De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 11 september pagina 4

11 september 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.794 roepen! van wel een zestigtal koppen te doen leven ? Is er in het historisch vak, buiten de ge deeltelijk zeer suggestieve schilderij van Marcius Simons (Parijs): Mijn rijk is niet van deze wereld, al niet veel meer te vermelden, in het gods dienstig genre gaven slechts twee kunstenaars, de Brusselaar Léon Frédéric en de Engelschman Charles-Sprague Pearce blijken van meer dan gewoon talent. Het ontwerp, door eerstgemelde verkozen, is erger dan ouderwetsch en versleten; voor den negentiende-eeuwschen kunstenaar levert het schier onoverkomelijke moeilijkheden op. De Heilige Drie-Eenheid! Welke wonderen zal de phantazie niet moeten verrichten, vooreerst, om voor de zuiver geestelijke personen der Drie-Eenheid een noch belachelijke, noch banale en stoffelijke of symbolische voorstelling uit te vinden, daarna om aan den inhoud te ontsnappen van de groote meesters, welke dezen Gordiaanschen knoop reeds doorhakten, meer dan ontwarden ? Krédérie, ?wiens echt kinderlijk opvattingsvermogen onweerstaar baar doet denken aan de naïeve en maagde lijke voorstellingen van de beste Italiaansche Cfuattrocentisten, trok zich voortreffelijk uit den slag. Op het middenpaneel van zijn tryptikon toonen twee betraande engelen ons op het doek der H. Veronika, het bebloede aanschijn van Jezus; op het linkerpaneel zien wij God den Vader, scheppende, uit mild open handen, zonnen, manen, werelden, het edele en geïnspireerde grijsaardshoofd omflikkerd door gouden sterretjes, en zoo geheel omstuwd door blankgetooide, in aanbidding geknield-zwevende engeltjes, dat alleen dat hoofd en die handen zichtbaar blijven; op den rechtervleugel, is eindelyk, in een hemelsch landschap, vol heldergelig groen, slank oprijzend, teeder geboomte en onbevlekte leliebloemen, met breed opengevouwen wieken een vrouwelijke engel, overlommerd door het blanke duifje des H. Geestes, vertredende het Serpent van Eden met den voet, en weenende, met naïef-onbeholpen gebaar op den zondeval der menschen. Omringd, verder, door eene dubbele theorie van engelen, welke, deemoedig buigend en knielend op gebloemte en gras, het aangezicht met vleugeltjes ef handen bedekt houden. Een uiting van stil en vroom geloof, gedaan door een nederig gemoed gepaard met een zeer boogen dichtergeest. POL DE MOST. (Slot volgt). Alberdingk Thijm als journalist. De heer A. J. heeft zijn studie over Alberdingk Thijm, die in het tijdschrift Nederland werd op genomen, voltooid. Tot kenschetsing van deze buitengewoon belangwekkende beschouwing, mede om onze lezers aan te sporen met het geheel kennis te maken, drukken wij hier af, wat de levensbeschrijver over Thijm als journalist daarin te lezen geeft. »De journalistiek wij bedoelen hiermede meer m 't bijzonder Thijm's geregelde medewerking aan het Weekblad voor Nederland, in de laatste tien jaar zijns levens slechts zelden afgewisseld door eene medewerking van korten duur aan het Algemeen Handelsblad of andere couranten, was precies de openbare uitingswijze, welke Thijm paste. Zij zoude dat altijd oenigermate geweest zijn, maar nu Thijm zoo veranderd was, bleek de wekelijksche pers het meest volkomen aangewezen vervoermiddel zijner meeningen. In zekeren zin was Thijm zijn leven lang een journalist geweest, namelijk niet een schrijver, die het onweerstaanbare verlangen heeft zich monumentaal te uiten, monumentaal, theoretisch, abstrakt, maar een, die, hoe zeer ze ook van beginselen en theoriën doortrokken waren, toch altijd aktueele en speciale, konkreete, beschou wingen gaf. Een boek over kunst-geschiedenis, eene schoonheids-leer heeft hij niet geschreven, noch begonnen te schrijven. Het zijn alle ten toonstelling-, gebouwen-, toonoelvoorstelliugeiikritieken en dergelijke opstellen, nu en dan wel iets, dat zich niet onmiddelijk aan eeneaktualiteit verbond, zoo als het opstel : >Het schouwtooneel iets ijdels of iets edels 't" maar toch nooit uitvoerige geschiedkundige of bespiegelende verhandelingen. Het is te betreuren, de oorzaak was, voor eerst dat Thijm te uitsluitend katholiek in zijne schriften was in dien tijd, en ten tweede dat in Holland de journalistiek eene zaak was, waar mede ernstige en voorname lieden zich nauwelijks ophielden en in 't geheel niet waar het om iets anders dan staatkunde te doen was dat Thijm de grooto hoeveelheid zijnor periodieke opstellen niet in bladen heeft geschreven, die meer algemeen gelezen werden dan zijne Dietsche Warande. Want zijn beste stukken staan in die Warande. die om zoo te zeggen, door niemand anders ge lezen is dan door eenigo geestelijken, die er weinig van begrepen en er niets van koudon appreciëeron, en door oen enkelen profossioneelon letterkundige on vriend van den anten r. Thijm was geschapen voor do journalistiek. Hij was geen geleerde van groote koncepties. maar ook geen droog geleerde, hij was geen groot den ker, maar ook geen dor en duf tilosootjc. Als hij van zich zelf zogt geen oheval de parade," maar oon choval de bataille" to zijn, legt hij daarmede dan niet eigenlijk zijn journalistieke neigingen bloot? Nu aan don oenen kant het journalisten-vak niet moer zoo laag stond aangeschreven, of liever nu deftige personen zich ook van de journalistiek bedienden om hunne meerlingen kenbaar te ma ken, nu aan den anderen kant Thijm zooveel moderner en woreldscher was geworden, nu was niet bij, maar de journalistiek, liet krijgsros. on hij bereed het. Hij deed zijne journalistische bezigheden mot den ijver en met het genoegen, waarmee hij vroe ger zijn eigen tijdschrift had geredigeerd. De honderden en honderden artikelen voor het Week blad voor Nederland gemaakt, die over het tooneel althans, zijn geschreven tusschcn half twaalf en n uur des avonds. Zoodra Thijm van eene voorstelling te huis was gekomen, kleedde hij zich in kamerjapon en pantoffels en toog aan den arbeid. Hij dronk zijn glas bier en at zijn boterhammetjo met kaas, en zette zich terstond aan het schrijven. Hij schreef meestal snel. zouder ophouden, zonder zich een oogenblik te beden ken. Zelfs zijn verzen maakte hij snel. Terwijl hij deze aan 't komponeeren was, moest hij zich echter nu en dan bedenken en tuurde mijmerend voor zich heen. Maar bij proza schreef hij gere geld door. Alleen wanneer hij een datum, een feit, eene historische bijzonderheid, ter sprake bracht, en hij was niet volkomen zeker van zijn zaak, stond hij op en begaf zich, met een kaars of lampje gewapend, tnsschen zijn boeken inliet studeervertrek. Ook de proeven van zijn journalistieke opstellen bleef hij tot de laatste toe met de uiterste zorg vuldigheid verbeteren. Hij vroeg daarvan nog al eens »revisie". Tot in alle bijzonderheden wilde hij ook hier zijne bijzondere spelling hand haven en geen eigen-naam of vreemdsoortig spe cifiek woord liet hij passeeren zonder dat volgens zijne methode elke letter op haar plaats stond. Zijne bijzondere spelling in het algemecne en veelgelezen blad, deed de zonderlinge ingewik keldheid van zijn figuur geloovig Katholiek, deftig hoogleeraar, tooneelreporter, dichter, taal kundige nog meer de aandacht trekken dan in zijne vorige levenstijdperken. Tot zijn allerlaatsten tijd is Thijm journalist en archeologisch letterkundige gebleven. Hij stierf orn zoo te zeggen met de pen, waarmede hij zijn groote Vondel-uitgave bewerkte, in de hand. Van het dikke boek, het groote esthetische werk, dat hij naar ieders meening moest maken, is nooit iets gekomen. Toch liet zijne familie, vooral zijne dochter, hem niet met rust. Het boek, dat vooral lijvig, dik moest zijn, dat haar vader voor goed als den deftigen esthetikus van het land zoude poseeren, werd hem in nl de heuge lijke gevolgen zijner verschijning voorgesteld. Maar Thijm had daar geen ooren naar. Lie ver dan zich avond aan avond op te sluiten en zich in eene zeer tijdroovende studie te verdie pen, bleef' hij de bekende, gerespekteerde en konsulteerde journalistieke specialiteit. Hij had er, ofschoon hij uit den buitengewoon grooten voorraad aanteekoningen, ten behoeve zijner Akademie-lessen, gemaakt, wel eens het plan had een uitgebreid werk samen te stellen ook eene theorie over. Dikke boeken, beweerde hij, werden niet meer gelezen, die waren uit den tijd, die werden alleen gekocht door groote openbare bibliotheken, en daar op oen plank gezet om wellicht ns in de vijf jaar geraad pleegd te worden. Onze tijd eischt een snellere en moer gemakkelijke circuleering deridoën. Oe gedachten moesten spoedig bereikbaar en ouder ieders bereik zijn. Daartoe diende het jourualismo,. Die dikke boeken maakte, schroef om niet gelezen te worden. Thijm schreef echter om ge lezen te worden, derhalve gaf hij de voorkeur aan het maken van artikelen. Van dit gevoelen was de schrijver niet terug te brengen. Die daarover een twistgesprek met hem aanknoopte, dien weerstond en overwon hij met al zijn kracht en scherpte, met zijr.e u van alle kanten om slingerende polemische handgrepen. Thijm's polemiek wij behandelden hem reeds in 't kort als debater was, als hij wilde, een der meest geduchte van het land. Nooit bekende hij ongelijk. Hij was niet alleen vau meening, dat men met ongelijk te bekennen altijd min of'meer een mal figuur maakte, maar hij zag zijn ongeluk ook nimmer in. Zijn wijze van polemiseeren was heel eigenaar dig. Mooi en aanbevelenswaardig kunnen wij haar niet in alle opzichten noemen, maar wel schalksoh, ondeugend, eu kernachtig, pittig, en. . . .- onover winnelijk. Wel had hij een hekel aan inkonsequentie, en wenschte hij zich om niets ter wereld op eene inkoiisequeutio te laten betrappen. Wij herinneren ons een twistgesprek dat hij eens had met oenen Dr. Doorenbos, den schrijver van een handboek over letterkunde-geschiedenis, die deel uitmaakte, ineenen we, vau eoue kom missie ter voorbereiding van het Hooft- of Grotiusfeest. In eene diskussie, merkte Thijm, bij eene bewering van den heer Doorenbos, hom op, dat hij inkonsoquont was, want dat hij zooeven iets had volgehouden, waartegen zijn later gezegde indruischte. De lieer D. antwoordde: ik draag er roem op niet konsequent to zijn. Waartoe dient die malle wensch om altijd konsoquont te zijn !'' Thijm antwoordde: In dat geval, is er met u verder niet te redeueoron." Herhaaldelijk sprak hij later in (lenhiiiselijken kring metverbazing en ergernis over de uitlating van dr. Doorenbos,diu wilde redeneeren zonder daarbij konsequentio in acht te nemen. Achtte hij dus strik t o kon sequentie oen noodzakelijk vereischte voor elk behoorlijk twistgesprek,?min der fraai schijnt ons /ijn gewoonte om bij eene dis kussie hoofdzaak en bijzaken te verwarren, on oon tegenstander, die in hoofdzaak gelijk had, in schijn te overwinnen door /ijn ongelijk wat do bijzaken aangaat, met nadruk in het licht te stellen. Dit kan met recht «rouoemd worden: een trachten naar o\on\ inning in bot debat, en mot naar overreding door rodoiieoring. Men begrijpt on/o bedoeling: als gij bijv. iets betoogde! on ge bracht daar ter loops oon citaat bij to pas, dat niet letterlijk juist door u werd weergegeven, dan verloor Thijm onmiddellijk hot eigenlijke vraagstuk uit het oog om ton sclierp-te met n to :-trijdoii over de juistheid van dat citaat. Vorgistot go v, in liet geslacht of de spelling vau een in- of uitheemsoh woord, dan word dat in Thijm's repliek u bitterlijk aangerekend en uwe vergissing word. als met even zoovele tlamboitwon. door 700 talrijke uitroepingMeekons on vraau'ieekeiis tusschon haakjes, in 't licht gesteld, dat hot eigen lijke punt van geschil geheel in do schaduw bleef. Thijm beminde de kleine ketterijen on door dik en dun, om hot zoo uit te drukken, mot kracht, geslopenheid on humor, wist hij kleine door hem begane fouten goed to praten. In de door bom. of ten minste onder zijn toezicht, gemaakte vertaling van Le monde oii l'on s'ennuio" verweet oono oude dame harer doohter, dat dezo haar xoou bad laten opvoeden of scheen te willen opvoeden, als een pion." Thijm had dit vertaald met »damschijf." Het woord beteekemle evenwel ook »schoolvos." Thijm had aan deze laatste beteekenis niet gedacht voor do vertaling verscheen. In eene kritiek werd de vergissing aangewezen. Voor ieder, zoude men ineenen, moest het nu duidelijk zijn, dat het woord hier ^schoolvos'' en niet-xlamschijf" beteekende. Maar Thijm wilde dit volstrekt niet toegeven en een bui scherpe en scbalke paradoxen kwam den stoutmoedige!! aanmerker aan 't verstand brengen, dat hij zich geheel en al vergiste en het woord hier =wel deugdelijk" »damschijt"' beduidde. Want, men wilde de stijfheid der opvoeding hekelen, en een damschijf' was toch nog veel stijver dan een schoolvos, enz. De redoneering eindigde met liet argument, dat, mocht al de auteur school vos" bedoeld hebben, het woord »<lamschijf" dan nóg beter zijne bedoeling weergaf dan hij zelf bad kunnen doen, en damschijf" dus de voorkeur verdiende en gehandhaafd moest worden. Mot een belangstelling even groot als de zorg en nauwkeurigheid geweest was waarmede hij de proeven had verbeterd, wachtte Thijm des Zaterdagsavonds bet Weekblad, waarin zijne niet zelden eenigszins polemische kritieken waren afgedrukt, opende liet langzaam, savoureereud, en las eens of twee keer zijn artikel of meerdere artikelen over, om te zien of alles er nu juist stond gelijk hij het bedoeld had en of hij zich in niets had vergist. Hij was nu journalist, maar toch bleef het verschijnen zijner opstellen hem een genoegen doen als aan iemand, die ereis ns in zijn leven zijn meeningen openbaar ziet gemaakt. Nooit kreeg hij de journalistieke on verschilligheid, die de gewoonte om voortdurend voor de courant te werken, bij vele nieuwsbla denschrijvers doet ontstaan. Als hij, op 't oogonblik dat hij de courant openvouwde, zich bespied gevoelde door een zijner huisgenooten, zag hij al lachende op en vroeg: »Wil je me weer op mijn zwakheid betrappen?" Had hij zijn stuk gelezen, dan zei bij: zie zoo, dat heb ik weer eens goed opgeknapt", of hij schudde bedenkelijk het hoofd terwijl hij het blad tor zijde legde en sprak : «jongen, jongen, in 1ISGO schreef ik toch beter. Zoo kan ik het nu niet meer." Kn wee dc-n zetter, die een zijner verbeterin gen niet had opgenomen, die kwam van een slechte reis, zoo als men zegt. «Die zetters, dat is iets verschrikkelijks" zei hij, >dio willen het beter weten dan de schrijvers. Als ik de ae van waereld" toch als n letter schrijf ;e". dan mogen zij dien klank toch niet in twee letters zetten >ae". .Toa maer, menier, go zayt ook zoo allomaktich precies" zei mevrouw Tbijm van den anderen taf'elkant, daarmede de woorden in herinnering brengend, door een Vlaamsclien plaatsnijder oeus Thijm toegevoegd, toen Thijm hem eene aanmer king maakte over de uitvoering van een hem door Tbijm opgedragen werk." Plastische Kunst. Tooneel en Muziek. Letteren en Wetenschap. lïeproductions d'ancicnnes gravures d'orfóvrerie hollandaise. La Ilaye, Mart. Nijhoff l WIL' fo. 1. Adam van Vianon. Modelles artiticiels de divers vaisseaux d'argent, et autres u'uvres capricieuses, mis eu lumière par Christion de Viano il Uytrecht et gravez en cuivre par Theodore de Quessel (lGod). Nu de eerste aflevering van deze belangrijke uitgave verschenen is, is het gepast, er met een enkel woord op terug to komen. Keu monument oji te richten voor de goud- en zilversmidskunst onzer voorvaderen, dat voorname doel onzer na tionale kunstnijverheid, is het doel van den uit gever. In deze aflevering herleeft bet werk van Adam van Vianen in oen aantal reproducties naar gra vures van van Kessol. Het origineole werk is hoogst ties zijn genomen naar een der weinige complete exemplaren, in het Amstordamsehe Prentenkabinet. Dat altijd torugkeorende kwahbeligo visehoruamout maakt do ontwerpen wol wat eentoonig, maar er is karakter in, en zo verraden oen oor spronkelijk en onafhankelijk kunstenaar, In du voorrede worden vele bouwstoffen ge leverd voor een nog to schrijven geschiedenis van hot werk der \ ianens. Dat nu spoedig I.ntma en de andere grootmeesters in volgende afleveringen behandeld kunnen worden, /al zeker niet alleen don weiisch van den uitgever zijn. Van do grootseho onderneming, de talrijke kunstschatten in de lüjiiprovincio to doen koiini-n. is onlangs do dorde aflevering verschenen. Kveiials de bewerker l'aul ('lemen to voren den Krois Kempen on (ielderil beliandeUl heelt, maakt hij nu cou wandeling door don Krois Moers. en het is ot' hot werk bij iedere aflevering belangrijker wordt. Hier valt nnl unrlijk a au X anten hot leeuwendool toe. Wat daar in do St. Yictorskork sedert eeuwen opgehoopt is. is nog betrokkoli)I; \\einig onderzocht, maar op welk gebied we ons ooi; begeven, ol' we er in do architectuur do heerlijke (idthiok van het kerkgebouw zelf gillen bewon deren, ei t' wo naar beeldhouwwerken on schilde rijen vragen, ot' naar tapijten eu heilig vaatwerk, overal wordt iu uitnemende afbeeldingen liet merkwaardigste in het daglicht geplaatst, eu do begeleidende tekst is van dien aard, dat men zich niet dan verbazen kan, dat n man zulk een uitgebreid on verscheiden materiaal kan bcheersehen. Xiet minder dan >s ai/oudorlijko platen en d.") afbeeldingen in den tekst versieren (ie aflevering, die toch maar ooiiigo marken kost. K. W. MIIKS. Mozart's Don Juan en Wiegelied. Zooals vroeger gemeld is, heeft mevr. Viardot?Garcia aan het Oouservatoiro te Parijs het oorspronkelijk manuscript van de Don Juau-partitie ten ge schenke gegeven. Het spreekt van zelf, dat de voornaamste Kranseho componisten zich gehaast hebben dit zeldzame werk te gaan bezichtigen. Men was vol bewondering over de correctheid en duidelijkheid van Mozart's handschrift. Geen enkele doorhaling kwam er in voor. Met vaste vlugge hand was de partitie van het begin tot het einde geschreven. Ziet gij wel? zeide Gounod, Mozart had de geheele opera kant eu klaar in liet hoofd, hij behoefde ze slechts op te schrijven ! Ja, zeide Ambroise Thomas, meteen fijn lachje: Mozart bad wel verstand vau muziek. O, zeide Massenet hierop: als het noodig was bedacht hij die zelf! Ale.xandre Dunias declameerde: ('e que l'on coneoit biou, s'éuonco clairemont Kt les mots pour !e dire arriveut aisément! Niemand twijfelde aan de echtheid van het manuscript. Thans beweert echter de bekende expert Ktienne Charavay, dat dit exemplaar niet het oorspron kelijke doch een duplicaat, een in het net over geschreven manuscript van Mozart is. Dit vermindert de waarde van het cadeau niet en schijnt ook het meest waarschijnlijk, want uit de bekende eu veel besproken Requiemkwestie is gebleken, dat Mozart gewoon was zijn ontwer pen op allerlei kleine stukken muziekpapier neer te schrijven eu die bij fragmenten uit te werken, zoodat Gounod's opvatting voorzeker aan beden king onderhevig is. Juist deze wijze van cornponeeren heeft het bedrog van Mozart's leerling Süssmeyer (die be weerde dat hij groot aandeel aan de compositie van het Requiem gehad heeft) gemakkelijker ge maakt. Zooals vrijwel bewezen is, stelde Mozart's weduwe Coiistauce alles wat zij van het Requiem vond ter beschikking van Süssmeyer om dit te rangschikken en waar dit nog noodig was verder uit te werken. Engel, de secretaris van het Mozarteum te Salzburg beschuldigt Süssmeyer beslist verscheidene fragmenten vau Mozart's Requiem, na ze gecopieerd te hebben, te' hebben vernietigd. Dat bij trouwens niet voor deze zaak berekend was, bewijzen wel Süssmeyer's eigen compositiën, benevens sommige uitdrukkingen in Mozart's brieven aan Constance, waarin o. o. voorkomt: Der Süssmeyer dass ist erst ein rechter Knel. Het is niet meer dan natuurlijk, dat Mozart's eerste Don Juan-partitio niet geheel in orde was en daarom zal ('haravay's opvatting wel de juiste zijn. Eene andere kwestie op dit oogenblik in Duitsehland aan de orde, betreft het bekende wiegeliedje: Kchlafe, mein Prinzchen. sclilaf'ein! Als dichter van dit lied zijn beurtelings Claudius, Gleim en Weisse genoemd. Volgens Max Kriedb'inder is bet echter vau Gotter en komt voor in het tooneelspel: hsiher, waar in de vijfde acte de slavin KatméAhasveros met dit lied in slaap zingt. Mozart stierf in 17!>1, terwijl Gotter's Esther JKIS in 17!lf) werd uitgegeven, hoewel het in 17SÏI word gedrukt. Voor 18ÜN kende echter niemand deze compositie. Kerst toen (dus ;i7 jaar na Mozart's dood) verscheen het als muzikale bijlage in de hiographie van Mozart door Nissen. Dit boek werd na zijn (lood door Mozart's weduwe (die toen ook door Nisson's weduwe was, uitge geven. Het echtpaar Nissen bezat dit liedje ech ter niet in Mozart's handschrift, doch alleen eene copie er van. Zij wisten niet, dat liet van Mozart was, doch vermoedden dit alleen. Men gelooft dus zeker dat dit lied tot do koekoekseioren behoort die in Mozart's nest gelegd werden. v. M. De Yeroouigdo Tooneelisten", ;ulm. H. llarms en J. W. de Kuijter, zullen gedurende het wiutersaizoen in bet gebouw voor don Werkenden Stand en in den l'arkschonwlmrg buitengewone voorstellingen geven. In den l'arkschonwburg zullen zij iederen Maandagavond tegen vermin derde prijzen voorstellingen «reven, bestaande uit drama's a grand spectaclo, terwijl zij in hot gebouw voor den Werkenden Stand, dat geheel als schouw burglokaal is ingericht, iederen /.omlag eu enkele dagen der week blijspelen en blijspelen mot zang zullen opvoeren. Zaterdag 10 September a. s. openen /ij in liet gebouw voor don Werkenden Stand de wiiltorcampaguo met do Yroolijko Krui denier", groot kluchtspol mot zang. koren, cou pletten, quiidlibols enz., nieuwe decoratie van dc'ii hoor (irootoiidorst en nieuwe muziek vau den orkostmeestor don hoor Th. T. \\ ioring. Alphonsp Daudet, op dit oogvnhlik op zijn landgoed ('hamprosav, voltooit zijn nieuwen ro man, iSo !</«')( r/t finnilli'. Het is do cesrhiedeuis van oen industrieel, die door don achteruitgang van xiju /aken tot /ellmoord c'ebracli! wordt, /ijuo wedinve blij:', niet twee kinderen achter. Aan liet eene «joelt zij al bare liefde, haar trouwe zorg. al haar moederlijke gehechtheid : aan bot amlere toont /.ij mivrschiliighoid eu De door haar gekoesterde zoon \\ordt oen ondankbare en betoont haar niet cii1 minste hulp. Hij o'.erstelpt haai' met zijn ruwhedeii, met zijn verachting. Daaronlogeii loont d-^eeii dien /ij steeds verwaarloosd heelt, zich o MI uitmuntend /oon en brengt door stalen \lijt de familie «MI do /aak or « eder bovenop, wier bob om l door den /oltmoorcl \an don vader iu «gevaar «jobracht is. Zooclra dit werk \oltooiu zal zij i. is Alpbouse Daudet van plan do 'Mémoires <i'nn ruift de /ITIHC te vertalen, die door (-011 boei- genaamd lïaptisto lïomu't iu provoütv.alsch dialect ge schreven zijn. Deze Mémoires worden in de dorpen lanl'ro'voneo veel gole/en. Verleden jaar had de pers allen lof' voor de uitgave van het Xodekundig leerdicht, Die JSouc run Sec/c», door Dr. W. 11. 1). Suringar te Leiden uitgegeven. Thans wordt deze uitgave gevolgd

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl