De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 9 oktober pagina 4

9 oktober 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.798 rie over de vraag »Qu'est-ce qu'unenation V" wei nig bijdroeg om den roem van den spreker in Nederland te verhoogen, lag voor een deel hier aan, dat men van Ernest Renan eene afdoende verhandeling over het vraagstuk der nationaliteit had verwacht. Van een vreemdeling hoe beroemd en talentvol hjj moge wezen, moet men nooit alles eischen wat men zich verbeeldt dat hij geven kan. Hij zal het misschien wel geven, maar hij geeft het toch altijd anders dan men verwacht had. Er is in zijne manier van voorstellen, van zeggen, van zich voordoen, altijd iets waarvan de beteekenis ons ontgaat, dat bevreemding wekt, en wat is ergernis anders dan een al te sterke, en daardoor pijnlijke bevreemding. Toen Renan want ik kan mijn denkbeeld niet beter formuleeren dan in een kleine anecdote bij gelegenheid der Leidsche Universi teitsfeesten, in de Senaatskamer der Leidsche Hoogeschool, namens de Fransche geleerden het Nederlandsen Athene moest begroeten, hield hij eene Latijnsche improvisatie in antwoord op de plechtige Latijnsche redevoering van denprorector, professor M. de Vries. Ieder was vol be wondering voor de groote gemakkelijkheid, waar mede de Parijsche oriëntalist de taal van Cicero hanteerde. Maar.... bijna niemand had hem goed verstaan en hem geregeld kunnen volgen ; want hij had het Latijn uitgesproken zooals de Franschen dat gewoon zijn, met een Fransch accent. Welnu, wat van een classieke taal geldt, geldt van den geest der groote mannen ; de gedachten die zij voordragen zullen wij allicht kunnen ver staan, maar het eigenaardige, het persoonlijke, het »accent" is vaak een beletsel om hen volko men te waardeeren. Bn waar, tegenover een man als Renan, zijne eigene landgenooten aarzelen, vragen, zich vergissen, daar kunnen wij niet verlangen dat hij volkomen door ons begrepen worde. Intusschen, de vraag is ook niet wat Nederland in den dood van Renan heeft verloren, maar wat de wetenschap, het denken, de geestelijke be schaving van de tweede helft dezer eeuw bij zijn leven hebben gewonnen. Het is thans nog niet de tijd, en het is hier allerminst de plaats om die vraag te beantwoorden. Nog ligt de rouw over het College de France; nog betreurt Frankrijk zijn grooten geleerde, zijn genialen denker, zijne smaltre-écrivain". Niemand weet nog goed te zeggen met welke groote geesten van vroeger dagen hij moot vergeleken worden. Men heeft den naam van Voltaire genoemd; doch aanstonds heeft men er Bayle en Rousseau bij moeten noemen, om in de achttiende eeuw een analagon te vinden. Hij heeft doen denken aan Chateau briand en Lamennais, omdat hij evenals deze, in Jiretagne geboren is; on men heeft er Montaigne en Montesquieu bij genoemd, omdat de familie zijner moeder, evenals deze, uit Gascogne afkomstig is. Bewijzen niet reeds al deze namen, dat de indruk door dezen geest op zijn landgenooten gemaakt overweldigend groot is, dat men niet spoedig gevaar loopt do betcekenis van zijn invloed te overschatten 'i Maar meer nog dan grootheid is hier. En onder alle lofspraken die do I'arijsche dagbladen op Renan hebben gehouden is er geene die mij meer heeft getroffen dan deze korte volzin van een zijner leerlingen: »le plus aimable génie dudixneuvième siècle vient de s'éteindre: Ernest Renan est mort." A. G. VAX HAMEL. Groningen, 5 October '!I2. Alfred Tennyson. Reeds een menschenleeftijd ligt de periode van zijn roem achter ons; reeds sinds tientallen van jaren moet men, om de oude verzen naar eisch te kunnen genieten, eene afscheiding maken tusschen de zonderlinge verjaarde officieel-gestempelde figuur van den conventioneelen »poet laureate", en den melancholiek-aautrokkelijken