De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 30 oktober pagina 1

30 oktober 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

LMiooreiÉliijDE IEEKBLADTOOR jan Mag 30 SURROGAAT. Blijspel in. n. "bedrijf OTTO BE NZON S A C O R A. PERSONEN: Hij Zij 37 jaar oud. 27 // Het tooneel stelt voor een smaakvol ingericht schilders-atelier, ouderu'ctsche meubels enz.; aan den wand draperieën, metalen voorwerpen. studies, enz. Op den achtergrond een deur met portière. Links een deur, rechts eem raam; daarbij een ezel met een bijna afgewerkt por tret en een ledepop, bekleed m,et een rok, ver sierd met ridderorden. Op den achtergrond links een gedekte tafel met n couvert. Hij en zij, treden op door de middendeur, waarbij hij de portière wegschuift tot zij binnen is. Zij is in wandeltoilet. Hu. Zoo de woning bevalt u dus? Zu. Ze is allerliefst! Compleet naar mijn zin. Er ligt over het geheel een waas van ouderwetschheid en gezelligheid en, dat er niet van die nieuwerwetsche meubeltjes zijn, is heerlijk! Men is dikwijls huiverig om op een stoel te gaan zitten of eens flink heen en weer te loopen over het tapijt. Hu (glimlacht). Zij (rondziende). En wat is uw atelier mooi (zich tot hem wen dend). U heeft veel smaak. HIJ (spottend). Yroeger ben ik al eens in de gelegenheid ge weest u daarvan het bewijs te geven. ZiJ (bloeend). Ik begrijp niet wat u bedoelt. Hu. Ja, dat begrijpt u wél '?? anders zou u niet zoo'n kleur krijgen. Zu. Ik ... een kleur krijgen ?. . . Hu. Denkt u dat ik geen verstand van kleuren heb ? Zu. Nu, als u niet bloost, dan wil dat nog niet zeggen, dat daarvoor geen reden zou zijn. Hu. Waarover zou ik me hebben te schamen? Zu. Over uw gebrek aan kieschheid. HIJ. Zoo! Zu. Genoeg hiervan .... Ik huur de villa als u er niets tegen hebt. Hu. Ja, dat heb ik eigenlijk wel. .. Zu. Zoo ! .. .. en wat dan ? Hu. Mijn plan was haar aan een schilder te ver huren. Zu. Dat stond toch niet in de advertentie. HIJ. Neen! Maar 't zou toch jammer zijn van de woning. Het atelier is zoo uitstekend! en aan goede ateliers is hier waarlijk gebrek. Zu. U wilt mij de villa niet verhuren? Hu. Zeker wel! Maar dau moet u 't atelier weer aan een schilder verhuren. Zu. Maar dat zal niet gaan. II u. "Waarom niet? Zu. Als allén wonende dame kan ik het atelier toch niet aan een owgehuwd artiest . . . Hu. Die deur kan afgesloten worden . . . maar bo vendien, er zijn toch ook wel getrouwde kunstenaars. Zu. Ja .. a .. dan zou het in ieder geval ecu gehuwde moeten wezen. Maar, (een zuchtje) evenwel . . Hu. Ik sta op die voorwaarde. Zu. En als ik nu eens heel vriendelijk verzoek. Hu. Dau zeg ik : neen ! Zu (it'tii'at koket). Hoe kan u dat im over uw hart verkrijgen. Hu. Heeft u dan nooit ,,ucen!'' gezegd ? Zu (icendf zich ecu beetje knorrig «?). Nu, enfin! als 't niet anders kan. Hu. We zijn liet dus eens? Zu. Ja ja, men moet maar nemen wat men krij gen kan. Hu. Zeer juist! en dan maar zijn best doen daarmee tevreden te wezen. Zu (na een poos zwijyens). Hoe lang denkt u buitenslands te blijven? Hu. Zoo lang als mijn beurs het uithoudt. Zu. Heeft u een stipendium gekregen? HIJ. Neen, ik heb mijn groote schilderij van de tentoonstelling verkocht voor zes duizend gulden en