Historisch Archief 1877-1940
No. 796
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hoorde, viel het mij op, dat het koper zich het
leeuwenaandeel van de klankmassa toeëigende.
De finale werd daardoor bepaald »rumoerig", in
plaats van forsch en breed. De fout schuilt vooral
bij trompetten en trombones. Over de trompetten
bij dat orkest wordt tegenwoordig veel geklaagd.
Daar het niet alleen het domineerende, doch wel
degelijk de platheid van klank is, die niet aan
genaam aandoet, moet ik er nog eens met nadruk
op wijzen. In een orkest waar bij de strijkinstru
menten en ook bij de houten blaasinstrumenten
naar de grootst mogelijke verfijning gestreefd
wordt, valt deze wanverhouding dubbel op. De
aandacht van den heer Kes zij dus vooral op ver
betering van dit gedeelte gevestigd.
Het is niet goed altijd de loftrompet te ste
ken. Bij alle waardeering van het goede moet
men een open oog houden voor hetgeen te
wenschen overlaat. Bij het begin van het saisoen acht
ik het juist het geschikte oogenblik dit eens te
releveeren. Bovendien mag men bij zuik een
orkest zeer veel eischen.
In de plaats van den heer Timmner is den heer
Leopold Kramer als concertmeester opgetreden.
Nu de concertmeesters van het Concertgebouw en
van het Paleis voor Volksvlijt beiden denzelfden
naam dragen (zij het dan ook dat de een C en
de ander K spelt) zal het noodig zijn altijd de
voornamen Leopold en Joseph te vermelden.
A. s. Donderdag zal de nieuwe concertmees
ter zich als solist laten hooren. Ik spreek de
hoop uit, dat, hij evenals zijn naamgenoot, zijn
vorstelijken voornaam alle eer zal aandoen, terwijl
ik voor den heer Kes hoop dat de vele
mutatiën die in den laatsten tijd in dit orkest heb
ben plaats gehad, nu eens mogen ophouden, want
dit vooral houdt de ontwikkeling zoo tegen en
geeft geen resultaten in verhouding tot de in
spanning.
Zooals reeds gemeld is, verlaat ook de heer
Hutschenruyter zijn post als tweede directeur
ten gevolge van zijne benoeming te Utrecht. Zijn
vertrek is een verlies voor dit orkest. In de twee
jaren die hij te Amsterdam gevestigd was, heeft
hij getoond dat bij hem (wanneer het noodig was)
de leiding in zeer goede handen was, terwijl het
vertrek van een beschaafd en algemeen ontwik
keld musicus (zooals de heer Hutschenruyter)
in ieder geval te betreuren is. Zijn opvolger, de
heer Mart. J. S. Heuckeroth, is te Amsterdam
geen onbekende. Ik spreek de hoop uit, dat
men in hem een waardig plaatsvervanger moge
gevonden hebben.
A. s. Zondag neemt de heer Hutschenruyter
afscheid van het publiek. Bij den dank die
men hem dan voorzeker brengen zal voeg ik hier
een openlijk woord van waardeering, met den
uitgesproken wensch dat hij er in moge slagen
te Utrecht met vrucht werkzaam te zijn tot ver
heffing van het aan hem toevertrouwde orkest.
De twee debutanten die in de Ned. Opera in
Rigoletto optraden waren de heeren do Meijer
(bariton) in de titelrol en Berckman (tenor) als
Hertog. Eerstgenoemde maakte als Rigoletto (on
danks zijn thans misvormd uiterlijk) een beter
figuur dan als Valentin bij de Faust-voorstelling.
Zijne opgenoemde gebreken kwamen echter ook
nu nog uit. Hij was reeds gevoelig in de eerste
acte, waar hij den spotten den booraardigen nar moet
voorstellen, daardoor ging dan ook het effect van
den plotselingen schrik bij de stichtelijke woorden
van Monterone: Gy serpent wees ook vervloekt!
verloren.
