Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 800
gelijk dat het in den laatsten tijd nog minder
in de komedie komt dan vroeger; indien dit ech
ter het geval is, dan moet daarvoor een geheel
bijzondere en ongewone reden bestaan, en ik
geloof, dat deze bestaat. Onze nationale
tooneelproductie is en blijft allerschraalst; nog steeds
teren wij bijna geheel op het buitenland. Wat
is echter het geval? Ook daar schijnen na
de vette jaren de magere gekomen. AVij leven
nu eenmaal in een tijd van overgang. De oude
aesthetiek, de oude vormen, de oude conventie
voldoen niet meer. In bijna alle landen van
Europa heersenen min of meer revolutionaire be
wegingen op tooneelgebied. Overal zoekt men
naar een nieuwe aesthetiek, nieuwe vormen, een
nieuwe conventie. Het laatste wil men natuur
lijk niet weten en zal mon eerst erkennen, als
na eenige tientallen van jaren het nieuwe van
nu weer oud zal zijn geworden. In het Noorden
en het Zuiden, in Zweden (Strindberg), Frank
rijk (de dramaturgen van het »Théatre Libre"),
Duitschland (Holz en Schlaf, Ilauptmann), Itali
(Marco Praga, Rovetta), overal is rnen op den
tast en den zoek naar liet nicht dagewesene, dat
aan de eischen en behoeften van onzen tijd zal
voldoen. Als steeds in tijden van wording en
gisting kan men de onzinnigste theorieën hooren
verkondigen, de verbazingwekkendste
aesthettea's hooren aanprijzen. Men heeft het recht
alles te .zeggen, alles te probeeren. Eerst als uit
dit pogen en tasten de nieuwe leer zal gebo
ren zijn, zullen de niet levenskrachtig gebleken
theorieën ten doode gedoemd worden, zullen er
weer tooneelstukken komen, die gedurende eenigen
tijd aan de meesten zullen voldoen. Tot zoolang
is men het slachtoffer van zijn tijd en heeft men
niet het recht zich daarover te beklagen. Onze
tooneeldirecties vertoonen moderne stukken, nu
ja, omdat zij meerien en hopen, dat deze in
den smaak van het publiek zullen vallen. Van
deze stukken zijn vele modern en van waarde,
vele echter ook alleen modern. Wie kan het een
publiek kwalijk nemen, dat het stukken, die niet
mooi zijn, niet .mooi vindt en niet wil terugzien?
Een toeschouwer is in den regel geen beoefenaar
T-an tooneelgeschiedenis en vraagt er in de laatste
plaats naar of een stuk, dat hem niet bevalt, in
het land, waar het geschreven is, zekere natio
nale, tijdelijke, overgangswaarde heeft. Het pu
bliek wil stukken, die het voor zich zelf be
langrijk vindt, die eigen, algemeene waarde
hebben.
Gaan de tooneeldirecties ook wel altijd even om
zichtig en oordeelkundig te werk bij het kiezen harer
stukken ? Hóe kwam b.v. het Tivoli-gezelschap
er toe iets te vertoonen als 'n Ouwe Geschiedenis
van Jean Jullien V Jullien heeft in Frankrijk
grooten naam als reformator op tooneelgebied; niet lang
geleden gaf hij onder den titel »Théatre vivant"
een bundel tooneelspelen uit en deed deze van
een uitvoerige uiteenzetting der nieuwe, door
hem daarin gevolgde theorieën voorafgaan. Theo
rieën zijn echter theorieën en tooneelstukken too
neelstukken. Het publiek vraagt alleen naar de
laatsten, beoordeelt deze alleen als zoodanig. Hot
verlangt van een tooneelsclirijvor in de eerste
plaats dat hij mooie stukken schrijft en geeft
hem zijn theorieën desnoods cadeau. Of de
door Jullien voorgeslagen nieuwigheden werke
lijk verbeteringen zullen zijn, ik weet het niet,
ik betwijfel het. Zijn dramaturgische geloofs
belijdenis is in een zevental artikelen vervat.
Het belangrijkste is n". 3; het luidt aldus. Uaeptèce
est wie tranche de la me mise uur la scène acec art.
(?Arec art'', dat is de groote kwestie. Wanneer
on hoe is zulk een »tranche" met art" ten
toon-eele gebracht? Deze definitie is al even
glibSferig als al haar zustoren.) La theorie de t'art
des préparations est fau-se. Le théalre est l'action.
O'tsï'bien plus ce qu'il voit c/ue ce qu'il entend
gitj frappe Ie spectateur. (Dit was reeds de
nreening van onzen Vondel.) Le plaisir sera
surtout dans la surprise. L'exposition et 2e
dénouernent sont deux inutilitéf. Men ziet het:
een mengelmoes van ond en nieuw. Het meest
revolutionnair zijn zeker wel de laatste twee vol
zinnen; het meest betwistbaar, geloof ik ook.
Dat Jullien met hand en tand opkomt tegen de
spoelt geen redding brengen en ondanks de
moeite die wij ons gaven, om althans
een wending te bewerken, ging een algemeene
verzwakking geleidelijk maar zeker haren
weg. Den Zondag daarop kreeg ik laat in
den avond een telegram die mij meldde dat
een lichte stuip het einde was geweest.
Hoe gaarne ik ook de treurige boodschap
tot den volgenden morgen had uitgesteld,
ik dorst dit niet op mijn verantwoording te
nemen en spoedde mij naar het huisje welks
deuren en vensters vredig in het maanlicht
sluimerden. Zoo zacht mogelijk schelde ik
aan; madame zelf deed mij open.
Een blik zeide haar genoeg.
Ze onderdrukte een kreet.
»Far pitió," fluisterde ze en hield mij in
de gang tegen, »wij begrepen het al... il est
la.*T Zachte tonen ruischten uit het naaste
vertrek en vvilden het gehcele huisje.
Ik geloof niet, dat ik ooit van mijn leven
zoo iets innig-weemoedigs gehoord heb. Maar
allengs veranderde de maat, van uit de diepte
steeg een zucht naar boven en riep in den
mineur klagende stemmen wakker. Woester
en woester rolde de stroom der melodieën,
als golven in den beroerden oceaan over en
tegen elkaar buitelend in het eind weer
klonk een kreet zoo onbeschrijfelijk schril en
angstig, dat ik mij niet langer liet weerhou
den en de deur openstiet.
De kamer was donker behalve een breede
ba'an zilver licht die de maan wierp over
een onaangeroerd souper op de tafel en eenige
bloemen in een vaas. Voor de piano stond
de grijsaard met het hoofd in de handen. Ik
wilde naderen met een gebiedenden wenk
wees Madame mij terug. Zij trad op hem toe
e» legde de hand op zijn schouder. Een
dorre en duffe trucs, die men in de Fransche
dramatiek zoo vaak als het essentieële, de
quintessens van de tooneelschrijfkunst heeft beschouwd,
wien zal het niet verheugen ? Dat hij iets anders
zal bereiken dan nieuwe en minder gelukkige
trucs in de plaats der oude stellen, ik geloof
dit geen oogenblik. Het plotselinge, het onvoor
bereide, de verrassing zou het feitelijke van de
dramatische aandoening zijn : dit neme aan wie
wil en kan. In n' Ouwe tie-ichiedenis staat een
jong schilder op het punt van trouwen; onver
wacht blijkt het, dat de familie der bruid be
zwaren maakt; men heeft gemompeld van geld
verduistering indertijd door een familielid van
den bruidegom gepleegd. De vader van den
schilder is de schuldige. Door de omstandig
heden gedwongen bekent hij zijn zoon alles en
smeekt hem vergiffenis. De zoon weigert,
maakt den ouden man hevige verwijten; »u is
mijn vader niet, u is een dief," zijn zijn laatste
woorden, tevens de laatste van het drama. Hier
is niets voorbereid, doch ontbreekt ook iedere
dramatische aandoening. De personen zijn scha
duwen en schimmen, waaraan wij geen houvast
hebben, met wie wij niet medeleven, medevoelen
en medelijden. De dialoog treft soms (lang niet
altijd) door soberheid en natuurlijkheid ; bet ge
heel laat volmaakt onverschillig ! Het zou na
tuurlijk onbillijk zijn Jullien alleen naar dit
minst beduidende zijner tooneelwerken te
beoordeelen. De grootere, ->Le maitre" of >La nier"
b. v., waarin hij uit den aard der zaak uitvoeriger
in de karakteristiek, guller in het motiveeren
der "handelingen zijner personen zal moeten zijn,
zullen misschien beter indruk maken. Voorloopig
kunnen zijne theorieën voor ons niet nieer dan
theorieën zijn en moeten wij afwachten of zij
practisch bruikbaar zullen blijken.
Pour faire une pièce, je cherche d'abord un
collaborateur'', antwoordde Labicbe, toen men hem
eens vroeg, hoe hij bij het schrijven zijnerblijspe
len te werk ging. Ook in De reis naar China had
hij een collaborateur en deed deze misschien wel
het grootste deel van het werk. Of De reis naar
China dan niet grappig is? Integendeel; de idee
van Labiche? is zelfs alleraardigst. De echte
Labiche-figuren mist men echter bijna geheel. Al
leen l'ompéry, de koppige ex -handelaar in
cachemiren sjaals, de bouryeoii in zijn goedmoedige
boerenslimheid en onschuldige verwaandheid, is er
een van de onvervalschte soort. Trouwens De reis
naar China is maar een operette, juister een opéra
comique en als zoodanig uitstekend geslaagd, met
deze gelukkige bijzonderheid, datbettweede bedrijf
amusanter is dan het eerste en het derde amusanter
dan liet tweede. China zelf'krijgen wij niet te zien,
wel het schip, dat daarheen op weg is of liever heet
te zijn. Het scheepsdeooratief, weer anders dan in
<Surcouf", vond grooten en alleszins verdienden
bijval; ook bedrijf n en twee ziju als steeds
met zorg en smaak aangekleed. De muziek van
Bazin valt eigenlijk buiten liet operettekader
en dus buiten mijn terrein; natuurlijk is zij
niet zoo pétillant en pikant als echte
operettemuziek, maar heeft toch menig dankbaar num
mer en vooral mooie koren en ensembles, die met
prijzenswaardige zuiverheid en veel cntnun wer
den uitgevoerd. In hun drie lang niet gemak
kelijke duos (ieder bedrijf heeft er een) be
haalden juffrouw Tartaud (Marie) en de heer
l'oons (Henri) veel succes. Ook in hun spel gaven
zij, vooral de laatste, blijk van vooruitgang.
Tegen de vertolking als geheel heb ik bet be
zwaar, dat zij nog te weinig los en luchtig is.
Vooral liet eerste bedrijf moet in dit opzicht
winnen; ook de regie eischt hierin een kleine
herzieningf*de personen staan te vaak en te lang
in een rijtje op den voorgrond. Men late het
denkbeeld groote opera zooveel mogelijk varen
en beschouwe De reis naar China als operette
en niet meer. Alleen do heer Uageman
(lionneteau) was nu geheel in den toon en den stijl ;
de beer de lieer trachte vooral van l'ompéry
scherpcr en sprekender type te maken; als allen
wat minder ernstig zullen zijn geworden, zal het
succes nog grooter worden dan het nu reeds was.
II. .!. M.
schok voer door het gebeele lichaam van den
ouden man. Hij streek zich met de hand
over het voorhoofd en weerde zijne vrouw
langzaam af....
Eensklaps strekte hij beide handen uit en
wierp het hoofd achterover. De groote blauwe
oogen waren wijd geopend en schitterden niet
ongewone bezieling. Hij wierp zich voor het
klavier neder en in breede majestueuze gol
vingen keerde de majeur met zijn aangrij
pende melodie terug. De stem der woedende
mart stierf langzaam klagend weg en alles
loste zich op in n machtig akkoord vol
lieflijken vrede en berusting.
»C'est ra" fluisterde het vrouwtje aan
mijn zijde, doodsbleek, bevend van ontroering
»c'est bien la dernière pensee musieale....
oh ! ik wist wel, dat hij ns iets goeds zou
leveren."
Ik narn de zorg voor de begrafenis op mij
en een heerlijke zomermorgeii heeft waar
schijnlijk niets treurigers aanschouwd dan
den diep gebogen sneeuwwitten kop van
»mijnheer" achter den kleinen lijkwagen, noch
iets droevigere gehoord dan het betraande
»adieu" van Madame, op de stoep van het
vriendelijke huisje ons zoo lang mogelijk
naoogend.... Maar toen alles af'geloopen was en
ik afscheid van hen nam, was ik gerust ge
steld omdat ik wist, dat de kunst zich ten
laatste den ouden man had geopenbaard en
hem, na dit offer, als een nieuw evangelie
troost en sterking zou schenken.
Den volgenden morgen was het huisje ge
sloten ; de bewoners waren vertrokken, ik heb
ze nooit weder gezien.
Muziek in de hoofdstad.
De muzikale oogst is in de afgeloopen week
niet zeer groot geweest. Ik bepaal mij dus tot
een kort woord. Hoewel het (im ik de debutanten
van de Fransche Opera besproken heb) niet in
mijn plan ligt, de reprises van overbekende reper
toire-Opera's iederen keer te bespreken, sta ik
even stil bij de voorstelling van La Juive om te
vermelden dat de Heer Cottet door het publiek
weer in genade is aangenomen. Hij was thans goed
bij stem en wist even a!s het vorige ja'ir in de
voor hem zoo gelukkige partij van Elritzar zijn
publiek te voldoen. Wel maakte liet ecu zeer zon
derlingen indruk, dat hij na de eerste acte, waarin
hij weinig op den voorgrond treed!,, reeds een
ovatie kreeg, doch dit kan men als een inimn-le
hoiioralil". van bet publiek beschouwen. !Nn de
tweede eu vierde acte verdiende hij echter ziju
succes ten volle, ik hoop nu dat het publiek der- j
gelijke incidenten voortaan zal weten te voorko
men, door zoowel in de goed- ais in de afkeuring
niet zoo spoedig ia uitersten te vervallen.
De keuze van Bruckuer's simfouic in d. kl. t.,
iu liet Concertgebouw uitgevoerd, kan geen ge
lukkige genoemd worden; ecu ander werk van
dien op dit, gebied zoo grooten meester zou de
zorgvuldige instudecring beter hebben beloond.
Deze compositie stond m. i. ver achter bij ecu
simfonie, die in vroeger jaren alhier is uitgevoerd.
Hot gemis aan eenheid van stijl en aan logisch
verband van den vorm deed voortdurend aan den
indruk afbreuk, hoewel ook natuurlijk meermalen
meesterlijke momenten op te merken vielen. Het
scherzo iu Fis voldeed mij als geheel echter zeer.
Daar de Heer Kes met zooveel nieuwe werken
uit den vreemde zoo spoedig doet, kennis maken,
hoop ik dat, hij ons iu het vervolg niet geheel en
al outhoude wat, op Nederlandscheii bodem is
voortgebracht.
Thans geef ik, daar sommige werkjes al lang op
bespreking leggen te wachten, eenige
Muzikale Kritieken.
\Vindekelken. /es Liedekens voor Meisjesstemmen
met beg. van Piano-l'orte door Cath. van Keimes
opus 21. (1).
Mej. van Keimes, een getrouwe en zeer aantrek
kelijke vriendin van de zingende jeugd, heeft nu
een bundeltje uitgegeven, bestemd voor de kinder
schoenen reeds een weinig ontgroeide, doch op
den eeretitel van jonge dame nog met ten volle
rechthebbende meisjes, m. a. w. voor meisjes van
11 17 jaar.
Dit bundeltje zal ik twijfel er niet aan
evenals vele vroegere werkjes van de'.e compo
niste zijn weg uitstekend vinden, temeer daar aan
de begeleiding veel meer zorg is besteed dan in
een vroeger opus. (Alles is y.eer practisch voor
klavier geschreven). V au de nummers: 1. liet
>'/'srlieiil iler zirultiitai, '2. Xiuati; L",ce>i, 'i. <!oeiieii
«\acht, 4. ]leihiwet:, 5. llcrdcrtjc ojj de yi'oi't/v w'i
en . Ilffiiiiiering zijn voor mij _\o. 'i- en .", de
aantrekkelijkste. U aiineer de componiste een
guitignaieveu of kinderlijk-klageiideii toon aanslaat, is zij
geheel zichzelf, het meest oorspronkelijk. Vooral
_\o. 5 vind ik een juweeltje.
(Jok de overige nummers bevatten veel schoous,
in de eerste plaats jS'o. 3. kneden Xucht. (Hoc zou
bier ecu begeleiding met strijkinstrumenten con
sordiui den indruk kunnen verhougen !)
lii het begin van No. l is een karakteristiek
rhythniiseh motief gevormd, hoewel de klemtoon,
op het woordje is vallende, dadelijk eeuigszins
stoort. Hieraan beeft de dichteres m hoofdzaak
schuld ; toch ware dit te vermijden geweest, wan
neer de componist dadelijk een motiefin 'j, S maat
bad gekozen. Overigens is dit lied zeer friscli
geshagd.
liet milist voldeed mij _N"o. 2, vooral wat, het
slot betreft. De herhaling van de laatste twee
regels verhoogen den indru'k niet, (evenmin bij No.
(>). Ook wordt men bij de woorden : :ug 't inox/e
eer.ïl goal uuur dmi Itemiil yi, wellicht aan de oudere
VaudeviUe-coupletten herinnerd, wanneer die eens
ernstig waren, terwijl ik bij de tweede herhaling
van die woorden iu gedachte opeens een l'rauscbeii
Opera-tenor voor mij zag, die met cmphase zong : Je
fiiiaic, je t tijijxii'tiini!' ujuiiiitix. Die woorden zouden
m. i. beter bij de/o muzikale frase gepast hebben.
Het nobel gehouden karakter van de begelei
ding bij dit gedeelte heeft niet kunnen beletten,
dat ik bovenstaaiiden indruk kreeg.
De inspiratie van Mej. Hennes geeft ecue eigen
aardig intieme kunst. Daar is baar talent volstrekt
niet minder om. Integendeel zij heeft haar genre
a die. Ik haal dit alleen aan om te bewijzen, dat
wanneer Mej. van Hennes buiten haar sfeer treedt,
en een oogeublikken conventioneel wil worden,
hare guitige natuur baar parten speelt en er haar
onbewust toe brengt, een heel klein beetje te
parodieeren.
In dit bundeltje is zooveeel aanwezig van mej.
Hennes' persoonlijkheid eu bovendien ziju deze
lied, kenszoo aantrekkelijk om te zingen ca zoo prac
tisch voor de stem geschreven, dat ik ze met volle
overtuiging en met, nadruk aanbeveel. De aantrek
kelijke stof is gedicht door de dames: Agatnc
Snellen, Anna vau Harpen Kuyper, Ca. Xappeyae
v. d. Coppello en Louisc de (Jlercq.
2. Aquarellen voor Klavier door Ulfert Scliults
opus 1. (f)
Deze Aquarellen van een jong Amsterdamscb
componist bestaan uit, zes nummers, waarvau twee
een bewegelijk eu de overige een lyrisch karakter
hebben. Dat de zangerige nummers de overhand
hebben is natuurlijk, omdat de componist zeer jong
is en hij dus iu zijne fantasieën liever droomerig
dan hartstochtelijk wil zijn. In dit eerste genre is
hij dan ook bet gelukkigst, hoewel de ande-en
goed bewerkt, doch m. i. meer gemaakt, dan wel
yedi'cl/l ziju. Alle nummers geven getuigenis vau
degelijke theoretische studie en zijn (afgescheiden
dat de moeielijkhedeu vau sommige nummers wat
vereenvoudigd hadden kunnen ziju) practisch voor
klavier geschreven.
Bij een Opus I. komt het er vooral op aan na te
saau, of de componist voor de toekomst belooft
en niet of zijn arbeid in alle opzichten reeds rijp
mag genoemd worden. Ik vermeld met genoegen
dat ik dit opus I vai den lieer Seliults werkelijk
eeue belofte zie en dus is liet mij aangenaam dit
werk aan te kondigen.
Wel staat, de vinding meestal niet op selijke
hoogte ni3t de bewerking en dus zij de componist
er vooral opgewezen, dat hij in de keuze vau zijne
motieven zeer vccleischeud zij; doeli zijne
b'^aafdheid is mij niet te min geblekeu eu hij beeft
zooals ik zeidc reeds veel geleerd.
Bij no. 4 verwondert het mij dal de componist
G'8maat, voorschrijft. Demdo:li-j verlangt lner,duukt
mij, beslist '34 maat, daar reeds dadelijk liet accent
op il (Ie maat 4Je maatdeel) onnatuurlijk klinkt.
Bij dit nummer vond ik vooral de vinding te ge
woon, of liever te weinig oorspronkelijk.
Xo. 5 (amoroso) is zeer goed bewerkt eu na
tuurlijk gedacht, doch aan het, slot. is de heer
.Scliults met gelukkig gewejst. Hij wil in de vier
laatste maten (impetuoxo en con dol» f e) blijk
baar uitdrukken, dat bet hefdegeluk met een slag
verbroken wordt o!' dat, bet engagement afraakt.
Bij zulk een overgang van stemming kan men,
niet meer met een verminderd septiem accoord
volstaan. Tegenwoordig ziju wij aan sterker en
sprekender tegenstellingen gewoon ; ook bestaat
bier gecu enkele reden om van Des gr. t. naar
f kl. t. te gaan. K-3n slot in den parallel toonaard
bes kl. t. zou ik bier wenschelijker geacht hebben.
Dit bundeltje, aan den lieer Vau Tetterode (ziju
leermeester) opgedragen, getuigt, zooals ik zeide
van des becren Schults begaafdheid en dus zij hij
aangemoedigd op den ingeslagen weg voorwaarts
te streven.
^Uli'en en flcticecëii: (gedicht vau G. Antheunis) op
muziek gezet voor iniüiL-lstem met pianobegeleiding
door L. Adr. van Tetterode, opus S (3).
Dit, gedicht van den bekenden vlaamscheii dich
ter betoogt onwederlegbaar, dat liet leven met zijn
tweeen" veel gelukkiger is dan //alleen".
Eerst schildert luj een grijsaard, die allleeudoor
liet leven is gegaan en geen zorgen doch ook geen
geluk kent, want zijn hart is verdroogd, zijn buis
leeg en ziju hecr.i koud. Daarom zucht hij : Eilaas l
de Lt"J'de ix d'cchia ?ttijxhei't.
l u het volgende gedicht gaau twee te zamsn
door liet leven. Zij hadden liet arm m bet begin.
V Xch'i/irtjtii luid klimt noch knol en 'l wiegnkf, was
iuimercol, vul blazende, hongarlrje gasten., doe h de
liefde vergoedde dit alles. De arbeid bracht beu
vooruit en un rusten zij bij d'eigen lioerd en zeg
gen; LifJ'de ix de eclde icijnliei'l.
is dit gedicht alleen reeds een weldaad voor
verstokte celitiataireu omdat zij hieruit kunnen
leereii wat bun later te wachten staat en zich nog
kunnen bedenken voor bet te laat is; ik mag er
bijvoegen, dat de heer vau Tetterode op zeer
sehoouc wijze en met zeer sobere middelen dit
gedicht uu/jkaal beeft geïllustreerd. Vooral de
declamatie is voortrell'elijk cu hiermede is dus van
dit lied, waarin de componist de declamatie als
hoofdgedachte heeft gekozen, alles gezegd. De
tegenstelling is schoon uitgedrukt, terwijl vinding
en bewerking op gelijke hoogte staan. Ik vestig
op dit lied de aandacht van alle zangers en zan
geressen, die in staat zijn met goede declamatie
en muzikale zeggingskracht dit werkje voor te
dragen. Voor iieii zat het een dankbaar lied ziju.
lu mijne volgende kritieken bespreek ik twee
mij toegezonden paedagogisehe werken voor kla
vierspelers, v. M.
(.'!) Uitgegeven te Amsterdam bij de Algemeen
JVIuziekhandel. Prijs ? .'JÜ.
(1) Uitgegeven te Utrecht bij J. A. II.
AVageuir. Partituur f 1.50, zangstem ? 0.50,
(2) Uitgegeven te Amsterdam bij de Algemeene
Muziekhandel, 2 doelen, ieder / 0.75.
naai
Hpaansehen Brabander Jerolimo.
Naast een zich vernieuwend Pantheon eene reeks
/twulsc/ie Iterclrukktn, en naast deze beide weereene
Jlibltot/ieek ran Nederlandse/te letterkunde, terwijl
de Nederltiruiiiche klassieken zich handhaven, of
eene verjongingskiiur ondergaan; 't beeft er waar
lijk iets van, alsof bet publiek hongerig uitziet
naar de producten onzer letterkunde van vorige
eeuwen, alsof de uitgevers overtuigd ziju, dat oude
kunst een courant artikel geworden is.
Ku voor de eer onzer litteratuur, n voor onze
uitgevers is het te hopen, dat deze
verklaringvan het verschijnsel juist is. Den vakman en den
liefhebber is in elk geval iedere nieuwe uitgave,
als de bovenbedoelde welkom als eene aanlei
ding, om opnieuw zich met een ouden kennis
bezig te houden, als eene gelegenheid ouk om iets
nieuws te vernemen. Zoo verscheen onlangs als
No. 5 der Jitüliotlieck tan Nederkmihclie letter
kunde ('. A. liredero's Spaanschen Urabander,
uitgegeven en run eene inleiding en
aanteekenm(jen voorzien door T. Terwey. In de inleiding
wordt bet stuk vergeleken met die gedeelten van
Mondoza's jMzartllo de Tonnes, welke dun dichter
tot model strekten (Mi wordt aangetoond in boever
Bredero bij zijne navolging oorspronkelijk wist
te blijven. Vervolgens wordt de vraag besproken
of men in Jerolimo bet beeld van Hodeiiburg
moet zien. Naar men weet zijn de
mceningen ten dezen aanzien verdeeld. M. i. is ook do
beer Terwey er nog niet in geslaagd de zaak tot
klaarheid te brengen, wat ook niet wel mogelijk
is, voordat de ontbrekende processtukken, n. 1.
de geschriften, waarin reeds bij Bredero's leven
de iïjiaanschen Brabander aangevallen werd, ont
dekt zijn. Bij de bestrijding der opvatting van
Lolfolt c. s. schijnt de beer Terwey echter over
bet hoofd gezien te hebben, dat de heer Lnger
in zijne Jiiül-ioyrapftie van Bredere bepaald spreekt
van eene bizondere sterke gelijkenis tusscben de
beeltenissen van .lerolimo en Uodenburgb," terwijl
hij er op laat voljren: nle knevel is op dezelfde
manier opgedraaid, terwijl de kraag en de hou
ding eveneens in beide overeenkomen." \)K gelij
kenis wordt dus op den voorgrond gesteld, de
overeenkomst m kleedinf/ en houding eerst in de
tweede plaats genoemd.
In zijn voorbericht zegt de heer Terwey:
»Voor de aanteekeningen heb ik natuurlijk een
dankbaar gebruik gemaakt van Oudemans' Woor
denboek op Jiredero en de uitgaven van Verwijs
on van prof. Moltzer. Toch zal men, hoop ik,
zien, dat ik ook uit eigen oogen gekeken heb;
ik vlei mij, dat mijne aanteekeningen op ver
schillende plaatsen de tekstverklaring van den.