De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 9 oktober pagina 2

9 oktober 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

w * 1 k , DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 798 TOOP de zooveelste maal tot de overtuiging te komen, dat bekroond tooneelwerk het Caïnsteeken zijner onbeholpenheid op het voorhoofd draagt. Bekroonde tooneelspelen komen alleen voor in landen, die geen tooneel engeene tooneelschrijvers hebben en deze kunstmatig trachten op te bouwen en aan te fokken. De schrijver van Een fpiegel kreeg 1500 frs.; ik feliciteer den gelukkige en beklaag de Belgische regeering, die een onbe duidend tooneelspel in goud moest vatten, enkel en alleen, omdat het minder onbeduidend dan nog onbeduidender was. Wat de maatschappij »De Morgenstar" is, weet ik niet; welken prijs zij uitloofde, evenmin ; desverkiezende, mag zij mijn rouwbeklag ook als aan haar adres gericht be schouwen. De eenige verdienste van Een spiegel is, dat het óns weer eens iets van het Vlaamsen Tooneel Iaat merken. Erg opwekkend en aanlokkend is de nieuwe of vernieuwde kennismaking niet. Is dit werkelijk het beste, wat de Vlaamsche tooneelletterkunde van den laatsten tijd heeft aan te wijzen, dan behoeven wij ons tegenover onze naburen ge lukkig nog niet al te erg te schamen. In langen tgd zag ik geen tooneelspel zoo weinig boeiend en behaaglijk, zoo weinig jong en frisch als deze Spiegel. De geschiedenis van een amb tenaar met . een klein traktement, die zich door zijn pronk- en pretlievende vrouw laat over halen boven zijn stand te leven, die met deze hun eenige dochter verwent en bederft en voor beide zwakheden zwaar gestraft wordt. Zijn zaken raken hoe langer hoe meer in de war; als hij ten slotte geen uitweg meer ziet, wil hij zich een kogel door het hoofd jagen, (wat met het oog op zijti vrouw en kind niet juist een helden feit is) wordt echter in dit plan nog juist bijtijds verhinderd. Toch zal bij zijn geknakt bestaan niet lang meer hoeven voort te slepen. Zijn dochter, gehuwd met een man, dien zij, vooral omdat hij arm is, niet lief heeft, laat zich door een zijner beter door de fortuin begunstigde vrienden het hof maken en staat op bet punt hem haar gunsten te verkoopen. De vader ontdekt dit: de schande van zijn kind geeft hem den genadestoot; hij zinkt ineen en sterft. Het onderwerp, de stof, de de geschiedenis, zij zijn weinig nieuw; aan »Bartelmans lijden" wordt men meer dan eens op hinderlijke wijze herinnerd; bet be zwaar had echter niet onoverkomelijk behoe ven te zijn. De verwerking, de behandeling had veel kunnen, heeft niets goed gemaakt. De personen, hun lot. hun leed, hun lijden; het laat ons alles onaangedaan; het klinkt ons als vreemd geklank, als ver en dof geruisen in de ooren. Het is mogelijk dat er te Brussel zulke menschen bestaan, zulke geschiedenissen ge beuren ; men kan niets zoo onnoozels bedenken of de werkelijkheid heeft het onnoozeler aanschouwd; hetgroote woord waarheid wordt in den laatsten tijd gelukkig wat minder misbruikt; de schrijver had ons alleen aan zijn personen en geschiedenis te doen gelooven, daarvoor belangstelling in te boe zemen, ze aanneembaar en waarschijnlijk te ma ken. Het schijnt eer of hij alles deed om het tegenovergestelde effect te bereiken. De taal zijner helden klinkt even geparfumeerd en ouderwetsch als hun namen, Thalia, Elvire, Lea; hun hande lingen zijn even krachtig gemotiveerd als hunne philosophische bespiegelingen helder en frisch. Een der bijpersonen, Marcus Belo, is een zoogenaamde oude Brusselaar, een praatjesmaker, die eigenlijk niets vertelt dan dat hij een oude Brusselaar is en het land heeft aan verfranscllte vlaamsche vrouwen, het zooveelste aftreksel van het eeuwig frissche, in Conscience's dagen vooral geliefde type: de brave burgerman, ruw in den mond, maar met een hart van goud. Nog prachtiger exemplaar is zijn zoon, pardon, zijn pleegzoon, de brave Hen drik van het gezelschap, een jonginensch, die in afschuwelijk pedante volzinnetjes over zijn liefde philosopheert, die dichter van beroep is en wiens gedichten natuurlijk bekroond worden. En de spiegel? Ik zal het u zeggen. In hem steekt de moraal, de symboliek van de geschiedenis. Zij wordt geformuleerd door den knecht Xand, een besten, braven kerel, den zuurzoeten grap penmaker van het weinig vroolijke troepje. Hij maakt de zeer verstandige en wereldwijze opmer king, dat de menschen verstandiger deden als Geen beter opwekkend middel toch voor de maag, dan een luchtig hart! De oude Frantz heeft nog nooit een borrel gedronken die hem zóó smaakte. Hij gorgelt met dat laatste hapje, lang, met opgeblazen wangen, om het dan in n teug met de lippen smak kend, te verzwelgen. En nu nog een wandeling voor de goede spijsvertering. Zij gaan naar den verlaten zeeoever, langs de ruischende golven. De kinderen zouden daar wel willen blijven, om keitjes in het water te gooien, maar de ouders hebben een ander plan in het hoofd. Zij willen boven op die steilte klimmen, naar het kapelletje, dat zijn torenspitsjes in de donzige wolken prikt, als spelden in een kussen. »De klim zal jou te vermoeiend zijn, vader; wacht ons hier liever af.. ." »Best Karl, zoo als je wilt." »En, dat's waar ook gosd dat ik er ?om denk we kunnen je hier niet alleen laten, met al dat geld bij je. Geef mij dien zak zoolang." De oude ziet naar de wreitasch die aan zijn zijde hangt. Eén seconde weifelt hij. 't Is zijn eigenliefde, om tot het einde toe baas over zijn geld te willen blijven. Maar Karl heeft de handen reeds uitgestoken, en hij kan het niet over zich verkrijgen, het hem te weigeren... 't zou den schijn hebben, alsof hij hem wantrouwde. Zoo'n goede zoon. »Ziedaar, mijn jongen .. . pas er goed op en blijf niet te lang weg." Langs de kronkelingen van het pad dat tegen den rotsmuur opvoert,- volgt de oude zij wat minder in den heuschen, goudomlijsten spiegel keken en wat meer op hun medemenschen, zullende zij zich aan deze laatsten veel zachter en met veel meer succes spiegelen. »o Treu rige spiegel", roept de koudegrondsche philosoof aan het slot van het tooneelspel uit. »o Treurige spiegel" roepen wij hem van ganscher harte na. Na al de blaam geen enkel woord van lof V Ik heb naar goede hoedanigheden gezocht, ver geefs. Een enkele maal schijnt er iets beters in aantocht, neemt de schrijver een aanloopje tot een mooi tooneel (in het eerste bedrijf het onderhoud tusschen vader en dochter, in het laatste dat tusschen Elvire en Daniel); verder komt het echter ook niet. ILen spiegel wordt het best gequaliticeerd als men het een verkapt draakje noemt, met eenige kennis van den tooneel techniek, met veel oog voor bonte tooneeleifecten in elkaar gezet, in bloed- en kleurlooze taal geschreven. Voor het moderne tooneelspel schijnt Nestor de Tière mij hoegenaamd geen aanleg te bezitten; in bet romantische drama zal hij waarschijnlijk gelukkiger zijn; juist dezer dagen behaalde hij in den Vlaamschen schouw burg te Brussel met een groot lyrisch melo drama, »Belsama", veel succes. Hij zal op deze lau weren, hoop ik, niet te laag neerzien. Een goed, op recht en eerlijk melodrama is mij liever dan een tweeslachtig, onvoldragen quasimodern tooneel spel. De vertolking van het tooneelspel hadden de heeren van Lier aan hun