Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.794
roepen! van wel een zestigtal koppen te doen
leven ?
Is er in het historisch vak, buiten de ge
deeltelijk zeer suggestieve schilderij van Marcius
Simons (Parijs): Mijn rijk is niet van deze wereld,
al niet veel meer te vermelden, in het gods
dienstig genre gaven slechts twee kunstenaars,
de Brusselaar Léon Frédéric en de Engelschman
Charles-Sprague Pearce blijken van meer dan
gewoon talent.
Het ontwerp, door eerstgemelde verkozen, is
erger dan ouderwetsch en versleten; voor den
negentiende-eeuwschen kunstenaar levert het schier
onoverkomelijke moeilijkheden op. De Heilige
Drie-Eenheid! Welke wonderen zal de
phantazie niet moeten verrichten, vooreerst, om voor
de zuiver geestelijke personen der Drie-Eenheid
een noch belachelijke, noch banale en stoffelijke
of symbolische voorstelling uit te vinden, daarna
om aan den inhoud te ontsnappen van de groote
meesters, welke dezen Gordiaanschen knoop reeds
doorhakten, meer dan ontwarden ? Krédérie,
?wiens echt kinderlijk opvattingsvermogen
onweerstaar baar doet denken aan de naïeve en maagde
lijke voorstellingen van de beste Italiaansche
Cfuattrocentisten, trok zich voortreffelijk uit den
slag. Op het middenpaneel van zijn tryptikon
toonen twee betraande engelen ons op het doek
der H. Veronika, het bebloede aanschijn van
Jezus; op het linkerpaneel zien wij God den
Vader, scheppende, uit mild open handen, zonnen,
manen, werelden, het edele en geïnspireerde
grijsaardshoofd omflikkerd door gouden sterretjes,
en zoo geheel omstuwd door blankgetooide, in
aanbidding geknield-zwevende engeltjes, dat alleen
dat hoofd en die handen zichtbaar blijven; op
den rechtervleugel, is eindelyk, in een hemelsch
landschap, vol heldergelig groen, slank oprijzend,
teeder geboomte en onbevlekte leliebloemen, met
breed opengevouwen wieken een vrouwelijke
engel, overlommerd door het blanke duifje des
H. Geestes, vertredende het Serpent van Eden
met den voet, en weenende, met naïef-onbeholpen
gebaar op den zondeval der menschen. Omringd,
verder, door eene dubbele theorie van engelen,
welke, deemoedig buigend en knielend op
gebloemte en gras, het aangezicht met vleugeltjes
ef handen bedekt houden.
Een uiting van stil en vroom geloof, gedaan
door een nederig gemoed gepaard met een zeer
boogen dichtergeest.
POL DE MOST.
(Slot volgt).
Alberdingk Thijm als journalist.
De heer A. J. heeft zijn studie over Alberdingk
Thijm, die in het tijdschrift Nederland werd op
genomen, voltooid. Tot kenschetsing van deze
buitengewoon belangwekkende beschouwing, mede
om onze lezers aan te sporen met het geheel
kennis te maken, drukken wij hier af, wat de
levensbeschrijver over Thijm als journalist daarin
te lezen geeft.
»De journalistiek wij bedoelen hiermede meer
m 't bijzonder Thijm's geregelde medewerking
aan het Weekblad voor Nederland, in de laatste
tien jaar zijns levens slechts zelden afgewisseld
door eene medewerking van korten duur aan het
Algemeen Handelsblad of andere couranten,
was precies de openbare uitingswijze, welke Thijm
paste. Zij zoude dat altijd oenigermate geweest
zijn, maar nu Thijm zoo veranderd was, bleek de
wekelijksche pers het meest volkomen aangewezen
vervoermiddel zijner meeningen.
In zekeren zin was Thijm zijn leven lang een
journalist geweest, namelijk niet een schrijver,
die het onweerstaanbare verlangen heeft zich
monumentaal te uiten, monumentaal, theoretisch,
abstrakt, maar een, die, hoe zeer ze ook van
beginselen en theoriën doortrokken waren, toch
altijd aktueele en speciale, konkreete, beschou
wingen gaf. Een boek over kunst-geschiedenis,
eene schoonheids-leer heeft hij niet geschreven,
noch begonnen te schrijven. Het zijn alle ten
toonstelling-, gebouwen-,
toonoelvoorstelliugeiikritieken en dergelijke opstellen, nu en dan wel
iets, dat zich niet onmiddelijk aan
eeneaktualiteit verbond, zoo als het opstel : >Het
schouwtooneel iets ijdels of iets edels 't" maar toch
nooit uitvoerige geschiedkundige of bespiegelende
verhandelingen.
Het is te betreuren, de oorzaak was, voor
eerst dat Thijm te uitsluitend katholiek in zijne
schriften was in dien tijd, en ten tweede dat in
Holland de journalistiek eene zaak was, waar
mede ernstige en voorname lieden zich nauwelijks
ophielden en in 't geheel niet waar het om iets
anders dan staatkunde te doen was dat Thijm
de grooto hoeveelheid zijnor periodieke opstellen
niet in bladen heeft geschreven, die meer algemeen
gelezen werden dan zijne Dietsche Warande.
Want zijn beste stukken staan in die Warande.
die om zoo te zeggen, door niemand anders ge
lezen is dan door eenigo geestelijken, die er
weinig van begrepen en er niets van koudon
appreciëeron, en door oen enkelen profossioneelon
letterkundige on vriend van den anten r.
Thijm was geschapen voor do journalistiek. Hij
was geen geleerde van groote koncepties. maar
ook geen droog geleerde, hij was geen groot den
ker, maar ook geen dor en duf tilosootjc. Als
hij van zich zelf zogt geen oheval de parade,"
maar oon choval de bataille" to zijn, legt hij
daarmede dan niet eigenlijk zijn journalistieke
neigingen bloot?
Nu aan don oenen kant het journalisten-vak
niet moer zoo laag stond aangeschreven, of liever
nu deftige personen zich ook van de journalistiek
bedienden om hunne meerlingen kenbaar te ma
ken, nu aan den anderen kant Thijm zooveel
moderner en woreldscher was geworden, nu was
niet bij, maar de journalistiek, liet krijgsros. on
hij bereed het.
Hij deed zijne journalistische bezigheden mot
den ijver en met het genoegen, waarmee hij vroe
ger zijn eigen tijdschrift had geredigeerd. De
honderden en honderden artikelen voor het Week
blad voor Nederland gemaakt, die over het
tooneel althans, zijn geschreven tusschcn half twaalf
en n uur des avonds. Zoodra Thijm van eene
voorstelling te huis was gekomen, kleedde hij
zich in kamerjapon en pantoffels en toog aan
den arbeid. Hij dronk zijn glas bier en at zijn
boterhammetjo met kaas, en zette zich terstond
aan het schrijven. Hij schreef meestal snel. zouder
ophouden, zonder zich een oogenblik te beden
ken. Zelfs zijn verzen maakte hij snel. Terwijl
hij deze aan 't komponeeren was, moest hij zich
echter nu en dan bedenken en tuurde mijmerend
voor zich heen. Maar bij proza schreef hij gere
geld door. Alleen wanneer hij een datum, een
feit, eene historische bijzonderheid, ter sprake
bracht, en hij was niet volkomen zeker van zijn
zaak, stond hij op en begaf zich, met een kaars
of lampje gewapend, tnsschen zijn boeken inliet
studeervertrek.
Ook de proeven van zijn journalistieke opstellen
bleef hij tot de laatste toe met de uiterste zorg
vuldigheid verbeteren. Hij vroeg daarvan nog
al eens »revisie". Tot in alle bijzonderheden
wilde hij ook hier zijne bijzondere spelling hand
haven en geen eigen-naam of vreemdsoortig spe
cifiek woord liet hij passeeren zonder dat volgens
zijne methode elke letter op haar plaats stond.
Zijne bijzondere spelling in het algemecne en
veelgelezen blad, deed de zonderlinge ingewik
keldheid van zijn figuur geloovig Katholiek,
deftig hoogleeraar, tooneelreporter, dichter, taal
kundige nog meer de aandacht trekken dan
in zijne vorige levenstijdperken.
Tot zijn allerlaatsten tijd is Thijm journalist
en archeologisch letterkundige gebleven. Hij stierf
orn zoo te zeggen met de pen, waarmede hij zijn
groote Vondel-uitgave bewerkte, in de hand.
Van het dikke boek, het groote esthetische
werk, dat hij naar ieders meening moest maken,
is nooit iets gekomen. Toch liet zijne familie,
vooral zijne dochter, hem niet met rust. Het boek,
dat vooral lijvig, dik moest zijn, dat haar vader
voor goed als den deftigen esthetikus van het
land zoude poseeren, werd hem in nl de heuge
lijke gevolgen zijner verschijning voorgesteld.
Maar Thijm had daar geen ooren naar. Lie
ver dan zich avond aan avond op te sluiten en
zich in eene zeer tijdroovende studie te verdie
pen, bleef' hij de bekende, gerespekteerde en
konsulteerde journalistieke specialiteit. Hij had
er, ofschoon hij uit den buitengewoon
grooten voorraad aanteekoningen, ten behoeve zijner
Akademie-lessen, gemaakt, wel eens het plan
had een uitgebreid werk samen te stellen ook
eene theorie over. Dikke boeken, beweerde hij,
werden niet meer gelezen, die waren uit den
tijd, die werden alleen gekocht door groote
openbare bibliotheken, en daar op oen plank
gezet om wellicht ns in de vijf jaar geraad
pleegd te worden. Onze tijd eischt een snellere
en moer gemakkelijke circuleering deridoën. Oe
gedachten moesten spoedig bereikbaar en ouder
ieders bereik zijn. Daartoe diende het jourualismo,.
Die dikke boeken maakte, schroef om niet
gelezen te worden. Thijm schreef echter om ge
lezen te worden, derhalve gaf hij de voorkeur
aan het maken van artikelen. Van dit gevoelen
was de schrijver niet terug te brengen. Die
daarover een twistgesprek met hem aanknoopte,
dien weerstond en overwon hij met al zijn kracht
en scherpte, met zijr.e u van alle kanten om
slingerende polemische handgrepen.
Thijm's polemiek wij behandelden hem reeds
in 't kort als debater was, als hij wilde, een
der meest geduchte van het land. Nooit bekende
hij ongelijk. Hij was niet alleen vau meening, dat
men met ongelijk te bekennen altijd min of'meer
een mal figuur maakte, maar hij zag zijn ongeluk
ook nimmer in.
Zijn wijze van polemiseeren was heel eigenaar
dig. Mooi en aanbevelenswaardig kunnen wij haar
niet in alle opzichten noemen, maar wel schalksoh,
ondeugend, eu kernachtig, pittig, en. . . .- onover
winnelijk. Wel had hij een hekel aan
inkonsequentie, en wenschte hij zich om niets ter wereld
op eene inkoiisequeutio te laten betrappen. Wij
herinneren ons een twistgesprek dat hij eens
had met oenen Dr. Doorenbos, den schrijver
van een handboek over letterkunde-geschiedenis,
die deel uitmaakte, ineenen we, vau eoue kom
missie ter voorbereiding van het Hooft- of
Grotiusfeest. In eene diskussie, merkte Thijm, bij
eene bewering van den heer Doorenbos, hom op,
dat hij inkonsoquont was, want dat hij zooeven
iets had volgehouden, waartegen zijn later gezegde
indruischte. De lieer D. antwoordde: ik draag
er roem op niet konsequent to zijn. Waartoe dient
die malle wensch om altijd konsoquont te zijn !''
Thijm antwoordde: In dat geval, is er met u verder
niet te redeueoron." Herhaaldelijk sprak hij later in
(lenhiiiselijken kring metverbazing en ergernis over
de uitlating van dr. Doorenbos,diu wilde redeneeren
zonder daarbij konsequentio in acht te nemen.
Achtte hij dus strik t o kon sequentie oen noodzakelijk
vereischte voor elk behoorlijk twistgesprek,?min
der fraai schijnt ons /ijn gewoonte om bij eene dis
kussie hoofdzaak en bijzaken te verwarren, on oon
tegenstander, die in hoofdzaak gelijk had, in schijn
te overwinnen door /ijn ongelijk wat do bijzaken
aangaat, met nadruk in het licht te stellen. Dit
kan met recht «rouoemd worden: een trachten
naar o\on\ inning in bot debat, en mot naar
overreding door rodoiieoring. Men begrijpt on/o
bedoeling: als gij bijv. iets betoogde! on ge
bracht daar ter loops oon citaat bij to pas, dat niet
letterlijk juist door u werd weergegeven, dan
verloor Thijm onmiddellijk hot eigenlijke
vraagstuk uit het oog om ton sclierp-te met n
to :-trijdoii over de juistheid van dat citaat.
Vorgistot go v, in liet geslacht of de spelling vau een
in- of uitheemsoh woord, dan word dat in Thijm's
repliek u bitterlijk aangerekend en uwe vergissing
word. als met even zoovele tlamboitwon. door 700
talrijke uitroepingMeekons on vraau'ieekeiis
tusschon haakjes, in 't licht gesteld, dat hot eigen
lijke punt van geschil geheel in do schaduw
bleef.
Thijm beminde de kleine ketterijen on door
dik en dun, om hot zoo uit te drukken, mot
kracht, geslopenheid on humor, wist hij kleine
door hem begane fouten goed to praten. In de
door bom. of ten minste onder zijn toezicht,
gemaakte vertaling van Le monde oii l'on
s'ennuio" verweet oono oude dame harer doohter,
dat dezo haar xoou bad laten opvoeden of scheen
te willen opvoeden, als een pion." Thijm had dit
vertaald met »damschijf." Het woord beteekemle
evenwel ook »schoolvos." Thijm had aan deze
laatste beteekenis niet gedacht voor do vertaling
verscheen. In eene kritiek werd de vergissing
aangewezen. Voor ieder, zoude men ineenen, moest
het nu duidelijk zijn, dat het woord hier
^schoolvos'' en niet-xlamschijf" beteekende. Maar Thijm
wilde dit volstrekt niet toegeven en een bui
scherpe en scbalke paradoxen kwam den
stoutmoedige!! aanmerker aan 't verstand brengen,
dat hij zich geheel en al vergiste en het woord
hier =wel deugdelijk" »damschijt"' beduidde. Want,
men wilde de stijfheid der opvoeding hekelen,
en een damschijf' was toch nog veel stijver dan
een schoolvos, enz. De redoneering eindigde met
liet argument, dat, mocht al de auteur school
vos" bedoeld hebben, het woord »<lamschijf" dan
nóg beter zijne bedoeling weergaf dan hij zelf
bad kunnen doen, en damschijf" dus de voorkeur
verdiende en gehandhaafd moest worden.
Mot een belangstelling even groot als de zorg
en nauwkeurigheid geweest was waarmede hij de
proeven had verbeterd, wachtte Thijm des
Zaterdagsavonds bet Weekblad, waarin zijne niet
zelden eenigszins polemische kritieken waren
afgedrukt, opende liet langzaam, savoureereud,
en las eens of twee keer zijn artikel of meerdere
artikelen over, om te zien of alles er nu juist
stond gelijk hij het bedoeld had en of hij zich
in niets had vergist. Hij was nu journalist, maar
toch bleef het verschijnen zijner opstellen hem
een genoegen doen als aan iemand, die ereis
ns in zijn leven zijn meeningen openbaar ziet
gemaakt. Nooit kreeg hij de journalistieke on
verschilligheid, die de gewoonte om voortdurend
voor de courant te werken, bij vele nieuwsbla
denschrijvers doet ontstaan.
Als hij, op 't oogonblik dat hij de courant
openvouwde, zich bespied gevoelde door een zijner
huisgenooten, zag hij al lachende op en vroeg:
»Wil je me weer op mijn zwakheid betrappen?"
Had hij zijn stuk gelezen, dan zei bij: zie
zoo, dat heb ik weer eens goed opgeknapt", of
hij schudde bedenkelijk het hoofd terwijl hij het
blad tor zijde legde en sprak : «jongen, jongen,
in 1ISGO schreef ik toch beter. Zoo kan ik het
nu niet meer."
Kn wee dc-n zetter, die een zijner verbeterin
gen niet had opgenomen, die kwam van een slechte
reis, zoo als men zegt. «Die zetters, dat is iets
verschrikkelijks" zei hij, >dio willen het beter
weten dan de schrijvers. Als ik de ae van
waereld" toch als n letter schrijf ;e". dan mogen
zij dien klank toch niet in twee letters zetten >ae".
.Toa maer, menier, go zayt ook zoo
allomaktich precies" zei mevrouw Tbijm van den anderen
taf'elkant, daarmede de woorden in herinnering
brengend, door een Vlaamsclien plaatsnijder oeus
Thijm toegevoegd, toen Thijm hem eene aanmer
king maakte over de uitvoering van een hem
door Tbijm opgedragen werk."
Plastische Kunst. Tooneel en Muziek.
Letteren en Wetenschap.
lïeproductions d'ancicnnes gravures
d'orfóvrerie hollandaise. La Ilaye, Mart.
Nijhoff l WIL' fo.
1. Adam van Vianon. Modelles
artiticiels de divers vaisseaux d'argent, et
autres u'uvres capricieuses, mis eu
lumière par Christion de Viano il
Uytrecht et gravez en cuivre par
Theodore de Quessel (lGod).
Nu de eerste aflevering van deze belangrijke
uitgave verschenen is, is het gepast, er met een
enkel woord op terug to komen. Keu monument
oji te richten voor de goud- en zilversmidskunst
onzer voorvaderen, dat voorname doel onzer na
tionale kunstnijverheid, is het doel van den uit
gever.
In deze aflevering herleeft bet werk van Adam
van Vianen in oen aantal reproducties naar gra
vures van van Kessol. Het origineole werk is hoogst
ties zijn genomen naar een der weinige complete
exemplaren, in het Amstordamsehe Prentenkabinet.
Dat altijd torugkeorende kwahbeligo
visehoruamout maakt do ontwerpen wol wat eentoonig,
maar er is karakter in, en zo verraden oen oor
spronkelijk en onafhankelijk kunstenaar,
In du voorrede worden vele bouwstoffen ge
leverd voor een nog to schrijven geschiedenis
van hot werk der \ ianens. Dat nu spoedig
I.ntma en de andere grootmeesters in volgende
afleveringen behandeld kunnen worden, /al zeker
niet alleen don weiisch van den uitgever zijn.
Van do grootseho onderneming, de talrijke
kunstschatten in de lüjiiprovincio to doen koiini-n.
is onlangs do dorde aflevering verschenen.
Kveiials de bewerker l'aul ('lemen to voren den Krois
Kempen on (ielderil beliandeUl heelt, maakt hij
nu cou wandeling door don Krois Moers. en het
is ot' hot werk bij iedere aflevering belangrijker
wordt. Hier valt nnl unrlijk a au X anten hot
leeuwendool toe. Wat daar in do St. Yictorskork sedert
eeuwen opgehoopt is. is nog betrokkoli)I; \\einig
onderzocht, maar op welk gebied we ons ooi;
begeven, ol' we er in do architectuur do heerlijke
(idthiok van het kerkgebouw zelf gillen bewon
deren, ei t' wo naar beeldhouwwerken on schilde
rijen vragen, ot' naar tapijten eu heilig vaatwerk,
overal wordt iu uitnemende afbeeldingen liet
merkwaardigste in het daglicht geplaatst, eu do
begeleidende tekst is van dien aard, dat men zich
niet dan verbazen kan, dat n man zulk een
uitgebreid on verscheiden materiaal kan
bcheersehen. Xiet minder dan >s ai/oudorlijko platen
en d.") afbeeldingen in den tekst versieren (ie
aflevering, die toch maar ooiiigo marken kost.
K. W. MIIKS.
Mozart's Don Juan en Wiegelied. Zooals
vroeger gemeld is, heeft mevr. Viardot?Garcia
aan het Oouservatoiro te Parijs het oorspronkelijk
manuscript van de Don Juau-partitie ten ge
schenke gegeven. Het spreekt van zelf, dat de
voornaamste Kranseho componisten zich gehaast
hebben dit zeldzame werk te gaan bezichtigen.
Men was vol bewondering over de correctheid en
duidelijkheid van Mozart's handschrift. Geen
enkele doorhaling kwam er in voor. Met vaste
vlugge hand was de partitie van het begin tot
het einde geschreven.
Ziet gij wel? zeide Gounod, Mozart had de
geheele opera kant eu klaar in liet hoofd, hij
behoefde ze slechts op te schrijven !
Ja, zeide Ambroise Thomas, meteen fijn lachje:
Mozart bad wel verstand vau muziek.
O, zeide Massenet hierop: als het noodig was
bedacht hij die zelf!
Ale.xandre Dunias declameerde:
('e que l'on coneoit biou, s'éuonco clairemont
Kt les mots pour !e dire arriveut aisément!
Niemand twijfelde aan de echtheid van het
manuscript.
Thans beweert echter de bekende expert Ktienne
Charavay, dat dit exemplaar niet het oorspron
kelijke doch een duplicaat, een in het net over
geschreven manuscript van Mozart is.
Dit vermindert de waarde van het cadeau niet
en schijnt ook het meest waarschijnlijk, want uit
de bekende eu veel besproken Requiemkwestie
is gebleken, dat Mozart gewoon was zijn ontwer
pen op allerlei kleine stukken muziekpapier neer
te schrijven eu die bij fragmenten uit te werken,
zoodat Gounod's opvatting voorzeker aan beden
king onderhevig is.
Juist deze wijze van cornponeeren heeft het
bedrog van Mozart's leerling Süssmeyer (die be
weerde dat hij groot aandeel aan de compositie
van het Requiem gehad heeft) gemakkelijker ge
maakt. Zooals vrijwel bewezen is, stelde Mozart's
weduwe Coiistauce alles wat zij van het Requiem
vond ter beschikking van Süssmeyer om dit te
rangschikken en waar dit nog noodig was verder
uit te werken.
Engel, de secretaris van het Mozarteum te
Salzburg beschuldigt Süssmeyer beslist verscheidene
fragmenten vau Mozart's Requiem, na ze gecopieerd
te hebben, te' hebben vernietigd.
Dat bij trouwens niet voor deze zaak berekend
was, bewijzen wel Süssmeyer's eigen compositiën,
benevens sommige uitdrukkingen in Mozart's
brieven aan Constance, waarin o. o. voorkomt:
Der Süssmeyer dass ist erst ein rechter Knel.
Het is niet meer dan natuurlijk, dat Mozart's
eerste Don Juan-partitio niet geheel in orde was
en daarom zal ('haravay's opvatting wel de
juiste zijn.
Eene andere kwestie op dit oogenblik in
Duitsehland aan de orde, betreft het bekende
wiegeliedje: Kchlafe, mein Prinzchen. sclilaf'ein!
Als dichter van dit lied zijn beurtelings Claudius,
Gleim en Weisse genoemd. Volgens Max
Kriedb'inder is bet echter vau Gotter en komt voor in
het tooneelspel: hsiher, waar in de vijfde acte
de slavin KatméAhasveros met dit lied in slaap
zingt.
Mozart stierf in 17!>1, terwijl Gotter's Esther
JKIS in 17!lf) werd uitgegeven, hoewel het in
17SÏI word gedrukt. Voor 18ÜN kende echter
niemand deze compositie. Kerst toen (dus ;i7
jaar na Mozart's dood) verscheen het als muzikale
bijlage in de hiographie van Mozart door Nissen.
Dit boek werd na zijn (lood door Mozart's weduwe
(die toen ook door Nisson's weduwe was, uitge
geven. Het echtpaar Nissen bezat dit liedje ech
ter niet in Mozart's handschrift, doch alleen
eene copie er van. Zij wisten niet, dat liet van
Mozart was, doch vermoedden dit alleen. Men
gelooft dus zeker dat dit lied tot do
koekoekseioren behoort die in Mozart's nest gelegd werden.
v. M.
De Yeroouigdo Tooneelisten", ;ulm. H. llarms
en J. W. de Kuijter, zullen gedurende het
wiutersaizoen in bet gebouw voor don Werkenden
Stand en in den l'arkschonwlmrg buitengewone
voorstellingen geven. In den l'arkschonwburg
zullen zij iederen Maandagavond tegen vermin
derde prijzen voorstellingen «reven, bestaande uit
drama's a grand spectaclo, terwijl zij in hot gebouw
voor den Werkenden Stand, dat geheel als schouw
burglokaal is ingericht, iederen /.omlag eu enkele
dagen der week blijspelen en blijspelen mot zang
zullen opvoeren. Zaterdag 10 September a. s.
openen /ij in liet gebouw voor don Werkenden
Stand de wiiltorcampaguo met do Yroolijko Krui
denier", groot kluchtspol mot zang. koren, cou
pletten, quiidlibols enz., nieuwe decoratie van
dc'ii hoor (irootoiidorst en nieuwe muziek vau
den orkostmeestor don hoor Th. T. \\ ioring.
Alphonsp Daudet, op dit oogvnhlik op zijn
landgoed ('hamprosav, voltooit zijn nieuwen ro
man, iSo !</«')( r/t finnilli'.
Het is do cesrhiedeuis van oen industrieel, die
door don achteruitgang van xiju /aken tot /ellmoord
c'ebracli! wordt, /ijuo wedinve blij:', niet twee
kinderen achter.
Aan liet eene «joelt zij al bare liefde, haar
trouwe zorg. al haar moederlijke gehechtheid :
aan bot amlere toont /.ij mivrschiliighoid eu
De door haar gekoesterde zoon \\ordt oen
ondankbare en betoont haar niet cii1 minste hulp.
Hij o'.erstelpt haai' met zijn ruwhedeii, met zijn
verachting. Daaronlogeii loont d-^eeii dien /ij
steeds verwaarloosd heelt, zich o MI uitmuntend
/oon en brengt door stalen \lijt de familie «MI do
/aak or « eder bovenop, wier bob om l door den
/oltmoorcl \an don vader iu «gevaar «jobracht is.
Zooclra dit werk \oltooiu zal zij i. is Alpbouse
Daudet van plan do 'Mémoires <i'nn ruift de
/ITIHC te vertalen, die door (-011 boei- genaamd
lïaptisto lïomu't iu provoütv.alsch dialect ge
schreven zijn.
Deze Mémoires worden in de dorpen
lanl'ro'voneo veel gole/en.
Verleden jaar had de pers allen lof' voor de
uitgave van het Xodekundig leerdicht, Die JSouc
run Sec/c», door Dr. W. 11. 1). Suringar te Leiden
uitgegeven. Thans wordt deze uitgave gevolgd