dat geldje ga ik nu maar verrcizen. Zu. Waarom gaat u eigenlijk op reis? HIJ. Om nieuwe indrukken op te doen!" dat is immers de geijkte term voor zulke boemeltochtjes? Zu. Ik kaa roe die liefhebberij niet begrijpen, als men zoo'n allerbekoorlijkst thuis heeft. Hu. Woning! Zu. U zegt? Hu. Ik zeg: Woning... ik ben een nloopend heer. Zu. Ik begrijp u niet. Hu. Een jongeheereverblijf is geen THUIS maar een WONISG. Zu. Dat is nog de vraag. Hu. Neen, dat heeft u mis! Een woning is het Surrogaat voor een thuis en een nloopeud Heer moet met zoo'n surrogaat maar tevreden zijn. Zu. Dan moet u maar trouwen dan krijgt ge een thuis. Hu. Ja-a, daar heb ik ook wel eens over gedacht... maar 't is de vraas of' het de moeite waard is zoo'n risico te loopen. Maar we moeten ons hier op aarde zoo dikwijls met Surrogaten behelpen dat een enkel meer of minder er niet op aan komt. (Al sprekende heeft hij zijn wliildcrxijiirreilschup geordend /"n haar den rui/ toegekeerd). Zu. j Maar foei! ik geloof dat ik u ophoud ... is er haast bij uw werk? Hu. Nu'. .. .hm'.. .. in ieder geval moet ik den rok vau dezen man nog afmaken, intusscheu .. . Zu. Hè! zou u niet ecu beetje kunnen werken, terwijl ik stil toekijk? Dat vind ik zoo aardig. Hu. Ja maar kan dat nu wel ? u eene alleen wonende dame . . . Zu. U is ondeugend, me zoo te plagen! Hu. Nu, ik zal 't natuurlijk allergenoegclijkst vinden. (Hij neemt palet en penseel op en, heg in l'til schil derende een deuntje ie Jluite-n). Hemeische goed heid ! Vergeef me! Zu (lachend). O, dat is niets! (zij gunt zitten). IIu (na eeniii cicijgen). Is u dezen winter dikwijls naar de Comcdie ge weest? Zu (kijkt hem even inni en. glimlacht). Maar mijnheer, u is volstrekt niet verplicht mij bezig te houden. IIu (schudt lachend het hoofd). Zu (na eenii/ ziriji/en). Ik zal u wat zeggen ik ben het niet eens met wat u daareven zeide, namelijk dat men tegen woordig met surrogaten tevreden moet zijn. Hu. Hoe zoudt go dat ook? Wie was 't ooit, met een onaangename waarheid eens! Zu. Maar het is niet waar. Hu. Tut, tut, melieve Mevrouwtje! /ie nu bij voor! beeld eens hier! Jk schilder daar het portret vau j een minister, met ecu ledepop als model. Ziet u, l nu is in dit geval die ledepop het surrogaat voor j een Minister. Ja, waarlijk, in velerlei gevallen l moeten wc ons behelpen met surrogaten. Zu (/<<?/ hoofd schuddend). U heeft de gave, ernst en kortswijl zoo dooreen te haspelen, dat men niet weet wat men aan u j heeft. U is nog precies dezelfde als vroeger. Hu. Ja, wat zal ik u zeggen! Het schijnt nu een maal niet iu mijn aard te liggen, om, zooals de dienstboden zeggen: eens te veranderen". Zl.1 (s)iollciid). Dat is nu zeker het surrogaat voor een geestigheid. IIu (gl!iiilae/if) Hum! Zu. Met dat al is het toch vreemd, dat u niet ge trouwd is. Hu (ziet haar aan). Zu (verlegen). Ik bedoel dit u zal toch zeker menige vrouw ontmoet hebben, die .. . Hu. Vrouw ? U wilt zeggen: Dame! (keert zich naar haar toe, en zegt schertaend): Een dame is dikwijls niet meer dan het surrogaat voor eene vrouw. Zu. U is onuitstaanbaar met uw surrogaten! En bovendien !t is niet waar. U zegt dat alleen maar omdat u pessimist is en in die kwaliteit ver plicht, om alles door een zwarten bril te zien. Hu. Maar zeg mij dan eens, Mevrouw ! Is u tevreden met uw lot? Zu (met overtuiging). Ja! Hu (lacht). Zu. Waarom lacht u? Hu. Dat ja! sluit zoo prachtig op mijn Surrogaat theorie. Eene jonge weduwe, die tevreden is met haar lot ! het doet er niet toe of ze dat is, ondanks of ten gevolge van haar weduwenstaat. Zu. Dat is niet lief van u. Hu. Maar mij dunkt dat het zeer juist is; want de groote kunst in 't leven is, dat men zich weet te behelpen. //Quand on n'a pas ce qu'on aime, il faut aimer ce qu'on a" ze; eens een wijs man, of, zoo als u zoo even zeer ad rem aanmerkte, //men moet nemen wat men krijgen kan!" Zu. Ja! In het dispuut ben ik niet tegen u opge wassen; maar ik voel dat u ongelijk heeft omdat de zaken een anderen keer genomen hebben dau ons door de fantaisie der jeugd was voorgespiegeld, daarom vergenoegen we ons nog niet met Surro gaten. We kunnen, óók al hebben we het doel bereikt waarnaar we streefden, toch teleurgesteld wezen. Illusies vertoonen zich gewoonlijk in een bekoorlijk licht maar een Surrogaat is toch iets geheel anders dan wat het moet vervangen. IIu. Volkomen juist! En in den regel moeten wij ons ook met heel wat anders tevreden stellen dan wat we najaagden dit slaat op eiken levenstoestand, dien we ons maar denken kunnen maar ook op dien, welke bij slot van rekening de gewichtigste is en blijven zal de verhouding tussehen man en vrouw, en zie nu eens goed om u heen. Zou u denken, dat al die oude jougeheercn ongehuwd zijn gebleven, omdat zij nooit iemand lief hadden? Zu. Nee .. . u ! Hu. Geloof mij . .. zoo'u ouwe jongenheer die zonder ecnigc illusie, om zoo te /eggen werktuigelijk zijn eenzame kluis betreedt, nadat hij in koffiehuis of sociëteit den avond heeft doorgeworsteld, heeft zich in zijn jongen tijd heel wat anders voorgesteld. Zu. Natuurlijk ! Hu. En dau die bejaarde dames al mogen ze ook niet altijd onder de beminnelijksten harer soort gerekend worden hebbeu misschien menigmaal gedroomd dat ze met een blondlokkig engeltje op haar schoot zouden zitten en moeten zicli later tevre den stellen met een .... schoothondje '. Zu. Ja, maar al de gehuwden dan .... Hu. De gehuwden; hoeveel procent van de huwe lijken kan men gelukkig noemen ? Zu. Ik hoop toch, dat vele. . . . Hu. Ja, ik bedoel natuurlijk niet die, welke men gewoonlijk zoo noemt - want in den regel noemt men een huwelijk al gelukkig als man en vrouw niet ieder hun eigen weg gaan. Ik bedoel waarlijk gelukkige huwelijken die, waarin hij en zij elkaar liefhebben eu blijven beminnen. Waarlijk, ook in het huwelijk moet men zich dikwijls met iets an ders behelpen dan men zich heeft voorgesteld.. . . Zu. Och, dunkt u? Hu. Ja! om er nog niet eens van te spreken, dat menigeen die trouwt niet hem of haar krijgt, die zij of hij eigentlijk wilde hebben. Zu (//(. zichtelve). Dat is waar ! IIu. Om kort te gaan : die niet trouwde heeft niet gekregen die hij wilde hebben en die wél trouw de dikwijls een ander. - Zu. Nu, ik moet zeggen, u ziet het leven pleizierig aan' Trouwt men. dan deugt het niet en trouwt men niet, dan deugt het ook niet. Hu (leuk). Nceu, dan deugt het heelemaal niet. Zu. (iocd, dan... maar waarom is U dan niet ge trouwd ? IIu. Omdat: niemand me hebben wou. Zu (ln-ijjili-nih. Kom '. kom l Hu. Denkt u dan dat men, als men trouwen wil, altijd wel een vrouw kan vinden '? Zu. Neen, dat denk ik in 't geheel niet. Hu. Maar wat denkt u dan ? Zu. Och ik denk... ik denk. .. Hu. Men kan toch geen meisje vragen als zij van haar kant geen bewijs van toenadering geeft; doet zij dat wel, dan moet zij hem ook nemen (langs zijn neus weg). Er was eens een jonge dame die mij aanmoedigde en toen ik haar vroeg, wees zij mij af, ? dat was bizonder pleizierig. Zu. De heeren vatten dikwijls iets als een aanmoe diging op, wat niet zoo bedoeld wordt. Hu. Juist! en dat is in den regel de schuld van de dames. Zn. Nu ja, ik was in der tijd een beetje koket dat wil ik toegeven maar hoe had ik bij mijn opvoeding ook anders kunnen zijn ? HIJ. Bij uw opvoeding ? u was toch op een der beste kostscholen geweest. Zu. Juist daarom. Eene school waar de meisjes babbelaclitig en de onderwijzeressen geaffecteerd zijn ; daar leert men ook wat ! Hu. Kom, kora ! Bovendien had ik ook geen moeder, die mij leiden kon. Het is een «vonder, dat er nog iets van me terecht gekomen is. Hu. Ik zag in u eene zeer wel opgevoede jonge dame, die maar n gebrek had, namelijk.... Zu (invallend). O, u heeft geen recht mij iets te verwijten. Ik heb u nooit boven anderen voorgetrokken en het was dan ook niet meer dan natuurlijk, dat ik u toen nog niet naar waarde wist te schatten. Hu (glimlachend). Toen? Zu (evenzoo). Ja, uu vind ik u onweerstaanbaar, maar toen was ik nog maar een bakvischje, een jong ding. Hu. ' Volkomen waar. j Zu. l Ja ! en uw geheele persoon, uw vreemde bewei gingen, uw sarcastische opmerkingen en vooral dat ironische lachje, dat iemand midden in een zin deed \ ophouden, uit angst dat men iets heel doms gezegd had, was afschrikkend voor een zeventien-jarig meisje! Op dien leeftijd kunnen wij zooveel geest nog niet waardeeren. Hu. Maar moet men dan zoo uitstekend den schijn aannemen dat men dat wél kan ? Ik was tegen u juist zooals tegenover ieder ander. Hu. Maar daar kon ik toch niet uit opmaken, dat u een ander boven mij steldet. Zu (glimlachend). U is waarlijk amusant. HIJ. Nu, ja dat is altijd beter dan vervelend maar daar denkt u misschien auders over althans toen deed u dat. Zu (haalt de schouders op). Hu. Weet u wat merkwaardig is? bijna nooit hoor ik over een engagement spreken of ik verbaas me er over, dat zij hem, of hij haar heeft willen hebben. Zu. II wil zeggen, het verbaast u bijna altijd, dat zij hem, heeft willen hebben. Hu. Waarom denkt u dat? Zu. Omdat u een heer is; als u een dame was, zou juist het, omgekeerde het geval zijn. IIu. Dat is zeer waarschijnlijk. Zu (ondeugend). Eigenlijk kent u maar n man, met wien ieder meisje gelukkig zou moeten worden. Hu. U bedoelt, natuurlijk dat ik die man meen te zijn. Zu (knikt). J l u. Neen, dat is toch zoo niet ik kan me zeer goed begrijpen, dat ik een meisje niet beval maar als ik dan later zie aan welk een prachtexemplaar ze boven mij den voorkeur gaf dan... Zu. Dan? Hu. Dau deuk ik, eerlijk opgebiecht, dat zij even goed itiij had kunnen kiezen. Weet u, wat ik al dikwijls heb opsemerkt? Hu. Wat dan?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl