De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 23 oktober pagina 2

23 oktober 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 800 gelijk dat het in den laatsten tijd nog minder in de komedie komt dan vroeger; indien dit ech ter het geval is, dan moet daarvoor een geheel bijzondere en ongewone reden bestaan, en ik geloof, dat deze bestaat. Onze nationale tooneelproductie is en blijft allerschraalst; nog steeds teren wij bijna geheel op het buitenland. Wat is echter het geval? Ook daar schijnen na de vette jaren de magere gekomen. AVij leven nu eenmaal in een tijd van overgang. De oude aesthetiek, de oude vormen, de oude conventie voldoen niet meer. In bijna alle landen van Europa heersenen min of meer revolutionaire be wegingen op tooneelgebied. Overal zoekt men naar een nieuwe aesthetiek, nieuwe vormen, een nieuwe conventie. Het laatste wil men natuur lijk niet weten en zal mon eerst erkennen, als na eenige tientallen van jaren het nieuwe van nu weer oud zal zijn geworden. In het Noorden en het Zuiden, in Zweden (Strindberg), Frank rijk (de dramaturgen van het »Théatre Libre"), Duitschland (Holz en Schlaf, Ilauptmann), Itali (Marco Praga, Rovetta), overal is rnen op den tast en den zoek naar liet nicht dagewesene, dat aan de eischen en behoeften van onzen tijd zal voldoen. Als steeds in tijden van wording en gisting kan men de onzinnigste theorieën hooren verkondigen, de verbazingwekkendste aesthettea's hooren aanprijzen. Men heeft het recht alles te .zeggen, alles te probeeren. Eerst als uit dit pogen en tasten de nieuwe leer zal gebo ren zijn, zullen de niet levenskrachtig gebleken theorieën ten doode gedoemd worden, zullen er weer tooneelstukken komen, die gedurende eenigen tijd aan de meesten zullen voldoen. Tot zoolang is men het slachtoffer van zijn tijd en heeft men niet het recht zich daarover te beklagen. Onze tooneeldirecties vertoonen moderne stukken, nu ja, omdat zij meerien en hopen, dat deze in den smaak van het publiek zullen vallen. Van deze stukken zijn vele modern en van waarde, vele echter ook alleen modern. Wie kan het een publiek kwalijk nemen, dat het stukken, die niet mooi zijn, niet .mooi vindt en niet wil terugzien? Een toeschouwer is in den regel geen beoefenaar T-an tooneelgeschiedenis en vraagt er in de laatste plaats naar of een stuk, dat hem niet bevalt, in het land, waar het geschreven is, zekere natio nale, tijdelijke, overgangswaarde heeft. Het pu bliek wil stukken, die het voor zich zelf be langrijk vindt, die eigen, algemeene waarde hebben. Gaan de tooneeldirecties ook wel altijd even om zichtig en oordeelkundig te werk bij het kiezen harer stukken ? Hóe kwam b.v. het Tivoli-gezelschap er toe iets te vertoonen als 'n Ouwe Geschiedenis van Jean Jullien V Jullien heeft in Frankrijk grooten naam als reformator op tooneelgebied; niet lang geleden gaf hij onder den titel »Théatre vivant" een bundel tooneelspelen uit en deed deze van een uitvoerige uiteenzetting der nieuwe, door hem daarin gevolgde theorieën voorafgaan. Theo rieën zijn echter theorieën en tooneelstukken too neelstukken. Het publiek vraagt alleen naar de laatsten, beoordeelt deze alleen als zoodanig. Hot verlangt van een tooneelsclirijvor in de eerste plaats dat hij mooie stukken schrijft en geeft hem zijn theorieën desnoods cadeau. Of de door Jullien voorgeslagen nieuwigheden werke lijk verbeteringen zullen zijn, ik weet het niet, ik betwijfel het. Zijn dramaturgische geloofs belijdenis is in een zevental artikelen vervat. Het belangrijkste is n". 3; het luidt aldus. Uaeptèce est wie tranche de la me mise uur la scène acec art. (?Arec art'', dat is de groote kwestie. Wanneer on hoe is zulk een »tranche" met art" ten toon-eele gebracht? Deze definitie is al even glibSferig als al haar zustoren.) La theorie de t'art des préparations est fau-se. Le théalre est l'action. O'tsï'bien plus ce qu'il voit c/ue ce qu'il entend gitj frappe Ie spectateur. (Dit was reeds de nreening van onzen Vondel.) Le plaisir sera surtout dans la surprise. L'exposition et 2e dénouernent sont deux inutilitéf. Men ziet het: een mengelmoes van ond en nieuw. Het meest revolutionnair zijn zeker wel de laatste twee vol zinnen; het meest betwistbaar, geloof ik ook. Dat Jullien met hand en tand opkomt tegen de spoelt geen redding brengen en ondanks de moeite die wij ons gaven, om althans een wending te bewerken, ging een algemeene verzwakking geleidelijk maar zeker haren weg. Den Zondag daarop kreeg ik laat in den avond een telegram die mij meldde dat een lichte stuip het einde was geweest. Hoe gaarne ik ook de treurige boodschap tot den volgenden morgen had uitgesteld, ik dorst dit niet op mijn verantwoording te nemen en spoedde mij naar het huisje welks deuren en vensters vredig in het maanlicht sluimerden. Zoo zacht mogelijk schelde ik aan; madame zelf deed mij open. Een blik zeide haar genoeg. Ze onderdrukte een kreet. »Far pitió," fluisterde ze en hield mij in de gang tegen, »wij begrepen het al... il est la.*T Zachte tonen ruischten uit het naaste vertrek en vvilden het gehcele huisje. Ik geloof niet, dat ik ooit van mijn leven zoo iets innig-weemoedigs gehoord heb. Maar allengs veranderde de maat, van uit de diepte steeg een zucht naar boven en riep in den mineur klagende stemmen wakker. Woester en woester rolde de stroom der melodieën, als golven in den beroerden oceaan over en tegen elkaar buitelend in het eind weer klonk een kreet zoo onbeschrijfelijk schril en angstig, dat ik mij niet langer liet weerhou den en de deur openstiet. De kamer was donker behalve een breede ba'an zilver licht die de maan wierp over een onaangeroerd souper op de tafel en eenige bloemen in een vaas. Voor de piano stond de grijsaard met het hoofd in de handen. Ik wilde naderen met een gebiedenden wenk wees Madame mij terug. Zij trad op hem toe e» legde de hand op zijn schouder. Een dorre en duffe trucs, die men in de Fransche dramatiek zoo vaak als het essentieële, de quintessens van de tooneelschrijfkunst heeft beschouwd, wien zal het niet verheugen ? Dat hij iets anders zal bereiken dan nieuwe en minder gelukkige trucs in de plaats der oude stellen, ik geloof dit geen oogenblik. Het plotselinge, het onvoor bereide, de verrassing zou het feitelijke van de dramatische aandoening zijn : dit neme aan wie wil en kan. In n' Ouwe tie-ichiedenis staat een jong schilder op het punt van trouwen; onver wacht blijkt het, dat de familie der bruid be zwaren maakt; men heeft gemompeld van geld verduistering indertijd door een familielid van den bruidegom gepleegd. De vader van den schilder is de schuldige. Door de omstandig heden gedwongen bekent hij zijn zoon alles en smeekt hem vergiffenis. De zoon weigert, maakt den ouden man hevige verwijten; »u is mijn vader niet, u is een dief," zijn zijn laatste woorden, tevens de laatste van het drama. Hier is niets voorbereid, doch ontbreekt ook iedere dramatische aandoening. De personen zijn scha duwen en schimmen, waaraan wij geen houvast hebben, met wie wij niet medeleven, medevoelen en medelijden. De dialoog treft soms (lang niet altijd) door soberheid en natuurlijkheid ; bet ge heel laat volmaakt onverschillig ! Het zou na tuurlijk onbillijk zijn Jullien alleen naar dit minst beduidende zijner tooneelwerken te beoordeelen. De grootere, ->Le maitre" of >La nier" b. v., waarin hij uit den aard der zaak uitvoeriger in de karakteristiek, guller in het motiveeren der "handelingen zijner personen zal moeten zijn, zullen misschien beter indruk maken. Voorloopig kunnen zijne theorieën voor ons niet nieer dan theorieën zijn en moeten wij afwachten of zij practisch bruikbaar zullen blijken. Pour faire une pièce, je cherche d'abord un collaborateur'', antwoordde Labicbe, toen men hem eens vroeg, hoe hij bij het schrijven zijnerblijspe len te werk ging. Ook in De reis naar China had hij een collaborateur en deed deze misschien wel het grootste deel van het werk. Of De reis naar China dan niet grappig is? Integendeel; de idee van Labiche? is zelfs alleraardigst. De echte Labiche-figuren mist men echter bijna geheel. Al leen l'ompéry, de koppige ex -handelaar in cachemiren sjaals, de bouryeoii in zijn goedmoedige boerenslimheid en onschuldige verwaandheid, is er een van de onvervalschte soort. Trouwens De reis naar China is maar een operette, juister een opéra comique en als zoodanig uitstekend geslaagd, met deze gelukkige bijzonderheid, datbettweede bedrijf amusanter is dan het eerste en het derde amusanter dan liet tweede. China zelf'krijgen wij niet te zien, wel het schip, dat daarheen op weg is of liever heet te zijn. Het scheepsdeooratief, weer anders dan in <Surcouf", vond grooten en alleszins verdienden bijval; ook bedrijf n en twee ziju als steeds met zorg en smaak aangekleed. De muziek van Bazin valt eigenlijk buiten liet operettekader en dus buiten mijn terrein; natuurlijk is zij niet zoo pétillant en pikant als echte operettemuziek, maar heeft toch menig dankbaar num mer en vooral mooie koren en ensembles, die met prijzenswaardige zuiverheid en veel cntnun wer den uitgevoerd. In hun drie lang niet gemak kelijke duos (ieder bedrijf heeft er een) be haalden juffrouw Tartaud (Marie) en de heer l'oons (Henri) veel succes. Ook in hun spel gaven zij, vooral de laatste, blijk van vooruitgang. Tegen de vertolking als geheel heb ik bet be zwaar, dat zij nog te weinig los en luchtig is. Vooral liet eerste bedrijf moet in dit opzicht winnen; ook de regie eischt hierin een kleine herzieningf*de personen staan te vaak en te lang in een rijtje op den voorgrond. Men late het denkbeeld groote opera zooveel mogelijk varen en beschouwe De reis naar China als operette en niet meer. Alleen do heer Uageman (lionneteau) was nu geheel in den toon en den stijl ; de beer de lieer trachte vooral van l'ompéry scherpcr en sprekender type te maken; als allen wat minder ernstig zullen zijn geworden, zal het succes nog grooter worden dan het nu reeds was. II. .!. M. schok voer door het gebeele lichaam van den ouden man. Hij streek zich met de hand over het voorhoofd en weerde zijne vrouw langzaam af.... Eensklaps strekte hij beide handen uit en wierp het hoofd achterover. De groote blauwe oogen waren wijd geopend en schitterden niet ongewone bezieling. Hij wierp zich voor het klavier neder en in breede majestueuze gol vingen keerde de majeur met zijn aangrij pende melodie terug. De stem der woedende mart stierf langzaam klagend weg en alles loste zich op in n machtig akkoord vol lieflijken vrede en berusting. »C'est ra" fluisterde het vrouwtje aan mijn zijde, doodsbleek, bevend van ontroering »c'est bien la dernière pensee musieale.... oh ! ik wist wel, dat hij ns iets goeds zou leveren." Ik narn de zorg voor de begrafenis op mij en een heerlijke zomermorgeii heeft waar schijnlijk niets treurigers aanschouwd dan den diep gebogen sneeuwwitten kop van »mijnheer" achter den kleinen lijkwagen, noch iets droevigere gehoord dan het betraande »adieu" van Madame, op de stoep van het vriendelijke huisje ons zoo lang mogelijk naoogend.... Maar toen alles af'geloopen was en ik afscheid van hen nam, was ik gerust ge steld omdat ik wist, dat de kunst zich ten laatste den ouden man had geopenbaard en hem, na dit offer, als een nieuw evangelie troost en sterking zou schenken. Den volgenden morgen was het huisje ge sloten ; de bewoners waren vertrokken, ik heb ze nooit weder gezien. Muziek in de hoofdstad. De muzikale oogst is in de afgeloopen week niet zeer groot geweest. Ik bepaal mij dus tot een kort woord. Hoewel het (im ik de debutanten van de Fransche Opera besproken heb) niet in mijn plan ligt, de reprises van overbekende reper toire-Opera's iederen keer te bespreken, sta ik even stil bij de voorstelling van La Juive om te vermelden dat de Heer Cottet door het publiek weer in genade is aangenomen. Hij was thans goed bij stem en wist even a!s het vorige ja'ir in de voor hem zoo gelukkige partij van Elritzar zijn publiek te voldoen. Wel maakte liet ecu zeer zon derlingen indruk, dat hij na de eerste acte, waarin hij weinig op den voorgrond treed!,, reeds een ovatie kreeg, doch dit kan men als een inimn-le hoiioralil". van bet publiek beschouwen. !Nn de tweede eu vierde acte verdiende hij echter ziju succes ten volle, ik hoop nu dat het publiek der- j gelijke incidenten voortaan zal weten te voorko men, door zoowel in de goed- ais in de afkeuring niet zoo spoedig ia uitersten te vervallen. De keuze van Bruckuer's simfouic in d. kl. t., iu liet Concertgebouw uitgevoerd, kan geen ge lukkige genoemd worden; ecu ander werk van dien op dit, gebied zoo grooten meester zou de zorgvuldige instudecring beter hebben beloond. Deze compositie stond m. i. ver achter bij ecu simfonie, die in vroeger jaren alhier is uitgevoerd. Hot gemis aan eenheid van stijl en aan logisch verband van den vorm deed voortdurend aan den indruk afbreuk, hoewel ook natuurlijk meermalen meesterlijke momenten op te merken vielen. Het scherzo iu Fis voldeed mij als geheel echter zeer. Daar de Heer Kes met zooveel nieuwe werken uit den vreemde zoo spoedig doet, kennis maken, hoop ik dat, hij ons iu het vervolg niet geheel en al outhoude wat, op Nederlandscheii bodem is voortgebracht. Thans geef ik, daar sommige werkjes al lang op bespreking leggen te wachten, eenige Muzikale Kritieken. \Vindekelken. /es Liedekens voor Meisjesstemmen met beg. van Piano-l'orte door Cath. van Keimes opus 21. (1). Mej. van Keimes, een getrouwe en zeer aantrek kelijke vriendin van de zingende jeugd, heeft nu een bundeltje uitgegeven, bestemd voor de kinder schoenen reeds een weinig ontgroeide, doch op den eeretitel van jonge dame nog met ten volle rechthebbende meisjes, m. a. w. voor meisjes van 11 17 jaar. Dit bundeltje zal ik twijfel er niet aan evenals vele vroegere werkjes van de'.e compo niste zijn weg uitstekend vinden, temeer daar aan de begeleiding veel meer zorg is besteed dan in een vroeger opus. (Alles is y.eer practisch voor klavier geschreven). V au de nummers: 1. liet >'/'srlieiil iler zirultiitai, '2. Xiuati; L",ce>i, 'i. <!oeiieii «\acht, 4. ]leihiwet:, 5. llcrdcrtjc ojj de yi'oi't/v w'i en . Ilffiiiiiering zijn voor mij _\o. 'i- en .", de aantrekkelijkste. U aiineer de componiste een guitignaieveu of kinderlijk-klageiideii toon aanslaat, is zij geheel zichzelf, het meest oorspronkelijk. Vooral _\o. 5 vind ik een juweeltje. (Jok de overige nummers bevatten veel schoous, in de eerste plaats jS'o. 3. kneden Xucht. (Hoc zou bier ecu begeleiding met strijkinstrumenten con sordiui den indruk kunnen verhougen !) lii het begin van No. l is een karakteristiek rhythniiseh motief gevormd, hoewel de klemtoon, op het woordje is vallende, dadelijk eeuigszins stoort. Hieraan beeft de dichteres m hoofdzaak schuld ; toch ware dit te vermijden geweest, wan neer de componist dadelijk een motiefin 'j, S maat bad gekozen. Overigens is dit lied zeer friscli geshagd. liet milist voldeed mij _N"o. 2, vooral wat, het slot betreft. De herhaling van de laatste twee regels verhoogen den indru'k niet, (evenmin bij No. (>). Ook wordt men bij de woorden : :ug 't inox/e eer.ïl goal uuur dmi Itemiil yi, wellicht aan de oudere VaudeviUe-coupletten herinnerd, wanneer die eens ernstig waren, terwijl ik bij de tweede herhaling van die woorden iu gedachte opeens een l'rauscbeii Opera-tenor voor mij zag, die met cmphase zong : Je fiiiaic, je t tijijxii'tiini!' ujuiiiitix. Die woorden zouden m. i. beter bij de/o muzikale frase gepast hebben. Het nobel gehouden karakter van de begelei ding bij dit gedeelte heeft niet kunnen beletten, dat ik bovenstaaiiden indruk kreeg. De inspiratie van Mej. Hennes geeft ecue eigen aardig intieme kunst. Daar is baar talent volstrekt niet minder om. Integendeel zij heeft haar genre a die. Ik haal dit alleen aan om te bewijzen, dat wanneer Mej. van Hennes buiten haar sfeer treedt, en een oogeublikken conventioneel wil worden, hare guitige natuur baar parten speelt en er haar onbewust toe brengt, een heel klein beetje te parodieeren. In dit bundeltje is zooveeel aanwezig van mej. Hennes' persoonlijkheid eu bovendien ziju deze lied, kenszoo aantrekkelijk om te zingen ca zoo prac tisch voor de stem geschreven, dat ik ze met volle overtuiging en met, nadruk aanbeveel. De aantrek kelijke stof is gedicht door de dames: Agatnc Snellen, Anna vau Harpen Kuyper, Ca. Xappeyae v. d. Coppello en Louisc de (Jlercq. 2. Aquarellen voor Klavier door Ulfert Scliults opus 1. (f) Deze Aquarellen van een jong Amsterdamscb componist bestaan uit, zes nummers, waarvau twee een bewegelijk eu de overige een lyrisch karakter hebben. Dat de zangerige nummers de overhand hebben is natuurlijk, omdat de componist zeer jong is en hij dus iu zijne fantasieën liever droomerig dan hartstochtelijk wil zijn. In dit eerste genre is hij dan ook bet gelukkigst, hoewel de ande-en goed bewerkt, doch m. i. meer gemaakt, dan wel yedi'cl/l ziju. Alle nummers geven getuigenis vau degelijke theoretische studie en zijn (afgescheiden dat de moeielijkhedeu vau sommige nummers wat vereenvoudigd hadden kunnen ziju) practisch voor klavier geschreven. Bij een Opus I. komt het er vooral op aan na te saau, of de componist voor de toekomst belooft en niet of zijn arbeid in alle opzichten reeds rijp mag genoemd worden. Ik vermeld met genoegen dat ik dit opus I vai den lieer Seliults werkelijk eeue belofte zie en dus is liet mij aangenaam dit werk aan te kondigen. Wel staat, de vinding meestal niet op selijke hoogte ni3t de bewerking en dus zij de componist er vooral opgewezen, dat hij in de keuze vau zijne motieven zeer vccleischeud zij; doeli zijne b'^aafdheid is mij niet te min geblekeu eu hij beeft zooals ik zeidc reeds veel geleerd. Bij no. 4 verwondert het mij dal de componist G'8maat, voorschrijft. Demdo:li-j verlangt lner,duukt mij, beslist '34 maat, daar reeds dadelijk liet accent op il (Ie maat 4Je maatdeel) onnatuurlijk klinkt. Bij dit nummer vond ik vooral de vinding te ge woon, of liever te weinig oorspronkelijk. Xo. 5 (amoroso) is zeer goed bewerkt eu na tuurlijk gedacht, doch aan het, slot. is de heer .Scliults met gelukkig gewejst. Hij wil in de vier laatste maten (impetuoxo en con dol» f e) blijk baar uitdrukken, dat bet hefdegeluk met een slag verbroken wordt o!' dat, bet engagement afraakt. Bij zulk een overgang van stemming kan men, niet meer met een verminderd septiem accoord volstaan. Tegenwoordig ziju wij aan sterker en sprekender tegenstellingen gewoon ; ook bestaat bier gecu enkele reden om van Des gr. t. naar f kl. t. te gaan. K-3n slot in den parallel toonaard bes kl. t. zou ik bier wenschelijker geacht hebben. Dit bundeltje, aan den lieer Vau Tetterode (ziju leermeester) opgedragen, getuigt, zooals ik zeide van des becren Schults begaafdheid en dus zij hij aangemoedigd op den ingeslagen weg voorwaarts te streven. ^Uli'en en flcticecëii: (gedicht vau G. Antheunis) op muziek gezet voor iniüiL-lstem met pianobegeleiding door L. Adr. van Tetterode, opus S (3). Dit, gedicht van den bekenden vlaamscheii dich ter betoogt onwederlegbaar, dat liet leven met zijn tweeen" veel gelukkiger is dan //alleen". Eerst schildert luj een grijsaard, die allleeudoor liet leven is gegaan en geen zorgen doch ook geen geluk kent, want zijn hart is verdroogd, zijn buis leeg en ziju hecr.i koud. Daarom zucht hij : Eilaas l de Lt"J'de ix d'cchia ?ttijxhei't. l u het volgende gedicht gaau twee te zamsn door liet leven. Zij hadden liet arm m bet begin. V Xch'i/irtjtii luid klimt noch knol en 'l wiegnkf, was iuimercol, vul blazende, hongarlrje gasten., doe h de liefde vergoedde dit alles. De arbeid bracht beu vooruit en un rusten zij bij d'eigen lioerd en zeg gen; LifJ'de ix de eclde icijnliei'l. is dit gedicht alleen reeds een weldaad voor verstokte celitiataireu omdat zij hieruit kunnen leereii wat bun later te wachten staat en zich nog kunnen bedenken voor bet te laat is; ik mag er bijvoegen, dat de heer vau Tetterode op zeer sehoouc wijze en met zeer sobere middelen dit gedicht uu/jkaal beeft geïllustreerd. Vooral de declamatie is voortrell'elijk cu hiermede is dus van dit lied, waarin de componist de declamatie als hoofdgedachte heeft gekozen, alles gezegd. De tegenstelling is schoon uitgedrukt, terwijl vinding en bewerking op gelijke hoogte staan. Ik vestig op dit lied de aandacht van alle zangers en zan geressen, die in staat zijn met goede declamatie en muzikale zeggingskracht dit werkje voor te dragen. Voor iieii zat het een dankbaar lied ziju. lu mijne volgende kritieken bespreek ik twee mij toegezonden paedagogisehe werken voor kla vierspelers, v. M. (.'!) Uitgegeven te Amsterdam bij de Algemeen JVIuziekhandel. Prijs ? .'JÜ. (1) Uitgegeven te Utrecht bij J. A. II. AVageuir. Partituur f 1.50, zangstem ? 0.50, (2) Uitgegeven te Amsterdam bij de Algemeene Muziekhandel, 2 doelen, ieder / 0.75. naai Hpaansehen Brabander Jerolimo. Naast een zich vernieuwend Pantheon eene reeks /twulsc/ie Iterclrukktn, en naast deze beide weereene Jlibltot/ieek ran Nederlandse/te letterkunde, terwijl de Nederltiruiiiche klassieken zich handhaven, of eene verjongingskiiur ondergaan; 't beeft er waar lijk iets van, alsof bet publiek hongerig uitziet naar de producten onzer letterkunde van vorige eeuwen, alsof de uitgevers overtuigd ziju, dat oude kunst een courant artikel geworden is. Ku voor de eer onzer litteratuur, n voor onze uitgevers is het te hopen, dat deze verklaringvan het verschijnsel juist is. Den vakman en den liefhebber is in elk geval iedere nieuwe uitgave, als de bovenbedoelde welkom als eene aanlei ding, om opnieuw zich met een ouden kennis bezig te houden, als eene gelegenheid ouk om iets nieuws te vernemen. Zoo verscheen onlangs als No. 5 der Jitüliotlieck tan Nederkmihclie letter kunde ('. A. liredero's Spaanschen Urabander, uitgegeven en run eene inleiding en aanteekenm(jen voorzien door T. Terwey. In de inleiding wordt bet stuk vergeleken met die gedeelten van Mondoza's jMzartllo de Tonnes, welke dun dichter tot model strekten (Mi wordt aangetoond in boever Bredero bij zijne navolging oorspronkelijk wist te blijven. Vervolgens wordt de vraag besproken of men in Jerolimo bet beeld van Hodeiiburg moet zien. Naar men weet zijn de mceningen ten dezen aanzien verdeeld. M. i. is ook do beer Terwey er nog niet in geslaagd de zaak tot klaarheid te brengen, wat ook niet wel mogelijk is, voordat de ontbrekende processtukken, n. 1. de geschriften, waarin reeds bij Bredero's leven de iïjiaanschen Brabander aangevallen werd, ont dekt zijn. Bij de bestrijding der opvatting van Lolfolt c. s. schijnt de beer Terwey echter over bet hoofd gezien te hebben, dat de heer Lnger in zijne Jiiül-ioyrapftie van Bredere bepaald spreekt van eene bizondere sterke gelijkenis tusscben de beeltenissen van .lerolimo en Uodenburgb," terwijl hij er op laat voljren: nle knevel is op dezelfde manier opgedraaid, terwijl de kraag en de hou ding eveneens in beide overeenkomen." \)K gelij kenis wordt dus op den voorgrond gesteld, de overeenkomst m kleedinf/ en houding eerst in de tweede plaats genoemd. In zijn voorbericht zegt de heer Terwey: »Voor de aanteekeningen heb ik natuurlijk een dankbaar gebruik gemaakt van Oudemans' Woor denboek op Jiredero en de uitgaven van Verwijs on van prof. Moltzer. Toch zal men, hoop ik, zien, dat ik ook uit eigen oogen gekeken heb; ik vlei mij, dat mijne aanteekeningen op ver schillende plaatsen de tekstverklaring van den.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl