Historisch Archief 1877-1940
No. 797
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
een levendig tempo gespeeld ? Ook liet Andante
viel na den bewogen eersten Satz, door het m.i. te
langzame tempo niet in den rechten toon.
Ik kreeg den indruk alsof de staartpruik een
beetje geparodieerd werd.
Het zoo naieve thema van den tweeden Satz
verdraagt toch dat langzame tempo m. i. niet.
Over opvatting worden velen het wel is waar
nooit eens en dit blijft dan ook altijd eene
individueele opinie, doch men mag wel constateeren
of eene opvatting consequent is of niet. Wanneer
men in twee Satzen het (laat ik zeggen) pruikerige
overdrijft en in twee anderen eene levendigheid
betracht die velen beweren dat niet van die periode
is, dan verliest zulk een werk de noodige een
heid, naar mij dunkt.
Zooals ik den lezer reeds meldde, zou de
heer Hutschenruyter afscheid van het publiek
nemen. Toen hij Zondagmiddag zijne Suite nog
eens dirigeerde, werd hem door den president
van het Concertgebouw, den heer .Toosten, een
fraaie krans aangeboden, waarna het publiek
hem ook met veel warmte toejuichte.
Des avonds op het Populair Concert, die de
heer Hutschenruyter in den laatsten tijd gediri
geerd heeft, was het publiek zeer talrijk opge
komen, dat den dirigent bij ieder nummer op
ondubbelzinnige wijze toonde, hoe men hem
waardeerde. Niet het minst aangenaam zal het
hem zeker geweest zijn dat het geheele orkest
den vertrekkenden tweeden directeur en kunst
broeder een fraai cadeau aanbood, waarbij de
heer Meerloo aller tolk was en verklaarde, dat
de orkestleden hem als kunstenaar en vooral ook
als mensch zeer waardeerden, en hem daarom
met leedwezen zag heengaan.
v. M.
Muzikale Kritieken.
Hugo Nolthenius, Nachtliedjes uit Ellen, een
lied van de smart van Frederik van Eeden, ge
componeerd voor eene zangstem en piano 1).
Van Eeden draagt zijn boek op: ^to that rare
and exquisite human soul whoso serene harmony
of beauty and sorrow impressed these verses."
Nolthenius wijdt deze liederen den dichter in
diep gevoelde vereering. Ik had wel gaarne Van
Eeden's opdracht bij deze liederen afgedrukt ge
zien tot beter begrip van de stemming.
Nolthenius is niet de eerste die deze liedjes
muzikaal illustreert, ook de zoo begaafde dichter
componeerde die en nam ze in zijn boek op.
Dat hij dit in een onbedacht oogenblik heeft
gedaan zal hij nu voorzeker zelf erkennen, want
al blijkt uit Van Eeden's liedjes, dat hij ook
muzikaal begaafd is, de bewerking, de schrijf
wijze en hier en daar de declamatie verraden
nog te veel de ongeoefende hand.
Doch het is niet over van Eeden's doch Nol
thenius' liederen dat mijn oordeel gevraagd is;
ik wensch mij dus (behoudens eene enkele ver
gelijking) hiertoe te bepalen.
De heer Nolthenius heeft overal naar juiste
stemming gestreefd. Hij is er m. i. over het ge
heel in geslaagd, de klippen te vermijden waarop
men bij deze gedichtjes zoo licht kan stranden.
De coupletvorm staat in muzikaal opzicht het
weergeven van eene impressie meestal in den
weg. In het tweede lied is de componist daar
door te weinig natuurlijk gebleven. Vooral in
rhytmisch opzicht geef ik hier de voorkeur aan
Van Eeden's motief. In het eerste lied: Geluw,
gelmv, geluw zijn mijns liefs zachte haren, is
het den heer Nolthenius gelukt het klagende
karakter te behouden bij de eerste regels van
ieder couplet, hetgeen ik juist gezien acht, al
is het begin van het eerste couplet daarmede
ook min of meer in strijd.
Zeer gelukkig getroffen vind ik No. 3, waaraan
zich No. 4 waardig aansluit. Bij den tweeden regel:
Kens heb ik van dichte nachtschaduw, heeft de
componist naar juiste declamatie gestreefd ten
koste van de natuurlijkheid. liet gedicht wil
hier, als het ware met opzet, een muzikaal onjuiste
declamatie, n.l. nitcJit-sclin-duH' en op deze wijze
heeft van Eeden het dan ook gedeclameerd. (Met
spreekt van zelf dat ik alleen over muzikale
declamatie oordeel, de waarde van het gedicht
laat ik er geheel buiten).
liet naspel van no. 4 met do korte herinnering
aan no. l is een schoon slot van deze zoo inte
ressante liederen, waarmee ik den heer Nolthenius
zeer geluk wensch en die het m. i. waard zijn
bij een herdruk van Ellen als muzikale bijlage in
dit boek opgenomen te worden.
Het is mij altijd aangenaam wanneer ik iets
van den heer Nolthenius te bespreken krijg, want
het doet zoo goed met ernstig gedachte en goed
gevoelde liederen kennis te maken van een com
ponist die de gaven en de kennis bezit zijne ge
dachten in gcrijpten vorm weder te geven.
2. Sonate voor orgel opus 4, gecomponeerd
door C. F. Hendriks J r. 2)
Deze sonate bestaat uit drie deelen: Allegro
maestoso, Adigio en Allegro con bno.
De eerste satz is het meest uitgewerkt en m. i.
ook de belangrijkste en meest doordachte. Bij de
voordracht stel ik mij dan ook voor, dat dit ge
deelte den besten indruk zal maken. De vorm
van dezen satz is niet streng, doch vloeiend en
vormt een goed geheel.
Uit het geheele werk blijkt dat deze compo
nist zich in den polyphonen vorm hoe langer
hoe gemakkelijker gaat bewegen, en als zooduiug
mag zijn arbeid dan ook zeer geroemd worden.
Het Adagio is mij te uitsluitend theoretische
arbeid op een weinig aansprekend motief, terwijl
de Finale te gewoon van vinding en als vorm
te fragmentarisch is. Het is als of de componist
bij dit gedeelte het eerste motief dat hem in de
gedachte kwam dadelijk heeft opgeschreven.
Het eerste thema van dit deel heeft bovendien
meer het karakter van eon vioolfiguur dan wol
van een orgelthema, terwijl de bewerking van het
tweede thema ondanks do goed aangewende
1) Uitgegeven bij J. A. H. Wagenaar, Firma
Deierkauf te Utrecht. Prijs f 1.
2) Uitgegeven bij Brix von Wahlberg te Am
sterdam. Prijs f 1.50.
tegenmotieven niet recht loopt en geen climax
verkrijgt; ook is het motief als fugathema wat
heel gewoon.
Dit werk zou dus met een anderen tweeden
en derden satz aan beteekenis gewonnen hebben,
daar de belangstelling nu langzamerhand meer
daalt dan stijgt.
Aan de vele goede en degelijke eigenschappen
van Hendriks' talent laat ik gaarne volle recht
wedervaren, doch over het geheel staat de vinding
te veel beneden de waarde van de bewerking.
Bij een volgend werk hoop ik dus ook in dit
opzicht van harte te kunnen prijzen.
Tevens geef ik den componist in overweging
bij een volgend werk cenige aanwijzingen omtrent
het karakter en de kleur van de registratie te doen.
Hoewel goede organisten in hoofdzaak wel het
juiste zullen treffen, is dit voor de goede opvat
ting toch hier en daar wenschelijk. Als practisch
studiewerk kan ik deze sonate in ieder geval
zeer aanbevelen. v. M.
Driejaarlij kselie Tentoonstelling van
Beeldende Kunst te Gent.
III. (Slot).
Zijn de marinisten te Gent juist niet talrijk
vertegenwoordigd, des te aanzienlijker is het
kontingent, door de landschapschilders geleverd.
In beide genre's zijn het wederom de jongeren,
impressionisten en luministen, die onze aandacht
duurzaamst tot zich trekken.
Alexander Marcette en Albert Baertsoen be
twisten elkander den voorrang in het eerste vak,
deze met n enkel tafereel van reusachtige ,
gene met een vijftal stukken van middelbare
grootte.
In Baertsoen's Avond in een Vlaamsche Stad
begroet ik een der voortreffelijkste impressies,
welke ik sedert jaren nog te zien kreeg. Een
ruim en diep kanaal, insluimerend als een kom
gesmolten gouds in het dubbele schemerlicht
van den scheidenden zomcrdag en van eenige
weifelende gaslantaarns, welke ginds, op de ouder
wetsch uitziende kade, de pittoreske gevels der
zich in de invallende duisternis hullende huizen
en magazijnen, nets en melancholisch verlichten.
Een ware symphonie van het oog wonderzoet
streelende tonen, opladderend van het
bleektoranjegeel, over het vlammende goud, tot bruin
en oker. Een zingen van schijnbaar los dooreen
gesmeerde en geveegde toetsen, ongemeen juist
van effokt, ofschoon in gén opzicht daarop be
rekend. Een intens leven van doode of'voor dood
gehouden dingen : het stil rimpelend water, de
maar eventjes op die rimpeling deinende booten,
de huizen, wier lijnen stilaan to loor schemeren.
Er spreekt ziel uit dezen uitstekende!! arbeid,
welken ik, om de intensiteit van do stemming.
haast met do beste zee-zonsondergangan van
Mesdag zou vergelijken.
Marcette is in de eerste plaats luminist. Waar
Baertsoen er zich vooral op toelegt de emotioneele
poëzie van 't geheel to vertolken, is het dezen
heel wat meer te doen om een zoo treffend, of
juister, zoo waar mogelijk weergeven van de
lichtspelingcn. Deze kunst is, ofschoon geheel be
rustend op de nauwgezette visie der natuur,
idealistisch in hooge mate. Zee en wolk en hemel
trans smelten saam tot oen bijna mystisch visioen.
Verf ziet men nauwelijks, zoo onstoffelijk is de
geheele behandeling. Een fijne, bijna etherische
grijs-blauwe tonengamme, doorzichtig bijna als
heel fijne luchten, met geen woorden weer te
geven, wonderbaar gedistingeerd en aristocratisch.
Twee parelen, deze beidt; werken : eerst deze Vigeer
waarover, uit-een ondicht beplant boschje
rankstammiggeboomte, do friscbheid nederdruipt, weer
spiegelend het maagdelijke glanzen eener trans
parante lila-luclit; dan deze betooveromle
Eclaircie: de nog onzichtbare zon, doorborend met de
lange spiesen harer stralen, de grijszwarte onweers
wolk, welke, grootendeels uitgeweend. allangzaam
over de groene, witbeschuimde zee uiteenrafelt.
Van Le Mayonr, nog eon impressionist van
talent, beviel mij het meest een Zonsonib'rgnmi ;
van Bouvier, ondanks zekere zwaar- en logheid
van koloriet, waardeer ik zeer de handig gedane.
Hink gekamde baren: van Delsaux zijn
rijkgekleurdon. Avond op de Schelde.
Frans Hens overtrof zich zelven. Zijn Veerboot
bij Avond is een degelijk stuk. Met genoegen stel
ik vast, dat deze begaafde artist zich in de laatste
jaren grootendeels van de al to groote
materialiteit, waarmede zijn vorige werken belicht waren.
heeft weten vrij te maken. In die richting werke
hij onverdroten voort: zijn kunst zal er veel bij
winnen.
Eere aan onze landschapschiltïers.' /ij doen
meer dan enkel den roem hunner voorgangers te
handhaven ! Zonder eenige
nationalitoits-ijdolheid zij het gezegd: 011x0 impressionisten
ovenaren, onze luministen overtreffen hun uitlioemsclio
mededingers.
In de rangen der eerstgenoemden verdient
geen enkele in zoo ruime mate geprezen te
worden als Theodoor Yerstraoto, .onze Door''.
Zijn vier. reeds vroeger geziene stukken, waar
van n heel groot, maken op de tegenwoordige
tentoonstelling, ongetwijfeld om de lieten- plaat
sing, een nog veel treffender indruk dan
voorheen. Door Verstraete is een sympathiek
kunstenaar: hij geeft niet alleen te zien, maar
ook te voelen. Hij heeft hart voor het wel en
wee, het wee vooral, der sjovele Kompische
boortjes, in wier midden hij. to Ilrasschaat en
elders, zoolang geleefd heeft; hij is onuitputtelijk
in het vertellen van hun vrijens- en
lijdonsgegeschiedonissen. Zijn Doodemvake in de Kempen
is een dezer vertellingen, welke hij zoo geheel
zonder eenige pretentie en toch zoo uitmuntend
weet te >verkoopcn". Geen «gemaakte mannekens",
als 't hier heet, geen voor de omstandigheid
aangekleede poppetjes, die boeren en boerinnen,
aanstappend door het wijde, besneeuwde veld naar
die stille woning, waar een doode op het stroo ligt.
Zij hooren te huis bij dat arme landschap, bij
die kale hei, bij die povere, boomkens; zij zijn
er n mee.
Veel brutaler , en mij persoonlijk, moge het
misschien ook in tegenspraak schijnen met wat
ik hooger bij anderen zegde, daarenboven ook
liever, Verstraete's Na den Regen, geschil
derd, in September, op de prachtige
Calmpthoutsche heide. Een potig, neen, woest gedane, lucht,
die bewondering afdwingt voo het kunnen van
hem, die het stoute stuk waagde en volvoerde.
Van Gustaaf den Duyts zag ik vroeger beter
werk. Zijn Sneeuw-avond vanl8!»3 zal den
voortreffelijken tegenhanger van 1892 niet doen ver
geten.
Coosemans is en blijft, avec des liauts et des
ba?, ik erken het, de dichterlijke kolorist van do
(iencksche heide en de Tervnrensche bosschen.
Mooi, zijn Herken te Asch in Limburg, maar
vooral zijn Vijver te ervuren. Heerlijk als keuze,
machtig aangrijpend die tui! goelbebladerde hoo
rnen, aflossend op de donkergroene massa van hot
boscli; vol stemming, dat grijsbekroosde, melan
cholische watervlak.
Van Verheyden vier tafereelen. Wel fraai,
maar niet fijn, doorzichtig genoeg verlichtj zijn
Lente; heel plezierig echter zijn kranig gedane
Duinen bij den Haan, een landschap met leuk
geschetste schaapjes, die aan Mauve doen denken.
Crabeels, wien ik niet lang geleden een afzon
derlijk artikel wijdde, zond twee als altijd fraaie
tafereelen, die echter erbarmelijk geplaatst werden.
Ook Frans van Leemputten is een onzer besten.
Een onvermoeibaar werker, en een uitnemend
idyllendichter. . . met kleuren. Van hem drie
schilderijen: n tamelijk klein, Zondagmorgen,
een juweeltje van vroolijk, gezond koloriet, met
menschjes zoo bont en propertjes als Vlaamsche
zondagsmenschjes dat zijn kunnen; n heel
groot, Terugkeer van Kempische Beévaartgangers.
Een gelukkige greep in het Vlaamsche leven;
de uitvoering, de recht poëtische vinding waardig.
Hamesse, de Cock en Kustohs verdienen, om
verschilligc hoedanigheden, vermeld te worden.
De Avond van Ilamesse is grootsch en vol styl.
En nu: ruimbaan voor de heeren luministen i Tal
rijk zijn zijniet. Een goed half dozijn nauwelijks!
Standaarddrager: de schilder uit Leieland, de
vruchtbare en degelijke Claus; voornaamste mede
kampioenen : ISaertsoen, E. Farazijn, II. Luyten,
Karel Mertens, R. Wytsman, Charlct, Horentiant.
Van Claus' vijf schilderijen besprak ik er, bij
vroegere gelegenheden, reeds vier. De vijfde, nu
voor 't eerst geëxposeerd, getuigt echter op wel
sprekende wijze van onafgebroken vooruitgang.
Goed steeds, beter later, best reeds vóór een paar
jaren, wordt deze eigenaardigste onzer avtisten
alle er toch nog maar altijd beter op. Zijn hand
wordt bij den dag vaster, zijn penseel zekerder,
zijn palet immer en immer rijker; voor do
subtielste spelingen van het licht vindt hij even
subtiele verven; hij is, om zijn vroeg gekomen
succes, niet enkel een Zondagskind, maar vooral
een kind van de zon. Ik geloot, dat de groote
vuurbal, die onze planeet verlicht, met dezen
luminist oen bondgenootschap heeft gesloten: hij
begunstigt hem op in 't oog springende wijze; hij
stort al den over rijkdom zijner glanzen uit over
de hoekjes natuur, waarvoor bij zijn ezel opzet; hij
laat zijn stralen in zijn penseelen sluipen, zich
verdringen en verdichten in zij u f «bes. Zie nu dit
tafereel: Najaarszon. Een wit koetje,
dom-gemoedelijk to kijken staande in wat rood en geel
en groen riet op den oever eener blauwe rivier.
onder een bleek-blauwen, van licht tintelenden
hemel, met, heel in de verte, wat huisjes met roode
daken en een langen weg met hoornen, glimmend
in de zon. Een visie van volle, onverdrongeu dag
licht, tanend bij geen stuk in de nabijheid, doende
tanen de meeste.
Luyten's Herfst besprak ik reeds vroeger; ook
Farazijn's Idylle en zijn Ophalen der netten bij
lage tij.
Zondag van Charlet (Krantz) getuigt ofschoon
te groot van verhouding voor zoo'n eenvoudige
stof van degelijkei), nauwgezetten arbeid. Een
plain-airsludie van goed gehalte.
Zeer mooi. Mertens' (lp de Schelde. Op mijn
notaboekje schreef ik bij dit stuk: Ongelooflijk,
de metamorphose van dezen artist, als men zich
de vroegere schilderijtjes, zoo uitgojiietord (ijn on
af, herinnert. NU zóó breed, zóó gezond en kloek,
zóó vol en gansch licht." Toch geef ik, in tegen- ,
stelling met l'lnili'peiutance, die van dit grootere j
werk getuigde: .un tableau plein d'air et de
lumiere dunt les bateliera sont sjlidement
constniits et bicn a leur affaire", do voorkeur aan
het kleinere stuk : In de Kajuit, dat het Urusselsch
blad -slechts een studie" noemde.
Wijtsman's JIer/st>norg*n en Appeliiars zijn,
evenals De rooskleurige Wei" van mevr. .luliette
Wijtsman, vol poëzie. Do uitvoering is hier en
daar nog wat flauw, niet genoeg gedurfd, wat
weifelend en onzeker, een kritiek, welke haar
waarde behoudt mot liet oog op llorenbant, wions
WaschrroU'ivC'ii veel beloven, en op Garpontier.
wiens ernstig zoeken intnssclion niets dan lof
verdient. Mogen deze kunstenaars nu ook spoedig
eons rtnden!
Onder de nithoemseho laiidschapschilders ver- j
dienen vermeld Adolphe lünot. met Inde Schaduw; j
Victor lunet, met een Z>inerinorge>i en een
A c o nd schemer, waarin do stippelmothode heel
eigenaardig mot de impressie veroenigd is : Durst.
met een bod mooi stuk : De Dochtertjes van den
1'acJtter; llamilton, met Lage Landen in Schotland;
Olaf Jernberif met eon, in de manier van Arntz
uitgevoerden Arond in Hollands Duinen;
Kallmorgcn met eon ouderwets opgevallen maar hooi
interessant uitgevoerden Brand in het Dorp :
Macaulay Steveiison mot een drietal in
wonderdiepe tonen behandelde en innig poëtische doek
jes; maar vooral do Duitscher Liebermann on de
Zwood Frits Thaulow.
Liebermann's Markt onder de Boomen is een
werk, dat men eerst bij eon derde of vierde terug
zien loert genieten. Op den eersten blik maakt
het een indruk van slordig-, ja van vuilheid. Men
verzoent zich echter weldra mot de wellicht al te
brutaal-materieelo manier dezer schilders, materi
eel veel meer in schijn dan in wezenlijkheid, en dan
heeft men dubbele vreugd bij bet waardoeren van
het ernstige, kloeke talent, waarmede de grooto
moeilijkheden, aan dit onderwerp eigen, overwon
nen werden.
Van die drie stukken, door Thaulow ingezon
den, schijnt mij De larye Schaduwen veruit het
degelijkste. Die met sneeuw bedekte bergvlakte
deelt u, zonder eenigen truc, de volle illusie der
werkelijkheid mede. Bij lang staren, wordt de
toeschouwer als het ware sneeuwblind. Ook de
Sneeuivstorm is heel fraai.
Courtens, een onzer allereerste paysagisten,
was te Gent niet vertegenwoordigd. Verwee, de
robuste dierschilder, en Stobbaorts, de meester
lijke kolorist, zonden stukken, die veeleer al&
fraaie herhalingen van vroegere dan als nieuwe,
oorspronkelijke werken moeten opgevat. Ook uit
Stevens' vijf of zes genretafereelen is niets nieuws
te leeren.
Om doze reden maak ik niet vorder melding
van doze artisten. De hoogste lof luidt ditmaal
voor hen: Zij bleven zich zelven gelijk!" Voor
zeker genoeg, als men weet, wat zij reeds gaven!
Poi, DE MUST.
Aanteekeningen Schilderkunst.
Bij den catalogus van de verleden Donderdag
inPulchri geopende Millet-tentoonstelling schreef,
zeer eigenaardig, de heer Jozef Israöls een in
leidend woord. Israöls zegt daarin van Millet o. a.:
»IIij heeft bewezen dat elke manier, die door
»den kunstenaar geschikt wordt bevonden om zich
»te uiten, voor hem de ware is, en dat men geene
«rekening behoeft to houden met wat anderen
»voor noodzakelijk hebben geproclameerd."
En aan het einde, sprekend over het dezer
dagen voor Millet te Chorbourg onthulde monu
ment, dit opmerkelijke:
«Menig kunstbeoordeolaar, die het publiek denkt
»voor te lichten, zal bij het zien van dit stand
beeld wol iets gevoelen van hot gevaarlijke van
»zijn bedrijf. Hij zal moeten erkennen, dat bij
»sommige door hem niet begrepen, zelfs veraf
schuwde kunstwerken do schuld wel eens bij
shem en niet in het kunstwerk te vinden is.
«Maar ook zal dit standbeeld een bemoedigend
«gevoel wekken in het hart van strevende kun
stenaars; want het zal hun toeroepen dat niets
uien man kan ten onder brengen, die werkelijk
iets te vertellen heeft, en die met volharding
»en overtuiging zijn dagtaak vervult, zoolang de
?zon hom beschijnt."