rijkbegaafden jongen dichter, die bij The Muler's JjatigMer en Locksley Hall behoort. En toch, zoo innig en sympathiek was de bekoring die van den zanger uitging, dat nu nog hot bericht van zijn dood velen schokken zal. Wat hij gezongen heeft toch is nog niet verouderd; In the spring a fuller crimson comes upon tho robin's brcast, In the spring the wanton lapwing gets himsolf anothcr crost; In the spring a livelier iris ohangos on the burnishod dove; In the spring a young man's fancy lightly turns to thoughts of love. En voor het eeuwig nieuw gevoel van liefde eu jeugd schijnt ons Tpnnyson's poëzie tic innigste en teederste uitdrukking gevonden te hebben. Alfred Tonnyson werd (! Augustus ISdit ge boren, te Somersby in Lincolnshirc, waar zijn vader predikant was. liet gezin telde twaalf kinderen; de zeven zonen, ver van steden en vermakelijk'heden opgroeiend, leerden in hun eigen fantazie stof voor genoegen vinden; zij speelden komedie, hielden vertooningen, en de ridderromans der Ronde Tafel, de feeënlogeudeu en oude ver balen vormden het voedsel van hun geest. Dit en de romantische bekoorlijkheid der streek, met heuvels, dalen en beekjes, droeg zeker veel bij tot het ontwikkelen van AltVed's poëtischen aanleg. De eerste dichter dien hij las was Thomson, maar spoedig volgden Walter Scott en Byrou, en dezen laatste bewonderde hij grenzeloos. Hij ver telt zelf, dat toen hij van yron's dood vernam, het hem scheen dat «alles gedaan en alles voor iedereen uit was, dat nu niets er meer op aan kwam." lu l S'_>8 ging Alfred naar Cambridgo ; hij maakte er kennis met velen die later mannen van naam zijn geworden. Ken grooten invloed intusschon oefende op hem ecu jong man, Arthur Hunry Hallam uit, die plotseling, '2',j jaar oud, op reis gestorven is, maar, zoo jong als hij was, buiten gewoon begaafd en ontwikkeld was. Hij had reeds veel gereisd, veel gelezon, veel philosophie gedaan, en interesseerde zich voor al wat het rijk der gedachte betrof. Hij was de er kende leider in die feesten van poëzie en ge dachte, die voor Tennyson's club in de plaats kwamen van de academische gelagen. Hoe Teniiyson Hallam vereerde en liefhad, welk een machtigen invloed Hallam op den jongen dichter uitoefende, blijkt uit het beroemde In memoriam, een van Tennyson's schoonste scheppingen. Reeds in 1827, dus vóór zijn vertrek naar Cam bridgo, had Tennyson met zijn broeder Charles een bundeltje verzen uitgegeven, Poems by two brother?; men merkt er Shelley's invloed in. In 1830 verscheen Poems chiefly lyricaJ, on in 18;W een tweede deel Poems waarin reeds The May Queen, T,ie Lotos-eaters en T/ie Muler's daugliter voorkwam; dit hoekje trok zeer de aandacht, het werd geprezen en aangevallen, men noemde het moisjes-poëzie, en betitelde den auteur als -miss Alfred." In 't najaar van 18.'i,'ïstierf Hallam en werd de groote elegie In Memoriam begonnen, maar nog niet voltooid. Zij verscheen eerst in 1850. Uit den tijd van 18:ïO tot 1840 weet men niet veel van Tennyson. Hij was niet rijk; hij kreeg een klein jaargeld, logeerde dikwijls bij een oom, dan weer in Londen, >.in poverty, with friends and golden dreams", veel hij zijn moeder en zus ters. In dien tijd maakte hij kennis met Carlyle, wiens invloed op hem, als op vele jonge lieden, zeer sterk was. Carlyle zelf sprak van hem in dien tijd op deze wijze: :>een man eenzelvig en droefgeestig, zooals sommige mannen zijn, wonend in een element van somberheid, een weinig Chaos met zich dragend, dat hij tot Cosmos verwerkt.... Een der knapst uitziende menschen ter wereld; een groote massa wild stoftig-donkerhaar; heldere lachende bruine oogon; massief gelaat met arends neus, zeer massief en toch zeer rijn; bleek bruin van gelaatskleur, bijna Indisch, Meeding cynisch slordig, tree-and-onsy; rookt een eindelooze hoe veelheid tabak." Met Carlyle en eenige anderen, Haynes Bailoy, Giln'IIan, werd hij belachelijk gemaakt in een artikel van prof. Aytoun, destijds redacteur van Bluckwood's Maf/nzmc. getiteld: Fermilian. a spasmodic trac/edy, men noemde hen -:the spasmodic school." De leden van deze school intusscheu hebben de satire van hunne nu vergeten vijanden overleefd en hun namen behooren nog tot de beroemdste der Engelscho schrijvers. In 184:2 verschonen achter elkaar twee deelen. Zij wezen Tennyson zijn rang in de litteratuur aan; zij bevatten Lvck*ley Ifall, The Garden-ers davfihter, Lady Clara Vere de Vere, en de middoloeuwsche fragmenten Lady Godicn en 3Iorte d'Arthur. Zij openden ook voor Tennyson den weg tot eer en fortuin; in 1845 legde de minister sir Robert I'eel hem een jaarwedde van'2(10 pond toe; in 1850 werd hij ^poet laureate", in concur rentie met liobert lïrowning en diens vrouw. In datzelfde jaar trouwde hij en verscheen zijn mees terwerk In Memoriam. Van nu aan volgen elkaar, langzaam on ge makkelijk, de verdere grooto werken; in 18 17 was reeds T/ie Princeis verschenen, een soort mozaiek van kleine vertellingen en verzen, door een los sen band, op de wijze van den Decamerone, ver bonden; in 1805 verscheen Mand\ in 185!) de eerste vier Idylli of the King, waarvan in weinige weken l (),()(K) exemplaren verkocht werden; in 18(54 Enoch Arden-, in 18(i:i nog vier f-lylls, waarvan 40,00(1 exemplaren vooruit besteld wa ren; in 1872 de laatste Idylls. In 1875 trachtte Tennyson een nieuwen weg in te slaan, maar was daarin niet gelukkig. Hij waagde zich umi het drama. (Jueen Mary, een historische tragedie, was zijn eerste proeve; zij was historischer dan de Jlfaric Tudor van Victor Hugo. maar had op het tooneel geen succes, llarohl, Thomas Jieckef, T/ie Cup volgden; dit laatste scheen te zullen voldoen. maar bleef toch ook niet lang op het repertoire, The promise of May was nog' minder gelukkig. In 188(! verscheen nog Lods'ey llall,sixty Years after, in n band met dat drama; en nog dit jaar is weer een drama verschenen, The Forcxtcra, do geschiedenis van lïohin l lood, waarin alleen do lyrische gedeelten weder Tennyson deden herkennen. Tennyson genoot ecu lang en gelukkig leven. Van het oogenblik dat de fantastische goederen dor jeugd niet meer de plaats vervingen \au het meer soliede, kende hij welvaart, gerustheid en de gelegenheid om onbezorgd te prudncoeren zoo veel, zoo weinig en van welken aard hij ver koos, /onder zich zelfs bijzonder niet het hofdiehten" te bemoeien. Hij was geëerd, zijn gezin geluk kig, hij woonde een tijdlang op het heerlijke \Vight, te llaslomere. tot de toeristen het hem te di'iik maakten en hij een buiten in Siissp.x, Farringtord l'ark. bij Fresbwater, kocht. Hij kon zich buiten politiek, ambitie en religie honden : de pei's, de ofjicioele wereld, liet volk beschouwde hem als 0011 der gloriën van Engeland, on hij zelf kon weten dat liij dit alles waard was. ^ oinige maanden geleden nou'hield een bekend geestelijke en spreker. Canon Ainger, eene reek-; lezingen over Tennyson en roemde als zijne vier eigenschappen: Fniversalitv", het ge\oo!on en weergeven van algemeen moiisehelijko aandoe ningen en begrippen: individuality". het sionipelen van zijn werk tot iets per-oenlijk-; distinction". hetgeen eerbied atilwingt. ook lot de zeer intclli^enten en beschaalilen als leissüperionrs ^preekt; en chai'in". het onverklaarbaar aantrek kclijke. Vraagt men", zeide Canon Ainger. waar om Tennvson's poëzie ons zoo bekoort, dan is er niet anders dan het bekende dames-antwoord : oeause it does." dat wel alleen om het laatste opstel, getiteld De Havelaarszaak. Het in den bundel opnemen van dit stuk, vroeger in de Vragen des l'i/jds (Mei 1881)) verschenen, doch nu uitgebreid, is eene daad van rechtvaardigheid, die velen on aangenaam zal aandoen, doch zal worden be schouwd met ingenomenheid door elk, die gevoel voor recht heeft. Audi et alteram partem is een gouden spreuk en al zou de redeneering van den heer v. S. falen, het is goed zijne voorstelling te vernemen. Als jongeling een vurig vereerder van Multatuli geweest, later als ambtenaar in Lebak, vervuld van begeerte om do ware toe dracht der zaak te loeren kennen, heeft de schrijver met groote helderheid, juistheid en onpartijdig heid (m. i. altijd) een overzicht gegeven van de kwestie, gebruik makende van de ofticicele stuk ken on de mededeelingen van zijn ambtgenoot, do heer Bergsma. En bedaarde, nuchtere beschouwing van de zaak is noodig, waar het geldt het al of niet ware van beschuldigingen, waardoor handelingen van de Indische Regeering gebrandmerkt, een vroe ger hoog geacht persoon geschandvlekt wordt. De heer Sandick beweert, dat de wijze, waarop Douwes Dekker de zaak aanpakte (hij gaf o.a. geen feiten bij zijn aanklacht van den regent en zijn schoonzoon, en wilde zijn onmiddellijken chef geen inzage dor stukken geven, en dat ter wijl hij nog geen maand op zijn standplaats was) zeer zeker at keuring verdiende, ja dat eigenlijk ontslag gewettigd was geweest; en hij beweert ook. dat de rogooring wel degelijk de zaak onder zocht en strafte, reeds voordat <\c Max Have laar verscheen. Wel werd de regent niet afgezet, alleen zijn schoonzoon, doch er waren redenen voor, welke S. op duidelijke wijze ontvouwt. Het is hard voor hen, die Multatuli vereoren, zóó dat zij eigenlijk geen fout in hem willen erken nen, hot is 00,11 slag toegebracht aan liet idealisme, maar de waarheid zal wel zijn, dat de zaak, zooals do toestanden waren, uiet goed anders had kunnen behandeld worden, dan ze godaan is. Dit neemt niet weg, dat Multatuli in zijn mede gevoel voor lijdenden en verdrukten zeer hoog staat, dat zijn offervaardigheid, zijn moed dor overtuiging eerbied afdwingt; S. erkent, dat een ridderlijk gevoel hem droef, hoewel overgroot zelf gevoel er bij iu 't spel kwam. Hij wilde deninlandors hul]) brengen, maar hij wilde bet doen 0]i eclatante wijze. Dat was de fout. Dat was do fout, maar dat was tegelijk de oorzaak van veel goeds. \Vaut had hij de zaak kalm aangevat, mot volharding doorgezet, doch langs den geregelden weg, dan bad bij wellicht de inwoners van Lebak kunnen helpen, zooals later de beer Bergsma deed: had bij de behan deling dor regeering (zijne verplaatsing) met ge zond verstand en nuchterheid aangenomen, de zaak van Loliak zou toch onderzocht zijn. en Multatuli zou ook op andere plaatsen veel goeds tot stand hebben gebracht, zooals do heer S. meent, maar zon hij zoo veel hebben kunnen uitwerken, als hij nu tengevolge van zijn ver nietigd ideaal eu zijn boloedigd zelfgevoel dood V Zou hij dan den Max Havelaar geschreven hebben, een boek, zooals er weinigen in de Noderl. Letterkunde zijn aan te wijzen, hij zou niet de boetgezant geworden zijn, die misbruiken aan de kaak stelt, ondeugden, als huichelarij en onrechtvaardigheid, gooselt zonder erbarming; bij zou niet, als uu, algemeone belangstelling ge wekt hebben voor het lot van den inlander "-.'). Zoo gaat het meer, genieën worden vaak door eigen fouten tot hetgeen zij moeten zijn; door don weerstand, door hen zelf voor een deel ge wekt, komen zij tot de groote kracht welke zij in staat zijn te ontwikkelen. Of Multatuli's houding Lebak zelf ton zegen geweest is, ja of neon, laat ik daar; dit is oen minder gemakkelijk uit te maken kwestie. Doch een groot kwaad is er zeker uit voortgekomen. nl. dat de naam van een te voren algemeen hoog geacht persoon, als de heer Duywaer van Twist. op do vreesolijkste wijze door hot slijk gesleurd is; dat zijn persoon geworden is tot do incar natie van knovolarij on onrechtvaardigheid". Hij moge ('enigszins anders hebben kunnen handelen. vooral na liet ontslag van Multatuli. do gehcolc handelwijze, door dozen als goedkeuring van knevolarij gestempeld, hooit volgens v. S. niets berispenswaardigs. Met is hard voor den idealist. wanneer bet blijkt, dat do pn-Jvtijk niet dadelijk' kan inslaan den schoonen weg. door hem aangewe zen, maar verdient daardoor algelieele verguizing de man, die meent (en waarschijnlijk terecht), dat die schoone weg gevaren verbergt, welke men mijdon moet? Daarom is hot opstel van den heer Sandick. het moge in alle opzichten, onwoiierspreekba.-u' zijn. ja of neen, een belangrijk feit. een daad van rechtvaardigheid ; wan! wel wordt door do levensgeschiedenis, door prol. \ an Der l.idt voor do Maatschappij van Letterkunde geschreven, de naam van Diiymaer van Twist boog gein,uden, dat levensbericht is uil den aard der zaak weinig bekend in don minieren kring. waar de .\iax Havelaar gelezen \\ordt. en waa r ten einde raad, bij den heer v. Tw. aanklopte" mogen smadelijk klinken in liet oor van som migen, de feiten (ik noem ook den brief van den ex. G. (i.) geven toch eigenlijk den heer v. S. gelijk. Tot slot schrijf ik hier een slot-tirade over: »Wij beklagen den ?>. man van Lebak"", wij heb ben medegevoel met den man »»die zooveel ge leden heeft'"'. Wij eerbiedigen zijne overtuiging: ««anders dienen, dan in Lebak, kon ik niet"", daar hij haar bezegelde met zijn ontslag, hoewel daaruit de grootste rampen voor hemzelf en voor zijn huisgezin moesten voortvloeien. De onster felijke beschrijvingen in den Max Havelaar van de Lebaksche toestanden zijn schilderijen van do droeve werkelijkheid; maar ik ontken ten sterkste dat de assistent-resident yan Lebak in 185G on rechtvaardig is behandeld." Wie kan, leze het opstel zelf. Dr. C. II. Pu. MKUER, Don Haag, 4 Oct. l Hit:!. aua. ni'iir in rnsle onherroepelijk \ croortieeUl is. Stellen wij nu nog eens de coiiolusiën \andell hoor v. Sandick bijeen, dan vernemen v, ij dit: Muhatiili, ofschoon n:et edeie bedoelingen be zield. heel1', op verkeerde wijze gehandeld; do i'ogeering heet! de zaak onderzocht, en de misdndigcrs, althans ton dooie, gestraft. ook %óórden ,1/ii.c llnrelain', terwijl ze na hot verschijnen steeds mot zorg op do Lobakscho zaken hoeft toegezien. Do behandeling van 1>. l >. ilooi'de i nd. rogooring is in geen opzicht ben spel ij k: indien Indi voor Nederland verloren i;ine:, /:<n\ du in geen verband staan lot de behandeling \an de kv, ostio. waarom i). D. zijn ontslag nam. Over het geheel 11100:1 ik, dal de hoor \. S. op loiïelijko wijze onpartijdig is; zinnen als deze: i i ij zocht een baantje, en riep daarloe de voor-praak van Du \inaer van Twist in" on liet i-, niet mijne bedoeling don armen lobber ooi, maar ooiiigs/.ins hard te vallen over hot leii, dat bij Tooneel en Muziek. De Italiaansche Opera te Weenen. De nog altijd te Weenen vertoevende maestro Mas cagni heeft aan een beperkten kring van kunst kenners zijne nieuwe opera De Bantzau's voor gespeeld. Zij heeft hetzelfde muzikale karakter als Amico Fritz, doch is ernstiger, krachtiger en hartstochtelijker. De eerste twee bedrijven waren reeds gedrukt, doch de beide laatsten zong Mascagui uit het hoofd, zonder zich oen enkele maal te vergissen, met zijne jeugdige krijschende componistenstem. Hij geraakte zoo vervoerd, dat hij zelfs niet bemerkte dat het zweet hem in stroomen van het gelaat giidstc: wanneer de piano een paar maten rust had, acteerde Mascagni er bij alsof hij voor het voetlicht stond. Deze opera zal in Februari te Weenen in de Hof-Opera worden opgevoerd. De Italiaansche opera op het tentoonstellings terrein gaat voort Mascagni's opera's eu vier wer ken van vier jonge componisten op te voeren. die de uitgever Sonzogno even als Mascagni uit Napels heeft medegebracht. Van deze werken. Pdfjliacci. Il liirichino, Tilda en Mal.a Vita, van de componisten Looncavallo, Mugnone, Ciléa en (iiordano heeft Pagliacci, naar gemeld wordt. bet meest voldaan. Ook in ,V la Vita is veel dat groote verwachting van den componist Giordano doet koesteren. Al deze componisten zijn realisten en hebben op stcrkpakkondo handelin gen gecomponeerd. In Payliawi komen twee moor den uit liefde en ijverzucht, in II, Birichino (do minste van de vier naar het schijnt) komt slechts oen poging tot zelfmoord voor. La Til da is een straatzangeres, eene moordzuchtigo en ton laatste vermoorde furie. Mnln ritu, schijnt pen zeer gelukkige greep, hoewel niet voor een aan traditie gewend publiek. De heldin ('hristina, eene Viole.tta uit bet volk, gaat ten onder, door don druk die op haar rust van haar eigen slecht leven en de slechtheid van anderen. De tooneelen zijn in hun kortheid van grooto dramatische werking. Christinetreedtslechts in drie tooneelen op, doch die tooneelen worden door de zangeres Bellinciona zoo voortreffelijk mogelijk weergegeven. Mascagni's opera Katclijf is bijna geheel ge reed. Het libretto is de woordelijke metrische vertaling van ileine's fragment. Alleen heeft Mas cagni de vier tafereolon in een bedrijf tot vier bedrijven gewijzigd, doch de indeeling blijft ge heel dezelfde als bij Ileino. De eerste Mascagni-waan/in schijnt bij het Weonor publiek nu wat gekalmeerd te zijn. Elzijn althans geen verdere verontrustende berichten gekomen. Do vier jonge componisten, hierboven genoemd. schijnen allen in het voetspoor van Mascagni te treden en zijn bovendien vurige aanhangers van het Vorisino". Hoewel hunne werken nog voel zwakheden verraden, ziet men iu allen begaafde aanvangers die veel beloven, hoewel Mugnone met zijn werk // Jltrichino bepaald fiasco maakt. Sir Arthur Snllivan, don componist van H. 3'. Piiitiforc. The Goiiiluüers. Tlie Mikadu heeft, na dat zijn medewerking aan do nationale Fngolsche Groote Opera (met Innilioc) hem geen geluk had aangebracht, zich weer tot de opéra-oomi<iue ge wend, on een nieuw werk, Huddm Halt ge schreven. Librettist is intusschen ditmaal niet de geestige (üibert. on. naar bericht wordt, is hot verschil merkbaar. De librettist van llniidon Ha:l i- Mr. Svduov Crundv, on zijn tekst, ofschoon op F.ngeischo traditiën geurond. is lang zoo aantrekko'lijl; niet nis het arrangement van Gilhert en diens komische rijmen. liet onderworp is een der weinige romanti sche episoden in do Kni'eKcho geschiedenis, do liefde \an Dorothy Vernon, de rijke erfgename van lluddon Hall,' \ oor den urnen John Mannon.. j cb'ii stamvader vnn het thans nog bestaande huis der hertoL'en van Portland. Met eerbied en sen! tinientalitoit beschouwen nog duizenden jaarlijks i de irap \au bet nog bestaande slot Haddon l lia!i. \\aarlanirs Doroihy gedurende een groot feestmaal is wegge, lucht, om zich door den ang stig wachtenden minnaar te laten schaken. Dit geschiedde ten tijde van koningin Kli-r.bctli. Daar echter do liefdeshistorio te weinig stof gaf voor drie bedrij i en, heeft de heer Grtindy liet komisch element on bot publiek van Savoythcativ eischt daarvan veel - - moeten aanbren gen door bijzaken on daarvoor do opera een eeuw verlegd, naar den tijd van Karel II en de purij teiiK-n. Deze s;i'e|ine inoüM'hen leveren, met hot go\olg van Uaphaëi Vornon, Dorothy's neet en bruidegom, de koddL'C loonoohjes, en dit zou heel aardig zijn. al- men /e niet in die rol reeds tailoo/o malen in Knuelsohe stukken o-p het toonoe! gezien had. Intiissclien hooft Haddon Hall

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl