De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 4 september pagina 3

4 september 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 793 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Isolde sah', uud iu Isolden selig nicht gauz ver ging' 't" (f) Breng ik mij te binnen hoe jammerlijk het vorig jaar de Tristan vaii Alvary beneden het, middelma tige bleef en deze zelfs liet uitmuntende van anderen nog voor een groot deel bedierf, dau bestaat er dub bel reden van erkentelijkheid, dat ik ditmaal Heiurich Vogl van Möncbeu als ristaii booren mocht. Welk heerlijk onderscheid! Hoe duidelijk wordt het bij zulke gelegenheden wat ontzachlijk veel, ondanks alle aanwijzingen en studie, van de persoonlijkheid van den voorsteller afhangt. In Vogl erkent men terstond den man, dien poëzie een nooit afscheidelijk levensdeel is. Zijn spel is heerlijk; het, doet niet onder voor dat van Rosa Sueher, en dat het verbazend moeielijk is, was eerst, recht op te mer ken aan de onbeholpenheid van Alvary. Van die oogenblikken, die bij Alvary pijnlijk lang schenen, was nu geen zweem te bespeuren. En zijn zang? V, gl is een in den besten zin sprekende persoonlijkheid. Het blijft, daarom niet uit, of zijn zingen kenmerken ook bepaalde eigenaardigheden Die eigenaardigheden, mij volstrekt niet, onsympathisch, mogen in den beginne nog eeniffzins treffen, zeker worden ze later niet meer opgemerkt. Zijn schoon, recht mannelijk tenorgeltiid, daarbij zijn eenige voordracht zijn zoo. dat hij u onweerstaanbaar ge boeid houdt. De gelegenheid is mij te schoon, om dezen zanger niet, als voorbeeld te stellen. Ge kent lezers, het oude liedje, flat men door Wagner te zin gen zijn stem bederft. Voel trad den 5n' Nov. 1805 voor het eerst in het, koninklijk Hoftbeater te M nchen op als Max. Daar hoorde ik zelf voor jaren door den intendant zoo ongezocht mogelijk gewagen van zijn plichtgcvoel, zijn groote //Zuvérlassigkeit" en bereidvaardigheid om nog voor anderen in te sprin gen, ook. in kleinere rollen der goede werken, die zoogenaamd niet tot zijn emplooi behooren. Zijn tooneellevin is voorwaar alles behalve gemakkelijk geweest; verneemt nu wat Glasenapp van Vos! bericht, «Wagner's Lebeu und Wirken", deel II", bl. 533, in jeder Hinsicht war die Leistune Yogi's bei den Berliner Auffiihrungen (ui. van der Ring" in Mei 1881) einzisr dastehend, indem er vom zweiten Cyklus an die Partieen des Loge, des Siegmund und Siegfried sane, mithin an allen zwölf Abenden der letzten 3 Cyklen hervorragend thatig war." En nu meer dan elf jaar later hooren wij van hem den Tristau, die buitengewoon inspannende partij, eenvoudig gezegd onverbeterlijk; stimmlich" tot aan de allerlaatste woorden on verzwakt welluidend. Wisst, Ihr, wie das ward?" Ik zal Let u zsggen. Vogl beheerscht, zijn orgaan volko men, en ? werkt ook zuiver technisch nog heden onafgebroken voort; men vertelde mij dat hij de twee laatste jaren naast, zijn zeer omvangrijke bezigheden, bij een Italiaan. Galliera, te Milaan, heeft gewerkt, om vooral het hooge register van zijn stem meer naar zijn zin te krijsen; zoo komt Let ook dat hij, al is hij Waanerzanger hij uitne mendheid, ook steei.s in andere partijen zoo velen overtreft. Zijn Evangelist" bij voorbeeld in Bach's onvergankelijk schoon,-» Matt.hae/uspassion moet eeisit' zijn, en men moet hem liederen hooren zingen! Daarbij als mensch de eenvoud zelf: als ziin werk kring hem niet noodzaakt, te München te zijn. is hij op zijn landelijke bezitting te Tutzing aan het Starnberger meer. Men kent, het rijmpje op hun Vogl van de gezellige Müncheners aan den schuimenden Isarstroom: Heute fiihrt er Mist, an. Morgen singt er Tristan." Wie in het landelijk leven zoo echt zijn genoegen weet te bewaren naast zijn omgaan in de wereld van heel veel schijn helaas en ondcgelijkheid, munt een goed mensch zija. Aan zulken is er nog altijd groote nood in den dienst van de kunst, zij zijn de echte priesters. Blijvc Vogl nog lang gespaard! voorbeelden wekken. Frau Staudigl was altijd te Bayreuth de Brangane en als altijd mag haar optreden in alle op zichten ten zeerste worden geroemd. Geen betere is er te denken. Plank maakte den Kurwenal; ik weet niet hoe het kwam, maar zelfs zijn buitengewone omvang heeft mij ditmaal niet gehinderd, en zijn stem klonk bijzonder mooi. Hij heeft zich geheel iu deze prachtige rol ingewerkt, en dan blijft lint niet uit of een volleerd zanger, een gemoedelijk mensch, een waarachtig kunstenaar als hij, geeft wat het wezen moet. Ook Gnra, een goede bekende, was mij zeer lief als Marke, (met hem alterneert Döriiig. de overige partijen zijn slechts eenmaal bezet). Even heerlijk als moeielijk is deze partij. Die niet ten volle weet wat edelste zelfverloochening is, die Buddha niet zon kiif nen aanhangen, kan zich van dezen echt koninklijken meusch geen juiste voor stelling maken. De Hirt van Guggenbüliler was sc'ioou als altijd; ook do kleinere partijen van Melot, door Zeiler, cin juiiger Seemann" door Antlies, (niet minder dan de Walther van dit, jaar) lieten hoe genaamd niets te wenschen over. Men zal begrijpen na het medegedeelde, dat ik alle reden heb mij gelukkig te prijzen deze voor stelling te hebbeu beleefd; mij dunkt, zij moet veel overeenkomst hebben met die van jS'iS te Müuchen, waarover Wagner zelf ons zoo heerlijk bericht iu het Vilde deel zijner GesSchriften. Door de geheelc inrichting te Bayreuth kan de illusie van 22 Juli U. niet anders dun nog grooter zijn geweest. En nu zou ik, met u waarde lezers, nog zeer gaarne langer met deze tragedie der tragediën bezig willen zijn, met haar grootschen bouw, haar werkelijk scliooneu tekst,ik zou willen aantooiien hoe glansrijk zij elke vergelijking met, het schoonste uit oude en nieuwe tijden, ook als drama, doorStaat; ik zou willen aanhalen den uitbundige u lof Van Schurémaar, ook eeue redactie is niet vrij in het afstaan van ruimte voor een enkel onder werp en ik moet u neg van Tannhauser en Meistersinger mededeelen. Eén ding wil ik nog vermelden: Bij geen der (f) Ik heb het een en ander vernomen van een zeker tegenvallen, toen zij daartoe uitgenoodigd in den afgeloopen winter hier te lande in gewone concerten is opgetreden. Ik kan mij dit levendig voorstellen. Deze verheven verschijning van het tooneel, waarvoor zij is geschapen, te willen over brengen naar de helaas dikwijls erg gedrukte atmosfeer van zoovelen onzer concertzalen, getuigt van weinig tact. werken is de ontroering zoo sterk als bij Trislau; 't, is of hitr wezenlijk het onderscheid tussehen schijn en werkelijkheid hreft opgehouden, en van de drie bedrijven schokt mij het eerste nog steeds het allermeest. Hoe heerlijk is dan het stille pad achter het Theater, dat naar de hoogte voert, waar de bekoring van een vreedzaam landschap ons gaandeweg de beJieerscliiïig over de geschokte ze nuwen teruggeeft. Het is goed dat, men daartoe de gelegenheid heeft, \vantauders: «wie ertrüg'ich's, so dich schend!'" (Wordt vervolgd). Muzikale Kritieken. 1. Fiinf Lioder iïtr eine Singstimme componirt von Joh. Wagnnaai1 opus (i. (1) Deze liederen van den begaafden jongen Utrechtschcn kunstenaar Wagenaar zijn gecomponeerd naar gedichten van S. V. E. von Hauenii'eld, Micbael Bernays, A. von Chamisso en Th. Storm. en zijn getiteld: Am Nüesstrand, Nutzloser Pand, An die Nacht, Der Frfihlini) en Herbst. Zeer interessant zijn al deze liederen gedacht, terwijl liet don componist tevens gelukt is overal een eigenaardige sprekende kleur aan te bren gen. Zonder zich iu te gecompliceerde harmoniewendingen te verdiepen, blijft do componist, wat de hoofdgedachte betreft, altijd buiten het gewone. Hot lied : Am. Nilesvrand is o. a. zeer sprekend van kleur en uitdrukking, en zal hij naden! kennismaking steeds winnen. Een goed contrast vormt hiermede het naicvc liedje: Nutzloser Vunfl, dat zeer natuurlijk en over het geheel zeer unspruchlos vloeit, terwijl het droomerige lied : An die Nacht zich gelukkig bij dit tweetal aansluit. No. 4 behoort door do wijze van bege leiding meer tot de Schumarm'sche periode, terwijl de overigen een nieuweren geest ademen. Toch is dit nummer zoo t'risch van vinding en zoo warm getint, dat het niet nalaten zal grooten indruk te maken. Ook bet lied: Herbst is het geheel waardig. De heer Wagenaar is iemand die iets te zeggen heeft en zijn talent geen geweld aandoet. De uitdrukking is bij hem in den regel hoogst ge lukkig en waar, terwijl de declamatie van de liederen op ne uitzondering na met veel zorg is behandeld. Ik heb vooraf het volle licht op de goede eigenschappen van deze interessante liederen laten vallen, omdat ik een aanmerking heb, die mij gewichti.g toeschijnt. Het betreft de slotmaten van bijna ieder lied. Met eenige verwondering zag ik dat de com ponist bij liet slot vervalt in wat men gewoonlijk noemt: ee,ne concessie ann het jmblitk. N" u zal men zeggen : de componist schrijft ook voor het publiek. De betoekenis van die uitdrukking is echter voor deskundigen niet raadselachtig. Hot wil zeggen : oenigszin< goedkoop effectbejag. liet sterkst komt dit aan liet .-lot van Der Jf'iiihlntq uit bij de woorden : Idi fï/liJe so frixck mich und so .j>-tnf). Behalve bet onjuiste accent op : imd, is deze frase zulk een traditioneel opera-etïect dat de voordrager (zelfs al is bij geen opera zanger) geneigd zal zijn een point d'orguo op de e bij het woordje und te maken. (Ken opera zanger zal minstens een paar minuten op dien toon blijven vertoeven). Met de opvatting van liet slot van: Am Nilesstranrl (d'is Tod und TjebenbeM'ein Trmim) kan ik mij evenmin vereenigen, als met liet slotgedeelte van Nulzloter Fnnd, waar de muziek. bij de woorden: Kann dndi nut ilir nicht xehmiicketi, bet kantje van liet banale raakt. Ik weet wel dat de goede voordracht veel kan mfiskooren, doch het karakter ligt er niettemin duidelijk in. Deze opmerkingen zullen voldoende zijn om te doen uitkomen wat ik bedoel. Door deze sloteffecten zullen de liederen bij eventueole voordracht door het publiek sterker geapplaudisseerd worden dan anders misschien het geval zou zijn, doch aan de kunstwaarde van het geheel doen zij beslist afbreuk. De beer Wagonaar beeft reeds veel schoons gegeven (ik herinner o. a. aan zijne belangrijke orkesteompositiëii) hij is dan ook een compo nist van wien ik in de toekomst zeer boogu ver wachtingen heb. 2i Lente. Twee liederen, gedichten van J. van f leeft' .Ir. en Ij. Minnelied, gedicht van Jiistns van Matirik .Ir. getoonzet voor de middelstem met begeleiding van I'jaiioforte door Louis Schnitzler. Opus 10 Xo. l en ?_'. (-2) Hoewel (leze liederen op verdienstelijke wijze zijn gecomponeerd en op sommige plaatsen ge tuigenis afleggen van (les componisten begaafdheid. kan ik niet zeggen dat de beer Schnitzler in opus 10 de belofte verwezenlijkt, die ik bij de bespre king van zijn opus l verwachtte en hoopte. Wel blijkt op sommige plaatsen het talent van goed gekozen en goed gevoelde declamatie, doch do soberheid die in deze liederen beiracht is, gaat meestal niet met kornachtighoid gepaard. (Iet Minnelied voldeed mij beter dan de beide Lentoliederen. Hot eerste lentelied is, hoewel vloeiend geschreven, meestal te gewoon van uitdrukking, terwijl con enkele stroefheid bij bet gedeelte een schat run l'le.uren in tdlerhitnde thit (waar bovendien het loslaten van het motief in do begeleiding niet gemotiveerd is en leeg klinkt) moe! vermeld worden. Het hoofdmotief van het tweede lentelied doet wat te veel aan Schubert's Ijob der Tliriinen denken. Dit had. dunkt mij. niet zoo t'orsch aan bet begin moeten optreden in de begeleiding, omdat daardoor schade wordt gedaan aan liet licht-bewegolijke karakter van bet motief bij het intreden van de zangstem. Dan zou ook bij het fortissimo intreden van dit motief en aan het cul minatiepunt tegen het slot de indruk machtiger zijn. In het Minnelied is de uitdrukking over het geheel krachtiger wat de declamatie betreft. Ik heb echter bezwaar tegen de opvatting van het begin en begrijp niet waarom de heer Schnitzler de woorden : Onder 'f loof der boonien, In het donkre woud. Is mijn lief gekomen Heb ik hem vertrouwd, in den mineur toonaard heeft gecomponeerd, of deed bij dit om het daaropvolgende: Hoe 'k hem heb geschonken Heel mijn ziel en hart En hoe trouw mijn liefde Storm en onweer tart! (waarin bij m. i. bet gelukkigst geslaagd is) meer relief te geven V Hoe het ook zij, ik acht deze opvatting onjuist omdat men bij het hooren van liet begin nu den indruk krijgt alsof de geliefde haar verlaten zal of zijne belofte zal breken. De woorden in het donkere ivoud hebben den componist waarschijnlijk op een dwaalspoor ge bracht. Deze woorden zijn hier geen zinnebeeld van bet karakter en de geschiedenis van de liefde van het jonge paar, maar zijn m.i. alleen aange bracht omdat een donker boseb (iedereen die in stilte geëngageerd is geweest weet dit bij onder vinding) nu eenmaal een zeer geschikte plaats van zamenkomst voor gelieven is. Het geheele gedeelte (en zelfs het plaatje op het titelblad) spreekt van geluk en liefde en daarom zal de treurige inleiding menigeen in de war brengen wat den inhoud van het gedicht betreft, Ook de begeleiding die zich uitsluitend be weegt in gebroken accoorden, doet door de ge woonheid afbreuk aan de kleur. Voor karakteristieke begeleidingen kan ik den componist de liederen van Wagonaar als voor beeld zeer aanprijzen. Bij aanmoediging aan den beer Schnitzler om met kracht voorwaarts te streven, mag ik de waarschuwing niet achterwege laten, niet alles te laten drukken wat geschreven wordt. 'Aoo menig jong talent is hierdoor op een dwaalspoor geraakt. Strenge zelfkritiek blijve als het beste aanbe volen, v. M. (1) Uitgegeven te Amsterdam bij de Algemeene Muziekhamlel. Prijs ieder deeltje f O.iH). ('2) Uitgegeven te Amsterdam bij de Algomeene Muziekhandel. Prijs Xo. l / 1.00. A'o. '2 fo.w. Aaiiteckeningeu Schilderkunst. Do niet al te opvallende zeventiende tentoon stelling van de Ilollandsebe Teokonmaatschappij in den Haag is door den heer .Mesdag opge luisterd niet een aantal teekoningcn van Bos boom uit zijn collectie, die van het buitenge wone in Bosbooms kunst een heel direkt denk beeld mogen geven. Het zijn weer zulke een voudige studiebladen van den meester, maar er is in die, ik doel vooral op de groote tcokeniug der Sint-.lacobs-kei'k Ie Antwerpen met ?'en pojiceeltip iot grijs, los opg'oM'lirove:! o;i;trekken al een zeldzame staatsie van \oornamon zwier, het wijde getimmerte van zoo'n geval is hecht en breed overal wonderbaarlijk vlot ge accentueerd, en ook in het volgen van meer barokke constructielijnen blijft die groote zin getrouw den teekenaar bij voor vastheid en even wicht, die Bosbooms werken altijd tot zoo'n mooi geheel maken. En dit met een vrijheid en rijkdom van beweging, dat er een adem door zoo'n ruimte gaat. (lat er een Hebt en een luister woont tiissehon die lijnen vol g'ang. zooals eigen lijk sterker, ook in van toon meer ingewikkeld doorgevoerde toekoningen, dit door den meester niet is uitgedrukt. In het Mauritshiiis is sedert een paar weken geplaatst een nieuwe aanwinst van de collectie, bestaande in een klein schilderij uit den bloei tijd van bet ouil-Hollamlsclio genre-stuk, liet is een vrouwtje in een wit jak. dat bij een oliepit rustig zit te naaien, en terwijl wordt aangoklampt door een vrooüjkon baas, die haar een voorstel doet. Dit deugdelijke schilderijtje, waarvan de maker niet bekend schijnt, vertoont even de kwaliteiten van een Metzn, een Steen of zelfs een Van der .Meer. Maar waarvan, wie het nog niet gezien beeft, vooral niet, verzuimen moet te gaan genieten, is van den Remhramlt uit de collectie- Wilson. waarvan bier vroeger reeds gerept werd, en die tijdelijk in liet .Maui'itshuis geëxpozeord blijft. Men zegt wel eens dat lieinbrandts banden zelden bizonder zijn. maar die magere hand hier, die liet boek vasthoudt is een prachtstuk, bepaald minstens van de kwaliteit der fameuze .\nalomi scbe les van dr. Deyman (het brokstuk). Kn die lubben, en <ic mouw, en bet omgeslagen boel;, en hooi die diepe bronzen pracht om die sobergokleunlo band been . . . Kn dan toch die bloeko. lijne kop met de melancholieke kijkers, omlijst door bet .gesmoorde haarbrnin en het ebben zwart van den hoed .' Ja, dat grootsehe bootsen iu grijs en bruin. dat zich laten oplossen van die donkere kóntoeren, die, als de forsche braainlijnon in zijn etsen, gebrand .staan in de rijpe rondingen van wei kor plans, -- dat wondere doen lichtspoken en innig leven laten doonlrooiiieu in die forsche kleuren-kariglieul van rijken toon, - dat is wel op volle hoogte de geweldige macht van den eenigen. De beer Israëls zond naar de ,,drie.juarlijksche" te Amsterdam, (die nu weer niet don "xlen ge opend wordt) een belangrijk schilderij, dat hij lang onder handen had, maar ik niet afgezien heb: Ken vrouw naast een homlenkar die voor bijtrekt. nogal groot; met den niooien titel: Lang* iccgen en velden. Ook zullen er o.a. de llaagscho Marisson, de beer en mevr. Mesdag, Bastert, Breitner. Poggenbeek, IIa\ eriuan. Xilcken, van der Valk weder oxpozeoron. Segantini, die op de Tookemnaatsehappij zulke,goede dingen heeft, zond weder een groot stuk, evenals de twee vorige koeren. Van Looy zal er zijn niet drie schilderijen. Verscheiden jongeren zonden overigens niet in. Hubert Vos beeft er een .groot portret van de Koningin, dat hij bekent naar fotografie geschilderd te hebben. Hij gaat naar Chicago, en denkt in Amerika o.a...de heeren Cleveland en Harrison te schilderen. In den Haagschen Kunstkring sluit Zondag dft mooie tentoonstelling van Japansche prenten, die met veel smaak gearrangeerd werd. De prenten zijn op de hoogte van het oog geprikt tegen de rijngroene wandbekleeding, die nog hangt van de tentoonstelling der Belgen en Franschen, en er onder, op een smakelijk aangebrachten broeden riggel van rose met gouden kant, zijn allerlei mooie zaken naast elkaar gezet uit de gansc ongemeene faïonee-verzameliiig van de Bock. Het komploetst is in deze prenten Outamarw vertegenwoordigd. Vreemd, bij de heele collectie is niets als tigtiurkunst, landschappen ont breken geheel. Kr zijn overigens bizonder mooie specimens onder. Opmerkelijk veel werd verkocht Den L'Ostcn denkt men in den Kunstkring ee.fi tentoonstelling van teekeningen door leden te openen. Thorn Prikker zal er een serie laten. zien. Een van de leden wil er alleen een zeventigtal uitpakken. Met Koningin's verjaardag heeft Jacob Maris de Nederlandsche Leeuw gekregen, die, als men dat narekenen wil, hem al lang toekwam. Het blijft te hopen dat de Regcering ook nog eens daadzakelijker den grooten schilder zal willen eeren, door het kapitale schilderij Dordrecht, waarvan bet in ons land blijven nog altijd niet verzekerd is, nu spoedig voor het Museum aan te koopen. In het begin van dit jaar hebben we hier, bij een aankondiging van het kerstnummer er van, gewezen op de verdienste der illustratiën van het Xuid-Afrikaansche blad de Weekly Pres?. De teckenaar der politieke prenten in dat blad, die zoo goed waren als ze in ons land in die categorie van grafische kunst lang niet worden. gemaakt, is nu overleden. W. H. Scbröder was een Xuid-Afrikaaii, die zijn opvoeding niet buiten Afrika gehad heeft. Hij stierf veertig jaar oud. De z\vart-en-wit-tentoonstelling van de Neder landsche Ktsclub zal Januari IS'.i;! in de localiteit van Arti et Ainic'ituc worden gehouden. De laatste aflevering van het Zcitsclirift fïir liildende Kunat wijdt in zijn platen bizonclera aandacht aan de Oud-IIollanilsclie schilderkunst Ken met studie halt' gegraveerde, half geëtst plaat van A. Kri'iger is naar Ken biddende pel grim" van Rembrandt. Xilcken heeft er een vrjj zorgvuldige ets in naar het paard van Potter. dat voor kort aan den lieer de Knyper te Rot terdam hoorde. Een wonderlijk ingewikkelde Potter uit de collectie llöch te München wordt in photogravuro weergegeven. Kn het spinnende vrouwtje van Muos uit hot Museum van der Hoop wortll in een onvoldoende ets van W, Steelink Senior voorgesteld. V. De invloed vuu Sencc i's treurspelen o/i ons toontcl, door Dr. J. A. Won r. Amsterdam, K. ,1. Veen, IS'JL*. Ken boek van tweehomlord-negen-on-negentig bladzijden, groot octavo, om den invloed te be schrijven, uitgeoefend door Seneea, die heel leelijke treurspelen beeft geschreven, op ons tooneel, waarmee het, eerlijk gezegd, door alle eeuwen been erg jiovertjes gesteld is geweest.... het is. o]i bet eerste gezicht om van te rillen. Maar dat boek beeft een geschiedenis, en OOK pikante ook. Xe wordt ons als voorbericht in kleuren en geuren meegedeeld: het Provinciaal l'treclitsch Genootschap van Kunsten en Weten schappen schrijft een prijsvraag uit, waarop tle in houd van dit boek liet antwoord is; Dr. Worp is lid van bet .genootschap en ilns geschiedt de beoor deeling dooi- een geheime .jury, de uitspraak door de algemeeiie vergadering;' do jurv is voor be kroning, maar beeft zulke gewichtige aanmerkin gen, vooral op iiuleeling. taal (ui stijl, dat de algenieene vergadering niet '2 ?"> der stemmen besluit het stuk at te wijzen; Dr. Worp wordt boos en verzoekt der directie van het genootschap ais intermediair op te treden: de directie weigert; ten slotte besluit I>r. Worp het afgekeurde antwoord ongewijzigd uit te geven. Het groote publiek kan dus nu rechten. Had do redactie van De Amsterdammer mij verzocht een beoordeeling te geven van dit werk, ik zou hebben geweigerd, (en eerste omdat ik, zelf H4 van het l'lrechtsrh (u-nootschap, niet gaarne zon zijn opgetreden als scheidsrechter tussoheu Dr. Worp ter eenre en de juryleden en directie ter anderer zijde,ten tweede en vooral omdat wie in het openbaar als beoordocluar wil optreden het onderwerp minstens even goed meester dient te wezen als de schrijver. - die. zooals hij zelf zegt., meer dan looi) .Nederlaiidschc drama's heeft gele zen.-- en dat ben ik in de verste verte niet. Daar echter niet meer van mij wordt verlangd dan oen zoogenaamde aankondiging of bespreking, voldoe ik gaarne aan den weuscli dor redactie. Ken uit den aard dor zaak taai onderwerp zoo te behandelen, dat ook oningowijdon de lezing ervan niet verveelt, is moeilijk, maar Dr. Worp beeft zich er aardig door heen geslagen, ten koste misschien van het streng wetenschappelijke cachet: want ondanks de zeer talrijke Latijnsche noten, die liet een geleerd uiterlijk geven, heeft het werk inderdaad veel van een causerie. Daaraan /.al hot ook wel te wijten zijn, dat met stijl, taal en wooruonkcns soms heel slordig is omgespron gen 1). fntusschen, hoe dat ook zij, het is hcusch geen droge lectuur: en wie geen Latijn kent be hoeft zich door de vele citaten, niet te laten af schrikken ; ik verzeker hem dat de bewijsvoering, waartoe de schrijver ze gebruikt, sluit als een bus, en bovendien komen ze alleen voor in de noten. zoodat ze bij de lezing van den tekst niet hin derlijk zijn. Veel wetenswaardigs wordt ons iu dit boek medegedeeld. X;i een korte inleiding over de tragedies, die Seneea heeft geschreven of die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl