De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 2 oktober pagina 4

2 oktober 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 797 wat moois vond. Ik vroeg toen ik niets aan trekkelijks vond liggen, of hij geen boekjes had ongeveer als die Engelsche en Celtische sprookjes door Batten geïllustreerd, of iets van Crane of van Caldecott, er werd waarlijk niets buitensporigs aangeduid, of, om hem nog makkelijker te be duiden wat zoowat ik wilde, werd zelfs Greenaway genoemd. Maar wat een meelijdend gezicht van . den achtbaren man, die zijn uitstalling vol had van lafheden en monsters! Hij had heelemaal niets van dien aard in zijn winkel, en scheen zich daar ook geenszins om te geneeren. Inte gendeel, hoogst zelfgenoegzaam \vas hij spoe dig bereid het vruchtelooze van ons onderhoud aan mij te wijten, en me toe te duwen dat men toch ook op zulke speciale liefhebberijen niet kon ingericht zijn. Ik was nu dien vriend betrekkelijk dankbaar. Want hij had heel argeloos, precies geformu leerd wat in het leven te midden van onze brave cultuur de schoonheid is: anders niet waarlijk, dan een speciale liefhebberij. V. iiiiiiiiiiiiiiuiviHiiiiiiMiiiiimmiiiiimiiiMimiilmimimmiiMiMi Gladstone en het Oriëntalisten-congres. Iedereen heeft, dunkt me, in zijn leven wel eens iemand ontmoet zóó sympathiek, dat hij dien iemand, wat deze ook voor doms, voor dwaas, ja voor verkeerds doet, dat toch niet kwalijk neemt. Tot dat slag van sympathieke wezens behoort, geloof ik, the grand old man, the Right Hon. E. W. Gladstone M. P. Ten minste wat er den Ten September in de vergadering van het Oriëntalisten-congres te Londen is voorgevallen geeft ons alle recht tot een dusdanige onder stelling. Als dilettant beeft Gladstone door zijn Homerus studiën zijn sporen verdiend, maar hij was met dat al niet meer dan een dilettant. In 1858 zag van hem het licht het werk Studies on Homer and the Homeric Age, later omgewerkt en uitgebreid in 1869 onder den titel Juventits Mundi uitgegeven: terwijl in 1870 van zijn hand Homeric Synchronism verscheen. In die werken heeft Gladstone veel goeds en veel verstandigs neergeschreven, maar ik zou haast geneigd zijn te zeggen ook veel verkeerds en veel onverstandigs. Een van zijn groote fouten is dat hij doordraaft, zooals hem dat op politiek terrein ook wel gebeurt. Het is natuurlijk hier niet de plaats het bewijs voor dat beweren te leveren; een ellenlang be toog zou daarvoor noodig wezen. Maar wie op dat gebied geen vreemdeling is, weet dat juist in de laatste vijftien jaar de Homerus-litteratuur ont zettend is uitgebreid. De wetenschap heeft niet stilgestaan; Gladstone deed het in dit vak wel. Intusschen is het niet te verwonderen dat eon der secties van het Oriëntalisten-congres, en wol die welke den naam draagt van Archaic Greice and the fcist, Gladstone tot eere-voorzitter had benoemd. Maar, zooals van zelf spreekt, verhin derden zijn staatmansbezigheden hem de zittin gen bij te wonen. Hij wilde echter een blijk geven van belangstelling en zond een zoogenaamd »paper" in, een geschrift, dat reeds hij voorbaat enorme belangstelling wekte, in die mate zelfs, dat men besloot de lezing er van te stellen op een uur, waarop ook de leden der andere secties vrij waren. De voorzitter, prof. Max Muller, die het stuk voorlas, deed dit van een gedrukte kopie, maar het oorspronkelijke manuscript was ook aanwezig; men bewonderde het duidelijke schrift, men telde de woorden (zoowat 9000), men stond verbaasd over de nauwkeurigheid, waarmee de oude heer zelf de drukproeven had gecorrigeerd; al te maal werkelijk ook geen kleinigheid voor een tachtig jarige. Gladstone begint zijn geschrift met een soort van bekentenis, dat hij in het Oriëntalisten-congres eigenlijk is een eend in een vreemde bijt; want de talen van het Oosten kent hij niet en even min is hij op de hoogte van de zeden, gebruiken en instellingen, althans voor zoover ze niet behooren tot wat men het vóór-historisch tijdperk pleegt te noemen. Om echter ten minste eenigs. zins op Oostersch terrein te blijven heeft hij uit zijn vroegere geschriften eenige punten bijeen verzameld, en wel met het doel om aan te tooiien hoe de beschaving van het Oosten naar het Westen is gekomen, van de Babylonische vlakte on het Nijldal naar de kusten der Middellandscho zee, en hoe het vooral de Feniciërs waren, die haar verspreidden. Ook Homerus levert daarvoor be wijzen. Veel nieuws heeft hij aan wat vroeger reeds door hem was geschreven niet toegevoegd. Kon premier, die de home-rule moet invoeren, hoeft ook wel wat anders te doen ! Slechts hier on (laai een quas;-geniale, maar in den grond Immbugnchtige opmerking. Het belangrijkste gedeelte in do lozing was do bespreking hoe men de formule vxS xvSfiïv dient te verklaren. Dat alles staat intussohen oven goed of nog beter uitgewerkt in zijn Juvontus Mundi. pag. 149?17;!. Wol zijn er iu dat betoog fouten, die wij hier maarniet zullen aantoonen. en maakt hij soms gevolgtrekkingen uit praemissen die niet deugen, maar dat neemt niet weg dat er werke lijk geede dingen in staan, al zijn hot dan ook soms waarheden als koeien. Na dus eerst vrij bezadigd te hebben gerede neerd is aan het slot zijn zelfvertrouwen hem de baas at'; want, als bij met zooveel woorden heeft bewezen, of' ten minste beweerd dat xvzS ivSfüv niet beteekent koning of vorst tier man nen, maar heer onder tic mannen, dat het een titel is dio al minstens /es treslaohten oud is, en dat die niet een speciaal-Grioksche titel is, dan eindigt bij met deze vraag: Moeten \ve nu soms veronderstellen dat de uva;? avSfZv oen stad houder of satraap geweest is over zee door Kgyptc gezonden, in de dagen toon dit op het toppunt van zijn manht het (Irieksclie schiereiland bohoerschto en do daaraan grenzende stroken, in een tijdperk dat goruimen tijd, hoe lang kun nen we niet bepalen, - vóór den Trojaansclien oorlog viel ? Op die wijze zoudon wij een ver klaring vinden strookend met al de feiten voor een uitdrukking, die zeer zeker een verklaring behoeft en er anders te vergeefs naar uitziet." Moet men nu om zulk een doordravcn lachen, huilen of kwaad worden? De sprong, dien Glad stone hier doet, is misschien nog heel wat grooter dan een der vele luchtsprongen die hij in zijn politieke leven heeft gedaan, leder, die ook maar een beetje op do hoogte is van wat er in Home rus staat, zal dat moeten toegeven. Niets is er in diens gedichten dat terugwijst op een tijd van overheerschiug door de Kgypteuaren, en nu zou alleen in dien oenen titel de herinnering daar aan zijn overgebleven! Er is toch waarlijk niets verwonderlijks aan, dat Agamemoii, het hoofd der Grieken, heer onder de mannen wordt genoemd. Het gebeurt 40 keer. En alleen omdat die titel nu op zes plaatsen aan anderen wordt toegevoegd, zouden we onzen toevlucht moeten nomen tot zulk een allerbrutaalsto hypo these V Neen; elk ander dan Gladstone zon men zoo iets hebben kwalijk genomen, maar zijn be minnelijkheid is zoo groot, dat de aanwezige ge leerden een en al bewondering waren, niet het minst prof. Sayce, die algemeen bekend is door zijn studiën over Homerus., Max Muller zei zelfs, eer hij mot de lezing begon, dat Homerus, als hij nu leefde, met het volste recht Gladstone een &jy% «vJfSv zou hebben genoemd. Hij had zeker het geschrift toen nog niet nauwkeurig gele zen. Verbeeldje: Gladstone een titel dragende die oorspronkelijk zou hebben godiend om een door Egypte uitgezonden stadhouder aan te duiden ! Er kan in die woorden van Max Muller toch geen hatelijke toespeling hebben gelegen op de bezetting van Egypte door de Engelscbeu 'l M. l!. MKNHKS J>A COSTA. Amsterdam, 28 Sept. '92. 