Historisch Archief 1877-1940
No. 794
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
punkte, dem der modernen Oper aus, bis zum Tann
hauser zurückgelegt hatte."
Wie van Wagner's werken ook maar een opper
vlakkige studie heeft gemaakt zal wel grif de
juistheid van deze meening erkennen of wellicht
de bevestiging jan een zelf reeds opgevatte mee
ning daarin vinden; en dit erkennen geeft velen
aanleiding tot het beweren, dat Tannlmuser te
Bayreuth niet thuis behoort. M. i. is zulk oordeel
onjuist en een behoorlijke kennis van zaken moet
tot eene andere opvatting leiden. Tannhau.zer be
hoort wd degelijk te Btiynuth. In het zoogenaamde
Schulplan" voor Bayreuth was het werk tusschen
Iliegender Hollander en Lohengrin voor het jaar
1883 door Wagiier zelf geplaatst. Kan men duide
lijker bewijs verlangen, of willen de aanhangers don
Meester zelf meesteren? Over het verschil in stijl,
door de zoogen. Parijsche omwerking in het werk
ontstaan, kan ik hier niet uitweiden. Voor we
zenlijke aanhangers kan dit verschil geen hindernis
zijn. Wagner heeft de omwerkinsc werkelijk noodig
geacht, waardoor het drama als zoodanig veel
duidelijker is geworden. Een andere vraag is:
,/kan of wil ik om Let verschil in muzikale be
werking, om de muziek op zich zelf, Tannhauser
dadelijk na Parsifal of Trist.au hooren"? Het
antwoord hierop hangt geheel van het individu
af. Men kan waarachtig vereerder van den Meester
ziju en zeggen: neen. Wat rnij betreft: wordt
Tannhauser weer te Bayreuth gegeven zoo zal ik
de gelegenheid om het werk te hooren niet ver
zuimen. Waar is het werk zoo opgevoerd als
te Bayreuth? Nergens! Toch zal ik zorgen dat
ik dan mijn opvoeringen met Tannhauser begin.
Tusschen de werken der laatste periode in gehoord
moet het genot van den indruk, van Tannhauser
namelijk, ontegenzeggelijk lijden. Het beste zou
zijn de werken der 2e periode naar Wagner's eisen
plan ook te Bayreuth bijeen te houden. Dat
net daartoe nog eens kome!
Van de opvoering van 24 Juli kan ik zeer veel
goeds berichten. Het orchest werkte onder Mottl
op nieuw der volmaaktheid meer nabij dan ergens
anders. Uitgezonderd dat der pelgrims in het
Ie bedrijf klonken de koren machtig, schoon en
frisch, dat der jongere pelgrims (vrouwenstemmen)
aan het slot bizouder mooi, echt heilverkondigend.
De ehoreographische scène in den Vennsberg, een
echt triumphantelijke oplossing van een uiterst
moeilijk probleem, kwam mij nog schooner gelukt
voor dan het vorig jaar; in enkele onderdeden,
o. a. dat der graziën was de rhythmus iets minder
bewegelijk, wat m.i. het geheel zeer ten goede
komt. De overgang van Venusberg naar het dal,
aan den voet van den Wartburg, dien men op den
achtergrond ziet, en het opkomen van den ge.heelen
jachtstoet aan het einde van het ]e bedrijf moet
men te Bayreuth bijwonen om er de volle
beteekenis van te begrijpen; de dichter beoogt er iets
heel anders mede dan een buitengewoon theater
effect. De geweldige verandering, die er in
Tannhauser's gemoed heeft plaats gehad, komt ons
door de omgeving geheel begrijpelijk voor. Het
gezicht dat de tweede acte oplevert, de prachtige
Wartburgzaal, als allen zijn binnengekomen en
hun plaatsen hebben ingenomen, is
oogverkwikkend; decoratief en mise en scène van het derde
bedrijf kan volmaakt heeten.
Als Tanuhüuser treedt Griiniug op. Deze zanger
werkt met rusteloozeu ijver aan zijne ontwikke
ling voort en al bleek hij hier en daar nog niet
geheel opgewassen teeen de verbazende moeilijk
heden, ik geloof stellig dat Bayreuth nog zeer
veel van dezen iutelligenteu, zijn hooge roeping
begrijpenden kunstenaar verwachten kan. (Ik vind
het erg jammer dat zijn stemgeluid »an sich" niet
wat sympathischer is.) Mijn bestek (dat akelige
bestek alweer) laat niet toe Grüniiig in alles te
volgen; een paar opmerkingen toch. Na de
tooneelveraudering bleef hij uitstekend geheel naar
Waguers voorschrift staan.; na ziju : ,/Allmacht'ger,
Dir sei Preis", enz. wierp hij zich op den grond
neer (dit tegen het voorschrift) en moest, plat
uitgestrekt, ,/ach sclnver drückt mich" enz. zingen ;
lo leed de alrtus voortgebrachte toon zeer en
2o past zoo niet de vraag van den landgraaf:
//Wer ist der dort in brünstigem Gebete ?" De aan
wijzingen in het groote klavieruittreksel, naar de
nieuwe bewerking gevolgd, zijn duidelijk genoeg.
Ik weet wel wat Wanner in zijn bericht over
Sehnorr von Carolsfcld's optreden te Müuchen iu
1865 (Ges. S. VIII. 229) mededeelt, nl. dat
Tanuhauser nn (ecce) liet aandeel, dat hij zacht aan
het gezang der Pelgrims neemt, de oogeu neer
slaat, met het hoofd, do seheele houding van den
knielenden (ecce) steeds dieper, »bis er von Thrauen
erstickt, iu nener retteuder Ohnmacht, bewusstlos
mit dcm Gesicht am Boden ausgestreckt liegt."
Hoe dit allerlaatste echter met 's landgraven eerste
woorden zij te rijmen is mij een raadsel. Ove
rigens is het zeer doordachte spel van Grüning
van groote uitwerking; duidelijk is te ontwaren
dat de zanger met alle intenties van Wagner (en
juist over den Tannhauser hebben wij uitgebreide
inlichtingen) vertrouwd is en die ook dikwijls met
het beste gevolg nakomt. Klonk mij het geweldig
,/zur Heil den Sündigeu zu führen" niet
»zerknirscht" genoeg, zoo heeft hij mij in de derde
acte in n verrukking gebracht. Het verhaal van
de tocht naar Rome, dit drama in liet drama,
zullen zeer weinigen hem verbeteren.
Voor het eerst hoorde ik de Venns-partij, iu
de bewerking van '61 veel uitgebreider geworden,
van Pauline Mailhac. Reeds het vorig jaar hoorde
ik haar Veiius zeer roemen en door sommigen
werd zij boven Frau Sucher gesteld, die toen ook
als Venus optrad (dit jaar niet). Nu ik beiden
gehoord heb, aarzel ik geen oogeublik Sucher
verreweg boven Mailhac te plaatsen. Sucher is mij
veel meer de godin; van den wilden hartstocht,
die haar aangrijpt, weet zij den
toehoorder-aauschouwer veel beter te overtuigen; de tegenstelling
met' Taiinliiiusers besluit wordt dientengevolge veel
meer gespannen, m. a. w. het verschil tusschen
schijn en werkelijkheid kleiner, waarom het bij
elke tooneelopvoering toch te doen is. Niet wil ik
Verzwijgen, dat Mailhac, naar mij verteld werd,
dien avond met een indispositio te kampen had.
Als Elisabeth trad dit jaar op Elise Wiborg;
mej. Welschke, ook nog vermeld, is niet aan de
beurt gekomen, Men zal zich herinneren wat het
vorig jaar over de Elisabeth van Bayreuth is te
doen geweest, naar het mij voorkomt, alles voort
gevloeid uit een verkeerd inzicht dat de meesteii
hebben tengevolge van de slechte sleur, waarmee dit
verheven werk tot onherkenbaar worden toe overal
is verknoeid. De beter ingelichten weten wat
Wagner wenscht en dat bij voor alles op het
overtuigende van elke verschijning gesteld was.
Vond ik nu ook mej. Wiborg reeds het vorig jaar
wat verschijning betreft, de aangewezen persoon,
zoo bleef mij toen niet onopgemerkt dat haar stem
hier en daar werkelijk niet krachtig genoeg was.
Bepaald verrast was ik daarom dit jaar over de
groote vorderingen, waarvan deze jeugdige zangeres
na een jaar tijds overredende blijken gaf. Van te
weinig kracht nu geen spoor meer. De hooge h in
het seid mir gegrüsst" en in het //haltet eiu",
klonk echt warm en vol ook de a in het zurück
voii ihm"; door meesterlijke toonschakcering en
in-artistieke voordracht liet zij de hooge poëzie
van het gebed ten volle genieten. Duidelijk was
het te merken, dat bij het vele, dat zij op de
wenken der autoriteiten nakomt, toch iu die hooge
momenten het begrip van nadoen verdween en men
met een zuivere spontane ingeving van haar
artisticken wil te doen had. Wie zoo degelijk aan
zijn ontwikkeling werkt, gevoelt zijn roeping. Haar
durf ik bij het groote talent, dat Lier aanwezig
is, een schoone toekomst te voorspellen.
Als iemand, wiens vorderingen ook bij het vorig
jaar vergeleken zeer duidelijk waren, moet de heer
Döring genoemd worden, de landgraaf. Zijn op
treden was veel waardiger, zijn voordracht losser,
zijn stem klonk niet minder mooi; het is jammer
dat zijn lage l' de noodige kracht mist. Komt zoo'n
toon er niet glansrijk uit, dan krijgt het moment
iets pijnlijks. Zonder twijfel kaïi die toon echter
gecultiveerd worden.
Wat Scheidemantel als Wolfram te hooren en
te zien gaf, gaat eenvoudig de beschrijving te
boven. Ziju //O heil'ger Licbe ew'ge Macht" is om
niet te vergeten. Iu alles was hier de
meesterzanger te hooren. Ik hoor, dat ook Kaschmann,
ofschoon daarvoor niet genoemd, den Wolfram nog
gemaakt heeft en wel met dezelfde slechte eigen
aardigheden, die zijn. Amfortas helaas kenmerkten,
De kleinere rollen waren, naar zich denken
laat, allen goed, zoo niet uitmuntend bezet. De
Hirt van Ida Pfund voldeed mij echter voor
Bayreuth niet genoeg. Door aan Louise Mulder
dit partijtje, waarvoor zij op de lijst voorkomt,
te ontnemen heeft men haar zeer wijselijk Laar
dit jaar toch reeds vermoeiende taak \vat lichter
gemaakt. Doch over haar meer straks. Besluit
ik dit korte relaas met de mededecliag dat ik op
nieuw ontzachlijk veel genoten heb van dit
011vcrdelgbaar sehoone werk. Door de opvoering te
Bayreuth kornt het echte drama volkomen tot zijn
recht en herbaalde malen ben jk ook onder dcu
invloed geweest van de groote bekoring der muziek.
Ik kan ook uiet begrijpen waarom dit niet mo
gelijk blijft al is men overtuigd dat ook in zuiver
muzikaal opzicht Wagner na ziju Tauiihauser
grootc stappen vooi waarts heeft gedaan naar
sferen, waarin ons allen zijn machtige stem nog
sympathieker is. Maar verliezen we dan Let
vermogen met innig behagen naar Beethoveus
eerste werken te luisfereu al verheerlijken \vij
dezen onsterfelijke!! held vooral om zijn laatste
scheppingen r Dat zou. toch treurig zijn!
Aanteekeiiiiigen Schilderkunst.
De deze week geopende Driejaarlijksche ten
toonstelling in de nieuwe Loods op do
l'ijpenmarkt is ereis een stedelijke in optima forma,
zoo'n stedelijke met al den aankleve: een klein
aantal goede werken van werkelijke artis.teu,
eenig kurieus gesnorrepijp van vreeinpjes, en een
intimideerend aantal prullen van do levende
meesters". Er behoort uu eenmaal eens iu de
drie jaar een groote berging te zijn voor een
massa losse kunst, van welke niemand bevroedt,
waar zij na de sluiting van de bergplaats alle
maal wel belanden kun. Er is hier inderdaad
zeer losse kunst onder, bijv. een grootc!
vrouwenbeeltenis, die, zou men zeggen, voor een
princolijk bordeel ontworpen werd.
Deze expositie is blijkbaar met kracht aange
pakt, om de belangwekkende kwestie eens aan
do orde te brengen, waar inderdaad de traditie
dezer groote bazaars dienstig voor blijft, en of
het geheel billijk is zooveel tijd en ijver te be
steden aan bet ophangen van een collectie die
al niet veel anders doen kan, dan het publiek
oen hartgrondigen afkeer voor de verf iu te boe
zemen en ben te doordringen van de wijsheid vau
l'ascals verzuchting: -Quelle ranitéque la
}>einture".
Te Münchon verschijnt sints kort een periodiek,
geheetou : Sodom en Gomorrah ; of liet vervul vau
smaak in kunst en literatuur. Kr is wel iets in.
liet Zeitschrift für GhristlicUe Kunst, dat om
ziju fraaie platen een bizomlore vermelding ver
dient, geeft in zijn Sopteniliernummer het begin
van een reeks artikelen over moderne Malerei."
Men mag niet belangstelling tegemoet zien, wat
in dit specifiek katholiek kunstbla.il, dat ten
voorbeeld der nieuwe kunst, steeds niet de oudere,
komt aandragen, ons uu als inzicht iu deze dingen
zal worpen voorgezet, al ^'eett ook de
!io\veriug in den aanvang dat onze tegenwoordige
schilders alleen schilderen en uiet in woorden
hunne verlangens en overtuigingen tbnuuleereii,
weinig vertrouwen in de bekendheid des schrij
vers met de stofte die hij te, behandelen heeft.
Deze interesse van net katholieke blad voor
de nieuwere kunst, wordt gerecip'-oceerd door
een niet mindere belangstelling der modernen"
voor het ernstiger zoeken en produceeren der
kerkelijke artisten. Daarom zag uien dezer dagen
zeker met belangstelling gemeld dat te Maiux,
bij gelegenheid van den katholieken landdag een
expositie gehouden zou worden van zuiver ker
kelijke kunst, die tegelijk als een manifestatie
te beschouwen ',is van het katholiek idëisme, en
als protest tegen de «fabrieken van kerkelijke
kunst" En een opmerkelijke Inzonderheid nog
hierbij omtrent bet geheel der religieuze bedoe
lingen der kunst van onzen tijd, is liet. dat in
de aankondiging dier tentoonstelling door
welingeliohten verzekerd werd, dat er slag geleverd
zou werden togen do opvattingen van den M
nchener l'ritz von Uhdc.
Aan bet Nutsgebouw, aan het Paleis voor Volks
vlijt en op het Leidscbe plein zijn geschilderde
aanplakbordon te zien voor de
Teekenschool-deKeijser. Zij zijn opmerkelijk door een zuiver
decoratieve bedoeling, eeuigo gelukkige kleurcom
binaties, en eenvoudige teekcning.Alleen ma.irjam
mer, dat de achtergronden niet steviger zijn en de
koppen niet sterk in het begrip zijn gehouden.
Deze goede schilderingen zijn gemaakt dooi
den beer Th. Molkenboer, een zoon van deu
bekenden directeur der Normrialschooi
voortcokeuouderwijzers. De jongere Molkenboer is met den
beer de Vries, bestuurder der school van welker
leerlingen iu het Nutsgebouw do teekeningen zijn
tentoongesteld.
The Portfolio (het maandblad van l'. G.
Hamerton) van September, beeft mooie platen.
Een goede fotogravure naar een ongemeen deftig
schilderij van Moretto da Bescia, en een nog
betere naar een blijkbaar zeer mooi zijblad van
een altaarstuk door Ilugo van der Goes, die na
do van Eycken kwam: een Sint Victor met den
Gever.
liet buis van Boussod Valadon aan den Boulevard
Moutmartre te Parijs is zoo verstandig de traditie
vau wat Tb, van Gogh daar met overtuiging
gedaan beeft, na zijn dood eenigermate te hand
haven. Op hot oogeublik ziju daar o. a. werken
vau Monet, Raffaülli, Carrière, Ghéret en Gauguin
gedeponeerd. De Gauguin is uit zijn allerlaatste!!
tijd, en bet eerste wat de schilder uit Tahiti
naar Europa gezonden heeft.
Aan liet buitenbek van bet zoogenaamd
«Doolhof" te Scheveningen, de lijst half schuil
gaand onder ecu pluche overhang, is eene schil
derij te zien, waaronder op 'n stuk papier staat:
Hembrandt il. l'D(M).
Het is een heel banaal croüte. eu mistzelfs opper
vlakkig geheel de karakteristiek van I'eiubrandt.
Een niunuekop met muts, do toon om bet hoofd
vuil-gToen; de schaduw van den
luili'-opoulippeiiden mond ook met goor-groen gedaan. Eene
zoodanige publieke persif'ilago van dozen groot
sten artiest is toch heusch te erg.
V.
Driejaarlijksclie Tentoonstelling van
Beeldende Kunst te Gent. 1892.
In een dubbel opzicht is bet Gentsch Salon
van 1H'.I2 een wezenlijke en schitterende zege
praal voor de vertegenwoordigers der onder
scheidene jongere on zelfs jongste richtingen iu
de beeldende kunst onzes tijds, niet name do
néo-realisten en impressionisten aan de eene,
de luniinistcn eu zelfs pointillisten aan de
andere zijde.
'A'a t iiv) Bannen der oude. of, beter,
veronderde scholen nog te zien geven, is - op zeer
dimge/.aaide uitzonderingen na -?beneden kritiek.
De néo-romautiek, door den voortreffelijke!! Eeys
in de mode gebracht, vervalt meer en meer tot
louter geest- en gevoelloos kostuum^liiUleren,
konventioneel reeds in de opvatting zelve,
kouventioneel nog meer door do niet zelf gevonden,
steeds anderen en beteren afgekeken
kleurbehandeling. lirunin, van der Ouderaa, Kntiucx en
vau llove hantcoren voorzeker met meer dan
virtuositeit palet en penseel, en niet moeilijk
zou bet vallen, in bun schilderijen, vooral in die
van eerstgenoemde, Ken liefderecrkiaring of Ken
bezoek bij jienremtto Celhni, partijen aan te wijzen,
welke als morcKnu eenvoudig niet te verbete
ren zijn; doch als geheel maken al deze doeken op
ons den indruk' van op bevel" of allerminst op be
stelling" ui t gevoerde Salonkiinst; naar eene enkele
treffende of slechts maar eigenaardige impressie
vau het leven /.muien wij daarin te vergeefs zoeken,
alles is doodgewoon alledaagscli eu banaal, ja,
ondanks al bet geschitter van kostnmerij en
juweelerij, erg burgerlijk.
Wat a! dezen fijiisrliildcrs ontbreekt, dat is
de, toovcrstaf van I.eys, om, uit het doode, ver
leden te doen oprijzen do mannen zelven, die in
dat verleden, toen bet nog leefde, geleefd en
gestreefd hebben; het vermogen, in een woord,
om in gelaat, houding en gebaar bet eigen typische
vau ile, iiienscheu uit dit of dat tijdvak op tref
fende wijze weer te geven, om in kleur en
lijn, zij 't dan ook met veromlere, anderen afge
keken middelen - den geest der historie tot ons te
laten spreken. Al die schitterend opgetooide adel
lijke lieeren en kunstenaars ut'van der Ouderaa's
Vrije Jaarmarkt in het X. Vl-ceuicscfie Antwerpen
ziju, eilaas! slechts gokostumeoido poppon, on de
.Uenrenuto Cellini van den zoo haudig-kiimligou
runin is. evenzeer al zijn verliefde jonker,
een gewone Antwerpenaar van ouz.ou tijd, voor een
of ander Lainljuweel toevallig verkleed en nog
geenszins in zijn costunm ..vergroeid"! Hij Geets,
wiens Jan Klausen aan het Hof i'an Marrjareta
van Oostenrijk" evenmin tot het beste als tot het
slechtste, wat bij nog leverde, mag gerekend wor
den, vertooueii de. hoofdpersonages ten minste
nog een wezenlijk archaïsch karakter, terwijl ook
het koloriet heel wat kloeker en gezonder is dan
bij /iju meeste Antworpsche mededingers.
liet oude, couventionoele landschap, vertegen
woordigd door ile juffrouwen Beeruaert en C'ollart
en cenigo achterblijvers van de bekende school
van wijlen vau I.uppen, betwist den lauwer uiet
langer aan de néo-réalistes als Cooseuians,
Vorheyilen. G. den Duyts, Krans van l.tippen,
Kustohs, dan de impressionisten als Tb. de Bock,
Jerulierg. J. Kever. (Yabeels. H. Verstraote, J.
Meyers, Jiiu.jé, aan do luininisten als Claus, Binet,
Tliaulow, Marcette, Liebermanu, Mortens,
Baertsoen, Horenbaut, l'Yans van Leemputten, Eura/.ijn,
Euijten en Mr. eu Mevr. Wijtsman. Zelfs de
eenigo pointillist, die inzond, de nog zeer jonge
Antwerpenaar G. Morren, maakt geenszins kwaad
figuur.
In het eigenlijke genre spannen de
revolutionnairen mede veruit de kroon. Besnard, Salmsou,
Saïn, Grönvold, Zorn, van Aken, Raffaëlli, Guthrie,
Meunier, Evert Larock, Jef Leenipoels, Bloclc,
enz , dringen zich op. Hub. Vos neemt zoo
als verder zal blijken eene geheel afzonder
lijke plaats in.
Als marineschilders verdienen, buiten Mesdag,
vooral Le Majeur, Marcette en Baertsoon de
aandacht. In het portret werd het beste door
Bonnat, Mej. Schwartze, Roybat, Machard, de
Lalaing, de la llocsc, Dagnan-Bouveret, en vooral
Kroyer geleverd.
Zedelijk geslagen, op voorhand al, werden de
aanhangers van het oude daarenboven nog offi
cieel overwonnen door hunne tegenpartij, welke
inderdaad, voor het eerst in België, de hoogste
onderscheidingen behaalde. Genoeg, voorzeker,
om aan het tegenwoordige Gentsche salon COUP,
meer dan gewone beteekenis te hechten.
Alvorens nu over te gaan tot de bespreking
van het allerbeste, dat bet salon oplevert, moet
ik het betreuren, dat de opgeschroefde reklame,
door zekere Brusselsche en Gentscho dagbladen
reeds vóór weken voor de schilderij van G. Van
Aise gemaakt, mij, en zeker ook wel anderen,
van dit werk eene verwachting hoeft doen koes
teren, waaraan de eindelijke, zichtbare uitslag
geenszins beantwoordt. Op de conceptie van dit
reusachtige doek : Artecelde toegejuicht, vermoord
en verheerlijkt, heb ik weinig af te dingen, al
was er, naar mijn oordeel, in de geschiedenis
des Wijzen Mans wel heel wat aangrijpender
oogenblik te vinden, om ons den Kuwaart van
Vlaanderen, op het toppunt zijner macht en
populariteit, te doen aanschouwen. Ook breng
ik heel nederig hulde aan het machtige talent
van hem, die elk op zich zelf bekeken
n dat markige, maar luttel waarschijnlijke figuur
van Jan Breydel, n dat heerlijke,
glimmendzwarte paard, waartegen hij leunt, n zoo menige
andere partij voltooide. Er zijn echter ook zwakke
plaatsen in dit meer groote, dan werkelijk
grootscbc gewrocht. Zoo schijnt het mij, in de
allereerste plaats, eene fout, dat reeds gemelde
Breydel, evenzeer om zijn reusachtig postuur als
om zijn fonkelend rooden mantel, heel wat meer
do aandacht trok dan Artevclde zelf. Dat de
schilder den ici/jzen man op hot tweede en
Breydel opliet eerste planphiatste,beknibbel ik niet;
wel echter, dat bij den eerstgenoemde Jioe,
diende bij natuurlijk zelf uit te vinden! niet
moer gewicht wist te geven. Daargelaten nog,
dat de uitgestoken rechterarm wel wat heel stijf
lijkt, vraag ik mij af, of het flinke figuur van
kapitein Boeker, die den beer Van Aisc tot model
diende, wol voor een van Arteveldc past. Ik be
twijfel bet. en acht mij innig overtuigd, dat
Leys hadde hij voor hetzelfde onderwerp
gezeten geen zoo algemeen gekenden
negentiende-eetnver luidde gekozen als den populairen
Afrikareiziger. .luist, omdat van Artevelde's eigen.
ofrigio ons geheel onbekend is, ware bet den
schilder gemakkelijk gevallen, hem een minder
modernen, vooral minder militairen kop te geven.
De portretten van Meinlinc, van Eijck, en hunne
volgelingen tot Quintou toe, luidde Van Aiso mot
goed gevolg kunnen raadplegen, ik zeg natuurlijk
niet: nalHtotucn.
Xog lijken mij, iu Van Aise's doek, enkoio figu
ren al te klein bij do andere. Is Artevelde, alleen
in bet opzicht der perspectief, wel groot ge
noeg naast Breijdel 'i Zeker is de hellobardicr,
links van deu toeschouwer, onmiddellijk achter
die forscbe niagistraatpersooii in roodo tabbords,
heel wat te miser en klein. Ook die koe, links,
op den voorgrond is niet groot genoeg en
ware daarenboven, onder de toojuichors van den.
Ituwaard, veel beter .... te zoeken.
Vlakaf banaal is, boven het nu besproken
hoofdtafereel, Artevelde vermoord on verheerlijkt, een
hors d'oeHrrc, dat ik den artist durf aanraden
op te offeren, vooreerst, om het onbeduidende
der twee dekoratieve en erg theatrale iigurcn,
welke met het boek dor geschiedenis en de.
palmen der martelaars, boven den dooden
liinvaart verschijnen, on ten tweede omdat deze
laatste zelf den beroemden Jacob >:an Aitevelde
van Jan van Heers, zoo tragisch in zijn bloedige
eenzaamheid te midden van argeloos bloeiende
madelieven, lang niet nabij komt.
Mot Luyten's Strijd om het bestaan zijn wij,
in n sprong, in onzen tijd terug. Dit werk is
door en door modern, modern door zijn behan
delde stof: een tooneel uit eene werkstaking in
de Belgische mijndistrikten : modern ook door
de behandeling, waarin wij tegelijk liet streve:1
der realisten en der Imninisten opmerken.
Iu tegenstelling met het ilnek van (i. Van Aise,
meer grootsch dan groot. Een tafereel van oen
twaaftal meter M-, vol figuren van anderhalve
uatuurgrootto, aangelegd in breede, stoute trek
ken, machtig van teekening on aangrijpend vau
gevoel. Eene liorbertrzual. Hond de tafel mannen
en vrouwen van eiken leeftijd met gehavende
klecren, bemorste tronies, nuchter de meesten,
enkelen bij drank. Buiten zijn de ge/ellen reeds
handgemeen geweest met de lierenmutseu of....
la troupe. Gowoudon stormen de kamer binnen;
een ter doode gekwetste ligt op het voorplan.
Een kreet van wraak ontsnapt aan alle monden.
Vuisten worden opstoken, stoelen in de hoogte
gezwaaid, vloeken en bedreigingen uitgebraakt
en geeue toejuichingen worden den gezel ge
spaard, die met eene vlugge beweging op de
tafel springt, ten einde ile makkers aan te
sporen tot den uitersten tegenstand.
Een degelijk stuk, zoo in-gezond van uitvoe
ring als van conceptie. De groepeering in het
algemeen, de houding 011 gezichtsuitdrukking der
afzonderlijke personages, alles is te prijzen. Die
typen van allerlei leeftijd en geinoedsaard loven
als het ware. Van den geboren oproormukor en
den rustigeii, ordelievenden arbeider, die alleen
uit nood tot buitensporigheden overslaat, is hier
menig exemplaar voorhanden. Misschien i s Luyken's
Ktruggle for life niet heel on al vrij van
deklamatio, zelfs niet van zekere akademische
konvontie in die overdaad van gebaren en
handgezwaui. Kon het echter wel anders, waar het er
op aan kwam, op betrekkelijk kleine schaal, oen
menscbelijk publiek cu welk publiek, mijn
hemel! n. razen, tieren, protestecren eu
wraak