Tentoonstellingen. Na de
Millet-tentoonstellirig komt er in Pulclin een tentoonstel
ling van Siobo ton Cate (Parijs), Zilcken en
misschien Bauor. Daaraanvolgende, in November,
een expositie van beeldhouwwerk door den
voortreffelijken Belg C. Meunier, samen met schilde
rijen van Baortsoon, Léon Frédéric en Emile
Clans.
In den Haarjschen Kunstkring volgt, evenals
to Amsterdam in Arti, het eerst de tentoonstelling
van de verloting, daarna waarschijnlijk in Novem
ber eeno van architcktuur.
Op '24 September opende er de tentoonstelling
van «aquarellen en teekeningen" dor werkende
leden in de bovenzalen, en eene van schilderijen
door P. P. lïink in do bcneden-localiteit. De
teokeningen-tentoonstelling is als geheel van
gehalte boven hot middelmatige. Toorop heeft
er elf' dingen waarvan de nieuwste nu beter,
in brons geïncadroerd zijn, en waaronder het
laatste wat hij gemaakt hoeft >0 grave where is
thy vietory", dat reeds door don heer llidde
Nijland te Dordrecht word aangekocht. Zijn Tuin
der Weeën die in Arti was, en hier weder hangt,
ging t i; de handen van Van Wisselingh en Co.
over in hot bezit van eon Utrechtsen liefhebber.
Eon zeer pakkende krijtteekening van hem 'Hel
en Twijfel", word hier door Ary Prins aange
kocht. Prins is van plan in den Kunstkring bin
nenkort zijn zoo interessante verzameling
tentoontostollen. Toorop en Prikker donken over een
speciale tentoonstelling bij Oluonzeel te
llotterdam. Prikker hooft in don Kunstkring nu acht
toekeningen.
Omtrent December: in do Amsterdamsche Pa
norama-zaal oon oxjiositio-Vincont van Gogh.
waarschijnlijk uitgebreider dan die, welko de
Haagsche Knnstkring hield.
De zaak van Van Wisselingh to Londen is
thans verplaatst naar een zeer geschikte Idealiteit
J4 Brookstre.et. llanorer Square, tliree doors from
New Bondstreet.
Van do hand van den hoor l!. Stellwagen to,
's l lage mag men binnenkort eon geschrift te
gomoot zien ovor hot loven on do kunst van
Mdiiticelli.
Uitstekend in de Itlnxtration van 21 September
oei; /mental boel gevarieerde, kr.'.ssi-
teekeiiingon van Paul Konouaril: Autour (rune (jréce.
Toch eon zeldzame liguur die onvermoeide artiest
reporter.
In Engeland ziot men. moor dan ergens anders
tegenwoordig, boeken uitkomen die als kunst wat
botookonen. Nu weer door William Strang. oen
jong SrhutM'li artiest, die zijn eigen gang gaat,
oon in de taal van Burns gedichte ballade, ge
titeld The Eartli fiend, geïllustreerd mot karak
tervolle etsen van hemzelf (London Elkin Mathows
and John Lano, IS'.N.)
I!ij ilo firma PO. J. van Wisselingh & Co.,
Kalverstraat li'l. is goëxpozeerd eon schilderij
van J. Mans, Stadsgezicht.
Wij hebben ons in dezen tijd toch maar te
behelpen niet oen wonderlijk surrogaat van be
schaving, ik bedoel, wij, wanneer we, laat ik
maar zeggen wat schoonheid, nu eenmaal aan
zien voor een den mensch al even noodig voedsel
als een zonnestraal die behoefd wordt dooi' de
vruchten des velds. Want wat moeite in onzen
duffen boel om ons van wat oogelijks te omgeven.
wat last om aan het noodige te komen. Het
geviel me dezer dagen in een onzer ;groote"
provineiosteden, dat ik, het was een heel
onnoozel geval, bij een van de beste boek
handelaars inliep om zoo'n smakelijk snufje dat
men graag aan een meisj'e geeft, ik was juist
niet heel bepaald in mijn voorkeur als ik maar