Historisch Archief 1877-1940
w
* 1
k ,
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 798
TOOP de zooveelste maal tot de overtuiging te
komen, dat bekroond tooneelwerk het Caïnsteeken
zijner onbeholpenheid op het voorhoofd draagt.
Bekroonde tooneelspelen komen alleen voor in
landen, die geen tooneel engeene tooneelschrijvers
hebben en deze kunstmatig trachten op te bouwen
en aan te fokken. De schrijver van Een fpiegel
kreeg 1500 frs.; ik feliciteer den gelukkige en
beklaag de Belgische regeering, die een onbe
duidend tooneelspel in goud moest vatten, enkel
en alleen, omdat het minder onbeduidend dan
nog onbeduidender was. Wat de maatschappij »De
Morgenstar" is, weet ik niet; welken prijs zij
uitloofde, evenmin ; desverkiezende, mag zij mijn
rouwbeklag ook als aan haar adres gericht be
schouwen.
De eenige verdienste van Een spiegel is, dat
het óns weer eens iets van het Vlaamsen Tooneel
Iaat merken. Erg opwekkend en aanlokkend is de
nieuwe of vernieuwde kennismaking niet. Is dit
werkelijk het beste, wat de Vlaamsche
tooneelletterkunde van den laatsten tijd heeft aan te wijzen,
dan behoeven wij ons tegenover onze naburen ge
lukkig nog niet al te erg te schamen. In langen
tgd zag ik geen tooneelspel zoo weinig boeiend
en behaaglijk, zoo weinig jong en frisch als
deze Spiegel. De geschiedenis van een amb
tenaar met . een klein traktement, die zich
door zijn pronk- en pretlievende vrouw laat over
halen boven zijn stand te leven, die met deze
hun eenige dochter verwent en bederft en voor
beide zwakheden zwaar gestraft wordt. Zijn zaken
raken hoe langer hoe meer in de war; als hij
ten slotte geen uitweg meer ziet, wil hij zich
een kogel door het hoofd jagen, (wat met het
oog op zijti vrouw en kind niet juist een helden
feit is) wordt echter in dit plan nog juist bijtijds
verhinderd. Toch zal bij zijn geknakt bestaan niet
lang meer hoeven voort te slepen. Zijn dochter,
gehuwd met een man, dien zij, vooral omdat hij
arm is, niet lief heeft, laat zich door een zijner
beter door de fortuin begunstigde vrienden het
hof maken en staat op bet punt hem haar gunsten
te verkoopen. De vader ontdekt dit: de schande
van zijn kind geeft hem den genadestoot; hij
zinkt ineen en sterft. Het onderwerp, de stof, de
de geschiedenis, zij zijn weinig nieuw; aan
»Bartelmans lijden" wordt men meer dan
eens op hinderlijke wijze herinnerd; bet be
zwaar had echter niet onoverkomelijk behoe
ven te zijn. De verwerking, de behandeling
had veel kunnen, heeft niets goed gemaakt.
De personen, hun lot. hun leed, hun lijden; het
laat ons alles onaangedaan; het klinkt ons als
vreemd geklank, als ver en dof geruisen in
de ooren. Het is mogelijk dat er te Brussel
zulke menschen bestaan, zulke geschiedenissen ge
beuren ; men kan niets zoo onnoozels bedenken of
de werkelijkheid heeft het onnoozeler aanschouwd;
hetgroote woord waarheid wordt in den laatsten tijd
gelukkig wat minder misbruikt; de schrijver had
ons alleen aan zijn personen en geschiedenis te
doen gelooven, daarvoor belangstelling in te boe
zemen, ze aanneembaar en waarschijnlijk te ma
ken. Het schijnt eer of hij alles deed om het
tegenovergestelde effect te bereiken. De taal zijner
helden klinkt even geparfumeerd en ouderwetsch
als hun namen, Thalia, Elvire, Lea; hun hande
lingen zijn even krachtig gemotiveerd als hunne
philosophische bespiegelingen helder en frisch. Een
der bijpersonen, Marcus Belo, is een zoogenaamde
oude Brusselaar, een praatjesmaker, die eigenlijk
niets vertelt dan dat hij een oude Brusselaar is en
het land heeft aan verfranscllte vlaamsche vrouwen,
het zooveelste aftreksel van het eeuwig frissche,
in Conscience's dagen vooral geliefde type: de
brave burgerman, ruw in den mond, maar met
een hart van goud. Nog prachtiger exemplaar is
zijn zoon, pardon, zijn pleegzoon, de brave Hen
drik van het gezelschap, een jonginensch, die in
afschuwelijk pedante volzinnetjes over zijn liefde
philosopheert, die dichter van beroep is en
wiens gedichten natuurlijk bekroond worden. En
de spiegel? Ik zal het u zeggen. In hem steekt
de moraal, de symboliek van de geschiedenis.
Zij wordt geformuleerd door den knecht Xand,
een besten, braven kerel, den zuurzoeten grap
penmaker van het weinig vroolijke troepje. Hij
maakt de zeer verstandige en wereldwijze opmer
king, dat de menschen verstandiger deden als
Geen beter opwekkend middel toch voor
de maag, dan een luchtig hart! De oude
Frantz heeft nog nooit een borrel gedronken
die hem zóó smaakte. Hij gorgelt met dat
laatste hapje, lang, met opgeblazen wangen,
om het dan in n teug met de lippen smak
kend, te verzwelgen.
En nu nog een wandeling voor de goede
spijsvertering. Zij gaan naar den verlaten
zeeoever, langs de ruischende golven. De
kinderen zouden daar wel willen blijven,
om keitjes in het water te gooien, maar de
ouders hebben een ander plan in het hoofd.
Zij willen boven op die steilte klimmen, naar
het kapelletje, dat zijn torenspitsjes in de
donzige wolken prikt, als spelden in een
kussen.
»De klim zal jou te vermoeiend zijn, vader;
wacht ons hier liever af.. ."
»Best Karl, zoo als je wilt."
»En, dat's waar ook gosd dat ik er
?om denk we kunnen je hier niet alleen
laten, met al dat geld bij je. Geef mij dien
zak zoolang."
De oude ziet naar de wreitasch die aan
zijn zijde hangt. Eén seconde weifelt hij.
't Is zijn eigenliefde, om tot het einde toe
baas over zijn geld te willen blijven. Maar
Karl heeft de handen reeds uitgestoken, en
hij kan het niet over zich verkrijgen, het
hem te weigeren... 't zou den schijn hebben,
alsof hij hem wantrouwde. Zoo'n goede
zoon.
»Ziedaar, mijn jongen .. . pas er goed op
en blijf niet te lang weg."
Langs de kronkelingen van het pad dat
tegen den rotsmuur opvoert,- volgt de oude
zij wat minder in den heuschen, goudomlijsten
spiegel keken en wat meer op hun
medemenschen, zullende zij zich aan deze laatsten veel
zachter en met veel meer succes spiegelen. »o Treu
rige spiegel", roept de koudegrondsche philosoof
aan het slot van het tooneelspel uit. »o Treurige
spiegel" roepen wij hem van ganscher harte na.
Na al de blaam geen enkel woord van lof V
Ik heb naar goede hoedanigheden gezocht, ver
geefs. Een enkele maal schijnt er iets beters in
aantocht, neemt de schrijver een aanloopje tot
een mooi tooneel (in het eerste bedrijf het
onderhoud tusschen vader en dochter, in het
laatste dat tusschen Elvire en Daniel); verder
komt het echter ook niet. ILen spiegel wordt
het best gequaliticeerd als men het een verkapt
draakje noemt, met eenige kennis van den tooneel
techniek, met veel oog voor bonte tooneeleifecten
in elkaar gezet, in bloed- en kleurlooze taal
geschreven. Voor het moderne tooneelspel
schijnt Nestor de Tière mij hoegenaamd geen
aanleg te bezitten; in bet romantische drama
zal hij waarschijnlijk gelukkiger zijn; juist dezer
dagen behaalde hij in den Vlaamschen schouw
burg te Brussel met een groot lyrisch melo
drama, »Belsama", veel succes. Hij zal op deze lau
weren, hoop ik, niet te laag neerzien. Een goed, op
recht en eerlijk melodrama is mij liever dan een
tweeslachtig, onvoldragen quasimodern tooneel
spel.
De vertolking van het tooneelspel hadden
de heeren van Lier aan hun melodramagezel
schap toevertrouwd. Ik geloof terecht. In
Belgiëwordt het zonder twijfel in denzelfden
stijl vertolkt. Het is door een Vlaam met het
oog op Vlaamsche tooneelspelers geschreven.
Het gezelschap-van Lier telt, zooals men
weet, meer dan n zuidelijken broeder. De
melodrama-eigenaardigheden van bijna alle
medespelenden, het forsche en bonte in gebarenspel,
het klinkende en knetterende in dictie, gaven
vooral den dramatischen gedeelten gloed en glans,
doch deden tegelijk het gekunstelde en
gewrongene van het geheel scherp uitkomen. Toch zou
soberder vertolking het tooneelspel, geloof ik,
weinig verder brengen. liet geheel zou dan dof
en kleurloos worden en aan den andoren kant
niet minder knutsel- en maakwerk schijnen.
Van de medespelenden onderscheidden zich
door ernst en overtuiging vooral de dames
Ellenberger en Potharst en de heeren Bouw
meester en Potharst. De heer Bouwmeester hoede
zich voor het al te drukke en vermoeiende en
mevrouw Potharst geve zich moeite dialectische
eigenaardigheden at te loeren. De verdere rollen
zijn van weinig of geen beteokenis. De beer de
Boer had van Belo wol wat scherper en spre
kender type kunnen maken.
II. .1. M.
Muziek in de hoofdstad.
Wie de eigenaardigheden van liet mnzicklievcndc
publiek wil lecren kennen, moet uict naar concerten,
doch naar de opera's gaan. Daar wordt veel ge
openbaard wat men anders zoo niet, opmcrkr. Daar
kan men zien hoeveel wansmaak het publiek met
schik verdragen kan. doch hoe kittcloorig het is
bij ongelukken die ieder kan opmerken ; of wel bij
te laag zingen van tenoren die de hooge tonen
beginnen te verliezen (zooals bleek bij den lieer
Cottet in Les llugiienots). Waarlijk wie geen mooie
hooge tonen heeft of ze verliest, moest geen tenor
bij de Opera zijn, want daar hangt toch maar
uitsluitend het succes bij het publiek van af.
En dan de onzuiverheid: </Ja zie je meneer, ik
heb weinig muziek geleerd, maar ik heb een gehoor
zoo fijn als een spinrag. Ze kunnen mij niet foppen.
Als het een haartje scheelt, merk ik hef'.
Zoo hoort men velen zichzelf een compliment
maken. Nu, Dinsdag-avond kou het geheele publiek
zichzelf een compliment maken over zijn goed
gehoor, want de heer Cottet zag'niet op een halven,
zelfs niet op een heelen toon, althans in zijn eersten
solo niet De onzuiverheid merkte ieder op, men
toonde dit den zanger op de meest belcedigende
wijze. Natuurlijk merkte men niet algemeen op dat
geruimen tijd zijn kinderen met de oogen.
Als zij over de kam uit zijn gezicht zijn
verdwenen slaat hij zijn blikken naar de zee.
Daar ligt zij, donkergroen golvend met
witblinkende kruinen, eindeloos, als zich ver
liezend in den hemel. De oude knijpt de
oogen half dicht. Hij tuurt naar den hori
zon. Daar achter, heel ver aan het strand
eener zonnige zee, sluimert liet schoone
wonderland, dat hem wenkt. Sinds zooveel
maanden klinkt hem dat, toovenvoord »Brazi
lië'' in de ooren en heeft hij zich daarvan een
tafereel opgehangen, dat zijn verzwakte geest
vermogens, teruggekeerd naar de herinnerin
gen zijner jeugd, bevolkt hebben met alle
wonderbaarlijkheden, waarvan in de reis
beschrijvingen gewag wordt gemaakt: vreemd
soortige vogels, bosschen in n dag gegroeid,
negers gebukt onder de zweep, goud zoo
maar voor liet oprapen .. .
Aan de voeten van den oude ruiselven de
golven hun eentonig lied. Al die kleuren,
al die geluiden warrelen ineen. Frantz laat
zich op den met keisteentjes af gebakenden
zoom iiederglijden en sluimert in.
Hij slaapt totdat een zware huivering hem
bevangt en wakker maakt. Een man slaat
naast hem en stoot hem met de punt zijner
laars.
»Wat doe je hier op dit uur ? De
vloed komt opzetten en zal je beenen nat
maken."
De oude Frantz wrijft zijn oogen; hij
opent de handen, beduidend dat hij hem
niet verstaat. Hij werpt een angstigen blik
om zich heen. Hij ziet noch Karl, noch
zijn twee andere zonen, noch zijn dochter, noch
Cottet een uitstekend acteur is, dat zij u declamatie
en actie goed is en dat zijn orgaan in het
middenregister fraai van klank is, doch, de stem
banden verslappen, alleen als hij hard zingt kan
hij de hooge tonen nog bereiken. Redenen ge
noeg om hem onbruikbaar te verklaren.
Men wane niet dat ik den heer Cottet geschikt acht
het emplooi van fort-tenor geheel alleen te dragen.
Naast hem is het absoluut noodig een jongere
kracht te plaatsen, terwijl de heer Cottet partijen
zooals Elcazar 111 L'i Jtiice behouden kan die
goed in zijn stem liggen.
Raoul is (het bleek het vorige jaar reeds) een
van zijn ongelukkigste rollen. Hij had dus geeu
geluk, dat hij daarmede voor het eerst moest op
treden.
Ik beschouw zijn aanneming wel degelijk als een
fout, doch daar ik hem volstrekt uict rangschik
onder de helden-tenoren, yiti ont U druif d'eire
liéte-n, muis qid en nbuxent neem ik h cm een weinig
tegenover het publiek in bescherming.
Deze uitvoering was door een en ander geen zeer
gelukkige Mej. arety (Valentine) belooft echter
veel voor dezen winter, evenals Mej. Adam (page)
die ver boven de dugazon van het vorige jaar staat.
Mej. Barety, die eeue voortreffelijke
tooneelspcelster is en ook als zangeres vooral veel dramatische
begaafdheid bezit, acht ik de gelukkigste aanwinst.
Over de nieuwe heeren-krachten stel ik mijn oor
deel tot later uit, omdat ik in volgende opera's
wil zien of' hetgeen ik van hen hoop en vrees be
vestigd zal worden, evenals over Mej. Jeffersou, die
als Koningin eigenschappen ontwikkelde die wel be
loven, doch die niet in alle opzichten vermocht te
voldoen.
Over liet ruwe karakter dat in vele ensembles
en in het orkest op te merkeu viel, zwijg ik thans.
Het was soms gelukkig dat de koper en slag
instrumenten beproefden hoeveel kracht er wel 111
hun instrumenten zat, want daardoor werden som
mige gedeelten bepaald gered.
Van de Fransche Opera naar het, Concertge
bouw is een grootc sprong. Het
abonnementscoucert op Donderdag L2(J Scpt. was zeer belang
rijk niet alleen door het optreden van de solisten,
de heeren Louis Coenen (piano), onzen land
genoot, thans te Parijs gevestigd, en Leopold
Kramer (viool) doch ook door liet, feit dat het,
eerste belangrijke werk van den J''ranschen Meester
César l'ranck in onze stad door den heer Coenen
werd uitgevoerd, nl. de : 1'ufintiijiis ^yniiJion.iijtis^
Dit bevredigde mij zeer, daar ik er reeds zoo
lang op heb aangedrongen, de werken van dezen
componist ook ten onzent, bekend te maken. Hij
toch is het hoofd van de jonge richting in Frankrijk
en lijdcns zijn leven schaarden zich alle jonge
ren gaarne onder zijn banier.
Jn de variatiëu.spelen twee motieven de hoofd
rol, waarvan het eerste een melodisch klagend en
het andere (liet hoofdmotief) een licht rhytlnnisch
bewogen karakter heeft. Jn de inleiding ontwik
kelt de solist het klagende niolief (ecu soort-
leitmotiv) terwijl het, orkest in een scherp geaccen
tueerd rhythmisch tiguur, dat reeds het hoofdmo
tief doet voorgevoelen, zich daartussclien beweegt.
Na deze inleiding verandert de maatsoort van
vierkwart in driekwart, en treedt de solist met
het hoofdmotief op, (een motief in den oudereu
vorm, doch in verschillende korte perioden ver
deeld). Dit wordt, later ontwikkeld uict in afge
sloten vormen, doch in vrije ontwikkeling van de
beide motieven, waarbij intusschen de elementair
rhythmischc figuur (zooals die in het begin in het
orkest optreedt) eveneens nog ecu rol speelt. De
inleiding en het hoofdthema van fis kl. t. wordt
later naar J''is gr. t. gevoerd, in welken toonaard
dit stuk op brillante wijze sluit. Meesterlijk is de
ontwikkeling en de wijze waarop l'ranck zijn stof
tot het, laatst toe bewerkt en hoogcr opvoert.
Interessant is het, tevens zijne harmonisatie en
stemvoering na te gaan. Hieruit valt veel te
lecreii wat men uit de theoretische leerboeken ge
woonlijk niet leert.
Men ontwaart met een meester te doen te hebbeu
die de oudere vormen irroiuiig bestudeerd heeft en
met, die kennis toegerust nieuwe banen betreedt.
Jn den heer Coenen leerde ik ecu pianist ken
nen die deze zoo mociclijk uit te voeren variatiëu
zijn schoonzoon, noch de kinderen. De kruin
der helling waarachter zij allen zijn ver
dwenen, is thans in nevel gehuld. Xevel
bedekt, ook de zee, de spookachtige omtrek
ken der schepen wegvagend in het verschiet.
De oude is zoo zielsbedroefd, dat de tranen
hem uit de blauwe oogen springen en langs
zijn wangen biggelen. Hij beefc niet de
kracht om op te staan ; hij zou liefst daar
willen blijven, maar de kustwachter, die hem
van verre heeft zien liggen, heeft, haast om
naar de stad terug te keeren. Hij neemt,
Frantz onder de armen en dwingt hem op
te staan.
>,Kom, kom ! daar kun je immers niet,
blijven ga met mij mee."
Frantz is verbijsterd. IIij heeft niet, den
moed weerstand te bieden. Maar toch, wal,
zullen de kinderen zoggen, wanneer zij terug
komen en hem er niet meer vinden. Aldoor
schreiend, zonder ecu woord te spreken, laat
hij zich op den arm van den kustwachter
leunend, medevoeren, llij sloft, mee langs
het strand, beklimt de houten trappen naai
de kade. Daar komen zij in een volkrijke
straal, een buitenwijk, waarin de gasliehteu
der winkels, de straatlantarens worden ont
stoken. Door de wandeling opgewekt, is de
oude gedeeltelijk tot bezinning gekomen;
een woord, dat hij duizende malen om zich
heen heeft hooren herhalen, komt in zijn
verward geheugen terug.
Hij houdt den kustwachter staande en
hem met pijnlijke oplettendheid aanziende
zegt hij :
;; Wie is dat ?...? Meen je soms de
Ham(hoewel zij zeer practisch voor klavier gedacht zijn)
ia geestelijk opzicht geheel in zich had opgeno
men en ze met goede beheersching van de tech
niek op muzikale wijze voordroeg. Het delicate
karakter van zijn spsl zat hem bij dit, werk wel
wat in den weg, vooral bij het zoo gepassioneerde
slot, doch liet bleek dat de heer Coenen een pianist
van meer dan gewone begaafdheid is.
Van de kleinere stukken, na de pauze door dezen
solist voorgedragen, beviel mij de Aria van Grieg
en de Einde van Rubinsteiu het best. Bij een
volgend bezoek aan ous vaderland hoop ik hem
weer als solist te zien optreden. Ook het spel van
den heer Kramer maakte een zeer gunstigcn in
druk. Zijne techniek, in het begin wat ongeregeld
en gejaagd, bleek echter sterk ontwikkeld te zijn,
zijn musicale voordracht was tevens eenvoudig,
zonder groot effectbejag. Ik geloof dus dat men
niet dezen violist (die bovendien veel orkestroutine
schijnt te bezitten) een goede keus heeft gedaan.
Het is mij aangenaam thans van het orkest
veel goeds te kunnen zeggen. De begeleiding
vooral van het vioolconcert van Hans Sitt was zeer
schoon, terwijl van de orkestwerken de voordracht
van Berlioz' Ouverture Carnaval Ronitiin de
kroon spande. Dezen avond toonde het orkest zich
weer van zijn beste zijde.
Heden-avond laat ook de heer Kes een werk
van César Pranck uitvoeren, nl. Le Chasseur maudit,
poème symphonique naar de ballade van Burger.
De lezer ziet dus dat er thans met ernst aan ge
dacht wordt ranck recht te doen wedervaren
wat zijne beteekenis betreft iu de muziekgeschie
denis. Over dit werk schrijf ik in mijn volgend
artikel. v. M,
Aanteekeningen Schilderkunst.
Tentoonstelling -kritieken.
Aan de New-Yorksche Collector wordt door
den beer 11. W. Hanger, een Amerikaansch
schilder van oenignn naam in zijn land, die
's zomers in Holland pleegt te vertoeven, een
brief gezonden over de Amsterdamsclie keuze
tentoonstelling. Ofschoon wij ronduit dit artikeltje
van zeer geringe waarde vinden, en ongaarne
deze Aincrikaanscbe meeningen ook maar in het
minst zouden wenschen te onderschrijven, dunkt
ons dat, bloot om der kuriositeitswille, het de
overzetting hier toch waard is.
Op de keuze-tentoonstelling in Amsterdam,
waren al do beste lui, en dat zijn er maar wei
nigen, vertegenwoordigd. Het was een bekoorlijk
harmonieuze tentoonstelling, zeer naar de manier
van den nieuwen Parijschen Salon, in groepen ge
hangen. De drie voornaamste lui in Holland,
Israëls, .laeob en Willem Maris, kwamen zeer
krachtig uit vooral ,lacob Maris, die bizonder
goed vertegenwoordigd was. behalve in zijn vroege
Dusseldorfsclie manier (!). Vreemd om te zeggen,
bijna al do oudere Hollanders van de tegenwoor
dige school gingen die fase door (!) Er waren
een paar schilderijen van Dordrecht, de kerk en
de stad tegen de lucht uitkomend, waarvan een
klein en sclietsachti,<r, met enorme kracht van
kleur, dat bet zeer goed uit zon bonden tegen
een ('onstable, aan welken meester het mij denken
deed; en een grootcr, completer, zeer zuiver en
waardig, en rijk in sonore tonen van bruin, rood
en grijs. 'J'wee kleinere doeken een in de hoogte;
een kijkje door een poort, en een kleine kom
positie van con zanrlschuit die onder een brug
doorgaat, waren juwoelen. Een interessant schilderij
was er een uit zijn vroegen tijd van de haven
van Amsterdam. Het was origineel van toon en
veel hooger van toonaard dan zijn later werk,
on toch rijk en diep van kleur. Een buitengewone
lage toonaard is, misschien, een gebrek van
sommige van Maris' laatste werken.
Willem Maris bad er aantal vrij groote schil
derijen, meest zon-effecten, die pijn zouden
veroorzaken aan de Fransche luministen. om bun
eenvoudige, dirokte schildering, en afwezigheid van
affectatie. Willem Maris wordt vrijer en krachtiger
van behandeling. Niemand zeker heelt meer kennis
van zonlic.htweerkaatsingen op gewassen en
gebursrer boot ?''
Ja."
;>Moet je daarmee naar Amerika ?"
»Ja."
»l)an zul je hard moeten loopen, arme
ouwe kerel, om die in te halen ; die is op
't oogenblik een heel eind hier van daan...
Die is al lang weg."
.En de arm van den kustwachter strekt
zich uit in de richting der zee. Frantz'
mond eii oogen gaan buitensporig wijd open.
Weg!
Hij heeft, dat woord nooit gehoord, maar
hij begrijpt het. Vooral begrijpt hij het
vreoselijke gebaar naar den kant van den
Oceaan, de pikzwarte zee. Hij opent de
lippen als om te spreken. Maar zijn beenen
ontzeggen hem den dienst. Hij valt.
....Er is veel volk voor de apotheek van
den Viersprong, een oploop, die de tram op
de fan-- tegenhoudt. Boven de menigte hoe
don, ziet men in den winkel de pet van den
kustwachter uitsteken.
En de menschen vragen :
-.;\V~ut is er gebeurd X wat is er V"
Daar in du voorste rij draait een deftig
heei1, een welgedane iiguur, met vonkelend
oog, den knevel sierlijk opgedraaid, zich om
en een brommende stem, die zich als mod
derig water over het trottoir verspreidt, ver
kondigt zijn uitspraak :
;;Een Pruis; bepaald een landverhuizer
die zijn uitrusting er doorgelapt heeft en
stomclronken uit de goot is geraapt...."