De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 25 september pagina 7

25 september 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 796 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Indeeling van het kiesdistrict Nieuwer Amstel bij de Haarlemmermeer. AMSTERDAMSCHE STEDKMAAUD: D.it heb je er nu van, als je geen stadsmensen wilt zijn. Tak denkt dat je in Dj Meer tehuis hoort". Eene tragedie bij de Munt." g|Do historie begint ruim een half ja-u- geleden. Mijn oo;n Bernard zat gezellin; voor 't raam der vo>rkamer, op den Singel, kijkende naar de Munt. «Begrijp je wat daar komen moet?" vroeg hij, op ecu omgewoelde plek naast 't huisje van Klectra \vijzende:.... »'t interesseert me machtig!.... E m dozijn werklieden hebben er opmethuen ge daan .... toen een meneer met oen passer, die <>9a halven dag 't zand doorsnuffelde .... toen een a-.i lorc, die zonderlinge lijntjes in de aarde trok .... Dolf! Dolf! Er is iets vreemds gaand'!".... >Misschien ean tolephoonkabe!," nnrkte ik op. »\eo," zei tante Joséphini, diepzinnig : -'k heb idee in 'n mclkkiosk." 'Als er al niet een stond," hernam oom. heel gepreoccupeerd .... >Zon 'k gelooven. dat ze een inodore gaan bouwen. Van die dingen houdt o;ize vroedschap nu eemnial veel, want ze ver sieren er ieder pleintje, elk plantsoen mede. Zo hebben mo waarachtig nieuwsgierig gemaakt, D>lf!" Ik drukte mijn nous tegun de ruiten, keek naai den Munttoreu, naar een kolenschip in de verte, naar de groote, gouden letters van Kneipp's MalzKottie, maar mijn inspiratie liet me in den steek. Een maand later vond ik de twee oudjes weer voor 't venster. Tante stak me afgetrokken een band toe. Oom keerde zich om, vermagerd, nralankoliek. >Dag, 00:11!" ?-Dag jongen ! /e leggen metselwerk. (ioojo (iod .'.... Wat 't toch worden moot V" -Wat Oom V" Wel dat!" "" K\i weer drukte ik mijn neus tegen 't raam. Oji de zandplek van voor een maand was oen ovaal fundament van roode tegels gekomen. Bepaald een rnelkkiosk," bromde tante. Nonsens!", steunde oom.... Een stand beeld .... Zon je ook niet denken. Dolf? .... Misschien wel (lat ze 't mooie beeld van den Dam" .... Ik heb nou idee in 'n kiosk! Je zult 't zien .... Je zult 't zien !," hield tante halsstarrig staande. ?-Zanik toch niet!," barstte hij los: 't wordt een monument, let maar op de blokken hard steen die daar hij de .Munt liggen!" En de twee monschjes begonnen vinnig te kibbelen, harde, onaangename dingen zeggende, 'n zeldzaam verschijnsel bij die twee goede, kalme zielen. >lvom." zei ik sussend, ->maakt nu geen ruzie ! . . . Ze zijn pas anderhalve maand aan 't werk .... Heb toch 'n beetje geduld !" j -Als we maar tijd van leven hebben," zuchtte j Joséphina. | I u de kleine huishouding volgden weken van spanning, van koortsachtige opwinding tot oom op een goeden dag zegevierend uitriep : -Lekker! 't wordt geen kiosk! .... Ze maken 'n inodore!" Ja," zei tante.... ~ze zijn al'au't bikken! ! En de volgende weide, nóg voor 'k goojon dag gezegd had, riep oom me bij de deur toe: .Ze zijn nog an 't hikken!" ?Ja, ja." herhaalde de echo: :>we bikken nog, maar er valt zoo'n boel te bikken." De twee oudjes zagen er betrokken uit. Ze gingen op in den bouw van 't kunstwerk, plakten t'hnis, hadden geen eetlust meer. Er waren drie maanden verloopen. De hardstoenen platen stonden thans lier op het funda ment, een toonbeeld van eenvoud in beur strenge lijning. .... O Dolf. je had er bij moeten zijn Van do week hebben ze een atYoerlmis gemaakt!.... 't schiet op! .... 't wordt zoo mooi !...." ??? J o hoost loelijk. tante!" ;Ach kom," /ei oom: = we worden oud !.... 'k Heb al een maand lang pijnen in don rug.'' l' moest bepaald meer uitgaan, oom!" "Wel nee .... 'k amuseer me hier liest .... Je kijkt voor je pleizier naar zoo'n stadswerk .... l 't gaat zoo leuk, zoo solide!" (."'ruimen lijd was ik op reis. lüj mijn thuis komst, vond ik 't volgende briefje: Waarde neet'! Je tante is doodziek en ik voel me niet lekker. Kom eens aan. Onze inodore gaat ferm vooruit. De pijpon van de waterleiding | hebben ze gepast, maar WOIT meegenomen. Do -schutting staat. Van middag hebben xe er nog zes krammen in geslagen. In haast. Oom ornard." In plaats van no zieke vond ik' ei' t\voe. Wat is dat 'l . . . . alle!)..-i Ie lied '.'" l'/m sombere klank was 't antwoord, 't dit' me kippovel . . . . Je tante heeft de tering.... en ik rnggomergsontsteking . . . ." Snikkende viel ik neer hij de sponden. Droevige, noodlottige, sombere dagen volgden, een regenachtige Angnstnsmaaml. Op hun aan houdend smeekeii zat ik voor 't raam en bracht rapport uit o\er do inodore, die hun ziel vervulde. . . . Oomliot'.... Ze soldeuren de waterleiding . . . Xu smeert hij vet .... Xu moet je wachten .... '/?e gaan schaften .... Zoo nu begint hij weer .... Eerst de pijp opsteken.... Wacht, 'n dienst meisje ! ... . Even geduld . . . ." . . . .-Vraat hij nog?" Nee hij rust uit.... Zware karwei bij zoo'n warmte." Kikon dag heb ik zoo verslag uitgebracht, va alles heel bedaard en geleidelijk. Toen kwam j een week van rust en daarna rapporteerde ik de volgende verrichtingen aan het wegterende paar: Kersten dag brak men keien op. Den tweeden reed men stoepranden aan. Den derden zand. Den vierden legon men de oude inodore af te breken. Den vijfden was de oude een lijk geworden. Den zesden werd de vorige lantaarn verplaatst. De zevende dag was een dag van rust, zooals 't behoort. Don achtsten dag kwam een schuit. Den negenden ontscheeptc men grint en cement. Den tienden maakte men hiervan een ótuvé. Den elfden werd dit tussclicn de stoepranden gesmeerd. Den twaalfden liet men 't drogen. Den dei-tienden liet men 't drogen. De veertiende dag was een dag van rust, zooals 't behoort. Den \ ijftiendon rolde men ovens aan. Den zestienden stonden die ovens in den regen, Den zeventiende!! liet men ze drogen. Den achttienden dag, tegen den avond, walm den dikke asphaltstanken over den Singel en golfden binnen in de ziekekamer, waar oom en tante op sterven lagen. De laatste woorden van oom Bernard waren: .... Z(! .... ze .... asphalteeren.... God dank !" en tante Joséphina nokte: > .... 'k ruik, .. . 'k ruik . . . ." .Meer bracht ze er niet uit. Twee dagen later had een dubbele be grafenis plaats. Wan hopig snikkend zat ik in de voorste volgkoets, keek door de reet van 't neergelaten gordijntje. Dof deed de Munttoren zijn angstige slagen hooren. En door de .gaatjes der schutting van de mooie inodore /ag ik menschelijke vormen. Van onder puilden broekspijpen. uit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl