De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 16 oktober pagina 1

16 oktober 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S*. 799 DE AMSTERDAMMER A°. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J, DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Dit nommer bevat twee Platen. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 16 October Abonnement per H maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indië"per jaar mail,, 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . Advertentie» van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . Reclames per regel 9. 0.12' 0.20 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: La dernière pensee rausicale, oorspr. schets van A. J. v. Waveren. I. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningon Schilderkunst, door V. Nog een tobster (Verveling van Kr. Coenen Jr.), door C. H. den Hertog. Een zende ling-dokter op Nieuw-Guinea. VARIA. SCHAAKSPEL. SCHETSJES: Een weder zien, naar Ludwig Habicht. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN. BIJVOEGSEL: Bekende tijdgenooten, XVII, Prof. Dr. P. J. Veüi. ve/iw vn van naêij,. Faites-moi de la bonne politique, et je vous ferai de bonnes finances," ziedaar een beroemd woord, dat ieder minister van financiën wel eens tegenover zijn premier zal hebben gebruikt. En al kunnen slechte financiën in enkele gevallen met eene goede politiek gepaard gaan, bijvoorbeeld wanneer zij veroorzaakt zijn door vroegere misgrepen en dwalingen, welker gevolgen niet zoo spoedig zijn weg te nemen, toch kan men over het algemeen het verband tusschen goede financiën en eene goede politiek niet ontkennen. Zelfs niet in Italië. Hierin moet in de eerste plaats de reden worden gezocht voor de geringe stabiliteit der Italiaansche ministeriën en voor de snel heid waarmede vooral de ministers van financiën elkander daar te lande afwisselen. Voor Fransche bladen is die «slechte politiek" natuurlijk eensluidend met «aan sluiting bij de triple alliantie". Duitsche bladen komen even natuurlijk! tot eene gansch andere conclusie, al is die ook even weinig troostrijk. Zoo schreef de Frankfurter Zcihmg dezer dagen in een artikel over Italiö's financieele politiek: «Italiëheeft eene begrooting van uitgaven van 1580 millioen en eene begrooting van ontvangsten van 1540 millioen; het heeft een schuldenlast van bijna 14 milliard, die jaarlijks 730 millioen voor rente eischen. Van de 850 millioen, die voor verdere uit gaven worden vereischt, worden 350 millioen gebruikt voor militaire doeleinden, 200 millioen voor kosten van belastingheffing enz., zoodat imiiiiiiiimniiiiiiiiiiiii iiiimiiiiiiimiiiiiiimi ItllllllllltllHIIIIHIIIIHIIIIllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIHlllKlllllllHIIIIMIII La dernière pensee musicale. Oorspronkelijke schets van A. J. VAN WAVEKEX. Ach ja »la dernière pensee musicale de "VVeber met variaties." Boeken hebben, als menschen, hun levens geschiedenis. Maar ook sommige muziek stukken. Ik althans geloof, dat maar be trekkelijk weinig menschen en stellig zér weinig boeken zooveel zouden weten te ver halen als die «dernière pensee musicale met variaties." Ook mij vertelt ze een aangrij pende geschiedenis. * * * Toen ik verleden jaar zomer mijn ge boorteplaats, een vriendelijk dorp met een plein in het midden en een pomp, waaruit nooit een sterveling water heeft zien komen, nog eens bezocht, vond ik tot mijn verwon dering het huisje met 't klimop langs deu ren en vensters, op weinige passen afsta n ds van de nu zoo doodsche ouderlijke woning, weder bewoond. Tot mijn verwondering, omdat we vroeger altijd meenden, dat er eigenlijk geen plaats moest zijn voor de noodzakelijke bc wegingen van eenig normaal ontwikkeld mensehelijk wezen. Ramen, stoep, de schoorsteen 't was alles even popperig en lief. Ik heb er vaak des avonds voor stil gestaan, wach- j voor alle andere behoeften van den staat slechts 300 millioen overblijven. Deze cijfers behoeven geen commentaar, maar eisehen dringend eene ernstige politiek, die niet leeft van de hand in den tand, maar die de ware belangen van den staat in het oog houdt." En welke zijn nu die ware belangen van den staat ? De Frankfurter Zeitung praat zeer verstandig over hervormingen, die drin gend noodig zijn, maar die, zooals het blad zelf erkent, door het kabinet-Giolitti evenmin zullen worden ter hand genomen, als het kabinet Crispi of Di Kudini die ooit hebben beproefd. Dat zijn van die hervormingen, waarmede een premier zijn meerderheid naar de banken der oppositie drijft. Zeker, de inkomstenbelasting brengt nauwelijks de helft op van hetgeen zij zou kunnen leveren, en daarenboven zijn de kosten van inning bui tensporig hoog, maar de kiezers zijn nu een maal gewoon, als het eene confidentieele mededeeling aan den fiscus betreft, van het cijfer hunner inkomsten minstens een nul aan den rechterkant weg te laten, en zij zouden zich tweemaal bedenken, eer zij hnn vertegenwoordiger, die medewerkte tot eene betere handhaving der belastingwetten, we derom naar den Monte Citorio zonden. Van nieuwe belastingen willen de kiezers evenmin iets hooren. Dus dient er bezuinigd te worden. Maar dit kan slechts geschieden op de in zoo hooge mate onproductieve mi litaire uitgaven, en hier komt de hooge po litiek een woordje meespreken, om van de begrootingen van oorlog en marine een kruidje-roer mij -niet te maken, lleedsuitde enkele cijfers, die wij boven aan de Fruiikfitrtnr Zciiung ontleenden, blijkt dat Itali in verhouding veel te veel uitgeeft voor zijn leger en zijne vloot, en iedereen weet, dat eene dalirg van dit cijfer niet te verwachten is, omdat de onderlinge assurantie tegen oorlogsgevaar, welke de drie mogendheden van Centraal-Europa hebben opgericht, van elk der deelnemers eene steeds hooger WOBdende premie eischt. Naast het Roma intangibUn, de politieke leuze, die de eenheid en zelfstandigheid der Italiaansche natie uit drukt en waarmede de overgroote meer derheid der natie zich van ganscher harte vereenigt, hebben de achtereenvolgende re geeringen van koning Umberto eene trijilice intangibile gesteld. Het dient te worden er kend, dat zich in Italiëzelf nog geen krach tige stroorning tegen die alliantie heeft ge openbaard, zoodat zij voorloopig nog wel tot het politieke credo van ieder ministerie zal blijven behooren. Welk nut intusschen Itali van dit bondgenootschap heeft, behalve de tende totdat de deur open zou gaan en een kflboutertje met langen grijzen baard naar buiten zou stappen, met een miniatuurhofdametje uit den tijd van den braven Lodewijk XVI aan de hand, om plaats te nemen op het groene bankje voor het huis en melankoliek de maan te fixeeren, klagend dat het tegenwoordige geslacht huizen bouwt met ijzeren planten op de balkons en dat madame de Staël haar geheele leven door niet heeft geweten waar ze zwijgen moest of spreken.... Wie zou er thans wonen? Ken dorpson derwijzer in ruste? Een rentenierend hor logemaker ? Zeker niet iemand die een leven en loopbaan vol manlijke kracht en energie achter zich had. Ik schelde aan. Een klein vrouwtje met levendige bruine kijkers in het hoofd en een muts met slor dige lange linten, deed de deur open en heette mij welkom. Ze had den professor reeds gezien. Welkom, welkom. »Ik kwam zeker om «mijnheer". Dat trof minder, want «mijnheer" was juist uitgegaan naar het dorp om een boodschap. Maar hij zou spoedig terugkeeren. Als de professor een oogenblikje wilde wachten ? . .. Ze trok mij half de deur in en opende die van een zijkamertje dat zeker niet meer op pervlakte besloeg dan vijf voet in het vier kant en geheel gevuld was door twee vioolkisten en een stapel muziekpapier op den grond, een verweerden spiegel in eikenhouten lijst, een tafel en een paar stoelen. Op den drempel van dit heiligdom aar zelde ik. Waar had ik dat gezicht met die donkere lokken, waar die driftige houding en levendige gebaren meer gezien ? De volle eer van met twee groote mogendheden in lief en leed aaneengeschakeld en verbonden te zijn, is inderdaad moeielijk uit te maken. De pleitbezorgers dier alliantie wijzen op de toenadering welke ontstaan is tusschen Rus land, Frankrijk en het Vaticaan, en op de mogelijkheid, dat de Russen en Franschen, als de gelegenheid zich voordeed, bereid zou den worden gevonden om de wereldlijke macht van den Paus te helpen herstellen. Aangenomen, dat men met deze mogelijk heid rekening wil houden, dan dient men toch te bedenken, dat de bedoelde toenade ring heeft plaats gehad na, een grootendeels ten gevolge van, Italië's toetreding tot de Duitsch Oostenrijksche alliantie. Het financieel program, dat door den heer Giolitti is openbaar gemaakt tegelijk met het besluit om de Kamer te ontbinden, is van dien aard, dat men moet vragen, waarom eigenlijk het kabinet-Di Rudini door een kabinet-Giolitti is vervangen. Het kunstje, dat thans wordt voorgeslagen om het on loochenbare deficit in een batig saldo te veranderen, is noch nieuw, noch aan bevelenswaardig. Men doet eenvoudig een diepen greep in de fondsen eener openbare kas een pensioenskas bijvoorbeeld en belooft dan, in den dienst dier kas te zullen voorzien. Zulk eene operatie is niets anders dan een wissel op de toekomst. Nieuw is alleen het voorstel van den heer Giolitti om een petroleurn-monopolie in te voeren. Van een zuiver politiek standpunt be schouwd, bevat het program van den heer Giolitti weinig belangrijks. Alleen blijkt, dat hij wil breken met het trasfuniiisini), dat al zijn voorgangers sedert Depretis hebben ge huldigd en dat neerkomt op een tamelijk beginaello;>s streven, om zooveel mogelijk heterogene elementen door coneessiën links en rechts onder n hoedje te brengen. De heer Giolitti zegt, niet ten onrechte, dat eene krachtige regeering ook eene krachtige oppositie noodig heeit. Als de oppositie hem maar niet al te krachtig wordt! Keizer Wilhelm heeft te Schönbrunn een bezoek gebracht aan keizer Franz Joseph. De reis heeft geenerlei politiek karakter, zooals van te voren dan ook duidelijk ge noeg was aangekondigd. Toch is men niet in gebreke gebleven, allerlei geruchten in omloop te brengen over eene mogelijke samen komst van de beide keizers met den czar te Skiernewicz, over confcrentiën betreffende eene gelijktijdige en gedeeltelijke ontwapening enz. Allemaal schoone zaken en voortreffe lijke onderwerpen voor vredelievende beilimiinmiiiMMmiiiiii stem klonk mij ook als een oude bekende... Ik nam plaabs met mijn hoofd halverwege onder den schoorsteenmantel en verontschul digde mij. »Het was nieuwsgierigheid om te weten . . . ».]uist, dat zeggen ze allemaal. Maar «mijn heer" was niet meer die hij vroeger was, ik zou hem veranderd vinden. Zijn haar viel ook uit... de zorgen, de zorgen... u be grijpt . .." En het vrouwtje dat half op de tafel zat zuchtte. Zijn haar!... Ik behoefde den naam niet te hooren, ik wist in wiens huis ik mij bevond. 't Was te Brussel, in een dompig lokaal vol tabaksrook en schreeuwende meiden. Alex en llooker waren vreeselijk druk .... En wij anderen vermaakten ons kostelijk niet de leeuwenmanen van een reeds bejaard heer, met jeugdig vuur een dame accompa«neerende, die hartroerend zong van >Kosalic de heideblom" en Flandre douce patrie". De dame had prettige bruine oogen en droeg, voor zoover we door den labakswalm konden onderscheiden, een rood zijden japon met een kanten onderkleed. Ka het einde van 't lied speelde de meneer met de «crinière de lion" een fantasie op de aangrijpende melodie van «Doucernent, ma mie" en hij speelde werkelijk heel goed, maar toen sloe<* il i ? ?? i Kooker met een queue vier wynglazen van het buffet en sommeerde men ons, de zaal te verlaten . . . Zoo was ik dan opeens te midden van oude bekenden en keek ik het vrouwtje met een glimlach over de verrassing, een glim lach waarvan zij de reden waarschijnlijk schouwingen vooral in een tijd, nu de Duitsche regeering voor den dag komt met het voorstel, om de legersterkte op voet van vrede te verhoogen met 90.000 man en de jaarlijksche uitgaven voor leger en vloot te vermeerderen met 70 of 80 millioen Mark, en nu de keizer van Oostenrijk aan dedelegatiön verzekert, dat eene verhooging van de uitgaven voor de verdediging waarlijk gebiedend noodzakelijk is. Maar bij die ge ruchten is het gebleven. Eén ding slechts heeft tijdens het verblijf van keizer Wilhelm in Oostenrijk zeer de aandacht getrokken : de verleening der Orde van den Zwarten Adelaar aan graaf Taaffe. Het is bekend, dat keizer Wilhelm bij zijn vorige bezoeken den Oostenrijkschen minister president met in het oog loopende koelheid heeft behandeld. De thans verleende onder scheiding wordt in verband gebracht met de toenadering tusschen graaf Taaffe en de Duitsche fractie in den Rijksraad en met de opneming van graaf Khiienburg in het kabinet. De officieus-Duitsche pers mag dit natuurlijk niet toegeven. Volgens haar heeft een vorigen keer Tisza een hooge orde ge kregen en Taaffe niet, omdat Tisza de oudste was ; zoo kreeg ook nu Taaffe de orde en Szapary niet, omdat Szapary de jongste is. Een volgenden keer komt Szapary aan de beurt (als hij zijn Hongaren in eerbied en liefde voor de Duitsche bondgenooten blijft opvoeden). Waaruit alweer blijkt lo. dat men zijn neus niet te diep in de politiek rnoet steken, omdat men haar kristalheldere wateren ook zonder die onbescheidenheid tot op den bo dem kan doorzien, en 2o. dat de Zwarte Adelaar wegens anciënniteit wordt verleend. Wie dit niet wil gelooven, moet het maar laten. iimmiiiiiiijiMii mimimiMmmiiHiiiiiniiMiiimiiiimiiiiiiiiiiiHitin Het Tooneel te Amsterdam. Franschelaan-Schouwburg (Gezelschap de Vos on van Korlaar): IJrnc.re min. Grand Théatre (Ned. Tooneel): De Amerikaansclie. Het Tivoli-ge/olschap uit Rotterdam bracht ons in een goed klinkende vertaling een inte ressant Italiaanse!) tooueelspel, Jj-ioece min van Giuseppe G'iacosa. Giacosa is buiten Italiënog iiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiMlii even goed begreep als ik zelf, in het gelaat, welks trekken het eigenaardig scherpe had den van menschen die veel «geleefd" hebben. Sommige gezichten hebben iets eeuwig onveranderlijks het zijn die van vorsten en vijfde-rang kunstenaars. Ze lachen altijd met dezelfde spierverplaatsing om mond en oogen. Maar de vorsten schenken iets met hun glimlach en de kunstenaars van den n t l sten rang smeeken om iets, om mede lijden bijvoorbeeld. Dat is het eenige verschil. Jk vertelde haar... «Hemel ja, ze herinnerde zich, dat was te Brussel in hun dagen van glorie. Ze maakten toen een kunstreis. Maar Brussel was zoo ondankbaar.... Te Parijs had men hen onder bloemen begraven en de paarden van hun rijtuig willen spannen. Ah, Paris !... En de Franeaise zond een zucht in de richting van Parijs, dat zoogoed hun «kunst" begrepen had. Ten minste zoo legde ik hem uit, want ik wilde niet weten hoeveel bedro gen illuzië's er vaak achter zulke zuchten schuil gaan. »En nu rust ge hier op uw lauweren r1" Ze glimlachte. «Voor korten tijd slechts... ziet ge, we be reiden in deze afzondering een werk voor, waarvan zij die na ons komen in elk geval de beste vruchten zullen plukken. We hebben een kleinkind in huis dat reeds vroeg een wonderlijken aanleg voor de muziek toonde. Hier hoopt mijn echtgenoot, nu het kind geen oogenblik aan zijn leiding onttrokken is, het jonge talent tot volle ontwikkeling te brengen. Ons geheele stelsel, al onze denk beelden over kunst, die de wereld nooit van hem heeft willen aannemen, planten wij in dit kind over.... Mijn echtgenoot leeft voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl