist du selbst zu ihm erkoren. bleibt
dir die Kunde unverloren". Breke de
lichtbrengeude morgen telkens voor meer ingewijden aan,
vernemen steeds meer liet hartverkwikkend //He!
ho! Walcïhüter ihr! Schlafhüter mitsammeii! So
wacht doch mindest ara Morgen!" en worde nog
eenmaal door allen, heilig vereend, het heerlijkst
loflied aangeheven: i/Selig im Glauben, selig in Liebe!
(Wordt v
HET LANDJUWEEL TE ANTWERPEN.
Thans, dat de drie heugelijke uittochten van de
maskerade, door mij in een vorig nummer van dit
blad bondig besproken, tot liet verleden behooren,
en de jury, samengesteld uit zeven leden: ecu
oudheidkundige, deu heer Henry Hymans, n beeld
houwer, Julius Dillens, drie kunstschilders, Gustaaf
den, Duytf, Juliaau de Vrieudt en Willem Geets,
n sioraadschilder, E. Baes, en n bouwmeester,
Heudrickx, hare uitspraak heeft doen kennen;
thans schijnt mij het oogeublik gekomen, om de
onderscheidene afdeelineen van den Autwerpsehen
stoet wat meer van nabij en wel in het licht eeuer
geheel onpartijdige, maar eeiiigszius strengere
critiek te bezichtigen.
Al dadelijk /.ij het hier gezegd: in haar geheel
en geenszins in de bijzonderheden beschouwd, was
de Aiitwerpsche Landjuweelmaskerade niet alleen
om rijkdom en aantal veruit de aanzienlijkste,
maar tevens om smaakvolle samenstelling, artis
tieke opvatting; en gelukkige vinding de mooiste,
welke iu Zuid-Nederland sedert 1501 te zien was!
Op zich zelf reeds allén mochten, wat de lengte
betreft, de beide contingenten, door Jnttceri>e>is
Rubenxkriiiy aan de eue?, en De Vriendensclu'iir aan
de andere zijde geleverd, voor twee geenszins ge
ringe stoeten doorgaan, terwijl verscheidene der
groepen, niet alleen door deze maar door heel wat
nederiger vereenigiugeu, Dn Verbroeilcrinr/ b. v.,
bekostigd, door artisticiteit evenzeer als door rijk
dom het beste overtroffen, wat in de
nieestberoemde onzer vroegere maskerades, die van Sint
Raiaiildus te Mechelen, van het Heilig Bloed te
Brugge, van de Pacificatie te Geut, ja, van de
Vervoermiddelen tloor de eeuwen heen te Brussel, op
den besten grond bewonderd werd.
De Verbroedering trad op met twee wagens, ver
heerlijkende de Geschiedenis en de Vrede, en vervaar
digd volgens teekeningen van den kunstschilder
Frans van Kuyk, met medehulp van verscheidene
beeldhouwers en schilders en van n bouwmeester.
Beide wagens legden in gelijke mate getuigenis af
evenzeer van de rijke phantazie en den geoefenden
smaak als van de groote meesterschap in de knust
van groepeeren en typeeren van gemelden artist. Of
schoon niet bijster groot, was de eerste wagen een
der indrukwekkendste van den geheelen stoet.
Bespannen met zes zware, zwarte vossen, rolde hij
statig aan, met zijne heerlijke groep historietypen;
een Germaan, een Japanees, een Afrikaan en een
Roodhuid, de vier oude werelddeelen voorstellende,
geschaard, in hun pittoreske kleederdracht, rond
Klio, deu Thebaanschen Sphinx in bedwang hou
dende, terwijl, beneden haar en hen, zeven zinne
beeldige personages de Helleensche, Romeinsche,
Joodsche, Arabische, Egyptische, Byzantijiische en
Frankische beschavingstijdvakken in beeld brachten,
Eenig mooi ook de kranige groep van acht ruiters,
typen uit de voornaamste tijdperken der historie:
vooral de Rus, de Frank en de Japanner muntten
uit door wat de Franschen heeteu: leur grande
allure.
Zeer eigenaardig van opvatting was de wagen
van de Vrc.det voorafgegaan door twee dragers met
de spreuk uit Openb. XXI, 5,
//Siet! lek makct al nieu!"
en door vier speellieden met vedels en bassen.
Zes spierwitte paarden trokken dezen geheel in
lichte tonen uitgevoerden wagen, een ware hymne
van blank en blauw, van zilver en goud, van groen
en rose. Vooraan, onder een kanon, dat in stede
van kogels rozen braakt, ligt Mars geketend; een
kleine Amor zit op het rnoordtuig en zwaait een
olijftak rond. Op het achterste deel verrijst, hoog
op een zuil, de Vredemaagd, een reusachtigen
nimbus om liet hoofd, omgolfd door eenen diep
neerhangenden, blank befloersdeu, azuurblauwen
mantel, waaronder jeugdige paren in zaligen
liefdekout verpoozen. Vóór de voeten der Vredemaagd
staat een minnezanger, de luit bespelende, met
boven zich de spreuk: Vrede beert glielack, en
rond zich de zinnebeelden van nijverheid, weten
schap, landbouw en overvloed.
Grootscher, breeder, stouter ook wel, was de op
vatting dezer wagens van Antwerpen* Rubenskring :
de verheerlijking van Qui/iten Mastija, de
Italitiunsche Renaissance en de Dichtkunst van de vroegste
tijden tot lóöl.
Van deze drie, hoe indrukwekkend de laatste
met zijn heerlijk geslaagde voorstelling van Apollo
ook geweest zij, bevielen mij toch allermeest de
twee andere, twee iture meesterstukken.
De eerste, welken men ten onrechte van de
overtalrijke en dichterlijke groep, liet huwelijk nin
Q/iinten met de dochter van Vrinick Floria, zou
scheiden, vertoonde, op de voorplecht . . ., als ik
het zóó mag heeteu, den jongen Quinteu vóór eene
verkleinde voorstelling van de wen Idberoemdc
pomp, door hem, volgens eene lieve Autwerpsclie
sage, gesmeed, en op de achterplecht, pralende als op
een gotisch altaar, ceiie kopij van lust meesterstuk
uit zijn bloeiperiode, het tiyptikon door hem voor
de kapel van het Schrijnwerkersambacht geschilderd,
thans de fraaiste parel vanhet AiitwcrpschoMuzcum.
Buiten Quinten /elven, bevonden zich op dezen
wagen Appclmans, Cornelis de Vriendt, Orlando
Lassus. Jan vau Eyck en Margareta, zijne ziiiier.
Nog fraaier, en grootscher van lijnen zeker.
was de tweede wagen, zich voortbewegende te
midden vau eene drokkc schaar ruiters met de
banieren van Firenze, Venetia, Rome, Pisa.
Overweldigend in zijn kalme grootschheid de
Genius der kunst, onthullende, met wijdoutvouwde
wieken, in al het goud zijner glorie, den
blaukblinkcndcn Torxa del Belce'/er-, vóór welken zie!',
met lager nog Giotto, Raphaelc, Cimabue, da
Vinci, Bramante rond zich, Michaële Angelo bevindt.
Vooraan een verrukkelijk beeld : de voorstelling
door twee levende personen van de Madonna delta
Sedia. Een prachtstuk, waardig, als monument, op
een openbare plaats te worden opgericht.
Wel niet zoo iu en door artistiek, zelfs niet zoo
stout eii grandioos, doch oneindig-talrijker en
veelveel rijker dan dat van Auticerpens Rtibutskriitr/,
was het contingent van De Vriendenscltaar. Ook wel
eeuigszins eentonig, om en door de zeer vele
rederijkers te voet en te paard, prijkende met
dezelfde zilvergezoomde karmozijnkazakken, de
zelfde wit e wambuizen, deuzclfdcu rood, blauw en
witten gordel.
Verrukkelijk mooi, vau snede en kleur, de vele
vlaggen, standaards en wirnpeis van deze schaar,
op zich zelf genomen zoovele modellen van. ver
sieringskunst. Betooverend fraai vele der kostumen,
o. a. twee schildknapen iu blauwen fluwecldos,
geborduurd met gouddraad: koninklijk in den
volsten zin des woorris.
Voortreffelijk, als keuze der manschappen, de
Roniciiixche Ojitwht ciiii dat l'i'tttx, kerels als eiken
eu beuken zoo ferm, zittend, breed eii forseb, op
de machtige ruinen en hengsten der naties, met
bloote boenen en bloote borst, het hoofd omringd
met een enkelen lauwerkrans of bedekt, met den
Romeinsclieu helm, opstekende logge standaards met
het S. P. Q. R. o!' houdende het brecd-ronde schild
en het korte zwaard. De wagens, niet minder dan
l o', niet alle van gelijke waarde. Te veel ///'/(///
en kleinwerk aan enkele, wat, al te /eer als mobilair
behandeld een paar andere, ik noem: de
Heddhomrkunst en de r^cliUderk/iiiat. A\ at banaal ook de
laatste vier den zeven praaltooueeleu (kleinere
wagens), ontberende de gemoedelijke naïviteit en
den pittoresken eenvoud der drie eerste : ,lr:nx c,t
?Ie, Kiiiderkcxs, de Herders in liet Stalleken, -loei en.
K ui n.
Zeer fraai de wagens der3[it:ick en run di'nOhjinjii'x.
De laatste vooral, op recht eigenaardige wijze,
zonder in het belachelijke te vervallen, dei)
Zangberg voorstellende.
Er waren echter ook zwakke, ja, zelfs zeer zwakke
plaatsen iu den Autwerpseheu stoet. Van eene
enkele vereenigiug leken de kosUuneu te
onfrisehoubakken; van andere waren de wagens of
alledaagsch-banaal, of vlakaf leelijk eu onbeduidend.
Onbeduidend en leelijk was o.a. de wagen, In-t
Percttl der gotische knust (Maatschappij De
Mur//eiixt(ir) : een vormeloos beschilderd-houten ge
vaarte, met klimop begroeid, met ecu smakeloos
leelijkenTijd er vóór en een onbeteekeneude vrouwe
lijke Genius der i/otiek er achter; banaal waren de
wagens, Lodeicijk Herken verheerlijkt
(Diiiiiimitbewerkers) en het Wapen van Zuut-Leeuie (de 1
ricndenkring).
Al te zeer op een tooueel uit een Fransch
opéra-com i que gelijkend de Bekoring van Harieken
van Ximicegeii door Satan op den wagen van
1'o,idel; valsch, overigens, de gcheelc voorstelling van
dit anders uitstekend gevonden onderwerp: Marie
ken als eene Duitsche Gretchen eu de Booze
als een mislukt Mephistopheles!
Prachtig, iiit.usscb.en, glinsterend van edelge
steenten, vorstelijk in de weelderige plooien hun
ner zijden tabberds, simarren en mantels, de
Oostersche kooplieden, in het Antwerpen uit Berken's
tijd ruw diamant te koop biedende, gezeten op
Arabische dravers of hooggerugde kameelen,
overwuifd door struisvederen en pluimbosseu en om
ringd van neger- eu liindoeslaven.
Fraai ook de bootwagen: Albrecht Dürer spele
varend op de Sr/ielde in 1520 (De Jonge Vlamingen)
en De Vereenif/de Xederlanden onder Huryondi
(Jfoop en Liefde).
Een woord over de zotten of narren.
Uit deze «lustighe personagié'n" was meer partij
te trekken, dan door de meeste vereenigiugeu ge
daan is. Van de veertien groepen bezaten slechts
acht, .De Jonge Vlamingen, De Klauicaart*, De Ver
broedering, Le club fraternel, De Diaiiiuutclub, De
l'rieiidenkring, De llubeniikring en De
Vriendenschuur eenigszins merkwaardige narren. Heel goed
die nar in zijn kinderloopwagen, roepende: Ik
moet er óók ziju"; eu die twee andere, zich eene
opgezette poes betwistende, de een met: n Hebban
ii hebben en krijgen ix do kunst', de ander met
«Geen katje om zonder handschoenen aan te pak
ken !" 't Schilderachtigs mooist en tevens 't geestigst
van allen waren de narren
\a,nDeVerbroederi/ig,\)\i\iclend bij beurten over en onder hun paard, snel
lende naar de toeschouwers en halende plots uit
den mond van eene of andere schoone eeue
overgroote, bloedroode tong, spotlachende dan met
broeden grijnsmond het dubbelzinnige : lek
vangh al kwaede tongheu".
Kortom, en ondanks al wat ik mij veroorloofde
af te keuren, eena kunstplechtigheid van hooge
beteekeuis, door eu door Vlaamsen eu
Nederlandsch in hare eiudelijke triomphantelijke ver
wezenlijking evenals in hare allereerste wordings
gedachte ; door en door Vlaamsch iu al de frissche
en weelderige boutheid der streiighistorische kostu
men zoowel als in die treffende gehechtheid aau
eigen schoon, sprekende uit- de keuze van alle
onderwerpen, en aan eigen taal , zich uitende
in de alle uitsluitend Nederlandsche opschrif
ten en spreuken; eene uitstekend geslaagde
resurrectic op verkleinde, ofschoon nog zeer aanzien
lijke schaal, van een geheel eu roemrijk tijdperk
uit de Nederlandsche geschiedenis.
POL DE MOST.
BOSNISCHE MINIATUREN EX MISSALEN.
0]i de tentoonstelling in het Paleis voor Volks
vlijt kan men in de kleine expositie dor
Oostenrijksche lirma Angeror en Gösehl (midden in de
grooie zaal) een vijftal merkwaardige reproducties
in matte antieke kleuren bewonderen. Do twee
buitenste stellen tapijtwerk voor, do middelste
u'ooft eene pagina van een oud missaal, de twee
an.ioro -verluchtingen" uit datzelfde missaal, een
ridder te paard en een wapenschild van
dion/(-'Uiien ridder. De dro platen vormen OOM
trodceil'1 niet alleen \an een dor fraaiste werken,
door deze tinna geleverd, maar ook van een der
merkwaardigste en kostbaarste reproducties van
Middeleeuwseho kunst in 't geheid.
*
* *
Een welkom voorwerp van belangstelling voor
de Oostenrijksch-Hongaarsclie geleerden en
kntistvorschers vormt sedert eenigen tijd do prouncit;
Bosnië1. Mot ijver wordt er in kloosters en archie
ven allerlei merkwaardigs opgezocht en aan den
dag gebracht, bewijzen van den graad van be
schaving on weelde die bet. schoono land zes
honderd jaar geloden genoot. Drie jaar geleden
werd er een Bosnisch-IIerzogowiniseh
landsmusouin geopend; in liet vorig jaar werd te \\eenen
door de rogeoring een kostbaar document, do
gouden bul van don Sorvisohen koning Uros II
Milutin, uitgegeven; dit jaar is het bovengenoemd
missaal, eenmaal vooreen hertog van Spalato ver
vaardigd, een oud-Bosniscli mis- en rituaalboek,
met miniatiireii en initialen rijk versierd, waar
van do regeering eeno prachtuitgnvo, met -11 repro
ducties van platen, heeft laten bezorgen.
De bewuste codex is eigenlijk niet in Bosni
gevonden; bij berust ook nu nog in het oude
sultaiispaleis. Eski-Serai genaamd, te
('onstantinopel, en is er reeds in IS;>1 door den
I'rnisischen phiioloog 'Mordtninnn gezien en vermeld.
Daarna word in lNi'2 dooi' drie llongaarseho ge
leerden. I-'ranz. Kubinyi. Eniorieh Ilens/linann en
Arnold Ipolyi. de waarde van het werk erkend.
Eindelijk in het jaar l W reisde oene commissie,
onder \oor/ittorsehap van den bekenden oriën
talist Herman Yambëry. door de Oosienrijksehe
Regeering van rijke geldmiddelen voorzien en
dooi' (l(4i Sultan erkend, naar Con--tantinopol
om naar ovorldijtsolon van do beroemde ('or\
inischo hibliothoek te zoeken, en deze wist liet boek
voor de ilongaarsebe Academie van
Wetenschappon te Iconen, die het «eer aan de Bosnische
la'.idsregcoring tor publiceerin!r afstond.
I lo[ handschntt, dat in de o ml - Slovenisch -
(Yoatischo fi.'il on Glauolitisoli schrift op
porka?hreveii is, bevat de Misgoboden \ oor het
k er kj aar, voor oeniue heiligentoosten.
i voor bijzondere doeleinden, zooals voor
iheil van overledenen, tot behoud van
'. verkrijging' van regen, afweer van on
weer, vijandelijke invallen en hongersnood, \oor
do bestunrdei's voor rei/iü'ers, yeeliedon en andere
zaken, daarna don goheeleii feestkah'iuler, eindelijk
ook een aantal riliieele formulieren, die ei- niet
bijzondere toepassing op de zeden en gebruiken,
de 1-ehoeiten del' bewoners van bet land on van
(ie bisdommen en vooral den persoon van den
bezitter opname in londen. Tot do eerste behoort
een gebed, dat moet worden opgezegd, wanneer
een knaap voor do eorsti. maal zijn haren geknipt
worden do bijzondere plechtigheid van deze
ceremonie wasén vast gebruik bij do Zuid-Slaven;
oen zegespreuk, om do levenbevorderende kracht
van liet zont te vorhoogon ; een tweede, om een
goeden wijn-oogst te verkrijgen ; eindelijk oen
graan- en gewas/ogen, opdat het vee enz. groeien
zou. Ten opzichte vau de persoon van den be
steller, don hertog van Spalato, is vooral het
liuwelijksformulier interessant, waarin de bruide
gom als vorst, de bruid als meesteres wordt aan
gesproken.
De verbazend talrijke miniaturen en Initialen
van de eersten zijn er 92, van de laatsten niet
minder dan 415 groote te tellen, om niet van de
honderden kleine te spreken stellen episoden,
uit het Oude en Nieuwe testament voor, vervol
gens do schrijvers der evangeliën, zendbrie
ven, enz., eenige heiligen, busten of geheele
figuren, eindelijk genreplaatjes, tooneelen van de
verschillende bezigheden en beroepen in de ver
schillende maanden. Dat een codex, zoo rijk ver
sierd, hij de overwinnende Turken, die met de
beroemde bibliotheek van Matthias Corvinus, ook
van elders talrijke handschriften naar
Konstautinopel ontvoerden, liet verlangen naar zijn bezit
opwekte, is niet te verwonderen, vooral omdat
hy ook het portret te paard en het wapen van hertog
Ilervoja bevat, op welks bestelling hij blijkbaar
ontstaan is. (Beide deze komen juist op de ten
toonstelling voor). Daar deze hertog van 138(5 tot
141(5 leefde, moet tusscheu deze beide jaren het
handschrift ontstaan zijn. Het tijdperk is nog
juister a/m te wijzen, wanneer men de geschie
denis van den vromen Maeceuas nader bekijkt,
ja zelfs het juiste jaar is te bepalen.
*
Het leven van Ilervoja valt in eene periode
van politiek verval, toen na de betrekkelijk korte
alleen-heerschappij van den grooten koning
Twartko (1357?131(1) in Bosniëzoowel als in
Italiëallerlei kleine vorsten het hoofd opstaken,
tot een andere kleine hun leerde dat het recht
van den sterkste een verplaatsbaar recht is.
Ilervoja was niet beter, maar een weinig ge
lukkiger dan de anderen.
Ontsproten uit het oude geslacht Hrvatin, aan
de Bans vau Creatie verwant, bekleedde hij reeds
onder koning Twartko ecu belangrijke positie
en werd na diens dood door den
generaal-stedchouder van den minderjarigen koning Ladislaus
van Napels, tot Ban van Dalmatiëen Croatif;
benoemd. Maar de tegenstander van Ladislaus, de
Luxemburger Sigisniund, schoonzoon van koning
I.odewijk den Groote van Hongarije, dwong
Ilervoja tot onderwerping. Inderdaad alleen voor
den schijn; want reeds in het jaar 1398 riep
Ilervoja de hulp der Turken in en organi
seerde onder de Dalmatiërs, oen opstand ten
gunste van don Napolitaan Ladislaus, die in het
jaar 1403 zelf naar Dalmatiëkwam eu llervoja's:
diensten door do beleening met het westelijk ge
deelte van Bosnië1 en door de benoeming tot
hertog van Spalato en de naburige eilanden be
loonde. Als zoodanig hield Ilervoja niet alleen
een schitterend hof, maar oefende ook invloed
uit op hot lot der koningen Ostojn en Stephanus
Twartko II vau Bosnië, te meer, omdat hij iu
bondgenootschap bleef met Sa n dal Ibranic. woj
wodo van zuidelijk Bosnië1, die. zijne macht tot
in het tegenwoordig Albaniëuitstrekte. Xells
Sigisiiiund, die beide koningen onderwierp, be
vestigde Ilervoja als hertog van Spalato, en
liezeldzame eer. hem tot lid van
te K'iieeincn. welke dool' hen!
hot toppunt \an yijn roem on
-i Horvoja asn hot groote
tonrzer Sigisniund in liet jaar 1412
tot viering \an hot juist gesloten tractaat vau
Lnbiin en ter eere van koning \Vlavuslaw van
Polen, te Ofen organiseerde en dat de bloem der
Oostersche en \\esiersclie ridderschap i
vreedzamen strijd vereenigde.
Maar na do/e bloeiperiode naderde do val. De
republiek Venetiëwist den Napoiitaan de vesting
?Jazera (ond-Zara) at' te schacheren, en wachtte
nu rustig liet tijdstip af. dat hinnenland.--c.lie
twist haar geheel Dalmatië1 als rijpe vrucht
in den schoot zou doen vallen. Zij zag hare
verwachting spoedig vervuld. Reed* begon
Horvoja's ster ten gevolge van de yverzucht der
Ilongaarsche grooten aan het hof te Buda te
verbiooken, en toen hij ton laatste do bezittingen
van zijn gewezen vriend den wojwodo, nu zijn
grootste mededinger om de tninst \nn Sigis
niund, - gewapenderhand overviel, werd hij door
dezen vogelvrij verklaard en Sandal's leger tegel!
hem opgeroepen.
Vau allen verlaten, zag hij geen anderen uit
weg voor zicli, dan weer de hulp der "i'nrl-.en, die
aan zijn oproeping gewillig gehoor gevend, in don
zomer van 1-115 de Ilontraarsehe troepen bij Doboj.
eeno volkomen nederlaag bereidden. Zoo ging
Bosniëvoor de eerste maal voor Hongarije ver
loren. Hervoin echter, die zijne overwinning niet
lang mocht overleven, moest spoedig inzien, dat
hij, in de plaats van zijne Idnnenlandseho tegen
standers, aan oen veel nmchtigeren builenlanJsehen
vijand de heerschappij over zich zelf en zjjn land
liet portret van onzon codex, nap.r oen zegel
geteekend. en eeno gehcole bladzijde innemend,
stolt Ilervoja \oor Ie paard in hot riddertustunm,
dat destijds ook in Italië1 in gebruik was. mei
tiere trekken, die trots en hebzucht verraden.
Aan den linkerarm het wapenschild, in don rechter
de lans met een \\it vaandoltje. galoppeert hij
o\er eene bloemrijke weide, den krachtfgon
scbinimelhengst de stekelige spoorwielon ill deu
huik drukkend. Het onniiddolijk daarop \olgonde
wapen, dat ook eene geheele bladzijde vult, vormt
oen zilveren schild, vau boven door roode banden.
doorsneden: daarin een roode twuuslaartigo. leeuw
en oen roodo arm, alloen mot een ij/eren
olleboogpunt en handschoen voorzien, die een kort
rniterzw/iard /«aait. Dexe gepantserde arm, die
]/iter in gelijken vorm in het wapen van geheel
Bosniëword overgenomen,- - herhaalt /iehais
hohnteoken. Een (ladderende witte banderol vermeldt
in zwarte Gothieko letters Hervoja (Chcrvoa) in.
zijne waardigheid als hertog van Spalato.
Is daarmede uitgemaakt win het handschrift
liet vervaardigen, dan kan liet niet voor 1-103,
in wolk jaar Ilervoja do hertogelijke waardigheid
verkroeg, ontstaan zijn. Nog in 1404 wijdt hem
een aanhanger van de godsdieiistsecte der
Bognmils, waartoe ook Ilervoja lang behoorde, een
manuscript, dat zich tegenwoordig te Bologna
bevindt; en dit zou wel niet geschied zijn, als du
wojwodo toen reeds tot den Roineiusch-Oosterscheii
ritus was overgegaan, waartoe deze codex be
hoort. Het ontstaan daarvan valt dus eerst na
1-10-1; daar echter de insignes van do Dra
ken-orde, welke in 1408 gesticht is, nog bij liet
wapen ontbreken, moet hij vóór 1408 gesteld