11 n 111 n M 11111111111 n 1111 De methode Berlitz. De heer J. Esmeyer, instituteiir te Rotterdam, heeft bij Nijgh en Van Ditmar een brochure uit gegeven, over Het aanleeren van vreemde talen volgens de methode Berlitz. Zij heeft haren naam van eene school in New Jersey, waar sedert tal van jaren, naar de schrijver mededeelt, de beste resultaten ermee verkregen worden. De methode Berlitz wil vooral verschillen van «de oude vertalingsmethode"' Zij gaat uit van deze redeneering, die zeker juist is: Men leert, gelijk bekend is, gemakkelijker zich in eene vreemde taal uit te drukken, wanneer men die in bet vreemde land, door mondeling onderricht in huis, op de markt, in de kerk, heeft verno men, dan wanneer men haar uit boeken moet aanleeren; eene methode dus, die zooveel moge lijk de boeken vervangt door mondeling eu aanscbouwings-ondorricbt, moet gunstige! resul taten geven. Do leerling moet onmiddellijk verband voelen tusschen het vreemde woord en het voorwerp, niet eerst het voorwerp noemen in zijn eigen taal en dan het genoemde woord in do vreemde taal overbrengen. Dit geldt voor na men, taalvormen en constructie. De methode berust dan ook geheel op aan schouwelijk en mondeling onderwijs, zij wil de vreemde taal loeren zooals men de moedertaal leert, eigenlijk /.onder nadenken. De onderwijzer moot tal van voorwerpen bij de hand hebben, hij noemt deze, vergelijkt ze, eerst bv. wat kleur, vorm on grootte betreft, kleedt ze dan in eenige eenvoudige, bevestigende en vragende zinnen in, en laat deze nazeggen. Hij vraagt en antwoordt zelf; hij oefent elk nieuw woord en nieuwe uit drukking met de voorgaande, schrijft eerst na de mondelinge oefening de woorden op. en Iaat niet toe dat de leerling iets voor de les prepareert, wel dat deze na de les het een en ander naleest. Gunstige oordeelen van Prof. Georg Ebers, Prof. Maspéro te Parijs, een aantal Amerikaanschc autoriteiten zijn aan de brochure toege voegd; Prof. L'aulus. zegt o. a.: De vortalingsmetliodo onderwijst door lezen eu schrijven de taal als doofstommentaal, de Berlitz-methode door hooren en spreken als levende taal." Zeker ware eenige wijziging van het taalonder wijs in deze richting wel gewenseht; toch zijn er ook bezwaren, naar onze meening. De metbode onderstelt in den onderwijzer buitengewoon veel levendigheid, persoonlijk ovenu dit en suggestieve kracht; zij kan zich uit denaard der zaak slechts tot een zeer kleinen kring van voorwerpen en een kleinen kring van leerlingen bepalen, en schijnt zelfs in de gunstigste omstandigheden meer geschikt om kellners en commis-voyageiirs voort te brengen, dan de vreemde talen als ele ment in de beschaving, als oefening en verrui ming van het denkvermogen te doen dienen. De opzettelijke uitsluiting van al wat niet zichtbaar is, moet. dunkt ons, het onderwijs alleen voor eorstbegiiinemlen doen dienen: zelfs schijnt de metbede alle denkinspanning te vreezen, gelijk blijkt uit deze voorschriften: De onderwijzer moet den leerling nooit vrayeu of hij 't begre pen beeft; deze kan toch niet zelf beslissen, of hot begrip, door hem aan een woord yelieehl. al of niet goed is", voorts in het verklaren van eene eigenaardige uitdrukking moei de onder wijzer niet ontleden: hij moet de boteekcnis van de uitdrukking als zoodanig' geven." en de woor den, die verschillende hetcekenisson hebben, moe ten allooi in de beteekenis genomen worden, dio zij in den zin hebben." Dat het onderwijs gedurende eeniiïo maanden O]) do/e wijze, doer een zeer bekwaam en ijverig onderwijzer aan een klein getal leerlingen gege ven, goede resultaten kan hebben, is aan ie ne men; \oor eenige wezenlijke kennis en vooral voor de ontwikkeling der leerlingen zal echter, dunkt ons, al spoedig do oude vrtalmg-inotbode" er bij moeten komrn. Keno methode, die veel op het stel-el- K-meijer gelijkt, werd onlangs in de Pull Mail Gu:xite besproken ouder den titel: »Fransch zonder tra nen." Het is de methode van den heer Gouin, leeraar in het Duitsch aan de Ecole Supérieure Arago te l'arijs; zij is in het Engelsch vertaald door Gouin's enthousiaste leerlingen Herbert S wan en V. Bétis. De heer Gouin had beproefd Duitsch te leeren op de gewone manier, en dat was hem zelf in Duitschland, ondanks tien maanden studie, niet gelukt. Hij keerde naar zijn vaderland terug en bevond dat zijn neefje van 2/z jaar, dat nog niet praten kon toen hij wegging, in die tien maanden geleerd had, alles te zeggen wat bij kou denken, den heelen dag snapte en honderd vragen deed. Dit bracht hem op het idee van zijn methode. Hij ook veroordeelt hot naast elkander plaatsen van twee woorden; hij vervangt liet door het vreemde woord toepasselijk te maken op een voorwerp, en dan op den aldus verkregen klank een heel verhaal met allerlei combinaties van begrippen en vooral veel herhalingen te bouwen. Elke zin is een beeld; de beelden volgen elkander op in deze volgorde (het lesje is al een der vergevorderde): La f o n t a i n e. La fille p ren d Ie seau et se rend a la fontaine. Elle se penene sur Ie bord et plonge Ie seau dans l'eau; Peau se précipite dans Ie seau; La rille retire Ie seau de la fontaine; Ie trop-plein s'échappe du seau. La fille dépose Ie seau sur Ie bord. Enfin, olie saisit Ie seau par Panse, enlève Ie seau, intléchit son buste a gauche, et porte Peau a la cuisine. De heer Gouin rekent zes maanden voor ge makkelijk leeren spreken; een jaar om deze wetenschap met de voldoende grammatica tot een correct Fransch aantevullen. Hetzelfde bezwaar als tegen de methode Esmeijer, dunkt onsintnsschen ook hier wel te gelden. Tooneel en Muziek. Door Bruneau, wiens opera Le rêee eerst te Parijs en daarna te Hamburg veel succes heeft gehad, zal een tweede opera naar tekst van Zola en Gallet worden opgevoerd, aan L'attaque du mouhn (in den bundel Les soirees de Médan voorkomend) ontleend. Bruneau hoopt in wei nige maanden klaar te zijn, zoodat de première nog dit saizoen kan plaats hebben. Letteren en Wetenschap. De Engelsche schrijfster nirs. Ilumphry Ward, de auteur van den zeer verspreiden religieusen roman liobert El&mere, is sedert eenige maanden verlamd. Zij woont op haar buiten te Tring. Te Parijs is een nieuw blad verschenen, Le Journal, ouder redactie van Fernand Xau. Het moet tegelijk litterair, artistiek en politiek zijn, en wat de litteratuur betreft, zoowel aan de ouden als aan de jongeren het woord geven. Een groot aantal bekende schrijvers eu journalisten hebben hunne medewerking beloofd. Tot de vaste medewerkers behooren mad. Séverine en Emile Bergerat. Deze laatste neemt de tooneelkritiek op zich, die, naar hij schrijft, vóór alles :;antisarceyenne" zal zijn. Op 4 en 5 October zal in de zaal van het Wilholmina-Gasthuis oene samenkomst van be langstellenden in ziekenverpleging plaats hebben. Dat de eerste woorden, die in die zaal zullen weerklinken, de zielxn-terpleging betreffen," zegt de Redactie van het Mnandblad voor ziekenrerpleging, mag tin-echt een eigenaardige inwijding worden genoemd". Dinsdag l Oet. ten 2 uur zal de opening plaats hebben, om dan des Woensdags van 10 tot \'21A uur eu van 2X tot 5 uur de besprekingen voort te zetten. Kaarten a f 2.5(1 zijn van beden af tegen toezending van het bedrag bij de IIH. Van lictoren, llartenstraat 20, te Amsterdam, ver krijgbaar. Daar kan men zich opgeven, evenzeer als bij den secretaris rnr. E. J. Everwijn Lange J r., Frederiksplo.in 41, om deel te nemen aan den gemeenschappelijke!] discli, a f 2.50 per convert, op Woensdag om half zeven in het Paviljoen in bet Vondelpark. Gedurende de beide dagen zal in de nevenlokalen van de vergaderzaal gelegenheid zijn tot het bezichtigen van een kleine expositie van do nieuwste voorwerpen op het gebied der zieken verpleging, waarvoor de tirma's Hendriks A van Steenbergen. Simonis. Holt' ,Y: ('o., Güdendiig. M. E. Barendz J r. en Van Heemstede Obelt, bereid willig bare medewerking hebben toegezegd. De boekhandelaren .). II. A ('. van Heteren zullen boeken en platen, vonral betrekking hebbende op bet onderwijs in dit vak. inzenden; ook hoopt de commissie eeiiinc peppen in vorploegsterscostunm daaraan Ie kunnen toevoegen. In de pan/e des \\ nensda^s zal er ruimschoots gelegenheid zijn dit alles te bezichtigen, op aaiurage ook nou' des Doudordags: want de j commissie endei'sielt dat vele personen, van omonde. de gelegenheid zul le verschillende inrichtingen waar zij op \ertoen van de en De vrije en orde-oefeningen in de school, van denzelfden schrijver. l ie commissie hoopt de deelnemende!) aan de Dinsdagavond een plaats van mist te kunnen aanwijzen, en Ie verpleegsters, wier leven zeel- ingespannen is, een paar uren van trenot en ontspanning te kunnen bereiden. Hij de lirmn Nij'j'h en van Ditmar te Rotterdam verscheen Knotsoi'feningcii r oor Midilellmre scho len en iurnvercenigingen, door L. D. Labberté, De repoussoirs, naar E 11 T i. i: 'L o L A. I. Te Parijs is alles te koop: wijze en dwaze maagden, leugeu cu waarheid, tranen en glim lachjes. Ieder weet, dat in de groote handelsstad ook schoonheid een waar is, waarin druk handel ge dreven wordt. Groote oogen en een roode mond hebben hun marktprijs, en zooals in alle vakkeu is men ook dit vak begonnen de goede waar na te maken; de oogen worden dus vergroot en de mond rooder gemaakt. Dat is alles zooals liet behoort. Wij zijn een ge civiliseerd volk, en waartoe zou ons de beschaving wel dienen, als zij ons niet leerde te bedriegen en ons te laten bedriegen, om liet leven drage lijker te maken. Maar ik moet bekennen dat het mij werkelijk verraste, te hooren vertellen hoe een man van zaken, de oude Durandeau, op de schitterende ge dachte was gekomen, ook de leelijklieid productief te maken. Niet leelijklieid die tot schoonheid om gewerkt wordt, maar de echte nuttelooze onbegeerde waar, die nu openlijk en eerlijk als zoo danig wordt verhandeld. Zeker hebt ge wel eens van die dames gezien, die twee aan twee op het breede trottoir wan delen. Zij gaan langzaam, blijven giebelend voor de winkelramen staan en weten haar japon elegant en verleidelijk te dragen. Zij zijn samen heel intiem, ongeveer van denzelfden leef tijd en beide even onberispelijk elegant. Maar altoos is de eene mooi, zonder verblindend te zijn, een van die gezichten \\aar men niet voor zou omkijken, maar die men toch, als men ze tegenkomt, niet ongaarne ziet. En altoos is de andere ontzettend leelijk, van die leelijklieid die pijn doet, die maakt dat men den blik afwendt, en liever naar iets anders kijkt, bij voorbeeld naar de gezellin De leelijke dient als reponssoir, om de mooie te doen uitkomen. Nu hebt ge meteen het geheim: het monster, de afschrikkend leelijke, behoort tot de agcnce Durandeau, zij behoort tot het personeel zijner riijinuxxoifs. Hij heeft voor 5 francs per uur haar leelijk gezicht gehuurd. II. Dat is zoo toegegaan. Durandeau is een vernuftig en vindingrijk man, ecu millioimair, die zijn zaken naar de regelen der kunst behandelt. Jaren lang had het hem ge speten, dat het nog niemand ooit gelukt was, een stuiver te verdienen met den handel in leelijke meisjes. De speculatie in mooie meisjes is een zeer gevaarlijk en kiesch vak, en ik kan u verzekeren, dat Durandeau, die voor een rijk man verbazend consciëntieus is, zieb daarmede nooit heeft inge laten. Daar kwam eens plotseling de verlichtende straal over hem. Geheel onverwacht greep liem de grootsclic gedachte aan, zooals dat met, grc-ote uit vinders altoos gaat. Hij slenterde door de straten, toen hij twee jonge mei'jes voor zich uit zag trip pelen, het ceuc leelijk, het ai.dere mooi. En toen, ze bekijkend, begreep hij dat leelijklieid evengoed een toiletartikel kan zijn, om de mooie mee te versieren. Evenals men zich lint, poudre-de-riz en valsche vlechten koopt, is liet geheel m orde, dat een mooi meisje zich eeu leelijk koopt, dat haar goed staat. Durandeau ging' naar huis, overlegde de zaak, las 's nachts nog eenige phüosophische verhande lingen over de domheid der menschen in 't alge meen en de ijdelheid der vrouwen in 't bijzonder, en toen de morgen rees, was zijn plan gemaakt. III. Als ik de noodige «eestdrift gevoelde, dan kou ik wel een heldendicht over Duraudeau's vinding schrijven, het zou een trap'i-komiscb epos worden, er is stof i u om te wecnen en te lachen. Durandeau had veel meer moeite, dan hij ge dacht had, om zijn assortiment bijeen te krijgen. Kerst wilde hij rechtstreeks op het doel afgaan; hij bevestigde aan dakgoten, hoornen, op afgelegen plaat.scn JJeine papiertje1-, waarop hij geschreven had: /'Leelijke jonge meisjes voor licht werk ge vraagd." Hij wachtte acht dagen; geen leelijk meisje meldde zich aan. \ ijl' of zes knappe kwamen er, die onder tranen om bezigheid smeekten, /.ij ston den voor de keus tusschcn honger en schande, en hoopten, /ieh door werk nog te kunnen redder.. Durandeau geraakte in eenige verlegenheid. Het, hielp hem niet. of hij haar herhaaldelijk zcide, dat /.i") te mooi waren, dat hl] ze niet gebruiken kon. Zij ble\en erbij, leelijk te willen zijn en ver klaarden het voor enkel galanterie en boosaardig heid \au zijn zijde, dat hij ze mooi noemde. Duraiidcau zag thans in, dat alleen mooie meis jes den moed hebben, zich vrijwillig voor leehik 1e verklaren. De leelijken komen nooit uit zich zelf, om te bekennen, dat zij een te grootcn mond of te kleine oogen hebben. Ge kunt gerust aan alle muren laten aanplakken, dat ge ieder leelijk meisje, dat zich aanmeldt, 1ien francs wilt schei,ken; dat zal n niet arm maken. Diiraudeau zag van verdere annonces af. Hij nam een half dozijn agenten in dienst en zond ze de stad in. op den uitkijk naar wangedrochten. In geheel Parijs had er eene algcmeeue schaking van leelijken plaats. De agenten hadden geen gemak

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl