Historisch Archief 1877-1940
LMiooreiÉliijDE
IEEKBLADTOOR
jan Mag 30
SURROGAAT.
Blijspel in. n. "bedrijf
OTTO BE NZON
S A C O R A.
PERSONEN:
Hij
Zij
37 jaar oud.
27 //
Het tooneel stelt voor een smaakvol ingericht
schilders-atelier, ouderu'ctsche meubels enz.;
aan den wand draperieën, metalen voorwerpen.
studies, enz. Op den achtergrond een deur met
portière. Links een deur, rechts eem raam;
daarbij een ezel met een bijna afgewerkt por
tret en een ledepop, bekleed m,et een rok, ver
sierd met ridderorden. Op den achtergrond links
een gedekte tafel met n couvert.
Hij en zij, treden op door de middendeur, waarbij
hij de portière wegschuift tot zij binnen is. Zij
is in wandeltoilet.
Hu.
Zoo de woning bevalt u dus?
Zu.
Ze is allerliefst! Compleet naar mijn zin. Er
ligt over het geheel een waas van
ouderwetschheid en gezelligheid en, dat er niet van die
nieuwerwetsche meubeltjes zijn, is heerlijk! Men
is dikwijls huiverig om op een stoel te gaan zitten of
eens flink heen en weer te loopen over het tapijt.
Hu (glimlacht).
Zij (rondziende).
En wat is uw atelier mooi (zich tot hem wen
dend). U heeft veel smaak.
HIJ (spottend).
Yroeger ben ik al eens in de gelegenheid ge
weest u daarvan het bewijs te geven.
ZiJ (bloeend).
Ik begrijp niet wat u bedoelt.
Hu.
Ja, dat begrijpt u wél '?? anders zou u niet
zoo'n kleur krijgen.
Zu.
Ik ... een kleur krijgen ?. . .
Hu.
Denkt u dat ik geen verstand van kleuren heb ?
Zu.
Nu, als u niet bloost, dan wil dat nog niet
zeggen, dat daarvoor geen reden zou zijn.
Hu.
Waarover zou ik me hebben te schamen?
Zu.
Over uw gebrek aan kieschheid.
HIJ.
Zoo!
Zu.
Genoeg hiervan .... Ik huur de villa als u er
niets tegen hebt.
Hu.
Ja, dat heb ik eigenlijk wel. ..
Zu.
Zoo ! .. .. en wat dan ?
Hu.
Mijn plan was haar aan een schilder te ver
huren.
Zu.
Dat stond toch niet in de advertentie.
HIJ.
Neen! Maar 't zou toch jammer zijn van de
woning. Het atelier is zoo uitstekend! en
aan goede ateliers is hier waarlijk gebrek.
Zu.
U wilt mij de villa niet verhuren?
Hu.
Zeker wel! Maar dau moet u 't atelier weer
aan een schilder verhuren.
Zu.
Maar dat zal niet gaan.
II u.
"Waarom niet?
Zu.
Als allén wonende dame kan ik het atelier toch
niet aan een owgehuwd artiest . . .
Hu.
Die deur kan afgesloten worden . . . maar bo
vendien, er zijn toch ook wel getrouwde kunstenaars.
Zu.
Ja .. a .. dan zou het in ieder geval ecu gehuwde
moeten wezen. Maar, (een zuchtje) evenwel . .
Hu.
Ik sta op die voorwaarde.
Zu.
En als ik nu eens heel vriendelijk verzoek.
Hu.
Dau zeg ik : neen !
Zu (it'tii'at koket).
Hoe kan u dat im over uw hart verkrijgen.
Hu.
Heeft u dan nooit ,,ucen!'' gezegd ?
Zu (icendf zich ecu beetje knorrig «?).
Nu, enfin! als 't niet anders kan.
Hu.
We zijn liet dus eens?
Zu.
Ja ja, men moet maar nemen wat men krij
gen kan.
Hu.
Zeer juist! en dan maar zijn best doen daarmee
tevreden te wezen.
Zu (na een poos zwijyens).
Hoe lang denkt u buitenslands te blijven?
Hu.
Zoo lang als mijn beurs het uithoudt.
Zu.
Heeft u een stipendium gekregen?
HIJ.
Neen, ik heb mijn groote schilderij van de
tentoonstelling verkocht voor zes duizend gulden
en dat geldje ga ik nu maar verrcizen.
Zu.
Waarom gaat u eigenlijk op reis?
HIJ.
Om nieuwe indrukken op te doen!" dat is
immers de geijkte term voor zulke boemeltochtjes?
Zu.
Ik kaa roe die liefhebberij niet begrijpen, als
men zoo'n allerbekoorlijkst thuis heeft.
Hu.
Woning!
Zu.
U zegt?
Hu.
Ik zeg: Woning... ik ben een nloopend
heer.
Zu.
Ik begrijp u niet.
Hu.
Een jongeheereverblijf is geen THUIS maar een
WONISG.
Zu.
Dat is nog de vraag.
Hu.
Neen, dat heeft u mis! Een woning is het
Surrogaat voor een thuis en een nloopeud Heer
moet met zoo'n surrogaat maar tevreden zijn.
Zu.
Dan moet u maar trouwen dan krijgt ge
een thuis.
Hu.
Ja-a, daar heb ik ook wel eens over gedacht...
maar 't is de vraas of' het de moeite waard is
zoo'n risico te loopen. Maar we moeten ons hier
op aarde zoo dikwijls met Surrogaten behelpen
dat een enkel meer of minder er niet op aan
komt.
(Al sprekende heeft hij zijn
wliildcrxijiirreilschup geordend /"n haar den rui/ toegekeerd).
Zu.
j Maar foei! ik geloof dat ik u ophoud ... is er
haast bij uw werk?
Hu.
Nu'. .. .hm'.. .. in ieder geval moet ik den rok
vau dezen man nog afmaken, intusscheu .. .
Zu.
Hè! zou u niet ecu beetje kunnen werken,
terwijl ik stil toekijk? Dat vind ik zoo aardig.
Hu.
Ja maar kan dat nu wel ? u eene alleen wonende
dame . . .
Zu.
U is ondeugend, me zoo te plagen!
Hu.
Nu, ik zal 't natuurlijk allergenoegclijkst vinden.
(Hij neemt palet en penseel op en, heg in l'til schil
derende een deuntje ie Jluite-n). Hemeische goed
heid ! Vergeef me!
Zu (lachend).
O, dat is niets! (zij gunt zitten).
IIu (na eeniii cicijgen).
Is u dezen winter dikwijls naar de Comcdie ge
weest?
Zu (kijkt hem even inni en. glimlacht).
Maar mijnheer, u is volstrekt niet verplicht mij
bezig te houden.
IIu (schudt lachend het hoofd).
Zu (na eenii/ ziriji/en).
Ik zal u wat zeggen ik ben het niet eens
met wat u daareven zeide, namelijk dat men tegen
woordig met surrogaten tevreden moet zijn.
Hu.
Hoe zoudt go dat ook? Wie was 't ooit, met
een onaangename waarheid eens!
Zu.
Maar het is niet waar.
Hu.
Tut, tut, melieve Mevrouwtje! /ie nu bij
voor! beeld eens hier! Jk schilder daar het portret vau
j een minister, met ecu ledepop als model. Ziet u,
l nu is in dit geval die ledepop het surrogaat voor
j een Minister. Ja, waarlijk, in velerlei gevallen
l moeten wc ons behelpen met surrogaten.
Zu (/<<?/ hoofd schuddend).
U heeft de gave, ernst en kortswijl zoo dooreen
te haspelen, dat men niet weet wat men aan u
j heeft. U is nog precies dezelfde als vroeger.
Hu.
Ja, wat zal ik u zeggen! Het schijnt nu een
maal niet iu mijn aard te liggen, om, zooals de
dienstboden zeggen: eens te veranderen".
Zl.1 (s)iollciid).
Dat is nu zeker het surrogaat voor een geestigheid.
IIu (gl!iiilae/if) Hum!
Zu.
Met dat al is het toch vreemd, dat u niet ge
trouwd is.
Hu (ziet haar aan).
Zu (verlegen).
Ik bedoel dit u zal toch zeker menige vrouw
ontmoet hebben, die .. .
Hu.
Vrouw ? U wilt zeggen: Dame! (keert zich naar
haar toe, en zegt schertaend): Een dame is dikwijls
niet meer dan het surrogaat voor eene vrouw.
Zu.
U is onuitstaanbaar met uw surrogaten! En
bovendien !t is niet waar. U zegt dat alleen maar
omdat u pessimist is en in die kwaliteit ver
plicht, om alles door een zwarten bril te zien.
Hu.
Maar zeg mij dan eens, Mevrouw ! Is u tevreden
met uw lot?
Zu (met overtuiging).
Ja!
Hu (lacht).
Zu.
Waarom lacht u?
Hu.
Dat ja! sluit zoo prachtig op mijn Surrogaat
theorie. Eene jonge weduwe, die tevreden is met
haar lot ! het doet er niet toe of ze dat is,
ondanks of ten gevolge van haar weduwenstaat.
Zu.
Dat is niet lief van u.
Hu.
Maar mij dunkt dat het zeer juist is; want de
groote kunst in 't leven is, dat men zich weet te
behelpen. //Quand on n'a pas ce qu'on aime, il faut
aimer ce qu'on a" ze; eens een wijs man, of, zoo
als u zoo even zeer ad rem aanmerkte, //men moet
nemen wat men krijgen kan!"
Zu.
Ja! In het dispuut ben ik niet tegen u opge
wassen; maar ik voel dat u ongelijk heeft omdat
de zaken een anderen keer genomen hebben dau
ons door de fantaisie der jeugd was voorgespiegeld,
daarom vergenoegen we ons nog niet met Surro
gaten. We kunnen, óók al hebben we het doel
bereikt waarnaar we streefden, toch teleurgesteld
wezen. Illusies vertoonen zich gewoonlijk in een
bekoorlijk licht maar een Surrogaat is toch
iets geheel anders dan wat het moet vervangen.
IIu.
Volkomen juist! En in den regel moeten wij
ons ook met heel wat anders tevreden stellen
dan wat we najaagden dit slaat op eiken
levenstoestand, dien we ons maar denken kunnen
maar ook op dien, welke bij slot van rekening de
gewichtigste is en blijven zal de verhouding
tussehen man en vrouw, en zie nu eens goed om
u heen. Zou u denken, dat al die oude
jougeheercn ongehuwd zijn gebleven, omdat zij nooit
iemand lief hadden?
Zu.
Nee .. . u !
Hu.
Geloof mij . .. zoo'u ouwe jongenheer die zonder
ecnigc illusie, om zoo te /eggen werktuigelijk zijn
eenzame kluis betreedt, nadat hij in koffiehuis of
sociëteit den avond heeft doorgeworsteld, heeft
zich in zijn jongen tijd heel wat anders voorgesteld.
Zu.
Natuurlijk !
Hu.
En dau die bejaarde dames al mogen ze ook
niet altijd onder de beminnelijksten harer soort
gerekend worden hebbeu misschien menigmaal
gedroomd dat ze met een blondlokkig engeltje op
haar schoot zouden zitten en moeten zicli later tevre
den stellen met een .... schoothondje '.
Zu.
Ja, maar al de gehuwden dan ....
Hu.
De gehuwden; hoeveel procent van de huwe
lijken kan men gelukkig noemen ?
Zu.
Ik hoop toch, dat vele. . . .
Hu.
Ja, ik bedoel natuurlijk niet die, welke men
gewoonlijk zoo noemt - want in den regel noemt
men een huwelijk al gelukkig als man en vrouw
niet ieder hun eigen weg gaan. Ik bedoel waarlijk
gelukkige huwelijken die, waarin hij en zij elkaar
liefhebben eu blijven beminnen. Waarlijk, ook in
het huwelijk moet men zich dikwijls met iets an
ders behelpen dan men zich heeft voorgesteld.. . .
Zu.
Och, dunkt u?
Hu.
Ja! om er nog niet eens van te spreken, dat
menigeen die trouwt niet hem of haar krijgt, die
zij of hij eigentlijk wilde hebben.
Zu (//(. zichtelve).
Dat is waar !
IIu.
Om kort te gaan : die niet trouwde heeft niet
gekregen die hij wilde hebben en die wél trouw
de dikwijls een ander.
- Zu.
Nu, ik moet zeggen, u ziet het leven pleizierig
aan' Trouwt men. dan deugt het niet en trouwt
men niet, dan deugt het ook niet.
Hu (leuk).
Nceu, dan deugt het heelemaal niet.
Zu.
(iocd, dan... maar waarom is U dan niet ge
trouwd ?
IIu.
Omdat: niemand me hebben wou.
Zu (ln-ijjili-nih.
Kom '. kom l
Hu.
Denkt u dan dat men, als men trouwen wil,
altijd wel een vrouw kan vinden '?
Zu.
Neen, dat denk ik in 't geheel niet.
Hu.
Maar wat denkt u dan ?
Zu.
Och ik denk... ik denk. ..
Hu.
Men kan toch geen meisje vragen als zij van
haar kant geen bewijs van toenadering geeft;
doet zij dat wel, dan moet zij hem ook nemen
(langs zijn neus weg). Er was eens een jonge dame
die mij aanmoedigde en toen ik haar vroeg, wees
zij mij af, ? dat was bizonder pleizierig.
Zu.
De heeren vatten dikwijls iets als een aanmoe
diging op, wat niet zoo bedoeld wordt.
Hu.
Juist! en dat is in den regel de schuld van de
dames.
Zn.
Nu ja, ik was in der tijd een beetje koket
dat wil ik toegeven maar hoe had ik bij mijn
opvoeding ook anders kunnen zijn ?
HIJ.
Bij uw opvoeding ? u was toch op een der beste
kostscholen geweest.
Zu.
Juist daarom. Eene school waar de meisjes
babbelaclitig en de onderwijzeressen geaffecteerd
zijn ; daar leert men ook wat !
Hu.
Kom, kora !
Bovendien had ik ook geen moeder, die mij
leiden kon. Het is een «vonder, dat er nog iets
van me terecht gekomen is.
Hu.
Ik zag in u eene zeer wel opgevoede jonge
dame, die maar n gebrek had, namelijk....
Zu (invallend).
O, u heeft geen recht mij iets te verwijten. Ik
heb u nooit boven anderen voorgetrokken en
het was dan ook niet meer dan natuurlijk, dat ik
u toen nog niet naar waarde wist te schatten.
Hu (glimlachend).
Toen?
Zu (evenzoo).
Ja, uu vind ik u onweerstaanbaar, maar toen
was ik nog maar een bakvischje, een jong ding.
Hu.
' Volkomen waar.
j Zu.
l Ja ! en uw geheele persoon, uw vreemde
bewei gingen, uw sarcastische opmerkingen en vooral dat
ironische lachje, dat iemand midden in een zin deed
\ ophouden, uit angst dat men iets heel doms gezegd
had, was afschrikkend voor een zeventien-jarig
meisje! Op dien leeftijd kunnen wij zooveel geest
nog niet waardeeren.
Hu.
Maar moet men dan zoo uitstekend den schijn
aannemen dat men dat wél kan ?
Ik was tegen u juist zooals tegenover ieder
ander.
Hu.
Maar daar kon ik toch niet uit opmaken, dat u
een ander boven mij steldet.
Zu (glimlachend).
U is waarlijk amusant.
HIJ.
Nu, ja dat is altijd beter dan vervelend maar
daar denkt u misschien auders over althans toen
deed u dat.
Zu (haalt de schouders op).
Hu.
Weet u wat merkwaardig is? bijna nooit hoor
ik over een engagement spreken of ik verbaas me
er over, dat zij hem, of hij haar heeft willen hebben.
Zu.
II wil zeggen, het verbaast u bijna altijd, dat zij
hem, heeft willen hebben.
Hu.
Waarom denkt u dat?
Zu.
Omdat u een heer is; als u een dame was, zou
juist het, omgekeerde het geval zijn.
IIu.
Dat is zeer waarschijnlijk.
Zu (ondeugend).
Eigenlijk kent u maar n man, met wien ieder
meisje gelukkig zou moeten worden.
Hu.
U bedoelt, natuurlijk dat ik die man meen te
zijn.
Zu (knikt).
J l u.
Neen, dat is toch zoo niet ik kan me zeer
goed begrijpen, dat ik een meisje niet beval
maar als ik dan later zie aan welk een
prachtexemplaar ze boven mij den voorkeur gaf dan...
Zu.
Dan?
Hu.
Dau deuk ik, eerlijk opgebiecht, dat zij even
goed itiij had kunnen kiezen.
Weet u, wat ik al dikwijls heb opsemerkt?
Hu.
Wat dan?