Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 801.
Zu.
Dat zij, die zooveel aan te merkeu hebbeu op
'anderen, in den regel te veel schik hebben in hun
eigen persoontje.
Hu.
Dat kan u toch van mij niet zeggen.
Zu.
In ieder geval heeft u toch meer op met u
zelven dan met uw medemensch.
Hu.
Hum! dat weet ik niet misschien is 't wel
afgunst, die in zulke gevallen den geest der kritiek
oproept en, eerlijk gezegd, ik dacht eigenlijk niet
zoo zeer aan hem die uitverkoren werd ....
Zu.
Inderdaad ?
Hu.
Er was zelfs een tijd, waarin ik vermoedde dat
een geheel ander....
Zu (in zich zelve').
Ja, ik ook.
Hu.
Wat blieft u?
O, niets, niets!
Zu.
Hu.
Maar juist, die andere engageerde zich en huwde.
Zu (in gedachten').
Ja .... ja ....
Hu (glimlachend).
En een jaar later was u ook getrouwd, weer
met een ander.
Zu (ernstig).
Ja....
Hu.
Och! 't is goed dat er nog menschen zijn die
gelukkig kunnen worden.
Zu (een beetje bitter').
U zou immers evengoed gelukkig hebben kun
nen worden als u getrouwd was.
Hu (verbaasd).
Is dat uw overtuiging?
Zu.
Ja, zeker! Maar och, laten we daar niet verder
over uitweiden. Als men 't verleden herdenkt
roept men niet altijd aangename herinneringen op
(een oogenblik stilte). Kom I ik moet waarlijk weg
(kijkt op haar horloge) 't is al over twaalven.
Hu.
Al zoo laat!J Ja, de tijd vliegt om als men in
zuik goed gezelschap is.
Zu.
U is wel beleefd.
Hu.
O, ik had geen plan u een complimentje te
maken.
Zu (biedt hèin- haar hand).
Adieu!
HIJ (houdt haar hand vast).
Wilt u me de eer niet aandoen mijn eenvoudig
dejeuuer te deelen?
Zu (haar hand terugtrekkend).
Meent u dat in ernst?
HIJ.
Zeker! Als ik nu maar mocht gelooveu, dat u
er ook lust in hebt dan ...
Zu (spottend).
Ik zou wel willen maar dat kan toch niet.
Hu.
En waarom niet?
Zu (spottend).
Wat zouden de menschen er wel van zeggen?
Hu.
De mensehen! O, als u wist hoe 'n hekel ik
aan die woorden heb ... Ik heb er me nooit over
bekommerd wat de menschen er van zeggen zouden
als ik iets deed, waar geen kwaad in steekt.
Zu.
En de menschen denken toch dikwijls dat er wwl
wat in steekt.
Hu.
Laat ze deuken wat ze willen!
Zu.
Dank u wel ! U is een man, ik ben maar eene
vrouw . ..
Hu.
Wat 'n dwaasheid en bovendien niemand
weet er immers iets van (dringend) niet waar, u
blijft? U zal eens zien hoe gezellig en amusant
het is; me dunkt dat kan u toch wel voor ecu
oud vriend doen. Zie, de tafel is al gedekt. ik
dejeuueer liefst hier, omdat het iu de eetkamer
zoo koud is ....
Zu.
Ik moest het eigentlijk niet doen
Hu.
Zeker, daar is wel wat van aan; maar wat doet
het er toe? Het zou al heel treurig zijn als men
alles naliet wat de mcnschcu onbehoorlijk kunnen
vinden. Wil u uw mantel niet afdoen?
Zu (hoofdseliH.ildcnd, laat zich van huur ?niiintel
ontdoen maar houdt den hoed op).
Hu (schuift de tafel -naar voren).
Ziet u, alles staat klaar, ik zal uu nog even
een couvert krijgen. (Zei een boni op tafel <>n
krijgt een glas vit dr kust). Zie zoo! (hij mankt
een buiging en biedt hu u f den u nu).
Mag ik het genoegen hebben? Ik behoef me nu
gelukkig niet lang te bedeuken, me ik naar tafel
zal geleiden.
Zu (zijn- arm nemend).
U is een gevaarlijk meusch.
Hu.
Hm, Hm ! ga zitten. (Zij gaan gitten). Als ik
nu maar wist, wat uw lieveliugskostje is! (hij pre
senteert haar brood).
Zu (glimlachend nemend).
Dank u !
Hu.
Mag ik u nu een stukje kip snijden ?
Zu.
Heel graag !
Uu.
(Hij tracht te t rancliee ren maar heeft er den
slag niet van).
Zu.
Eoei! wat mishandelt u dat diertje zal ik u
dat eens voordoen... Ziet u dat doet men zóó...
Hu (kijkt achterover 'in zijn stoel leunend naar
haar).
Héwat ziet er dat gezellig uit: 't gaat u aller
liefst af zoo voor huisvrouw te spelen.
Zu (een stukje op zijn bord leggende).
Ik zal u maar eens bedienen.
Hu.
Vriendelijk dank! (Schenkt wijn in, neemt zijn
glas op en knikt haar toe). (Zij klinken en drin
ken zij begint te eten hij kijkt haar aan).
Zu.
Maar u eet niet!
Hu.
Ja ... wel zeker !
Zu.
Heeft u geen trek ?
Hu.
Integendeel! 't Heeft me me nog nooit zoo
lekker gesmaakt; er is zoo iets vertrouwelijks in
als men samen dejcuneert.
Zu.
Maar ik voel me wel een beetje onbehagelijk
bij die vertrouwelijkheid.
Hu.
Dat is wezenlijk jammer !
Zu.
Vindt u 't dan niet vreeselijk lichtzinnig van me ?
Hu.
Hoe zoo ?
Zu.
Nu ! ik een alleenwonende dame . ..
Hu.
't Moet toch erg vervelend zijn, de rol van al
leenwonende dame te spelen. Me dunkt men moet
niet, weten waar men niet zijn tijd heen moet.
Zu.
Ja, dat weet ik ook dikwijls niet.
Hu.
Wel bezien is het nog akeliger, dau het lot van
een nloopend heer.
Zn.
Ja, dat mag u gerust gelooven ! En niet zoo
zeer daarom, omdat eeue vrouw bij alles wat zij
doet nog veel meer aan vormen eu gewoonten is
gebonden dan een man, maar vooral omdat het
leven van een alleenwonende dame zoo leeg, zoo
ontzettend leeg is. Vergelijk nu mijn leven eens
met het uwe. U heeft iets wat uw tijd cischt, uw
gedachten inneemt. U heeft uw kunst. O ! wat
een genot moet het zijn, wat een bevrediging; moet
het geven zulke kunstwerken te maken en wat
moet het een heerlijk gevoel zijn zich ecu naam
te hebben veroverd, dien men met waardeering; en
bewondering uitspreekt.
U begrijpt niet wat het is geen levensdoel te
hebben, niets, niemand om voor te leven, om voor
te zorgen!
En dan, vergelijk uw conversatie eens met de mijne.
L' leeft te midden van alles wat geest en talent
bezit, terwijl ik ....
('/.ij blijft Steken).
Hu.
Verkeert u dau niet meer in die kringen waar
wij elkaar vroeger hebbeu ontmoet ?
Zu.
Zeker!
Uu.
Waarom bevalt het u daar dan niet meer?
Zu.
Ik zou denken om dezelfde reden, die u eruit
verdreven heeft. Bovendien moet u niet vergeten,
dat wij eigenlijk niet met de menschen omgingen
waar we aan huis kwamen. We gingen eigenlijk
o>n met hen, die wc daar ontmoetten, die zich daar
stilzwijgend rendez-vous gaven. Wij, jougeKi,
dansten cu amuseerden ons den geheelen avond
met elkaar en wisselden met gastheer en gastvrouw
geen andere woorden dan ecu «goeden avond" of
een adieu!"
Hu.
Ja, daar is veel van aan !
Zu.
Vergeet dan asjeblieft, ook niet, dat we daar
achter een geopende deur een kleine kring dames
van zekeren leeftijd zagen zitten, die, met ecu
handwerkjc gewapend, heel wijs om de ronde tafel
zaten te redeneeren, terwijl wij, jongelui, ons amu
seerden. We wisten dat ze daar waren, maar namen
er verder geen notitie van en werd er eens aan
dat kringetje gedacht, dau was het misschien om
te wenschcu dat zij er niet zaten.
Hu (knikt).
Zu.
Nu neem ik zelf al een plaatsje aan die gezel
lige familictafel in.
Hu (lachnid).
Eu praat nu ook al zoo verstandig.
Zu.
Ja! O, u heeft er geen begrip van waarover die
verstandige gesprekken al zoo loopen. Engagementen,
bruiloften, dienstboden, toilet, eten! Bah!
Hu (lachend).
Maar men zal toch wel eens over wat anders
ook praten.
Zu.
O... ja...!
Hu.
Bijvoorbeeld als kunst of litteratuur wat schoous
opleveren.
Zu.
Lieve Hemel! dat is iu het geheel niet aan te
hooren. U kunt je niet begrijpen, hoe onbeduidend
en dom alles is, wat daarover gesproken wordt.
Spreekt iemand bijvoorbeeld zijn oordcel uit over
een nieuw boek of tooueelstuk, dau heeft dat al
tijd een merkwaardige overeenkomst niet wat men
eenigc dagen te voren in de kranten las. En dat
is dan in den regel nog het verstandigste, ofschoon
dat ook niet altijd wijsheid is en wat de kunst
aangaat...
Hu (afmijzen.il gebaar).
O, dank u wel, daar weet ik alles van ! Het
eenige wat de menschen interesseert is wat een
schilderij voorstelt, of het goed of slecht is, kunst
of handwerk, dat laat hen volmaakt onverschillig.
Zu.
Ja, en in zulk een omgeving leef ik nu.
Hu (na, een poos nadenkens).
TJ moest weer trouwen.
Zu.
Zou u dat denken?
Hu.
Dat wil zeggen, natuurlijk onder zeker voorbe
houd.
Zu.
Natuurlijk! orn te beginnen moet ik mijn aan
staanden echtgenoot innig liefhebbeu.
Hu.
Nu, een beetje miuder kan ook wel . . .
Zu (schudt glimlachend het hoofd).
Dan zijn uw denkbeelden toch gewij/.igd. Vroe
ger zei U : //een vrouw, die een man neemt
om andere reden, dan uit liefde, onteert zich. De
wet zoo min als de kerk kunnen het verbond van
man en vrouw den geur van heiligheid geven
dat kan allén de Liefde." -?Vroeger. . . . was U
idealist.
Hu.
Dat ben ik nog .... in theorie !
Zu.
Dus niet meer in de praktijk ?
11 u.
Zoolang men jong is en alles van het leven te
hopen heeft, is het zoo gemakkelijk te zeggen :
fii/lfs of 11 iets". Zoodra men echter heeft ingezien
l dat het kan uitloopen op niets'' komt men
l er al gauw toe zich tevreden te stellen met ii-ls ."'
j ' Zu.
V crtci me dan uu eeus : welk voorbehoud be
doelt u?
Hu.
Nu, ik dacht ik dacht eigentlijk och ik
weet eigentlijk zelf niet wat ik dacht dat wil
zeggen, ik weet het, natuurlijk heel goed; maar....
mag ik u eene sardine geven ?
i Zu (lachend).
'. Dank u, liever niet!
11 u.
Mag ik u dan een glas wijn inschenken ? (Hij
ni:helt). En mag ik u nu eeus hartelijk bedanken
dat u me de eer bewe/.en hebt met me te ontbijten
en het eenvoudige voor lief hebt willen nemen.
Niet waar? Dat. zegt men immers bij dergelijke
gelegenheden ? en laat me daarbij den wcnsch
uitspreken dat zeker onbehagelijk gevoel waarvan
u je nog niet geheel hebt kunneu vrijmaken in
mijn thuis ....
Zu (lachend).
\V oning!
{ Thuis! Want vandaag heb ik het, gevoel,
l een thuis te hebben dus, dat dat,
oubchaI gelijke gevoel geheel en al zal mogen verdwijnen,
i als het ook uw als het, ook uw och onzin
als het uw thuis is geworden kort eu goed. ik
hoop dat mijn woning scheel naar uw zin/.a! zijn!
Zu.
i lleelemaal naar mijn zin... dat kan haast niet.
[ Hu.
Eu waarom dau niet?
Zu.
Omdat ik dit atelier zal moeten afstaan, dat
toch eigenlijk de liefste kamer van het heele huis is.
Ja, maar u moet toch uw medemenschen niet
vergeten. Stel u voor wat een voorrecht het voor
een schilder moet, zijn, zoo 'u atelier en zulk een
beminnelijke medebewoonstcr te krijsen. Ik zou
waarachtig wel lust hebben het zelf weer te huren.
Zu (lachend).
Och, maak uu geen gekheid! U wil immers op
reis gaan om nieuwe indrukken op te doen . . .
voor /' 0000 nieuwe indrukken!
Hu.
Och naar den duivel met o pardon ! ik meende :
direct noodzakelijk is het niet, dat, geld op die
manier te verteren. J k zou het bij voorbeeld ook
kunnen besteden aan de ontwikkeling van mijn
talent als kunstenaar, om in de stadhuistennen te
blijven!
Zu.
Maar als u niet op reis gaat, dan is net onzin
een gedeelte v;m uw woning te verhuren.
Hu (galant).
Als ik mij daardoor liet geluk vcr^chalVcn kou
u in mijne nabijheid te hebben, dan.. .
Zu (irndi'iigenil).
En we waren overeen gekomen dat hei een ge
trouwd schilder moest zijn.
Hu.
Nu ja dat is waar ook! (na een oogenblik
weifelen» staat hij op). Mag ik u verzoeken de
tafel te mogen opheffen, ik geloof dat het mijn
tijd zal worden .. .
Zu.
Maar lieve Hemel! waarom dan ?
Hu.
Ziet u, anders zou ik u waarachtig weer ten
huwelijk vragen en tweemaal bij u een blauwtje
te loopen zou toch al te hard zijn.
Zu (glimlacht en kijkt voor zich).
Is u dan zoo zeker van dat tweede blauwtje?
Uu.
En is u overtuigd dat ik er gén kans op heb?
Zu.
Dat weet ik nog niet precies ... als ik het
atelier dau toch aan een schilder moet verhuren.
Hu.
Mag ik u vragen, Mevrouw! of ik nu weer als
eene aanmoediging moet opnemen, wat misschien
niet als zoodanig bedoeld is ?
Zu (slaat zieijgend de, oogen neder).
Hu.
Ik heb me ns vergist. Nu moet ik volle
zekerheid hebben voor ik spreek.
Zu.
En wat wil u dan zeggen ?
Uu.
Wat ik zou willen zeggen ? Je weet het wel
waarom zou ik het dau nog eens zeggen? Je
weet dat ik je liefheb nat ik je altijd heb
lief gehad, zoo lang ik je ken! O, ik weet
heel goed dat ik voor jou nooit kan worden
wat jij voor mij bent, maar wil je mijn vrouw
worden, dan beloof ik je alles te doen wat iu mijn
vermogen is, om je gelukkig te maken. Eu als ik
je uu den naam aanbied dien je meent dat ik met
een zekeren trots mag dragen, en mijn thuis dan
zóó is, als je 't wenscht en mijn groote innige liefde;
wat antwoordt je dan?
Zu (geroerd).
Dat ik niet weet wat ik je voor dat alles terug
zou kunnen geven.
Uu.
Als ecu vrouw zichzelve geeft, dau geeft zij hem,
dien zij lief heeft, alles!
(Hij omhelst haar).
Zu.
O, ik /.al zeker gelukkig met je zijn.
Hu.
Als men gelukkig kan worden omdat men een
ander gelukkig maakt, dan zal jij het zeker zijn.
Ik had die gedachten al lang opgegeven en er mij
reeds aan gewend ze te beschouwen als een schoone
droom uit mijn jeugd, die nooit, werkelijkheid zou
worden, en uu! O, je hebt, me xoo innig gelukkig'
geniaal t, >:óó gelukkig als ik dacht nooit meer te
kunnen worden.
Zu (si-hertsend).
Maar je verlangde een jong meisje en je krijgt ;
een bejaarde weduwe, dus toch een Surrogaat!
Hu (met r u i'r).
Neen, neen, neen! Jij bent 't echte voorwerp
van mijn liefde, van mijn geluk, zóó als je bent.
(omarming').
Sehert/i vill.
iiMimumiMim
JJij de tamme" Indianen.
Van do Indianen aan de Niagara, waar nog
oon Indianen-reserve bestaat, vertelt een mede
werker aan de Kölnische Zeitung het volgende:
Kr xijn tamme" Indianen, dat zijn die, welke
tot een kalm leven gedwongen, hun onderbond
vinden als landbouwers en het reeds lang opge
geven bobben, met den tomahawk' en ile buks in
de liand, jagende de wouden te doorkruisen en
hun vijanden te sealpecren. Do reserve" omvat'
ongeveer t>000 akkers of :2-100 hectaren van den
besten en vruchtbaarste]! grond. Sedert 1780
heeft zich hier een overblijfsel van de vroeger
z.oo beroemde Tascarora-Indiauen neergezet on
looft in het uitsluitend bezit van het land. be
schermd door 's lands wetten, onder eigen bestuur.
xijn aangelegenheden zelf in orde brengend, zon
der den Staat belasting te betalen, maar ook zon
der stemrecht. Opmerkelijk genoeg is deze kleine
stam in die honderd jaar noch vermeerderd, noch
verminderd ; zijn aantal blijft op ongeveer -150
zielen staan. Met do naburige stammen komen
xij nog geregeld bijeen, om enkele
stamaangolegeuheden, vooral de keus der opperhoofden, te rege
len. De helft van hen gelooft nog aan Manitoe
en aanbidt nog den (Jrooten (ieest. De andere
helft bestaat uit Christenen, maar in twee kerken
verdoold, een prosbyteriaaiiseho on een
baptistischo. Do schrijver reed mot een' vriend tot op
ongeveer \~1 kilometer van Xiagara City. op goed
gcdraineerdo landwegen- tot hem zijn metgezel
opmerkzaam maakte on meende dat de
Indianenhoeven toch wel te onderscheiden waren, als
voel minder goed onderhouden. -Ik moet bekennen."
zegt hij, dat ik niet geloofde, reeds in het
hulianentorritorium te zijn. De booronplaatsen verschilden
nauwelijks, de velden on boomgaarden waren niet
slechter, de weinige menschen die van af don
straatweg zichtbaar waren, zagen in hun
Enropoosche kleeron er net uit als andere mcnsclien.
en ik moest mij meer dan eenmaal afvragen: zijn
(lat dan werkelijk Indianen V
In /oker opzicht was ik teleurgesteld; ik had
mij onze roode broeders, hun leven on hun ge
woonten heel anders voorgesteld. Ik verzoende me
echter spoedig met do gedachte, toen ikzag wat voor
vlijtige, vreedzame, brave landbouwers voor oen
doel uit de wilde zonen van het oerwoud
voortgekomen waren. Zeker waren er ook goede en
slechte boeren, arme en rijke, ofschoon de
geheele stam als eengroote familie beschouwd wordt.
Ellendige blokhiii/en mot slecht onderhouden
grond en kinderen in lompen wisselen af mot