Historisch Archief 1877-1940
No, 793
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Interpellatie over duizendbloemengeur in Amsterdam.
Brommeijer:
Meines n,:
Brommeijer:
Meines*,:
Hei! HolaüMeinesz! \ Snuifjesman:
Wie heeft daar zoo pas gescheld ? > Meinest :
Dat had jij wel kunnen laten. Wij doen de deur niet meer j Brommeijer:
open ?
De Snuifjesman : Waarom niet ?
Meinesz: Om den stank! i Meinest:
Een Slager: Ze lusten mijn yleesch niet
meerEen juffrouw: Uwees moest ereis bij ons op de Lauriergracht komen!
Een buurman van Boldoot: Er is geen eau de cologne meer te krijgen.
Straatreiniger: Ik wou dat ik met mijn neus boven een riool stond...
Meinest: Vriend, ik wou dat met u. i
ITEdel Achtb. houdt ons voor den mal, geloof ik.
Pardon mijnheeren, als ik wel zie, hebt u allemaal u zelf bij
den neus.
Zelfs de Bocht geeft een lucht af als een stilletje. Uit alle
hoeken komen ze mijn hulp inroepen. Ben jij -een burge
meester! ! Loop naar de
Dat zou me niet helpen,.... waar ik ook naar toe loop, naar
het Singel, naar de Egelantiersgracht, naar den O. Z. Achter
burgwal. heel de stad stinkt... Er is een luchtje aan
Amsterdam!
Ik wou dat ik het nooit gezien had.
Wat je hier ook doet, je krijgt stank foor dank!
imimMiiiiniumiiiittmiriimiüiiiiiiiiiuimimHtiMiiiiimimii
IIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIMMUIH
Julius Pruttelman Brommeijer.
Dat was me een
verrassing in mijn
huis!
Daar kwam de
?Staatscourant met de
benoemingen tot rid
der van den Leeuw
-en van de
OranjeNassau orde... en
dadelijk zag ik het:
benoemd tot com
mandeur in de Ned.
Leeuw Julius
Pfuttelman Brorameijer,
extra-ordinair
Staatsraad in
buitengewonen dienst te
Amsterdam. BI....liet
ik me ontvallen en
vóór ik het zelf wist
stond ik voor den
spiegel, eigenlijk om
me te overtuigen hoe
?de versierselen me
zouden opknappen,
maar onwillekeurig mser lettende op mijn
-energieken, intelligenten kop.
Maar 't moest zoo komen. Zj weten ten
hove heel goed, dat, se;lert m'jn bezoek aan
het Loo, het land zoo wat do ->r m j geregeerd
wordt; dat Pierson's vermogensbelasting bij
mij aan huis haar progressie heeft; gekregen,
dat ik de pilaar beu, waarop de
Atnsterdainsche koopmansbsurs rust... en dat mm j die
B )cht gerespecteerd wordt, zoirbr welke hier
te lande en ter stede niets recht zou kunnen
gaan.
Naar de Slditscowaiüvragen ze in mijn
huiskamer niet, en ik zelf wou toch niet zeggen
welk een onderscheiding mij ton deel was
gevallen. Ik kwam daarom tot het be
sluit, zoo bij w'jz-3 van vergissing, het
nornmer van dat blad mee te iieinen en
het bij mijn vrouw op tafel te leggen. E;i
dit had het gewenscht gevolg. Tiiórose, dat
nieuwsgierig ding, nam het lachend op. en
zei: Papa wil ons nu eens een iesje in de
politiek geven, geloof ik, maar de eerste pa
gina omslaande, om te zien wat er verder
in zoo'n voornaam dagblad te lezen stond,
viel haar oog op het veelbeteekeiiende regeltje;
ze kreeg een kleur als bloed, gooide de krant
op den grond, sloeg hare armen om mijn hals
en riep: O, Papa! U is ridder geworden !!
Ridder Mama!!! Ik verwijderde haar met
behoud van mijn kalmte en def'tigheid on
knikte; en mijn vrouw vroeg ontsteld:
Watvoor Ridder? waarop ik zei, wat zou je den
ken, roofridder misschien ? ! Neen, dat kan
niet. want ik ben en blijf een eerzaam han
delsman, ? ik ben geworden Ridder van de
Lieuw. Dit huis kinderen is van nu af een
ridderslot, jij bent een riddersvrouw, zij is
een riddersdochter en als jelui allebei nu
niet heel gehoorzaam bent aan mijn bevelen
zet ik je op water en brood onder de
lianebalken, alias den slottoren.
Enfin, met mijn gewone bonhommie maakte
ik er mij met een aardigheid af en nam zelf
de el benoemingen nog eens op om te zien
wat Gijs, Pierson en Tak verder hadden uit
gehaald. Bij het nauwkeurig inspecteeren van
dien ridderdrom bleek het mij, tot mijn groot
genoegen, dat Pierson zich aan mijn raad ge
houden had, om Van Houten de Oranje-Nassau
niet te geven vóór de bedrijf'sbelasting ook
in het Staatsblad zou staan. En zoo had ik
dus alle reden om mijn onweerstaanbaar goed
humeur tot den hoogsten graad van luimigheid
op te voeren
Maar ja wel ... juist toen ik dit voor mijn
familie-archief onbetaalbaar nommer van de
Staats-Courant in mijn bureau een plaatsje
wou geven, viel mijn oog op iets door Tak
van Poortvliet onderteekend, ik zie wat dat
zijn kan, en lees: »alle Duitsche plaatsen,
gelegen aan de Oostzee of aan wateren op
die zee uitmondende, besmet te verklaren we
gens en dan volgt dat woord, dat ik
voorzichtigheidshalve niet noemen wil.
En daar werd ik aan iets herinnerd, dat ik
met al mijn wijsheid nog niets van zijn in
drukwekkendheid heb kunnen berooven. Iets
dat me werkelijk kwelt. Ik betrek natuurlijk
al mijn goederen uit zeehavens en sta i:i cor
respondentie met een groot aantal Duitsche
plaatsen, die besmet zijn verklaard Er
gaat geen dag voorbij of ik ontvang brieven
uit Hamburg, Breinen, enz. Wat moet ik nu,
zoo was mijn eerste vraag, al.s goed Christen,
als braaf' huisvader, als oppassend burger
doen '?
Te recht waarschuwt Tak van Poortvliet
mij me niet bloot te stellen aan het gevaar;
ik vertegenwoordig in mijn persoon als bur
ger alle mogelijke interesten, als huisvader
en koopman bovendien nog familie- en han
delsbelangen, ilie van de grootste importantie
zijn.
Maar iemand wordt niet geridderd als zijn
boveudieping niet meer dan gewoon gestof
feerd is eii zijn hart niet op de rechte plaais
zit. Die gedachte gaf mij moed en den vol
genden dag mocht ik de gegrondheid (.lier op
merking, 't zij met bescheidenheid gezegd, m
mijzelven ervaren.
Jacob, zoo zei ik tegen een mijner bedien
den, die een erg glad jasje draagt, maar die
zelf meer glimt van vergenoegen over zijn
achttal stamhoudertjes dan zijn jasje van
kaalheid Jacob, zei ik, je moet eens bij
me komen onder vier oogen. En toen ik mijn
deur achter hem had gesloten, begon ik:
Jacob, je weet wel als er een buitenkansje
te balen is, denk ik altijd het eerst aan jou.
Ja wel, mijnheer, dankbaar... .
En nu is er weer zoo iets !
Och, mijnheer!!
Er is iets voor je te verdienen .... je
krijgt van vandaag af tot wederopzeggirig iij
gulden extra per maand.
Maar, mijnheer?
Ja, want ik wil jou de behandeling der
Duitsche correspondentie opdragen ....
Mijnheer!
't Is een groote onderscheiding; daar had
je niet op gerekend, hè. Al de brieven uit
Hamburg, uit Breinen, de Oost/.eeplaatsen
enfin, alles wat met Duitsch schrift geschre
ven is, open jij aan je lessenaar, em dan kom
je mij hier in mijn particulier kabinet ver
tellen wat er in staat.
Jacob zette een vreemd gezicht. 't Was
net of de vent geen trek meer had in de
25 gulden. Hij bromde zoo iets tusschen zijn
tanden en zei eindelijk: Nu, mij u lieer, ik zal
er met mijn vrouw eens over praten...
Maar ik viel hem in de rede beslist en ge
streng: neen, Jacob, als je met je vrouw over
kantoorzaken wilt redeneeren, kan je wel
opd.... Het kantoor is kantoor, dat kent
geen vrouw of kinderen. Daar doet ieder zijn
plicht, begrijp je, en daarmee uit. Denk )e
bijgeval dat ik ooit een bloeiende export- en
importzaak zou gesticht hebben, als ik in
affaires mijn eigen persoon of anderen, die mij
lief zijn, had gemengd'.'
Van vandaag ar begin je met je nieuw
ambt en nu verder geen woord meer daar
is de deur.
Jacob was obstinater dan ik ooit een be
diende gehad heb. Met de kruk in de hand
duwde lnj mij nog toe: Goed, mijnheer, maar
als u zelt bang is die Hamburgsche brieven
te openen, dan zou mijn vrouw....
Mijn geduid was uitgeput. Z \vijg ondank
bare, zwijg tegenover mij. tegenover je vrouw,
tegenover iedereen ! Eik woord dat jij over
deze zaak spreekt is een poging tot niauslag.
Want niets is gevaarlijker dan de vrees voor
de ziekte, waarover je spreken wilt. Begre
pen? In 't belang van ite inciischen mei wie
je omgaat, houd je je mond over den aard
van je nieuwe betreKking, en zetje tvruohjkst
ge/.ieul en nu marsch !
Na deze alfaire tot een goed eind gebracht
te heoben, had ik weer meer schik in mijn
b; noeming. en gevoelde Jiuj eerst reent
' 'vii/iiian<t''tii' i'fiu de Lcctiii',
l Tooi'iiL deftig1!
! Ik was juist begonnen bij mij zelf te over
leggen, wat de symbolische beteekenis wei
kon zijn van het geschenk, door de officieren
van het Ilaagscliu garnizoen aangeboden aan
H. M. de Koningin op H. D. /. verjaardag:
i een zilveren voorwerp, iu den vorm van een
pnpierrol, bevattende de namen van boven
genoemde, of liever aangeduide officieren. Was
tiet een zilveren papierrol? of wel een rol
zilvcrpapier, op een zilveren staafje'' En zou
dan niet de naam van den alleijongsteii
, tweeden luitenant, als besluitende de lijst,
i aan H. M. op een met alle regelen der
j hiërarchie strijdige wijze in het oog vallen,
omdat de jeugdige vorstin telkens de
geheele rol zou moeten ontrollen, om aan deri
bevelvoerenden officier te komen ?
Och Heer! wat schrikte ik pp uit die
schennende overwegingen, toen ik in het Haagsche
Da<jblad het volgende entrefilet las!
»liet komt ons voor dat het belachelijk
maken, door teekening of pen, van orders of
bevelen, die van hooger hand worden ge
geven, afkeuring verdient.
Deze gedachte kwam wederom voor de
zooveelste maal bij ons op, toen wij het week
blad De Amsterdammer van 21 Augustus jl.
in handen kregen.
»Hoewel wij gaarne de groote verdiensten
erkennen van den bekwamen teekenaar, ver
meen en wij echter, dat zulke teekeningen en
beschrijvingen bet prestige van het leger niet
ten goede komen. Bescheiden oordeelen wij
dat een Minister der Kroon te hoog staat,
dan dat de orders die Van hem uitgaan, aan
den lachlust van het publiek worden prijs
gegeven. Het moet dan ook voor een officiers
corps verre van aangenaam wezen, dat het
woorden op de lippen wordt gelegd, die lijn
recht in strijd zijn met elk begrip van tucht
en discipline, en wij gelooven dat zulke tee
keningen en bijschrijvingen meer schade dan
genot verschaffen.
Dat stelselmatig afbreken in 't algemeen
heeft helaas te veel wortel geschoten. Komaan
wat meer appreciatie en wat minder veel
minder veroordeeling! Wij zouden er bij
winnen, die »aiguilles sous l'herbe" ontsieren
zoo. Wij hebben wel eens hooren beweren,
dat hij die het meeste afbreekt, niet altijd de
beste bouwmeester is. Zou het waar wezen?"
Br! wat een stortbui! Als het Dagblad van
/^«(/-//o/Aw/enz. zegt: ,Wij vermeen en", dan
weet ik al, dat er iets vernietigends zal ko
men. En dezen keer is het heel erg. Want het
Dm/blad is er nog bescheiden bij: het meent
bescheiden, dat een minister der kroon, of
zooals het zegt: Minister der Kroon" te
hoog staat, dan dat" etc.
Ziet ge. volgens het Dagblad is niet alleen
de monarch onschendbaar, maar deelen ook
de (ioor den monarch benoemde ministers dit
voorrecht. Men mag hen, en niet alleen hen,
maar ook de orders die van hen uitgaan, niet
aan den lachlust van het publiek prijsgeven.
Dat eischt de Nederlandschc def'tigheid.
Hoever zou zich dit lachverbod wel uit
strekken 'i Tot de orders van de referenda
rissen, van de commiezen, van de
adjunctcommiezen, van de kaïnerbewaarders?
Waarlijk, het is even gemakkelijk, den zin
te vatten der vermaningen van het Dagblad
als een »aiguille sous l'herbe" een speld in
een hooisehelf' te zoeken, zooals het blad zich
vindingrijk uitdrukt.
Maar in ernst hoe ziet het er uit met
het prestige van een leger om van dea
minister niet te spreken dat door ZOQ'U
speldeprikje schade zou lijden ?