Deze zanger kan echter, bij ernstige studie
vooral ook van het karakter van de rollen, en
(zooals ik reeds zeide) indien hij het voortdu
rend vibrato kan afleeren, dozen winter goed op
zijn plaats zijn. Ook de heer Berckman maakt
zich veel aan vibreeren schuldig. Hij scheen mij
ook eene niet onaannemelijke kracht met goede
stemmiddelen toe, die echter nog niet zeker van
zijne partij was en onder de debuutkoorts leed.
Later over hem dus meer.
Dat ik zooveel over liet vibrato van de nieuw
aangekomenon spreek, vindt zijn reden hierin, dat
er een werkelijk gevaar voor de Ned. Opera in
schuilt, ten eerste omdat alle gebreken aanste
kelijk werken en ten andere omdat de nieuwe
krachten bijna allen uit Belgiëkomen, en voor
vele leden van de Xed. Opera geldt nu eenmaal
alles wat in Frankrijk en Belgiëop dit gebied
voorkomt als orakel.
Toen ik een der leden eens over dit gebibber
sprak, kreeg ik ten antwoord : In de i'arijschc
Opera wordt ook gevibroerd.
Ik antwoordde: Ja door enkelen, doch niet
door de goede krachten.
Juist dat verheffen van gebreken tot deugd,
omdat men het in Parijs ook wel eens doet. is
zoo gevaarlijk.
De heer de; (Jroot heeft mij echter verzekerd,
dat hij dit gebrek met kracht zal trachten tegen
te gaan, en dus heb ik alle hoop dat de kwaal
niet epidemisch zal worden.
De uitvoering was. wat de derde en vierde
acte betreft, eene zeer voldoende, doch de eerste
en tweede acte behoeven nog duchtige voorbe
reiding.
v. M.
Bayreuth 1892
door IIüGO ISOLTIIKXIUS.
V. Die Meislersi/iyer.
(Slot.)
Den Beckmcsser hoort men gauw vrij goed ; vele
zangers bcstudccreu deze rol met voorliefde, maar
tot eeii volkomen bevredigende vertolking komt
het toch maar weinig. De laak is ook verbazend
moeilijk, zelfs de onvergelijkelijke Beekmesser
van i'ricdrichs, een zeldzaam kranige getuigenis
van eeu in zijn reproductie op nieuw scheppende
kunstenaarsziel, had oogeublikkcn, dat men na
afloop bij kalme bezimming moest zeggen, dat hij
de gevaarlijke klip vau overdrijving toch niet ge
heel had gemeden, De heer Nebe kwam mij voor
zich de moeilijkheid van zijn taak ten volle bewust
te zijn en zich voor overdrijven te willen hoeden.
Met ? de goede gaven, die hij ruimschoots bezit
(zijn geluid vind ik niet mooi), bracht hij het
zeer zeker ver boven het gewone goede, maar n
Friedrichs kou hij mij lang niet doen vergeten n
het geheel stel ik mij nog anders voor. Aan ecu
grondige verklaring vau wat dat is, valt hier
natuurlijk niet te denken.
Baclimann als Kotlmer wist mij weinig te
iuteresseereu (misschien was hij niet goed bij stem),
ik vond hem tf barseh tegen Walther, en de
//Coloratur," waarvan hier wel //eitte Spur" bij de f leges
der Tabulatur", was lang niet geacheveerd.
Georg Authcs ka\i, dunkt mij, eeu uitmuntende
Walther worden; zijn verschijning zoowel als zijn op
treden is wezenlijk //jugendlieh uud ritterüch" tege
lijk, zijn stem is inderdaad buitengewoon: eeu krach
tige, mooie, goedgevormde tenor en vau moe worden
schijnt de gelukkige bezitter niets te weten. Als
ik nu zeg, dat hij zich herhaalde malen schuldig
heeft gemaakt aan onnauwkeurigheden, dan zal
men met mij meenen, dat deze zanger nu nog niet
ten volle berekend was voor zijn taak. Hoe kan
iemand, die de elementen uog niet beheerscht,
volkomen werk leveren!. Bijna geregeld ontbrak
aan zijn optreden die rust, die volle zekerheid, die
ware kunst steeds kenmerkt; zijn vrij groote mate
van overmoedigheid en gelukkige gevatheid heeft
mijns inziens bepaalde stoornissen voorkomen eu
hem zeker gevrijwaard voor eeu hard oordeel van
een groot deel vau het publiek, waaraan zijn tekort
komingen wel onopgemerkt ziju gebleven.
De David vau Hofmüllcr is algemeen bekend;
hij is DE David, een echt navolgenswaardig voor
beeld ; met groote opofferingen heeft meu hem uog
ter elfder ure weten te winnen en de andere reeds
geëngageerden hebben het zeer gemakkelijk gehad.
Mjn bekenden, welverdiendeu roem heeft
Hofmuller zeker gehandhaafd; vergis ik me, als ik
vond dat hij niet zoo friseh optrad als vroeger r1
een zweempje van iets uasaals aan enkele van zijn
hooge tonen viel mij meer op dan voorheen.
Eu nu moet ik de Eva vau Louise Mulder be
spreken, een taak, die mij tot mijn groot leedwe
zen geen bepaald genoegen is. liet is velen bekend
dat ik in deze zangeres een kracht voor Bayreuth
meende te ontdekken. Toen ik, diep getroffen dooi
de boeiende bekoorlijkheid van baar geluid, haar
mocht bekend maken met de werken van den Mees
ter, deed mij de overtuiging omtrent haar natuur
lijken aanleg voor de muzikaal-clramatische kunst
alles in het werk stellen dit edel metaal ter be
werking toe te vertrouwen aan de krachten vau
een beproefd kunstenaar, Julius Iley, om haar zoo
den weg naar Bayreuth voor te bereiden. Het
mocht niet zijn dat onze zangeres hare studiën
bij Hey ten einde bracht; de omstandigheden voer
den haar, vóór technisch geheel gereed te zijn,
naar Bayreuth, Ouder leiding vau Julius Kniese,
die voorzeker voortreffelijk hutten mag omdat hij
volkomen vertrouwd is met alle iuteutiën vau den
Meester, ouder die van Frau Waguer zelve eu
van rau Ritter te Müneheii bij haar
tooueclstudiëii, heeft zij het in korten tijd zoover ge
bracht dat zij, ua een debuut als Eva te jS'our
uberg en te Stuttgart, de eer waardig werd gekeurd j
in deze rol te Bayreuth op te treden. Voor ccne
//Auslauderin" voorwaar geen geringe onderschei
ding! Mijne verwachting was zeer gespannen
maar ik wil het bekennen: de snelheid van haar
ontwikkelingsgang maakte mij wel eens bezorgd.
Men zal miju diepe teleurstelling begrijpen den
Sasten Juli, als ik hier (waarheid boven alles)
verklaren moet dat haar optredeu dien datum in
n woord onvoldoende was, voor Bayreuth name
lijk. Tal vau eigenschappen gaven aanleiding tot
groote verwachtingen, maar aan hetgeen gegeven
werd ontbrak te veel; in bijua alle opzichten
was de beginner waar te nemen; er ontbrak vooral
individualiteit, en waar bijv. ziju overmoed
Authes nog redde, liet eeu zekere schroom mejuf
frouw M. iu den steek, waardoor de indruk 'van
liet onvoldoende algemeen moet geworden zijn.
Nu kan ik gelukkig nicdedeelingeii doen, die het
onaangename vau bovenstaand bericht voor 't grootste
deel op zijde dringen. Ten 1ste belette haar een cru- l
stige indispositie vrij over haar rijke gaven |
te beschikken. Hiudert zoo iets een tot rijpheid j
gekomen talent, hoeveel te meer niet eeu jeugdige
zangeres, die voor liet eerst voor liet internatio
nale publiek van Bayreuth oplreedt! (Ecu dringend
verzoek om dien dag niet op te treden is helaas
liict ingewilligd kunnen wovdeii.) Teu 2de weet.
ik uit mij volkomen vertrouwbare bronnen, dat,
zij bij de drie volgende opvoeringen veel beter is
geslaagd; haar laatste optreden is mij zelfs zeer
geroemd. Teu 3de, eu dit is mij geheel afdoende,
is dat Frau Waguer bij de laatste repetitie zoo te
vreden, ja opgetogen geweest over niej. M's Eva.
dat zij verklaarde zulk eeu Evclten" nog niet ge
had tt; hebben, en dat zij haar in alle vier op
voeringen heeft doen optreden, niettegenstaande
niej. Mitschiuèr. die ook op de lijst vermeld wordt,
zich zeer gunstig had doen kennen. Verlichte het
gelukkig gesternte, dat overigens tot nu toe d cv, e
talentvolle zangeres bescheen, haar voortdurend het
schooue maar nioeielijke pad. Bij alle hul]) echter,
waarin wij mis mogen vei'heugeu, om voorwaarts
te kuuneu gaan, moeten wij, willen we den eere
naam van kunstenaar verdienen, ten volle er van
doordrongen y.ijn dat, de eigenlijke stuwkracht zich
in ons ~i'lj' moet ontwikkelen. Wat is het kost
baarste instrument zonder den kunstenaar, die het
kan bespelen:
De Magualeuc vau Frau Stautiigl is spoediger
behandeld; als altijd was zij voortreffelijk, en haar
groote zeggingskracht bleek ook iu deze kleinere
partij het geheel wonderdadig ten goede te kornet:.
Mottl dirigeerde eu bracht mij op nieuw tot,
opgctogenheid. Ik keu er, die het niet met hem
eens ziju over ziju iu 't, algemeen zeer breed
gciiomeu tcmpi: mij evenwel heeft hij daarmede
juist, iu »dic Meis1ersiuger': liet, hart gestolen, ook
geloof ik niet dat Mottl van Richter (en dezen
vertrouwen toeli allen geheel) verschilt. De
zelfde opmerking vau vroeger omtrent de bazuinen
zou ik ook uu kunnen maken; zij hebben mij
werkelijk hier en daar aan het plechtige afbreuk
gedaan, onder atuiereti iu het hoog verheven voorspel
van het derde bedrijf. Dat moet men anders ook
te Bayreuth hooreii! Hoe zeer blijkt het dan dat
ook bij die Meistersiuger" het onzichtbare orkest,
ecu waarachtig vcreisehte is. Dat ideale, dat de
klank krijgt, en dat de juiste stemming mort te
weeg brengen, kau meu op andere wijze niet be
reiken.
En hiermede neem ik afscheid vau mijne lezers.
Yan mijn kant van harte een tot wederziens."
Hoe gaarne bleef ik u geregeld van Wagner en
zijn werken berichten en vertelde ik u ook dit
maal nog vau allerlei dat op Bayreuth in 1892 be
trekking heeft. Aan alles komt echter een einde.
Aan alles': Mocht het einde van Bayreuth nog
zeer verre zijn! Ik blijf er bij: te Bayreuth wekt de
kunst meer dan ergens anders op tot hooger leven.
//Als Küustler und Mensch schreite ieh eincr neuen
Welt eutgegen," schreef de Meester in het volle
bewustzijn vau zijn zending. Zoo is dan Bayreuth
voor de algeiueeue beschaving eu dientengevolge
voor liet wel der gehcele wereld van onafzienbare
betecketiis.
vD'rum sag' ich euch:
ehrt eure dcutscheu Meister,
dauu bauiit ihr gitten Geister!
L'nd geut ihr ihretu Wirken Gunst,
zergiug iu Dunst;
das heil'ge riim'sche Keich,
uus bliebe
srlc-ichdie heil'ge deutsche Kunst!"
Aauteekeningen Schilderkunst.
Voor een binnenkort te verschijnen uitgave van
Van Looij en Gerliitgs: Nederlandsche (lichters
behalve Vondel, met proza van Albert Vertoef,
heeft Dijsselhof met de pen eenvoudige
culs-delampe geteekend, die in zinco er in worden
gereproduceerd. Dijsselhof maakt verder voor
een bij Schelterna en Ilolkema uit te komen
bewerking iu het Nederlandsch van Waltcr Cranes
Claims of Decoratire Art, een linnen band, en
teekont er kopstukken voor die hij, naar den
eigenlijken aard, zelf in hout zal snijden.
Voor een door den heer L. Simons Mzn. te
bezorgen editie van den Gysbrecht van Aemstel,
heeft Dcrkindoren nu zijn medewerking toegezegd.
Derkinderen is ook bezig aan het trontispico.
de kopstukken, de beginletters en den
bundstcmpel van het gedenkboek der keuze-tentoonstelling.
Voor het nieuwe boek van Van Heden,
Johannes Viator, dat eerstdaags verschijnt, heeft
Roland Holst oen band, goud op wit ontworpen.
Men gaat zich dus in Hollaml blijkbaar e-enige
rekenschap geven van de eischen en rechten der
boekkunst en begint te In-grijpen dat alleen
artiesten hiervoor wat kunnen doen. Het was
hoog tijd.
liet schilderij van Daubigny dat bij de tirma
Preyer & ('o. was. on waar hier onlangs melding
van gemaakt werd, is eigendom geworden van
don boer II. W. Mesdag, die. naar wij venieinen.
ook den mooien Daubigny die door den lieer
De Kuyper op Sclti'veniugen geëxposeerd werd,
heeft aangekocht voor zijn museum, waarin waarlijk
een unieke Duuhigny-collectie bijeenkomt.
l [et spreekt vau zelf dat aan de
Millot-tont')i ')>'.!'llsii;j; in l'iilehri, ool< de lieer Mesdag,
vooral met zijn kostelijke pastels van den meester,
het voornaamste bijdraagt.
Xaar aanleiding van een te Amsterdam te hou
den Salon di's refuiié.*, waarvan sprake schijnt,
schrijft de kunst-correspondent van de
Arnhemsche ('oufant:
Hoogst nieuwsgierig' zijn wij de namen te
leoren kennen van deze geweigerde .artisten".
Waarlijk, wanneer men bedenkt, hoevele .crontcs"
er in het zevental zalen op den N. /,. Voorburg
wal zijn opgehangen, wordt 't ons angstig te
moede bij de gedachte nog oen jjfjo-tul derge
lijke te zullen moeten gaan bekijken. Of wordt.
het misschien oene keuze-tentoonstelling, eu
zullen wij hier de op de driejaarlijkse!»:'1 ont
brekende gedistingeerde kunst aantreffen. Schorten
wij ons oordeel op tot wij er meer van weten".
Keu kuiistbesprokor in liet IfundelM-nd van
verleden Zondag, al te parmantig schrijvende
over do Driojauriijksche, vindt voegxaam 'het te
betreuren dat verscheidenen der jonge generatie
zich onthielden en niet medegewerkt hebben om
door liet zenden van een groot aantal goede
werken het iiitwüihcretul cuintal prullen mn (Ie
lerende meestem", waarover een hunner zich
beklaagt, zoo klein mogelijk te maken".
Wij schromen niet zeer. van meeuiiig te ver
schillen met dezen beoordeelbar, die zóó weinig
onderscheidingsvermogen toont, van aan het slot
eencr uitvoerige serie zachtmoedige loftuitiiigen
op de gcoxpozoerdo heelden, den flater te begaan
van den intore^uittsten .juist onzer beeldhouwers.
niet een kuipoogjo aan den engelonbak, ongeveer
als een kwajongen a;m te duiden.
Geheel tegenovergesteld dan ook. aan het ge
voelen vau deze autoriteit, hebben wij al bij een
eerste bezoek aan de Driejaarlijksche ons harte
lijk verheugd, dat de rerxclieidetteit zich aan het
expo^eeren iu de/.e weidsehe, barak maar niet
gewaagd hebben, en het alleen betreurd, dat vau
de enkelen die wat moois zonden, liet, werk nu
in niet beter omgeving te zien is. dan in dat
van zoo karakterloos en totaal ontstemmend
kerniisgezelscha]).
Van Schalekanips vervolguitgavo l'einfrcx
holland/un moderms p>tr Ph. '/ïilckai, zijn aflevering
l, i) eu li, die over de Marissen bundelen, ver
schenen. Omtrent de wijze waarop Zilckeu in
dit werk de schilders bespreekt, heli ik reeds
bij het verschijnen van de afleveringen over Isruëls
eeiiigszins uitvoerig geschreven. Hij zelf duidt ziju
opvatting nu geheel juist aan. door bij den
delinilioveu titel van het werk, als het gereed /.;üzijn, JVoics
te willend oen drukken;?komplete beelden wil
len het geenszins zijn. Hier handelt (Ie schrijver
het volledigst o\er Jacob Maris. aan wieu hij
indertijd in -Les lettres et les nrts eeu grooter
studie wijdde. De illustratie van een goedkoope
uitgave als deze blijft een struikelblok'. Schilde
rijen i'ti aquarellen altijd weergeven in zinco
gaat niet, ze worden ten slotte allemaal eender.
De zinco's ziju dus genomen van etsen
ot'lithogruiit's, naar de werken, of van krabbels. Slecht
figuur maken duartussciion de ziuco's naar
fotognilischo portretten van Jacob en Willem Maris.
De beeltenis van den laatsten is geheel eu al onvol
doende. Opvallend mooi zijn de prenten naar een
ontzachlijk vast-delicate zwart-kr'ijtstudie van
staande koeien door Willem Maris, Holbeinachtig
minutieus, en van een plaatje van Weissenbruch
naar Thijs, dat door den schilder geretoucheerd
werd, en bijna voor een lithografie van hemzelf
kan doorgaan: een heerlijk, sprookjes-achtig tafe
reel van kozende kinderen op een priëeelachtig
zitje vóór een vreedzaam huis, met etheriesch
vergeestelijkt een kleine stad op den achter
grond, vol van de reeds zoo nobele bekoring
van Thijs Maris' vroege werken.
V.
Driejaarlijksche Tentoonstelling van
Beeldende Kunst te Gent. - 1892.
'> e Brie f.
Een geheel bijzondere plaats schreef ik een
week geleden bekleedt onder de genreschil
ders Ilubert Vos, en wel met zijn heerlijke
schilderij, een der parelen van het Gentsch salon,
?>het Anyelus te Volendam."
Een bladzijde vol stille, en toch suggestieve
dichterlijkheid; een dier steeds zeldzame kunst
werken, welke meer te gevoelen dan te zien geven;
waarin voor wie nog iets anders weet waar
te nemen dan liet louter stoffelijke nog heel
wat meer schuilt dan het magere inboedeltje en
de drie kleine menschjes. door den schilder be
handeld.
Evenmin als Loon Frédéric, overigens, ont
breekt het Ilubert Vos aan.... gebreken. Is het
opzet ?- of wat anders? Zeker is het, dat het
den talentyollon kunstenaar in gemeld tafereel
hoofdzakelijk mangelt aan diepte en.... aan lucht.
Staat die ouderwetsche kas, links van den toe
schouwer, naast of in den muur? Is dat kleine
visschersmeisje, daar juist vóór, wel onberispelijk
geteekend ? Deze en andere vragen, welke men
ook voor het beste werk der allerbesten kan
stellen, hoorde ik tal van lieden opperen. Wat
maal ik echter om al dat détail, als het geheel
mij zoo machtig aanpakt, dat ik mij telkens en
telkens weer naar dit Volendamsche Angelus
ovenals naar Krédéric's Urie-Ji/ettlieid,
Richebourg's 0/jer, en hoogstens nog twee of drie andere
schilderijen, als Lecmpoels' Bedrukten, b.v., voel
aangetrokken ?
Ken stilleven, bijna, zoo om het in donkere,
vast lichtlooze tonen, heel wijsjes en zorgvuldig
gedane koloriet, als om de roercloos-, ja, bijna
stijfheid der drie personages. Een op ouderdom
komende visschersvrouw en twee kinderen, sta
kende arbeid en spel, ten einde, bij het kleppen
der klok, volgens lloeinsche zeden driemaal het
Ace Mitria te prevelen. Xiets meer! En toch
hoe aangrijpend, niet-meer-loslatend vlakaf!
Hoe zij in die luchtlooze pijpenlado niet ver
smachten, moge ons ons een raadsel zijn; leven
doen /.ij toch - - zóó /elfs, dat meu zou lueoueii
hen f" hooren ademhalen, te hooreii prevelen.
Wat eeu ingetogenheid op het mooie gezicht en
in die mystisch glanzende oogeti der oude; hoe
gelaten sluit zich het knaapje bij baar aan in
zijn maar half' begrepen gebed; hoe friseh, naïef,
echt kinderlijk dat meisjesgelaat! En niet alleen
deze drie, ook de onbezielde dingen spreken
in dit mooie werk hun eigen taal: zij vertel
len het uit opoffering en hard zwoegen
saamgeweven, toch vreedzaam en gelukkig bestaan
vau hen die daar biddend zetten, ook van hen,
die naast dezen, tijdelijk of voor steeds?
ontbreken.
Ilubert Vos is. in deze bladzijde, even groot
poëet als schilder.
Kr is wel eouigo overeenkomst tusschen het
talent van. Loeinpocls. althans zooals het zich
voordoet in zijne lledml'lM, on dat van Vos.
Eeu zestal koppen, met biddend onihooggewendo
oogen, saaingodrongen binnen de kleine lijst van
een schilderijtje van geen halven meter vierkant.
Uiterst personeel, deze uiting van innige huma
niteit, uitgevoerd met de angstvallige nauwge
zetheid der gotische meesters. Ik acht het nau
welijks doenbaar, het troostafsmeekeu van uit het
hart bloedende iiienseheii treffender weer te
geven. Die lippen beven ; die oogen schreien
echte tranen, goddank -- saus Ie moindre
trompcl',, il.'
Van Lodewijk van Aken /.ag ik niet onverzwakt,
genoegen terug zijn reeds vroeger geëxposeerde
groote schilderij: Afenxeltelijk Wee, een stuk. dat
het imizeiiHi van Antwerpen wél zou doen aan te
koopen. want -- ondanks al <!e hogauhlhoid van
dezen artist durf ik betwijfelen, of hij wel
ooit iels beters zal voortbrengen. Die teringzieke.
behandeld /ouder de minste mine en scène, vrij van
zelfs het allorgeriugsto otïoktbejug, is niets minder
dan meesterlijk. Aangezicht, handen, houding
alles is onberispelijk van gevoel zoowel als
vau behandeling.
Wel wat lletsch bier en daar, ook wat te
schreeuwerig van kleur misschien, is op een andere
plaats, de Idioot van den jongen Antwerpenaar
Kvcrt Larock. Schuw als een vervolgd en geplaagd
dier, die arme. gehavende onnoozele. wegschuilend
achter gruis en steen, tusschen die twee eenzame
nmren iu roeden baksteen. Kranig de beide
kwajongenstiguren op het voorplan, treffend van
driest- 011 ineedoogouloosheid.
In de Kajuit vau K'arel Mertens is eeu juweeltje.
Ik kom evenwel nog verder op dezen jongen
meester terug naar aanleiding van ziju groot
tafereel : Op de Schelde.
Lof verdienen mede Constant Meunier, met
een drietal kloeke grepen uit het leveu i» de
Waalsche coronf. lüchir. met een wel iet of' wat
romantisch gevoeld maar heel knap geschilderd
stuk: Ellcwlt; iloronliant met een aardig
familietooneeltje : Op -ruotmoeiters Imic, verder de Smoth
en Looijniaiis. niet een viertal zeer potige, vrij
brutaal-realistische studies, C. vau Ilavermaot
met een verdienstelijk Atelier, en Klein met een
gedeeltelijk goed debuut: Der Tod und das
Muedchen.
Onder de artisten, welke niet van
Xederlandscheii oorsprong ziju, muntten in het bewuste
genre vooral uit Grönvold. Zorn, Salmson, Reijsner.
Block, Gutbrie, lïafluè'lli, de Kichemont, Carrière,