melodramagezel schap toevertrouwd. Ik geloof terecht. In Belgiëwordt het zonder twijfel in denzelfden stijl vertolkt. Het is door een Vlaam met het oog op Vlaamsche tooneelspelers geschreven. Het gezelschap-van Lier telt, zooals men weet, meer dan n zuidelijken broeder. De melodrama-eigenaardigheden van bijna alle medespelenden, het forsche en bonte in gebarenspel, het klinkende en knetterende in dictie, gaven vooral den dramatischen gedeelten gloed en glans, doch deden tegelijk het gekunstelde en gewrongene van het geheel scherp uitkomen. Toch zou soberder vertolking het tooneelspel, geloof ik, weinig verder brengen. liet geheel zou dan dof en kleurloos worden en aan den andoren kant niet minder knutsel- en maakwerk schijnen. Van de medespelenden onderscheidden zich door ernst en overtuiging vooral de dames Ellenberger en Potharst en de heeren Bouw meester en Potharst. De heer Bouwmeester hoede zich voor het al te drukke en vermoeiende en mevrouw Potharst geve zich moeite dialectische eigenaardigheden at te loeren. De verdere rollen zijn van weinig of geen beteokenis. De beer de Boer had van Belo wol wat scherper en spre kender type kunnen maken. II. .1. M. Muziek in de hoofdstad. Wie de eigenaardigheden van liet mnzicklievcndc publiek wil lecren kennen, moet uict naar concerten, doch naar de opera's gaan. Daar wordt veel ge openbaard wat men anders zoo niet, opmcrkr. Daar kan men zien hoeveel wansmaak het publiek met schik verdragen kan. doch hoe kittcloorig het is bij ongelukken die ieder kan opmerken ; of wel bij te laag zingen van tenoren die de hooge tonen beginnen te verliezen (zooals bleek bij den lieer Cottet in Les llugiienots). Waarlijk wie geen mooie hooge tonen heeft of ze verliest, moest geen tenor bij de Opera zijn, want daar hangt toch maar uitsluitend het succes bij het publiek van af. En dan de onzuiverheid: </Ja zie je meneer, ik heb weinig muziek geleerd, maar ik heb een gehoor zoo fijn als een spinrag. Ze kunnen mij niet foppen. Als het een haartje scheelt, merk ik hef'. Zoo hoort men velen zichzelf een compliment maken. Nu, Dinsdag-avond kou het geheele publiek zichzelf een compliment maken over zijn goed gehoor, want de heer Cottet zag'niet op een halven, zelfs niet op een heelen toon, althans in zijn eersten solo niet De onzuiverheid merkte ieder op, men toonde dit den zanger op de meest belcedigende wijze. Natuurlijk merkte men niet algemeen op dat geruimen tijd zijn kinderen met de oogen. Als zij over de kam uit zijn gezicht zijn verdwenen slaat hij zijn blikken naar de zee. Daar ligt zij, donkergroen golvend met witblinkende kruinen, eindeloos, als zich ver liezend in den hemel. De oude knijpt de oogen half dicht. Hij tuurt naar den hori zon. Daar achter, heel ver aan het strand eener zonnige zee, sluimert liet schoone wonderland, dat hem wenkt. Sinds zooveel maanden klinkt hem dat, toovenvoord »Brazi lië'' in de ooren en heeft hij zich daarvan een tafereel opgehangen, dat zijn verzwakte geest vermogens, teruggekeerd naar de herinnerin gen zijner jeugd, bevolkt hebben met alle wonderbaarlijkheden, waarvan in de reis beschrijvingen gewag wordt gemaakt: vreemd soortige vogels, bosschen in n dag gegroeid, negers gebukt onder de zweep, goud zoo maar voor liet oprapen .. . Aan de voeten van den oude ruiselven de golven hun eentonig lied. Al die kleuren, al die geluiden warrelen ineen. Frantz laat zich op den met keisteentjes af gebakenden zoom iiederglijden en sluimert in. Hij slaapt totdat een zware huivering hem bevangt en wakker maakt. Een man slaat naast hem en stoot hem met de punt zijner laars. »Wat doe je hier op dit uur ? De vloed komt opzetten en zal je beenen nat maken." De oude Frantz wrijft zijn oogen; hij opent de handen, beduidend dat hij hem niet verstaat. Hij werpt een angstigen blik om zich heen. Hij ziet noch Karl, noch zijn twee andere zonen, noch zijn dochter, noch Cottet een uitstekend acteur is, dat zij u declamatie en actie goed is en dat zijn orgaan in het middenregister fraai van klank is, doch, de stem banden verslappen, alleen als hij hard zingt kan hij de hooge tonen nog bereiken. Redenen ge noeg om hem onbruikbaar te verklaren. Men wane niet dat ik den heer Cottet geschikt acht het emplooi van fort-tenor geheel alleen te dragen. Naast hem is het absoluut noodig een jongere kracht te plaatsen, terwijl de heer Cottet partijen zooals Elcazar 111 L'i Jtiice behouden kan die goed in zijn stem liggen. Raoul is (het bleek het vorige jaar reeds) een van zijn ongelukkigste rollen. Hij had dus geeu geluk, dat hij daarmede voor het eerst moest op treden. Ik beschouw zijn aanneming wel degelijk als een fout, doch daar ik hem volstrekt uict rangschik onder de helden-tenoren, yiti ont U druif d'eire liéte-n, muis qid en nbuxent neem ik h cm een weinig tegenover het publiek in bescherming. Deze uitvoering was door een en ander geen zeer gelukkige Mej. arety (Valentine) belooft echter veel voor dezen winter, evenals Mej. Adam (page) die ver boven de dugazon van het vorige jaar staat. Mej. Barety, die eeue voortreffelijke tooneelspcelster is en ook als zangeres vooral veel dramatische begaafdheid bezit, acht ik de gelukkigste aanwinst. Over de nieuwe heeren-krachten stel ik mijn oor deel tot later uit, omdat ik in volgende opera's wil zien of' hetgeen ik van hen hoop en vrees be vestigd zal worden, evenals over Mej. Jeffersou, die als Koningin eigenschappen ontwikkelde die wel be loven, doch die niet in alle opzichten vermocht te voldoen. Over liet ruwe karakter dat in vele ensembles en in het orkest op te merkeu viel, zwijg ik thans. Het was soms gelukkig dat de koper en slag instrumenten beproefden hoeveel kracht er wel 111 hun instrumenten zat, want daardoor werden som mige gedeelten bepaald gered. Van de Fransche Opera naar het, Concertge bouw is een grootc sprong. Het abonnementscoucert op Donderdag L2(J Scpt. was zeer belang rijk niet alleen door het optreden van de solisten, de heeren Louis Coenen (piano), onzen land genoot, thans te Parijs gevestigd, en Leopold Kramer (viool) doch ook door liet, feit dat het, eerste belangrijke werk van den J''ranschen Meester César l'ranck in onze stad door den heer Coenen werd uitgevoerd, nl. de : 1'ufintiijiis ^yniiJion.iijtis^ Dit bevredigde mij zeer, daar ik er reeds zoo lang op heb aangedrongen, de werken van dezen componist ook ten onzent, bekend te maken. Hij toch is het hoofd van de jonge richting in Frankrijk en lijdcns zijn leven schaarden zich alle jonge ren gaarne onder zijn banier. Jn de variatiëu.spelen twee motieven de hoofd rol, waarvan het eerste een melodisch klagend en het andere (liet hoofdmotief) een licht rhytlnnisch bewogen karakter heeft. Jn de inleiding ontwik kelt de solist het klagende niolief (ecu soort- leitmotiv) terwijl het, orkest in een scherp geaccen tueerd rhythmisch tiguur, dat reeds het hoofdmo tief doet voorgevoelen, zich daartussclien beweegt. Na deze inleiding verandert de maatsoort van vierkwart in driekwart, en treedt de solist met het hoofdmotief op, (een motief in den oudereu vorm, doch in verschillende korte perioden ver deeld). Dit wordt, later ontwikkeld uict in afge sloten vormen, doch in vrije ontwikkeling van de beide motieven, waarbij intusschen de elementair rhythmischc figuur (zooals die in het begin in het orkest optreedt) eveneens nog ecu rol speelt. De inleiding en het hoofdthema van fis kl. t. wordt later naar J''is gr. t. gevoerd, in welken toonaard dit stuk op brillante wijze sluit. Meesterlijk is de ontwikkeling en de wijze waarop l'ranck zijn stof tot het, laatst toe bewerkt en hoogcr opvoert. Interessant is het, tevens zijne harmonisatie en stemvoering na te gaan. Hieruit valt veel te lecreii wat men uit de theoretische leerboeken ge woonlijk niet leert. Men ontwaart met een meester te doen te hebbeu die de oudere vormen irroiuiig bestudeerd heeft en met, die kennis toegerust nieuwe banen betreedt. Jn den heer Coenen leerde ik ecu pianist ken nen die deze zoo mociclijk uit te voeren variatiëu zijn schoonzoon, noch de kinderen. De kruin der helling waarachter zij allen zijn ver dwenen, is thans in nevel gehuld. Xevel bedekt, ook de zee, de spookachtige omtrek ken der schepen wegvagend in het verschiet. De oude is zoo zielsbedroefd, dat de tranen hem uit de blauwe oogen springen en langs zijn wangen biggelen. Hij beefc niet de kracht om op te staan ; hij zou liefst daar willen blijven, maar de kustwachter, die hem van verre heeft zien liggen, heeft, haast om naar de stad terug te keeren. Hij neemt, Frantz onder de armen en dwingt hem op te staan. >,Kom, kom ! daar kun je immers niet, blijven ga met mij mee." Frantz is verbijsterd. IIij heeft niet, den moed weerstand te bieden. Maar toch, wal, zullen de kinderen zoggen, wanneer zij terug komen en hem er niet meer vinden. Aldoor schreiend, zonder ecu woord te spreken, laat hij zich op den arm van den kustwachter leunend, medevoeren, llij sloft, mee langs het strand, beklimt de houten trappen naai de kade. Daar komen zij in een volkrijke straal, een buitenwijk, waarin de gasliehteu der winkels, de straatlantarens worden ont stoken. Door de wandeling opgewekt, is de oude gedeeltelijk tot bezinning gekomen; een woord, dat hij duizende malen om zich heen heeft hooren herhalen, komt in zijn verward geheugen terug. Hij houdt den kustwachter staande en hem met pijnlijke oplettendheid aanziende zegt hij : ;; Wie is dat ?...? Meen je soms de Ham(hoewel zij zeer practisch voor klavier gedacht zijn) ia geestelijk opzicht geheel in zich had opgeno men en ze met goede beheersching van de tech niek op muzikale wijze voordroeg. Het delicate karakter van zijn spsl zat hem bij dit, werk wel wat in den weg, vooral bij het zoo gepassioneerde slot, doch liet bleek dat de heer Coenen een pianist van meer dan gewone begaafdheid is. Van de kleinere stukken, na de pauze door dezen solist voorgedragen, beviel mij de Aria van Grieg en de Einde van Rubinsteiu het best. Bij een volgend bezoek aan ous vaderland hoop ik hem weer als solist te zien optreden. Ook het spel van den heer Kramer maakte een zeer gunstigcn in druk. Zijne techniek, in het begin wat ongeregeld en gejaagd, bleek echter sterk ontwikkeld te zijn, zijn musicale voordracht was tevens eenvoudig, zonder groot effectbejag. Ik geloof dus dat men niet dezen violist (die bovendien veel orkestroutine schijnt te bezitten) een goede keus heeft gedaan. Het is mij aangenaam thans van het orkest veel goeds te kunnen zeggen. De begeleiding vooral van het vioolconcert van Hans Sitt was zeer schoon, terwijl van de orkestwerken de voordracht van Berlioz' Ouverture Carnaval Ronitiin de kroon spande. Dezen avond toonde het orkest zich weer van zijn beste zijde. Heden-avond laat ook de heer Kes een werk van César Pranck uitvoeren, nl. Le Chasseur maudit, poème symphonique naar de ballade van Burger. De lezer ziet dus dat er thans met ernst aan ge dacht wordt ranck recht te doen wedervaren wat zijne beteekenis betreft iu de muziekgeschie denis. Over dit werk schrijf ik in mijn volgend artikel. v. M, Aanteekeningen Schilderkunst. Tentoonstelling -kritieken. Aan de New-Yorksche Collector wordt door den beer 11. W. Hanger, een Amerikaansch schilder van oenignn naam in zijn land, die 's zomers in Holland pleegt te vertoeven, een brief gezonden over de Amsterdamsclie keuze tentoonstelling. Ofschoon wij ronduit dit artikeltje van zeer geringe waarde vinden, en ongaarne deze Aincrikaanscbe meeningen ook maar in het minst zouden wenschen te onderschrijven, dunkt ons dat, bloot om der kuriositeitswille, het de overzetting hier toch waard is. Op de keuze-tentoonstelling in Amsterdam, waren al do beste lui, en dat zijn er maar wei nigen, vertegenwoordigd. Het was een bekoorlijk harmonieuze tentoonstelling, zeer naar de manier van den nieuwen Parijschen Salon, in groepen ge hangen. De drie voornaamste lui in Holland, Israëls, .laeob en Willem Maris, kwamen zeer krachtig uit vooral ,lacob Maris, die bizonder goed vertegenwoordigd was. behalve in zijn vroege Dusseldorfsclie manier (!). Vreemd om te zeggen, bijna al do oudere Hollanders van de tegenwoor dige school gingen die fase door (!) Er waren een paar schilderijen van Dordrecht, de kerk en de stad tegen de lucht uitkomend, waarvan een klein en sclietsachti,<r, met enorme kracht van kleur, dat bet zeer goed uit zon bonden tegen een ('onstable, aan welken meester het mij denken deed; en een grootcr, completer, zeer zuiver en waardig, en rijk in sonore tonen van bruin, rood en grijs. 'J'wee kleinere doeken een in de hoogte; een kijkje door een poort, en een kleine kom positie van con zanrlschuit die onder een brug doorgaat, waren juwoelen. Een interessant schilderij was er een uit zijn vroegen tijd van de haven van Amsterdam. Het was origineel van toon en veel hooger van toonaard dan zijn later werk, on toch rijk en diep van kleur. Een buitengewone lage toonaard is, misschien, een gebrek van sommige van Maris' laatste werken. Willem Maris bad er aantal vrij groote schil derijen, meest zon-effecten, die pijn zouden veroorzaken aan de Fransche luministen. om bun eenvoudige, dirokte schildering, en afwezigheid van affectatie. Willem Maris wordt vrijer en krachtiger van behandeling. Niemand zeker heelt meer kennis van zonlic.htweerkaatsingen op gewassen en gebursrer boot ?'' Ja." ;>Moet je daarmee naar Amerika ?" »Ja." »l)an zul je hard moeten loopen, arme ouwe kerel, om die in te halen ; die is op 't oogenblik een heel eind hier van daan... Die is al lang weg." .En de arm van den kustwachter strekt zich uit in de richting der zee. Frantz' mond eii oogen gaan buitensporig wijd open. Weg! Hij heeft, dat woord nooit gehoord, maar hij begrijpt het. Vooral begrijpt hij het vreoselijke gebaar naar den kant van den Oceaan, de pikzwarte zee. Hij opent de lippen als om te spreken. Maar zijn beenen ontzeggen hem den dienst. Hij valt. ....Er is veel volk voor de apotheek van den Viersprong, een oploop, die de tram op de fan-- tegenhoudt. Boven de menigte hoe don, ziet men in den winkel de pet van den kustwachter uitsteken. En de menschen vragen : -.;\V~ut is er gebeurd X wat is er V" Daar in du voorste rij draait een deftig heei1, een welgedane iiguur, met vonkelend oog, den knevel sierlijk opgedraaid, zich om en een brommende stem, die zich als mod derig water over het trottoir verspreidt, ver kondigt zijn uitspraak : ;;Een Pruis; bepaald een landverhuizer die zijn uitrusting er doorgelapt heeft en stomclronken uit de goot is geraapt...."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl