Historisch Archief 1877-1940
N*. 798
DE AMSTEKDAMMER
A'. 1892.
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 9 October
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65
Voor Indiëper jaar mailn 9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van
1Reclames per regel
-5 regels ?1.10, elke regel meer
0.20
0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: De landverhuizer, naar Huguos Le
Roux. KUNST EN LETTEREN: Het
tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek
in de hoofdstad, door Van Müligen.
Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Ernost
Renan, door Prof. Dr. A. G. van Hamel. Alfred
Tennyson. De Havelaarszaak, door Dr. C. H.
Ph. Meyer. VARIA. SCHAAKSPEL.
SCHETSJES: Uit Chicago. VOOR DAMES,
door E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVER
TENTIËN.
vc,^^<2, en van naêij.
iiiiimiimiiiiiiiiiiiimiimmiiiiiniiinmiinMmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii!
Sedert in 1867 het vergelijk tot stand
kwam tusschen het Cis-Leithaansch en het
Trans-Leithaansche gedeelte der
OostenrijkschHongaarsche monarchie, komen telken jare
de delegatiën der beide parlementen bijeen
om over gemeenschappelijke belangen te
beraadslagen. Beurtelings hebben die bijeen
komsten te Weenen en te Buda-Pest plaats.
De delegatiën worden door den keizer ont
vangen, die door elk der beide presidenten
met eene rede wordt begroet; de keizer be
antwoordt deze toespraken, en onderhoudt
zich vervolgens op 'ongedwongen wijze met
de verschillende gedelegeerden over de on
derwerpen van den dag.
Keizer Franz Joseph is een verstandig en
bezadigd man, met eene langdurige ervaring
achter zich. Geen wonder, dat de woorden,
die hij tot de gedelegeerden richt, ook ver
buiten de grenzen van zijn land de aandacht
trekken.
De wijze, waarop de keizer dezen keer
over de buitenlandsche aangelegenheden
sprak, was zeer geruststellend. »De buiten
landsche toestand heeft sedert de laatste
zitting der delegatiën geen aanmerkelijke
wijziging ondergaan. Onze betrekkingen met
al de mogendheden zijn volkomen vriend
schappelijk gebleven." Daarop volgt de ge
bruikelijke hulde aan de triple alliantie:
»De vertrouwende overeenstemming, die ons
vereenigt met de natiën, met welke wij ver
bonden zijn, blijft haren heilzamen invloed
uitoefenen op de handhaving van den vrede.
De behoefte aan rust bij de volkeren"
zoo gaat de keizer voort »en de zorg voor
hun stoffelijk welzijn strekken ongetwijfeld
tot de invoering van gematigdheid in de
cFmiUdon.
"i'iiiiiiiiiiiiiiitiniiiiMMUiiiiiiiiiiiiitiiiiniHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii
DE LANDVERHUIZER.
Naar het Fransch van HUGUES LE Roux.
Sedert vier en twintig uren ligt de trans
atlantische stoomer aan de kade gemeerd
om zijn lading te voltooien. Door de open
versch? nsingpoorten rijzen de pakkisten, vaten
en balen omhoog aan de uiteinden der
kranen, zweven een oogenblik boven de
luiken in de lucht, om dan, draaiend in
hun snelle nederdaling, in den nacht der
ruimen te verzinken. De blokken knarsen,
de ijzeren kettingen rammelen in de oog
bouten, kolenstof kraakt onder de voet
stappen. En van tijd tot tijd spuit de
stoom, die de lieren in beweging brengt, uit
de loospijpen met een gegons als van de
diepe ademhaling van een monsterdier.
Behalve haar lading koopmansgoederen,
stuwt de »Germania" ook menschenvleesch.
Het tusschendek, zoo laag, dat men er niet
rechtop in kan loopen, zonder zich aan de
ijzeren dwarsbalken te stooten, gelijkt een
muffe grafkelder. Houten schotten verdeelen
den vloer in vakken, hutten vormend, die
aan den voorkant open zijn. Daar sla
pen de emigranten, daar liggen zij in
vuil en ellende gedurende de vreeselijke
nachten, de eindeloos lange dagen op zee.
Een walgelijke stank vervult deze hokken,
internationale betrekkingen. De pogingen
mijner regeeringen zijn in het afgeloopen
jaar eveneens gericht op de oplossing van
economische vraagstukken en hebben in het
bijzonder gestrekt om een stevigen grondslag
te geven aan de handelsbetrekkingen der
monarchie, door het sluiten van gunstige
tractaten voor eene reeks van jaren." De
keizer noemt dan de verschillende tractaten
op en spreekt de hoop uit, dat ook een
tractaat met Serviëspoedig tot stand zal
komen. En dan komt het teere punt: »De
totale uitgaven voor het leger en de vloot
zijn (in de begrooting!) zoo geregeld, dat zij
voldoen aan de behoeften, welke men niet
mocht verwaarloozen. De vermeerdering der
uitgaven is het gevolg van maatregelen,
waarvan men de uitvoering had uitgesteld
om financieele redenen, en die thans volstrekt
noodzakelijk zijn voor de technische vol
tooiing der militaire macht."
Dit was nu juist geen aangename bood
schap. Sedert 1807 zijn de telken jare voor
militaire credieten aangevraagde sommen.
gestegen van 74 tot 125 millioen florij
nen, en thans heeft de minister van oorlog,
generaal Bauer, weer 4.200.000 florijnen meer
noodig.' Waar zal het einde zijn en hoe groot
zal de laatste term van deze gestadig op
klimmende reeks wel wezen Men bedenke,
dat volgens den keizer de verhouding tot
het buitenland zoo gunstig mogelijk is, dat
de kansen op het behoud van den vrede
beter zijn dan ooit, en dat slechts het -aller
noodzakelijkste" wordt gevraagd. Wilt ge
den vrede, zoo rust u ten strijde, dat
blijft de leus.
De onderstelling ligt voor de hand, dat de
voorgenomen vermeerdering der vredessterkte
van het Duitsche leger op dit gedeelte der
troonrede niet zonder invloed is geweest. De
Duitsche bondgenoot maakt zulke geweldig
froote stappen, dat men werkelijk niet mede
an komen, maar voor zijn fatsoen moet men
toch ook een pas of wat vooruit. Hoe het
met de financiën gaat, vraagt men te Berlijn
niet. 't Is al heel mooi, dat men van den
zwakkeren buurman geen grooter verhooging
vraagt van de oorlogsuitgaven dan een
millioen of vier, terwijl men zelf van de belas
tingschuldigen 00 u 05 millioen Mark per
jaar meer vraagt, zonder nog de uitgaven
voor n keer mede te rekenen. Xoblcsse
oblif/e ...
Zoo heel verwonderlijk is het niet, dat bij
dezen en genen nog wel eens de vraag op
komt, of de triple alliantie eigenlijk wel zulk
een buitengewoon grooto zegen voor Oos
tenrijk is. Dezen keer speelde een der
JongCzechen, dr. Eym, de rol van enfant terrible.
imiimiimimmmmi
waarin de frissche lucht nooit doordringt;
de weeö, bedorven atmosfeer der groote
pakketbooten, samengesteld uit de uitwase
mingen van menschen, met de lauwe dam
pen van geoliede machines en ranzig vet.
Zoodra de trossen dan ook aan den wal
zijn vastgemeerd, dringen al die opgesloten
menschen naar de luiken, als vee naar een
staldeur. Zij zwermen van boord, een dichte
drom die zich oplost, verstrooit in de stad.
Zij loopen in troepjes, met heen en weer
zwaaiende armen, den ruigen vilten hoed op
het hoofd, bombazijnen buizen en hooge
vetlaarzen aan de voeten. De vrouwen gaan
blootshoofds, met platte boezems, de haren
als stroo dooreengevlochten, zilveren ringen
in de oorcn, de plompe, hoekige vormen ge
huld in katoenen japonnen. Er zijn ouden
en jongen, bruinen, blonden en grijzen. Zij
slenteren rond, verlegen met hun vrijheid,
zoekend naar stille kroegen. Zij draaien
rond, komen niet verder; zij durven de
vlag van het stoomschip bijna niet uit het
oog verliezen.
Reeds des morgens hebben de Reichling's
zich van hun reisgenooten afgezonderd. Zij
komen uit een dorpje in den achterhoek van
Sileziö, waar de magen vasten. Zij vormen
drie huishoudens: de twee broeders met
hun vrouwen, de zuster en een zwager, met
negen kleine kinderen. De geheele familie
is om den grootvader geschaard, de oude
Frantz, een gerimpeld mannetje, baardeloos
als een vrouw, die zijn muts van konijnenve!
diep in den nek en tot aan de wenkbrauwen
over het voorhoofd getrokken draagt.
De oude man beweegt zich leunend op
Hij verklaarde rondweg, dat zijn Czechische
landgenooten die alliantie verfoeiden, al wa
ren zij noch jegens Duitschland, noch jegens
Italiëvijandig gezind. En hij wilde verder
het naadje van de kous weten. Het traktaat
met Duitschland was indertijd gepubliceerd,
maar waren wel alle bepalingen daarvan
medegedeeld ? Bestond er bijvoorbeeld niet
eene bepaling, waarbij aan Oostenrijk de
hulp en de bescherming van Duitschland
werd verzekerd, in het geval dat de eerst
genoemde mogendheid, zijne zoogenoemde
belangen in het Balkan-schiereiland bedreigd
ziende, zich genoodzaakt zou zien offensief op
te treden ? En waren er heusch geen andere
geheime bepalingen, die eerst zouden worden
bekend gemaakt in bijzondere gevallen, na
tuurlijk als het te laat was om er critiek op
uit te oefenen ? En waarom publiceerde men
het traktaat met Italiëniet ? En hoe waren
de betrekkingen tusschen Oostenrijk en
Rusland ?
De vragen van den heer Eym gaven
graaf Kalnoky gelegenheid om eene deugd
zame verontwaardiging ten toon te spreiden.
De wijze van optreden van den heer Eym,
zeide de minister, kan slechts schadelijk zijn
voor de monarchie. De alliantie met Duitsch
land is duidelijk en oprecht defensief,
daarom heeft men het traktaat ook zonder
aarzelen in zijn geheel gepubliceerd. Het
traktaat bevat geene enkele geheime bepa
ling, hetgeen trouwens volkomen onnoodig
zou zijn. Het alliantie-traktaat met Itali
is eveneens van zuiver defensicveii aard.
Indien dit niet is gepubliceerd, dan is daar
voor de eenige reden, dat voor die publi
catie de toestemming der beide contractanten
nood i g is.
Het zou der moeite waard zijn te weten,
wie der beide partijen tegen die publicatie
is. Waarschijnlijk Oostenrijk, of liever keizer
Franz Joseph, en wel wegens de quaestie
der wereldlijke macht van den paus. Men
weet, dat de keizer nooit heeft kunnen be
sluiten, het hem door zijn Italiaanscheii
bondgenoot te Weenen gebrachte bezoek te
Rome te beantwoorden. De aarzeling is bij
den katholieken vorst verklaarbaar, doch zij
is niet geschikt om de geestdrift van de
Italianen voor de Oostenrijksche
bondgenooten te verhoogen. En dan komt er nog
de quaestie van het irredentisme bij.
Maar over deze moeielijke punten sprak
graaf Kalnoky niet, en niemand vroeg hem
er naar, zelfs niet de heer Eym, ofschoon
deze de eenige was, die zich niet met het
votum van vertrouwen in de regeering kon
vereenigen.
Wat de minister verder te zeggen had,
een staf, een bergstok, bijna zoo groot als
hijzelf. Aan een band over zijn schouder
draagt hij een weitasch, waar de zonen geen
oog van afwenden. Daar binnen is een
handvol gouds, de opbrengst van het huis,
waar Erantz eenmaal zijn bruid heeft bin
nengevoerd, waar de kinderen zijn geboren,
waar de oude zijn dagen dacht te kunnen
eindigen ; de opbrengst van het bed, waarop
zijn vrouw is gestorven ; de opbrengst van
de koe en de kippen, die het geheele gezin
voedden. De kinderen hebben zoolang ge
zeurd, totdat de oude man geëindigd is met
alles te verkoopen. Hij heeft zich laten
ontrukken aan de dorre plek gronds, waarin
hij als een spar wortel had geschoten.
De Keichling's hebben den weg langs de
zeekade ingeslagen. Zij vorderen zoo snel
als de beenen der kindoren en van den oude
het veroorloven. Een matroos heeft hun
gezegd, dat zij daar in de verte, tusschen de
tamariskenboschjes aan den voet dier rotsen,
heel rustige buitenherbergjes zouden vinden.
Zij zoeken, met den neus in de lucht, turend
naar de opschriften, die zij niet kunnen
lezen.
Om den hoek van het Vuurtorenpad ont
dekken zij, verscholen achter hoornen, boven
welker door den zeewind ontbladerde takken
het met zijn leien dak uitsteekt, een huisje.
Op een plank boven de deur, die tot uit
hangbord dient, is een bord met garnalen
tusschen twee glazen bier geschilderd.
»Z uilen wij daar binnengaan ?" vraagt de
oude, op die beeltenis wijzend.
Zij slaan, een blik in het tuintje, waar de
kippen in de prieeltjes van vlierstruiken
was eene uitvoerige omschrijving van 's kei
zers optimistische beschouwingen. Zelfs
Servië, dat het vorige jaar nog zeer onge
nadig was vermeld, kreeg nu een compli
mentje, en Bulgarije natuurlijk niets dan lof.
Het groote antagonisme tusschen de triple
alliantie eenerzijds en Frankrijk en Rusland
anderzijds bleef bestaan. Dat kon en wilde
graaf Kalnoky niet ontkennen. »Nog steeds
bestaan in het systeem der Europeesche
staten dezelfde tegenstrijdige richtingen. Toch
is de openbare meening aanmerkelijk gekal
meerd. Het is waar, dat men overal de
oorlogstoerustingen blijft voortzetten. Maar
nu het vaststaat, dat men n in het Oosten
n in het Westen, op deze wijze blijft voort
gaan, is Centraal Europa wel verplicht
evenzoo te handelen. Men begint zich
intusschen te gewennen aan deze chronische
kwaal, te meer omdat de regeeririgen daar
door niet worden verhinderd groote econo
mische hervormingen te ondernemen, die
schijnen berekend te zijn op het langdurig
aanhouden van een tijdperk van vrede."
De laatste woorden bevatten een troost,
maar het moet erkend worden, dat het een
schrale is. Het gaat met dezen wedijver in
toerustingen als met sommige pijnlijke en
afmattende kwalen: men kan er oud mee
worden, maar de patiënt in dit geval de
belastingschuldige voelt zich daarom niet
veel beter.
e>n
iiiliMiiiiiiiiimmii
Het Tooueel te Amsterdam.
Grand Thöfltre (Gezelschap van Lier):
Een Spiegel.
Feiten van lieteokonis wijst do
tooncelgeschiedenis van do afgeloopon week niet aan. Jlet
Xedcrliuidsch Tooncel" gaf reprises van
>Judith1' en Grootestads lucht." Als cenig nieuws
kregen wij Een Spiegel, tooneelspel in drio bedrij
ven door Nestor de Tière. Dit had de gebeurtenis
van do week kunnen ijn, doch is niet eens een
gebeurtenis geweest. Een spiegel is een oorspron
kelijk stuk, juister een oorspronkelijk Vlaamsen
stuk. Het werd in Belgiëtweemaal bekroond,
door de Koninklijke Maatschappij T)e Morgenstar'
te Brussel en door de Belgische regeering, door
de laatste met 15(1(1 frs., den driejaarlijkschen
prijs voor toonoellettorkumlo. Dit alles deed iets
goeds verwachten ; de teleurstelling was te grooter.
Men behoeft slechts oen Inlf bedrijf van het
Vlaamsche tooneelspel aanschouwd te hebben om
loopen te scharrelen. De laatste regenbui
heeft glinsterende plasjes op de tafeltjes ach
tergelaten. Dit landelijk uiterlijk bemoedigt
de emigranten. Langzaam treden zij binnen
en wachten in het tuintje of de waardin hen
opmerkt.
»D kunt alles krijgen wat u bestelt,
maar eerst het gelag betalen," verklaart de
goede vrouw, die wantrouwig is.
Zij laten een geldstuk zien, zij zullen niet
over den prijs twisten. Maar zij willen wijn.
hebben.
»... En cognac ook ..."
Het oude, rimpelige gezicht van Frantz
glimt van genot. De alkohol verwarmt zijn
bloed, stijgt hem naar het hoofd, doet zijn
oogen glinsteren. Hij wordt spraakzaam en
ziet met vochtige blikken zijn familiekring
rond.
»Ja! ja ! 't was toch maar goed dat ze
zijn heengegaan.... 't is hier beter leven
dan daar thuis.... en wat zijn de zoons
goed voor hun vader .... Karl vooral ....
de oudste .... die zoo sprekend op zijn moe
der gelijkt.... Hij zorgt er wel voor, dat
vaders glas niet lang leeg blijft... 't Is een
zegen voor een ouden man, zijn leven te
midden van zulke brave kinderen te mogen
eindigen .. .''
Terwijl Karl de vertering betaalt, staart
de oude glimlachend op het tafeltje, waarop
de uitgebeten kringen als zonnetjes voor zijn
oogen beginnen te draaien. Zijn tong is
zwaar. Hij zou nog wel een glaasje cognac
lusten.
» .... Een heel klein glaasje nog Karl.,.
op onze goede reis ..."